LEIDSCH DAGSLAD, Zaterdag 1 Augusius Derde Blad. Anno 1925. No. 20058. 'UIT Ëi>!EC PERSj FEUILLETON. DE CONCURRENTEN. Liefhebberijen.van anderen Het nieuwe Kabinet. De -,N. Kotlerd. Crt." stelt zich eenigs- zins gereserveerd tegenover het Kabinet, omdat het blad twijfelt of in dit kabinet kan worden perien een kabinet, dat ons brengen zal hetgeen wij voor alles noodig hebben: bezuiniging en herstel. De heer Colijn aldus het blad - is geen persoonlijkheid, die in eens van kleur kan verscholen zijn, en daarom vreezen wij. dat wat er ook veranderd moge zijn. d? polilick van het oude kabinet voor een groot deel zal zijn gebleven. Wij hadden gehoopt, dat de verkiezing ons een kabinet zou heb ben gebracht, dat de bezuiniging nu forseh zou gaan aanpakken en een reconstructie- politiek inluiden. Doch het zal, vreezen wij, bij de oude weifeling volharden. Dat ernstig bezuinigingsstreven bij dc samenstelling van het kabinet niet het punt van uilgang geweest is, en de weifeling ge- bieven is, valt a! dadelijk af te leiden uit tiet zonderling gehaspel met het departe ment van ondervijs. Aanvankelijk was het plan, dit afzonderlijke departement op te heffen, en als van auds Onderwijs weer door Binr.cnlandsche Zaken te doen behartigen, dat daartoe, vooral tegenwoordig, nu dit de partement toch al zoo ingekrompen is. zeer we! in staat moet worden geacht. De tijd is er niet naar, om er zulke speciale departe menten op na te houden. Zij hebben óf geen voldoende redenen van bestaan, óf zij zijn duur en drijven de uitgaven op. In de voor genomen opheffing van het departement van onderwijs lag du3 een gunstig teeken, dat men als zoodanig kan aanvaarden, toen daarenboven verluidde, dat de heer Colijn niet bezweken was voor den aandrang, een afzonderlijk departement van landbouw in het loven te roepen. Voor een departement van landbouw is op het oogenblik evenmin eenige aanleiding. Het gaat den landbouw over liet algemeen goen en voor een eigen departementale beharligmjt van dezen tak van welvaart is geen motief. Een afzonder lijk departement zou zuivere luxe geweest zijn. uit politieke overwegingen te voor schijn geroepen. Gelijk nu ook de handha ving van het departement van onderwijs meer aan politieken drang, dan aan zake lijke overwegingen te wijten schijnt. Ten aanzien van het Nederlandsch-Bel- gisch Iractaat vraagt hft.t blad, of het niet eisch van ernstige politiek ware geweest, dat de nieuwe onbevooroordeeld en onbe vangen tegenover dit Tactaat had. gestaan, opdat het opnieuw aan «en gezet onderzoek, ook door onzQ waterstaalsmannen, zou zijn onderworpen. In slee daarvan zien wij mi nister van Kamebeetc gehandhaafd, die zijn liefde aan het traotaat verpand heelt, en den heer Bongaeri.J als minister van Water staat in het kabinet opgenomen, die reeds begin Mei, nog vóór de stroom van bezwa ren legen het trac>\it was losgekomen en kon worden getoete, zich met zijn artikelen in De Tijd, op het Iractaat vastgelegd heeft. Wat dc samenvoeging van Oorlog en Ma rine betreft, kan dc N. Roti. CrL hierin geen. uiting van zuinjgheidssireven zien. Bezuiniging kan de hervorming niet brengen, en het welslagen is afhankelijk van den persoon, die aan het hoofd staat. Niemand, dan de heer Colijn heeft het tot nu toe aangedurfd, en het kon wei eens blijken, dat de nu wellicht eenigszins aan den nieuwen titularis opgedrongen combi natie der twee technische departementen geen succes werd. Het program der regecring besprekende, besluit het blad met de opmerking, dat het mogelijk blijft dat de heer Colijn zich in de Uieuwe periode in plaats van als belasting en lasten opleggend minister als bezuini gingsminister en minister van herstel zal ontpoppen. Ofschoon wij geen vriend van dergelijke gixlaanleverwisseliogen zijn, om dat zij, komen zij bij d?n premier voor, een kabinet van den aanvang af verzwakken, wij zullen