LEIDSCH DAGSLAD, Zaterdag 1 Augusius Derde Blad. Anno 1925.
No. 20058.
'UIT Ëi>!EC PERSj
FEUILLETON.
DE CONCURRENTEN.
Liefhebberijen.van anderen
Het nieuwe Kabinet.
De -,N. Kotlerd. Crt." stelt zich eenigs-
zins gereserveerd tegenover het Kabinet,
omdat het blad twijfelt of in dit kabinet kan
worden perien een kabinet, dat ons brengen
zal hetgeen wij voor alles noodig hebben:
bezuiniging en herstel.
De heer Colijn aldus het blad - is
geen persoonlijkheid, die in eens van kleur
kan verscholen zijn, en daarom vreezen wij.
dat wat er ook veranderd moge zijn. d?
polilick van het oude kabinet voor een groot
deel zal zijn gebleven. Wij hadden gehoopt,
dat de verkiezing ons een kabinet zou heb
ben gebracht, dat de bezuiniging nu forseh
zou gaan aanpakken en een reconstructie-
politiek inluiden. Doch het zal, vreezen wij,
bij de oude weifeling volharden.
Dat ernstig bezuinigingsstreven bij dc
samenstelling van het kabinet niet het punt
van uilgang geweest is, en de weifeling ge-
bieven is, valt a! dadelijk af te leiden uit
tiet zonderling gehaspel met het departe
ment van ondervijs. Aanvankelijk was het
plan, dit afzonderlijke departement op te
heffen, en als van auds Onderwijs weer door
Binr.cnlandsche Zaken te doen behartigen,
dat daartoe, vooral tegenwoordig, nu dit de
partement toch al zoo ingekrompen is. zeer
we! in staat moet worden geacht. De tijd is
er niet naar, om er zulke speciale departe
menten op na te houden. Zij hebben óf geen
voldoende redenen van bestaan, óf zij zijn
duur en drijven de uitgaven op. In de voor
genomen opheffing van het departement
van onderwijs lag du3 een gunstig teeken,
dat men als zoodanig kan aanvaarden, toen
daarenboven verluidde, dat de heer Colijn
niet bezweken was voor den aandrang, een
afzonderlijk departement van landbouw in
het loven te roepen. Voor een departement
van landbouw is op het oogenblik evenmin
eenige aanleiding. Het gaat den landbouw
over liet algemeen goen en voor een eigen
departementale beharligmjt van dezen tak
van welvaart is geen motief. Een afzonder
lijk departement zou zuivere luxe geweest
zijn. uit politieke overwegingen te voor
schijn geroepen. Gelijk nu ook de handha
ving van het departement van onderwijs
meer aan politieken drang, dan aan zake
lijke overwegingen te wijten schijnt.
Ten aanzien van het Nederlandsch-Bel-
gisch Iractaat vraagt hft.t blad, of het niet
eisch van ernstige politiek ware geweest,
dat de nieuwe onbevooroordeeld en onbe
vangen tegenover dit Tactaat had. gestaan,
opdat het opnieuw aan «en gezet onderzoek,
ook door onzQ waterstaalsmannen, zou zijn
onderworpen. In slee daarvan zien wij mi
nister van Kamebeetc gehandhaafd, die zijn
liefde aan het traotaat verpand heelt, en
den heer Bongaeri.J als minister van Water
staat in het kabinet opgenomen, die reeds
begin Mei, nog vóór de stroom van bezwa
ren legen het trac>\it was losgekomen en
kon worden getoete, zich met zijn artikelen
in De Tijd, op het Iractaat vastgelegd heeft.
Wat dc samenvoeging van Oorlog en Ma
rine betreft, kan dc N. Roti. CrL hierin geen.
uiting van zuinjgheidssireven zien.
Bezuiniging kan de hervorming niet
brengen, en het welslagen is afhankelijk
van den persoon, die aan het hoofd staat.
Niemand, dan de heer Colijn heeft het tot
nu toe aangedurfd, en het kon wei eens
blijken, dat de nu wellicht eenigszins aan
den nieuwen titularis opgedrongen combi
natie der twee technische departementen
geen succes werd.
Het program der regecring besprekende,
besluit het blad met de opmerking, dat het
mogelijk blijft dat de heer Colijn zich in de
Uieuwe periode in plaats van als belasting
en lasten opleggend minister als bezuini
gingsminister en minister van herstel zal
ontpoppen. Ofschoon wij geen vriend van
dergelijke gixlaanleverwisseliogen zijn, om
dat zij, komen zij bij d?n premier voor, een
kabinet van den aanvang af verzwakken,
wij zullen ze ditmaal toch met eenige
vreugde constateeren, omdat het kabinet
dan althans beb»r zou blijken te zijn, dan
het zich voorshands laat aanzien.