ze ditmaal toch met eenige vreugde constateeren, omdat het kabinet dan althans beb»r zou blijken te zijn, dan het zich voorshands laat aanzien. Het ,.Alg. Hbl." is van oerdeel, dat de aanwijzing van d«^n heer Schokking voor justitie den indruk maakt, dat het hier meer gold een portefeuille voor een christelijk- historisch minister te reserveeren, dan een erkenning van bijzondere kennis van het gebied, waar hij eigen staatkundige gedach ten in de wet zal moeten pogen te be lichamen. Anders is hel aldus het blad met den anderen man, wiens naam een verras sing is: Majoor Lambooy, de man, die voor enkele maanden eerst ook buiten militairen kring bijzondere aandacht kreeg door het „verbod", om het zoo cen9 wat grof uit te drukken, om voor do leden van Krijgsweten schap een lezing te houden over een on derwerp, dat de minister gevaarlijk achtte. De majoor Lambooy i3 een man met be kende eigen denkbeelden. Hij heeft in hei orgaan van de Rootnsch-Kalholieke officie ren zich gedetailleerd uitgesproken over de mogelijkheden van onze defensie. Men zal in zijn benoeming tot minister van marine ad interim wel een aanwijzing mogen zien, dat beide departementen vcreenigd worden, zooais reeds herhaaldelijk werd bericht. Het onderwerp der „verboden" lezing geeft het recht te vermoeden, dat hij de laak der marine bij de verdediging van kusten en riviermonden van Nederland ziet in onver brekelijk verband met die der kustartillerie. Ten aanzien van den heer Rutgers aan onderwijs is het blad geenszins gerust Deze anti-revolutionaire afgevaardigde 'is een uiterst scherpzinnig man, maar zijn eerbied voor de vrijheid van andere meeningen en opvattingen dan de zijne is niet uitermate groot. Wij vreezen, dat wat liberaal denkt in Nederland, zich over dezen minister me nigmaal zal hebben te ergeren. Zijn felle partijschap maakt hem niet in de eerste plaats tot den meest gewenschten uitvoer der van de onderwijswetten. Voor de kunst zijn wij zoo mogelijk nog minder gerust. Veel meer vertrouwen hebben wij in den heer de Geer. Hij is een man, die heeft doen blijken van eerbied voor anderer meening, en had mede daardoor bijzondere rechten op eerbiediging van de zijne, waarvoor hij bleek te kunnen staan. Als Minister van Financiën heeft hij goed werk gedaan en inzicht geloond. Alles bijeen meent het Hbl. te mogen concludeeren, dat het gemiddelde kaliber van de nieuwe bewindslieden wel wat grooter is dan dat van het kabinct-Ruys bij zijn optreden. De zeer bijzondere overwe gingen, waarmode de formateur van een coalitie-kabinet heeft rekening te houden, maken zijn taak buitengewoon moeilijk en, als de heer Colijn uitsluitend op bekwaam heid en geschiktheid had kunnen letten zou ongetwijfeld de keuze wel eenigszins andeTS zijn uitgevallen. - Nu komt alles aan op het program. De Nieuwe Courant'' besluit haar be schouwing als volgt: Twee anti-revolutionairen, twee christe- lijk-histori8chen, drie katholieken zie daar de verdeeling, zooals de partij-groe peering der meerderheid die lieefb aange geven. Koloniën kan daaraan nog iets wij zigen, docli voorloopig heeft de katholieke pers, die aandrong op minstens drie'- ka tholieken. haar zin. Het is netjes verdeeld. Maarverdeeld onder de meerderheid. De zeer groote minderheid werd niet toe gelaten tot de grabbelton der portefeuilles. De Kamer is naar 't stelsel van evenredige vertegenwoordiging samengesteld: het Mi nisterie draagt daarvan geen enkel spoor, tenzij dan binnen de perken van de recht- sche coalitie. Hu zal de toekomst moeten leeren, wat het zal kunnen doen. Er zijü knappe man nen genoeg in dit Ministerie. Mocht er ook genoeg rechtvaardigheidszin in gevonden worden om niet voor partijen zij het ook in coalitie doch voor. het land tè regee- ren. Dat Minister de Visser aan Onderwijs door den heer Rutgers wordt opgevolgd, vindt het ,,Vad." al een heel slechte