Het ,.Alg. Hbl." is van oerdeel, dat de
aanwijzing van d«^n heer Schokking voor
justitie den indruk maakt, dat het hier meer
gold een portefeuille voor een christelijk-
historisch minister te reserveeren, dan een
erkenning van bijzondere kennis van het
gebied, waar hij eigen staatkundige gedach
ten in de wet zal moeten pogen te be
lichamen.
Anders is hel aldus het blad met
den anderen man, wiens naam een verras
sing is: Majoor Lambooy, de man, die voor
enkele maanden eerst ook buiten militairen
kring bijzondere aandacht kreeg door het
„verbod", om het zoo cen9 wat grof uit te
drukken, om voor do leden van Krijgsweten
schap een lezing te houden over een on
derwerp, dat de minister gevaarlijk achtte.
De majoor Lambooy i3 een man met be
kende eigen denkbeelden. Hij heeft in hei
orgaan van de Rootnsch-Kalholieke officie
ren zich gedetailleerd uitgesproken over de
mogelijkheden van onze defensie. Men zal
in zijn benoeming tot minister van marine
ad interim wel een aanwijzing mogen zien,
dat beide departementen vcreenigd worden,
zooais reeds herhaaldelijk werd bericht. Het
onderwerp der „verboden" lezing geeft het
recht te vermoeden, dat hij de laak der
marine bij de verdediging van kusten en
riviermonden van Nederland ziet in onver
brekelijk verband met die der kustartillerie.
Ten aanzien van den heer Rutgers aan
onderwijs is het blad geenszins gerust Deze
anti-revolutionaire afgevaardigde 'is een
uiterst scherpzinnig man, maar zijn eerbied
voor de vrijheid van andere meeningen en
opvattingen dan de zijne is niet uitermate
groot. Wij vreezen, dat wat liberaal denkt
in Nederland, zich over dezen minister me
nigmaal zal hebben te ergeren. Zijn felle
partijschap maakt hem niet in de eerste
plaats tot den meest gewenschten uitvoer
der van de onderwijswetten. Voor de kunst
zijn wij zoo mogelijk nog minder gerust.
Veel meer vertrouwen hebben wij in den
heer de Geer. Hij is een man, die heeft doen
blijken van eerbied voor anderer meening,
en had mede daardoor bijzondere rechten op
eerbiediging van de zijne, waarvoor hij
bleek te kunnen staan. Als Minister van
Financiën heeft hij goed werk gedaan en
inzicht geloond.
Alles bijeen meent het Hbl. te mogen
concludeeren, dat het gemiddelde kaliber
van de nieuwe bewindslieden wel wat
grooter is dan dat van het kabinct-Ruys bij
zijn optreden. De zeer bijzondere overwe
gingen, waarmode de formateur van een
coalitie-kabinet heeft rekening te houden,
maken zijn taak buitengewoon moeilijk en,
als de heer Colijn uitsluitend op bekwaam
heid en geschiktheid had kunnen letten zou
ongetwijfeld de keuze wel eenigszins andeTS
zijn uitgevallen. -
Nu komt alles aan op het program.
De Nieuwe Courant'' besluit haar be
schouwing als volgt:
Twee anti-revolutionairen, twee christe-
lijk-histori8chen, drie katholieken zie
daar de verdeeling, zooals de partij-groe
peering der meerderheid die lieefb aange
geven. Koloniën kan daaraan nog iets wij
zigen, docli voorloopig heeft de katholieke
pers, die aandrong op minstens drie'- ka
tholieken. haar zin. Het is netjes verdeeld.
Maarverdeeld onder de meerderheid.
De zeer groote minderheid werd niet toe
gelaten tot de grabbelton der portefeuilles.
De Kamer is naar 't stelsel van evenredige
vertegenwoordiging samengesteld: het Mi
nisterie draagt daarvan geen enkel spoor,
tenzij dan binnen de perken van de recht-
sche coalitie.
Hu zal de toekomst moeten leeren, wat
het zal kunnen doen. Er zijü knappe man
nen genoeg in dit Ministerie. Mocht er ook
genoeg rechtvaardigheidszin in gevonden
worden om niet voor partijen zij het ook
in coalitie doch voor. het land tè regee-
ren.