ruil. Wij krijgen thans als minister van On derwijs een calvinistischen fanaticus, en zijn de dweepzieken altijd gevaarlijk, ner gens kunnen ze meer onheil stichten dan in onderwijszaken En dab deze man, die de kunst uit dc booze acht, aan het hoofd De titularis voor Buitenlandsche Za ken wordt buiten beschouwing gelaten. Door ROBERT GRöTZSCH. Geautoriseerde vertaling van SUZE VOS. Echterwege had twee breede, goed gepla veide verkeersstraten, maar de beide schoenmakers van het plaatsje woonden vlak over elkaar 1 En juist in de nauwe Gaarsteeg, dicht bij het Marktplein, het gedeelte, waai- het straatje op zijn nauwst was. Ging de winkelbel van Motziklab, dan gluurde Gaudernack door de gordijnen van zijn woonk'vfuerraam naar den overkant, zoolang er daar iemand in den winkel bleef. Weerklonk Ga-idernacks schel, dan stond Motziklab haastig van zijn krukje achter in de keukeu op, liep met hoekige schoeu- makcrspaiseu vlug naar zijn woonkamer- raam en staarde naar den concurrent tot' do klant wegging. Gaudernack sloop bij die gelegenheden naar zijn woonkamerraam. begluurde dm sponneerenden overbuur man en de^d zich te goed aan diens jaloe zie. Als hij tijd had, hield hij de koopers oen poos aan den praat, om zijn concurrent zoo lang mof-olijk op de pijnbank te leggen. Dan piekerde deze er over, wat voor groo te zaken bi; Gaudernack afgesloten wer den. Teen de boide schoenmakers elkaar driejaren onvermoeid bespied hadden, ver plaatste Mctriklab zijn werkplaats van de keuken nadr de woonkamer. ZooNu kon nij niet alleen alJes in zijn zaak. maar ook b:j de concurentie zien. Als er thans praat zieke klanten een halven dag aan den over kant fn den winkel bleven, zag Motziklab hen er uit komen. Mèt cf zonder schoenen. Eenige weken later zat oolr Gaudirnack in de Iluer naaafc njn -^inkel. Zoo! Nu ging er bij hei. opletten niet meer tijd naar de maan dan voor dien vent daar ginds. Nu kon hij, zonder dat het hem tijd kostte, constateeren ,of aan den overkant gelapte of nieuw gezoolde laarzen na-ar een klant gebracht werden. Soms verhief Gaudernack zijn gespierd lichaam vp,n zijn zetel, bracht het door aa- gunst gerimpelde gelaat naar de ruiten, om deu concurrent bij het werk op de han den te kijken. En soms stond ook Motzik lab zoo tegen de ruiten,'met zijn oor tegen het glas gedrukt, als wilde hij hooren, of er aan den overkant reparatie werk of nieu we schoenen gehamerd werden. En soms gebeurde het, dat hun beider hoofden tegelijkertijd door het raam keken, hun oogen elkander ontmoetten, de tanden aan dezen en aan genen kant knarsten tot do beide hoofden eindelijk even lang zaam met een gedwongen glimlach vol min achting van het venster weggleden. Als twee vijandelijke wachtposten, die den ingang tot het Marktplein bestreken, zoo zaten zij over elkander en begluurde venijnig de nauwe straat. Die heerlijke tijd, toen Gaudernacks vader alleen in de Gaar steeg werkte en Gaudernack Jr. tusschen de hamerslagen door floot l Maar de tijd heelt zelfs de ergste wonde; hoe langer de beide concurrenten elkander bespionneerd hadden, des te meer raakte het verleden in de vergetelheid. En toen de Gaarstèeg opnieuw geplaveid, werd, was 't beiden, alsof onder het nieuwe plaveisel het ergste venijn van het verleden begraven was alsof het bij hun zaak behoorde, dat er een concurrent met een onrustig oog waakte. Als Gaudernadk opkeek en den haarbos van den ander niet door het raam zag, schommelde hij onrustig op zijn stoel tje op en neer t*t het hoofd van 'deS komt te staan van het Departement van Kunsten ia een 'beschaming voor het land van Rembrandt. Hij is daarenboven door de wijze waarop hij in de Kamer den te genstander te lijf pleegt te gaan alles be halve persona grata in dc Kamer, en dus geen versterking voor het Kabinet. Maar waar de anti-revolutionairen hun deel moes ten hebben van de zetels kon men