Dat Minister de Visser aan Onderwijs
door den heer Rutgers wordt opgevolgd,
vindt het ,,Vad." al een heel slechte ruil.
Wij krijgen thans als minister van On
derwijs een calvinistischen fanaticus, en
zijn de dweepzieken altijd gevaarlijk, ner
gens kunnen ze meer onheil stichten dan
in onderwijszaken En dab deze man, die
de kunst uit dc booze acht, aan het hoofd
De titularis voor Buitenlandsche Za
ken wordt buiten beschouwing gelaten.
Door ROBERT GRöTZSCH.
Geautoriseerde vertaling van SUZE VOS.
Echterwege had twee breede, goed gepla
veide verkeersstraten, maar de beide
schoenmakers van het plaatsje woonden
vlak over elkaar 1 En juist in de nauwe
Gaarsteeg, dicht bij het Marktplein, het
gedeelte, waai- het straatje op zijn nauwst
was. Ging de winkelbel van Motziklab, dan
gluurde Gaudernack door de gordijnen van
zijn woonk'vfuerraam naar den overkant,
zoolang er daar iemand in den winkel bleef.
Weerklonk Ga-idernacks schel, dan stond
Motziklab haastig van zijn krukje achter
in de keukeu op, liep met hoekige schoeu-
makcrspaiseu vlug naar zijn woonkamer-
raam en staarde naar den concurrent tot'
do klant wegging. Gaudernack sloop bij
die gelegenheden naar zijn woonkamerraam.
begluurde dm sponneerenden overbuur
man en de^d zich te goed aan diens jaloe
zie. Als hij tijd had, hield hij de koopers
oen poos aan den praat, om zijn concurrent
zoo lang mof-olijk op de pijnbank te leggen.
Dan piekerde deze er over, wat voor groo
te zaken bi; Gaudernack afgesloten wer
den. Teen de boide schoenmakers elkaar
driejaren onvermoeid bespied hadden, ver
plaatste Mctriklab zijn werkplaats van de
keuken nadr de woonkamer. ZooNu kon
nij niet alleen alJes in zijn zaak. maar ook
b:j de concurentie zien. Als er thans praat
zieke klanten een halven dag aan den over
kant fn den winkel bleven, zag Motziklab
hen er uit komen. Mèt cf zonder schoenen.
Eenige weken later zat oolr Gaudirnack
in de Iluer naaafc njn -^inkel. Zoo!
Nu ging er bij hei. opletten niet meer tijd
naar de maan dan voor dien vent daar
ginds. Nu kon hij, zonder dat het hem tijd
kostte, constateeren ,of aan den overkant
gelapte of nieuw gezoolde laarzen na-ar
een klant gebracht werden.
Soms verhief Gaudernack zijn gespierd
lichaam vp,n zijn zetel, bracht het door aa-
gunst gerimpelde gelaat naar de ruiten,
om deu concurrent bij het werk op de han
den te kijken. En soms stond ook Motzik
lab zoo tegen de ruiten,'met zijn oor tegen
het glas gedrukt, als wilde hij hooren, of
er aan den overkant reparatie werk of nieu
we schoenen gehamerd werden.
En soms gebeurde het, dat hun beider
hoofden tegelijkertijd door het raam keken,
hun oogen elkander ontmoetten, de tanden
aan dezen en aan genen kant knarsten
tot do beide hoofden eindelijk even lang
zaam met een gedwongen glimlach vol min
achting van het venster weggleden.
Als twee vijandelijke wachtposten, die
den ingang tot het Marktplein bestreken,
zoo zaten zij over elkander en begluurde
venijnig de nauwe straat. Die heerlijke tijd,
toen Gaudernacks vader alleen in de Gaar
steeg werkte en Gaudernack Jr. tusschen
de hamerslagen door floot l
Maar de tijd heelt zelfs de ergste wonde;
hoe langer de beide concurrenten elkander
bespionneerd hadden, des te meer raakte
het verleden in de vergetelheid. En toen de
Gaarstèeg opnieuw geplaveid, werd, was 't
beiden, alsof onder het nieuwe plaveisel
het ergste venijn van het verleden begraven
was alsof het bij hun zaak behoorde, dat
er een concurrent met een onrustig oog
waakte. Als Gaudernadk opkeek en den
haarbos van den ander niet door het raam
zag, schommelde hij onrustig op zijn stoel
tje op en neer t*t het hoofd van 'deS
komt te staan van het Departement van
Kunsten ia een 'beschaming voor het land
van Rembrandt. Hij is daarenboven door
de wijze waarop hij in de Kamer den te
genstander te lijf pleegt te gaan alles be
halve persona grata in dc Kamer, en dus
geen versterking voor het Kabinet. Maar
waar de anti-revolutionairen hun deel moes
ten hebben van de zetels kon men den
voorzitter van hun Kamerfractie natuurlijk
niet voorbijgaan.