den voorzitter van hun Kamerfractie natuurlijk niet voorbijgaan. Het aanblijven van den heer van Karno- bcek als minister van Buitonlandsche 7&~ ken is voor ons het bewijs, dat hij zich van den steun van de Rechterzijde voor zijn trsctaat met België verzekerd kan houden, hetzij zooals heb daar ligt, of met eenige wijziging. Wij zullen dat moeten afwach ten. waar deze minister, misschien wat al te veel op zijn populariteit rekenende, de bezwaren tegen dat iractaat stillekens liet wassen, zonder zich door zijn Memorie van Antwoord te verdedigen op die punten, waarop hij het felst en vrijwel unaniem word aangevallen. Het optreden van den heer Schokking als minister van Justitie verheugt ons als be wijs dat zijn gezondheid weer geheel her steld isof het wenschelijk ia dat gewich tig departement te bezetten met een ultra- confessioneclen predikant, die do dingen altijd van den zeer kleinen kant pleegt te zien, is een andere vraag. Dat deze felle anti-papist, die zijn kracht zocht in jaar- lijksche schijnvertooningen tot afschaffing van de missie bij den Paus met drie, mis schien wel met vier Katholieken in een ministerie gaat zitten (de nieuwe man voor Koloniën is nog cp de zilte wateren) is niet van humor ontbloot, en zal den heeren Lingbcek en Kersten stof geven voor menige boetepredikatie. Dat de Geer een plaats in het Kabinet krijgt is daarvoor niet geringe verster king; dat hij Binnenlandsclic Zaken kreeg, verheugt ons, al hadden wij hem dan ook nog liever aan Onderwijs gehad. Do Mi nister van Binnenlandse!*©- Zaken heeft zoo grootcn invloed door zijn benoemingon op de wijze waarop ons land wordt bestuurd, dat men niet genoeg kan wenschen, dat hij een man zij van bekwaamheid, onpartijdig heid en eerlijkheid. En alle deze drie eigen schappen zijn in Do Geer vercenigd. Zijn moeilijkste taak wordt het beheer over on zen landbouw, maar deze kan er zich mee troosten, dat de bekwame ondeskundige, die de tegenstrijdige adviezen, die hij krijgt, goed weet te wikken en te wegen, dikwijls beter resultaten heeft te boeken, dan de specialiteit in het vak, die te veel aan ingeroesto denkbeelden vastzit. De heer Koojén, nooit voor een kleintje vervaard, onderneemt het moeilijke werk de opvolger van Aalbcrse ie worden. Hij heeft natuurlijk vóór, dat. hij sinds zijn uitnemend vervuld presidentschap van do Twccdo Kamer, daarin een bij uitstek po pulair man is. Maar dat maakt het werk niet gemakkelijker, waarbij" dc hoofdzaak zal wezen te komen tot die inperking van staatsbemoeiing, die wij behoeven, zonder in reactie te vervallen. In den heer Bongaerts krijgen wij een bekwamen en vriendelijken minister van Waterstaat, als hij alles maar precies an dersom doet dan zijn voorganger, kan hij een pleizicrige en voor het land heilzame loopbaan als minister hebben. „De Tijd" constateert, dat de katholieken uiterst bescheiden zijn geweest, gezien het feit, dat de anti-rev. en chr.-historischen vier belangrijke portefeuilles en het pre mierschap werden toebedeeld. De titularissen, waarmee dc Katholieken ook in dit kabinet uitkomen, bewijzen voor het overige, dal ilxet hun niet aan bekwame mannen voor het mede-bestuur van den Staat ontbreekt. Dat minister van Karnebcek ook in het ministerie-Colijn het departement van Bui- tenlandsohe Zaken zal waarnemen, betee- kent een doorzetten van het verdrag met België. Ook bevestigt zijn aanblijven de continuïteit dn onze proefhoudende builen- landsche politiek der jongste jaren Voorts constateert het blad, dat het steeds oen wensch der Katholieken is geweest, dat schoenmaker aan den overkant opclook. En als Motziklab bij zijn overbuurman niet hoorde hameren, was het hem zoo onbe haaglijk te moede, als» tikte zijn klokje niet meer. Beiden beschouwden het als bij de regelen van het buis behoorend, dc zaak en het doen en laten van den concurrev te controleeren. Ook buiten de GaarsteegAls Motziklab 'g-Zondags in de kerk links op het koor plaats had genomen, stapte Gaudernack rechts er op, verborg zicli achter zijn gebe denboek en wierp nu en dan over den rand van het boek een oriëntecrcndcn blik naar de concurrentie. Als zij in het voorjaar naar de Preszcndorfsche jaarbeurs gingen, bevonden zij zich allebei als volgens af spraak een kwartier vóór het vertrek van den trein op het perron, stapten in den- zelfden coupó en namen over elkaar plaats. Met de armen gesteund op den als bolwerk omhoogstaanden rugkorf, met de oogen in het pak goederen van den tegenover zitten- den concurrent zoekend zoo lieten zij zich door den trein wegrollen. Op de jaarmarkt was vanzelf dc stand van Motziklab in de derde rij links die van Gaudernack in de derde rij rechts te vinden. Zooals thuis. En de beide Echter- weger8 prezen den voorbijganger hun waar aan; of zwegen, als het regende. Zooala thuis! Alleen als er zicli voor Motziklaba kr-aam al te veel menschen hadden verza meld, liep Gaudernack langs zijn uitstalling Sp en neer als een gevaarlijken hond aan en ketting. En alleen, als er zich een mas sa men8chefi voor Gaudernacks waren op- eenhooDfce, rommelde Motziklab nerveus aan djn goederen, hamerde doelloos of schikte cl© echoenen voor de zoo- en zoo volste maal paarsgewijze. Verliep alles echte? iö bolde zakefi normaal, konden ze Oorlog en Marine tot éón departement zou den worden bijeengevoegd. Dat het bezet zal worden door den katho lieken majoor Lambooy, hekend om zijn be zuinigingslenden zen, bevestigt de aan Mi nister Colijn in dezen toegeschreven p/lan- nen. Alles in alles is het Ministerie-Colijn er een, dal ook in de gekozen personen een waarborg geeft, dat ons staalkundig leven er veilig de toekomst mee mag ingaan. „De Maasbode", er op wijzende, dat Ko loniën tijdelijk bij den premier is onderge bracht, en opmerkende dat men aldus voor dit veie zorgen eischende departement voor loopig een vertrouwd adres heeft gevonden, meent niettemin dat de combinatie een al te omvangrijke taak legt op de schouders van de financiën minister, die bovendien het voorzitterschap van den ministerraad be kleedt. Het schijn! gewenscht, dat zijn in- terimaat ten dezen zooveel mogelijk worde bekort. Dat de heer Lambooy optreedt, die stellig weer een poging zal aanwenden om de bei de defensie-departementen tot één geheel le vereenigen, brengt volgens hel blad eenig nieuw perspectief in do medeverantwoorde- lijldheid der Katholieken voor het toekom stig regceriiigsbeleid. De terugkeer van mr. De Geer achter de groene tafel zal allicht door velen in don lande met instemming worden begroet. De „Res.bode" merk! op, dat de nieuwe ministers nu juist niet den indruk maken van een geprononceerd democratisch be wind. „Aan dc bekwaamheid van Ie nieuwe raadslieden van de Kroon aldus het blad doet dit natuurlijk niels af, maar we wil len wel zeggen, dal ons vertrouwen in het democratisch regecringsprogram was ver hoogd, indien men "ook aan de jongere de mocratische richting, waaronder ongetwij feld meer dan oen ministrabel persoon is, oen plaats in bet nieuwe kabinet had inge ruimd. Dat dit niet gebeurd is, maar men écn oplossing heeft gezocht in een tamelijk eenzijdige politieke samenstelling, achten we niet een versterking van het kabine!. Ook op dit gobied kan men den tijdgeest niet ongestraft negeeren." Door AMY VORSTMAN—TEN HAVE. Liefhebberijen van anderen zijn voor ons meeslal een brem van ergernis.in plaats van een reden van verheugenis. Waaxom kunnen wij niet met genoegen aainzien hoe dio ander pleizier lieefl? Is het afgunst? Ot onverschilligheid? Ja, het is beide; maar de oorzaak ligt veel dieper. Stel u eens even voor ccn huismoeder met een gezin van drie kinderen en een echtgenoot. Een -heel gewoon'gezin dus, nietwaar? zoo ccn, dat je alle dagen legen komt. Wij tellen er