Het aanblijven van den heer van Karno-
bcek als minister van Buitonlandsche 7&~
ken is voor ons het bewijs, dat hij zich van
den steun van de Rechterzijde voor zijn
trsctaat met België verzekerd kan houden,
hetzij zooals heb daar ligt, of met eenige
wijziging. Wij zullen dat moeten afwach
ten. waar deze minister, misschien wat al
te veel op zijn populariteit rekenende, de
bezwaren tegen dat iractaat stillekens liet
wassen, zonder zich door zijn Memorie van
Antwoord te verdedigen op die punten,
waarop hij het felst en vrijwel unaniem
word aangevallen.
Het optreden van den heer Schokking als
minister van Justitie verheugt ons als be
wijs dat zijn gezondheid weer geheel her
steld isof het wenschelijk ia dat gewich
tig departement te bezetten met een ultra-
confessioneclen predikant, die do dingen
altijd van den zeer kleinen kant pleegt te
zien, is een andere vraag. Dat deze felle
anti-papist, die zijn kracht zocht in jaar-
lijksche schijnvertooningen tot afschaffing
van de missie bij den Paus met drie, mis
schien wel met vier Katholieken in een
ministerie gaat zitten (de nieuwe man
voor Koloniën is nog cp de zilte wateren)
is niet van humor ontbloot, en zal den
heeren Lingbcek en Kersten stof geven
voor menige boetepredikatie.
Dat de Geer een plaats in het Kabinet
krijgt is daarvoor niet geringe verster
king; dat hij Binnenlandsclic Zaken kreeg,
verheugt ons, al hadden wij hem dan ook
nog liever aan Onderwijs gehad. Do Mi
nister van Binnenlandse!*©- Zaken heeft zoo
grootcn invloed door zijn benoemingon op
de wijze waarop ons land wordt bestuurd,
dat men niet genoeg kan wenschen, dat hij
een man zij van bekwaamheid, onpartijdig
heid en eerlijkheid. En alle deze drie eigen
schappen zijn in Do Geer vercenigd. Zijn
moeilijkste taak wordt het beheer over on
zen landbouw, maar deze kan er zich mee
troosten, dat de bekwame ondeskundige,
die de tegenstrijdige adviezen, die hij
krijgt, goed weet te wikken en te wegen,
dikwijls beter resultaten heeft te boeken,
dan de specialiteit in het vak, die te veel
aan ingeroesto denkbeelden vastzit.
De heer Koojén, nooit voor een kleintje
vervaard, onderneemt het moeilijke werk
de opvolger van Aalbcrse ie worden. Hij
heeft natuurlijk vóór, dat. hij sinds zijn
uitnemend vervuld presidentschap van do
Twccdo Kamer, daarin een bij uitstek po
pulair man is. Maar dat maakt het werk
niet gemakkelijker, waarbij" dc hoofdzaak
zal wezen te komen tot die inperking van
staatsbemoeiing, die wij behoeven, zonder
in reactie te vervallen.
In den heer Bongaerts krijgen wij een
bekwamen en vriendelijken minister van
Waterstaat, als hij alles maar precies an
dersom doet dan zijn voorganger, kan hij
een pleizicrige en voor het land heilzame
loopbaan als minister hebben.
„De Tijd" constateert, dat de katholieken
uiterst bescheiden zijn geweest, gezien het
feit, dat de anti-rev. en chr.-historischen
vier belangrijke portefeuilles en het pre
mierschap werden toebedeeld.
De titularissen, waarmee dc Katholieken
ook in dit kabinet uitkomen, bewijzen voor
het overige, dal ilxet hun niet aan bekwame
mannen voor het mede-bestuur van den
Staat ontbreekt.