zoo ettelijke onder onze fa milie en vrienden. Niets bijzonders dus. Maar Lalen wij nu aannemen, dal de vader van het gezin oenbijzondere voorliefde heeft voor.bloomen en planten bijv. en de oudslc zoon heeft cen.poslzegelverzame- ling, de jongsle zoon besteedt al zijn vrijen tijd aan fotografeoren en het zusje stelt ner gens in het bijzonder belang in. Dit. is ccn zeer normale gang van zaken. Maar.nu komt de „maar weer: Ieder der gezinsleden en dat is niel meer dan natuurlijk verwacht in den boczcrn van liet gezin die waardeering en die belangstelling voor zijn aangelegenhe den cn liefhebberijen te vinden, die hem of haar opbeurt, sterkt cn bemoedigt. Behalve deze waardecring verlangt ieder der huisgenooten oen zeker percentage be langstelling En om die belangstelling, daar gaat het nu juist om. Wij zullen hot dus samen even over die belangstelling hebben. Het toonen van waardeoring eischt niet zooveel van onze persoonlijkheid als juist belangstellng. ieder af en toe een blik op de goederen van den overbuur werpen, dan voelden zij zich beiden behaaglijk cn vonden alle3 in orde. Zonder den concurrent aan den overkant kon zich noch Motziklab noch Gaudernack een gezellig leven voorstellen. Was het du3 te verwonderen, dat zij van elkaar dc ma nier afkeken om met ongedccidcerdc koo pers om te gaandat hun gebaren onwille keurig dezelfde werden en dat hun gelaats trekken meer op clka-ar leken, dan ze zelf wisten of gaarne wilden. Hun oogen keken zijwaarts glurend uit de kassenGaudernacks mond en neus vleugels trilden onrustig, al3 dc loop in Motziklabs zaak te abnormaal groot wera; Motziklabs neusvleugels zwollen en beef den, zoo oen kooper heel lang, als .voor een grooten inkoop, in Gaudernacks win kel bleef zitten. En zoo Gaudernacks kaakbeenderen net zoo spits uitstaken ala die van Motziklab, dan had hij dat te danken aan de varkens- fokkerij waarvoor zijn vrouw zorgde. En aan de worst cn het vlcësch dat daardoor op zijn tafel kwam. Maar ook Gaudernacks wang werd ma ger toen hij op een morgen kort na zijn vijf-en-twintigjarig huwelijksfeest aan zijn raam koekeloerde en het krukje van don 'concurrent leeg zag... Drie dagen liep Gaudernack onrustig rond, zag telkens den dokter in Motziklabs huis loopen en den vierden dag hoorde hij aan eiken hoek, waar twee Eohterwegcrs elkander ontmoetten, vol piëteit klagen: ,,Nu is Motzi dood. Ik heb het altijd gezegd als die eens ziek wordt, hoeft de doodgra ver niet lang te wachten... En de leerlooier Stenz met zijn dikken bierbuik liep van de ©ene herberg naar de andere, hield een Weel ge wel wat belangstelling is? Dat is: uw eisen gedachten, uw beslom< meringeji en. al de dingen, die rich in uw geest naar voren dringen, op zijde te schui* ven, om u met onverdeelde aandacht te wij* den aan hetgeen de ander ver* vult. Heel dikwijls hebben de liefhebberijen van anderen vele punten van aanraking mA datgene, wat onze aandacht reeds boeide. In dat geval zal het ons niet moeilijk vel* len deol le nemen aan datgene, wat deze ander beweegt. Maar. Alweer eon „maar"? Het heele leven schijnt aan elkaar ge* klonken -te zijn met „maren". Als wij even hierover doordenken, vinden wij dat niet alleen vanzelfsprekend, docli wij zien dit ook dagelijks om ons heen. Leven is tegenstand overwinnen. Deze tegenstand doet zich in alle vormen en alle gedaanten aan ons voor. Telkens wanneer onze voorlsnellende ge* dachten en wenschen zoo'n belemmering ontmoeten, is er een „maar", die vaak het zoetste uit de vreugd, doch ook hel bitterst^ uil het verdriet bant. In de belangstelling, die wij in anderer liefhebberijen beloonen, speelt deze „maar" ook een groote rol. Wij zouden wel graag met onze jongens len om planten en bloemen lo verzamelen, M aar Om de een of andere reden doen we het niet. Wij zouden wel graag met onzen jongens de kleurige postzegels bekijken of uitvoerig