Dat minister van Karnebcek ook in het
ministerie-Colijn het departement van Bui-
tenlandsohe Zaken zal waarnemen, betee-
kent een doorzetten van het verdrag met
België. Ook bevestigt zijn aanblijven de
continuïteit dn onze proefhoudende builen-
landsche politiek der jongste jaren
Voorts constateert het blad, dat het steeds
oen wensch der Katholieken is geweest, dat
schoenmaker aan den overkant opclook. En
als Motziklab bij zijn overbuurman niet
hoorde hameren, was het hem zoo onbe
haaglijk te moede, als» tikte zijn klokje niet
meer. Beiden beschouwden het als bij de
regelen van het buis behoorend, dc zaak
en het doen en laten van den concurrev
te controleeren.
Ook buiten de GaarsteegAls Motziklab
'g-Zondags in de kerk links op het koor
plaats had genomen, stapte Gaudernack
rechts er op, verborg zicli achter zijn gebe
denboek en wierp nu en dan over den rand
van het boek een oriëntecrcndcn blik naar
de concurrentie. Als zij in het voorjaar
naar de Preszcndorfsche jaarbeurs gingen,
bevonden zij zich allebei als volgens af
spraak een kwartier vóór het vertrek van
den trein op het perron, stapten in den-
zelfden coupó en namen over elkaar plaats.
Met de armen gesteund op den als bolwerk
omhoogstaanden rugkorf, met de oogen in
het pak goederen van den tegenover zitten-
den concurrent zoekend zoo lieten zij zich
door den trein wegrollen.
Op de jaarmarkt was vanzelf dc stand
van Motziklab in de derde rij links die
van Gaudernack in de derde rij rechts te
vinden. Zooals thuis. En de beide Echter-
weger8 prezen den voorbijganger hun waar
aan; of zwegen, als het regende. Zooala
thuis! Alleen als er zicli voor Motziklaba
kr-aam al te veel menschen hadden verza
meld, liep Gaudernack langs zijn uitstalling
Sp en neer als een gevaarlijken hond aan
en ketting. En alleen, als er zich een mas
sa men8chefi voor Gaudernacks waren op-
eenhooDfce, rommelde Motziklab nerveus
aan djn goederen, hamerde doelloos of
schikte cl© echoenen voor de zoo- en zoo
volste maal paarsgewijze. Verliep alles
echte? iö bolde zakefi normaal, konden ze
Oorlog en Marine tot éón departement zou
den worden bijeengevoegd.
Dat het bezet zal worden door den katho
lieken majoor Lambooy, hekend om zijn be
zuinigingslenden zen, bevestigt de aan Mi
nister Colijn in dezen toegeschreven p/lan-
nen.
Alles in alles is het Ministerie-Colijn er
een, dal ook in de gekozen personen een
waarborg geeft, dat ons staalkundig leven
er veilig de toekomst mee mag ingaan.
„De Maasbode", er op wijzende, dat Ko
loniën tijdelijk bij den premier is onderge
bracht, en opmerkende dat men aldus voor
dit veie zorgen eischende departement voor
loopig een vertrouwd adres heeft gevonden,
meent niettemin dat de combinatie een al te
omvangrijke taak legt op de schouders van
de financiën minister, die bovendien het
voorzitterschap van den ministerraad be
kleedt. Het schijn! gewenscht, dat zijn in-
terimaat ten dezen zooveel mogelijk worde
bekort.
Dat de heer Lambooy optreedt, die stellig
weer een poging zal aanwenden om de bei
de defensie-departementen tot één geheel le
vereenigen, brengt volgens hel blad eenig
nieuw perspectief in do medeverantwoorde-
lijldheid der Katholieken voor het toekom
stig regceriiigsbeleid. De terugkeer van mr.
De Geer achter de groene tafel zal allicht
door velen in don lande met instemming
worden begroet.
De „Res.bode" merk! op, dat de nieuwe
ministers nu juist niet den indruk maken
van een geprononceerd democratisch be
wind.
„Aan dc bekwaamheid van Ie nieuwe
raadslieden van de Kroon aldus het blad
doet dit natuurlijk niels af, maar we wil
len wel zeggen, dal ons vertrouwen in het
democratisch regecringsprogram was ver
hoogd, indien men "ook aan de jongere de
mocratische richting, waaronder ongetwij
feld meer dan oen ministrabel persoon is,
oen plaats in bet nieuwe kabinet had inge
ruimd. Dat dit niet gebeurd is, maar men
écn oplossing heeft gezocht in een tamelijk
eenzijdige politieke samenstelling, achten
we niet een versterking van het kabine!.
Ook op dit gobied kan men den tijdgeest
niet ongestraft negeeren."
Door AMY VORSTMAN—TEN HAVE.
Liefhebberijen van anderen zijn voor ons
meeslal een brem van ergernis.in plaats van
een reden van verheugenis.