de kwaliteiten van een negatief besroken, maarook dal gebeurt niet. Ziet ge welhet zijn de „maren", die on3 verhinderen. Gelooft ge dal heuscli? Laat ik u dan die illusie benemen. Het zijn in de meeste gevallen (er kun nen natuurlijk uitzonderingen zijn) niet de omstandigheden, die ons verhinderpn deel te nemen aan de liefhebberijen vaa onze huisgenooten. Wat het dan wel is? Zelfzucht! Ja, heuschl het is niet eens iels Interes* sants of buitengewoon, maar zóó maar ho©( gewone' zelfzucht. Het is deze zelfzucht, die ons onze be* langstelling doet afwenden van datgene, wat niet onmiddellijk tot onzen eigen persoon in betrekking staat. Nou, ik kan er niet om veinzenI zegf de een. Belangstelling toonen in iets-, wat mij heelemaal niet schelen kan, noem ik hul* chelenl zegt weer een ander. Ja, maar zóó gemakkelijk is dat nietl Het gaat er niet om, om de belangstel* ling, die gij verre zijt van te voelen, te veinzen. Dat zou inderdaad huichelen zijn. Maar het gaat er om, uw eigen belangen zoozeer weg le cijferen, dat uw aandacht vrij komt. En wanneer uw aandacht niet in botsing wordt genomen door uw eigen persoonlijke beslommeringen, dan zult gij eens zien hoe gemakkelijk liet u valt om u te verdiepen in de liefhebberijen van anderen. Wanneer men uitgaat* van het standpunt, dat er maar heel weinig dingen zijn, die niet de moeite waard zijn om nader te be- sludeeren, dan vindt men er alras eén soort genoegen in zijn geeri le verrijken met aller* lei wetenswaardigs op verschillend gebied. Het is bij uitstek dc verheven taak van de vrouw en moeder, om met nimmer falend geduld en immer gereede belangstelling deel te nemen aan de liefhebberijen van de buis* genoolen. Hel' karakter van onze kinderen loeren wij nergens beter kennen dan juist in hun lief hebberijen, waarin hun ganschc jonge we* zen zonder terughouding tot uiting komt. Veel, wat ons duister en onbegrijpelijk lijkt, wordt ons plotseling duidelijk, wan neer wij het kind, vooral het oudere kind, gadesFaan hij zijn liefhebberijen. Er is echter nog een andere kwestie aail de zaak. Zij, die er een liefhebberij op na houden, moeten hierin evengoed opgevoed worden als in alle andere dingen des levens. Een liefhebberij mag nimmer uitgroeien lot een belemmering voor het eigenlijke Ie* lijkrede cn eindigde met de bewering? Behoenmaker Gaudei die zal lachen; die blijft langer bij zijn leest!" Maar Gaudernack lachte niet; hij nj ernstiger dan anders, sedert daargmn's do schoenmakershamer had opgehouden to slaan. Zooals een vogel treurig op zijn stok* je zit, als zijn metgezel van zooveel jaren' uit de kooi gehaald wordt, zoo zat Gauaer* nack met hangend hoofd levensmoede op zijn krukje. Zijn oogen keken dikwijls uren lang naar Motziklabs leege vensters zijn wangen werden spitser en spitser de ha* mer ging van week tot week krachteloozer. langzamer cn langzamer op en neer. Tot ongeveer een halfjaar na Mofziklabs dood ook Gaudernacks hamer ophield te slaan. Weder zag men den dokter door de Gaar steeg loqpcn en de doodgraver groef een diepen kuil naast liet graf van Motz-.klab. Zooals Gaudernack het in zijn laatste dogen gewild had. Als duldde hij niet, dat do andere daar buiten onbespied lag. Toen na de verregende begrafenis de herfstzon over het nieuwe graf heen speel de, bescheen zij ook den steen van het graf er naast Dc namen Motziklab cn Gauder nack glinsterden ir de late zon over el kander, evenals de twee sehoenmakersra- men in de Gaarsteeg. En twee in het giaf* teeken gehouwen vredesengelen bliezen met lange bazuinen een fanfare over d© beide graven. Leerlooier Stenz echter gang met zijn dik ken buik van herberg tot herberg en ver telde steeds: „Gauder zal zich naar links draaien, Motzi naar rechts, want de bcido schoenmakers kijken elkander nog in het graf op de handen. ra--

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 9