Waaxom kunnen wij niet met genoegen
aainzien hoe dio ander pleizier lieefl?
Is het afgunst? Ot onverschilligheid?
Ja, het is beide; maar de oorzaak ligt veel
dieper.
Stel u eens even voor ccn huismoeder
met een gezin van drie kinderen en een
echtgenoot.
Een -heel gewoon'gezin dus, nietwaar?
zoo ccn, dat je alle dagen legen komt.
Wij tellen er zoo ettelijke onder onze fa
milie en vrienden.
Niets bijzonders dus.
Maar
Lalen wij nu aannemen, dal de vader
van het gezin oenbijzondere voorliefde
heeft voor.bloomen en planten bijv. en
de oudslc zoon heeft cen.poslzegelverzame-
ling, de jongsle zoon besteedt al zijn vrijen
tijd aan fotografeoren en het zusje stelt ner
gens in het bijzonder belang in.
Dit. is ccn zeer normale gang van zaken.
Maar.nu komt de „maar weer:
Ieder der gezinsleden en dat is niel
meer dan natuurlijk verwacht in den
boczcrn van liet gezin die waardeering en
die belangstelling voor zijn aangelegenhe
den cn liefhebberijen te vinden, die hem of
haar opbeurt, sterkt cn bemoedigt.
Behalve deze waardecring verlangt ieder
der huisgenooten oen zeker percentage be
langstelling
En om die belangstelling, daar gaat het nu
juist om.
Wij zullen hot dus samen even over die
belangstelling hebben.
Het toonen van waardeoring eischt niet
zooveel van onze persoonlijkheid als juist
belangstellng.
ieder af en toe een blik op de goederen
van den overbuur werpen, dan voelden zij
zich beiden behaaglijk cn vonden alle3 in
orde.
Zonder den concurrent aan den overkant
kon zich noch Motziklab noch Gaudernack
een gezellig leven voorstellen. Was het du3
te verwonderen, dat zij van elkaar dc ma
nier afkeken om met ongedccidcerdc koo
pers om te gaandat hun gebaren onwille
keurig dezelfde werden en dat hun gelaats
trekken meer op clka-ar leken, dan ze zelf
wisten of gaarne wilden.
Hun oogen keken zijwaarts glurend uit
de kassenGaudernacks mond en neus
vleugels trilden onrustig, al3 dc loop in
Motziklabs zaak te abnormaal groot wera;
Motziklabs neusvleugels zwollen en beef
den, zoo oen kooper heel lang, als .voor
een grooten inkoop, in Gaudernacks win
kel bleef zitten.
En zoo Gaudernacks kaakbeenderen net
zoo spits uitstaken ala die van Motziklab,
dan had hij dat te danken aan de varkens-
fokkerij waarvoor zijn vrouw zorgde. En
aan de worst cn het vlcësch dat daardoor
op zijn tafel kwam.
Maar ook Gaudernacks wang werd ma
ger toen hij op een morgen kort na zijn
vijf-en-twintigjarig huwelijksfeest aan
zijn raam koekeloerde en het krukje van
don 'concurrent leeg zag...
Drie dagen liep Gaudernack onrustig
rond, zag telkens den dokter in Motziklabs
huis loopen en den vierden dag hoorde hij
aan eiken hoek, waar twee Eohterwegcrs
elkander ontmoetten, vol piëteit klagen:
,,Nu is Motzi dood. Ik heb het altijd gezegd
als die eens ziek wordt, hoeft de doodgra
ver niet lang te wachten... En de leerlooier
Stenz met zijn dikken bierbuik liep van de
©ene herberg naar de andere, hield een
Weel ge wel wat belangstelling is?
Dat is: uw eisen gedachten, uw beslom<
meringeji en. al de dingen, die rich in uw
geest naar voren dringen, op zijde te schui*
ven, om u met onverdeelde aandacht te wij*
den aan hetgeen de ander ver*
vult.
Heel dikwijls hebben de liefhebberijen
van anderen vele punten van aanraking mA
datgene, wat onze aandacht reeds boeide.
In dat geval zal het ons niet moeilijk vel*
len deol le nemen aan datgene, wat deze
ander beweegt.
Maar.
Alweer eon „maar"?
Het heele leven schijnt aan elkaar ge*
klonken -te zijn met „maren".
Als wij even hierover doordenken, vinden
wij dat niet alleen vanzelfsprekend, docli
wij zien dit ook dagelijks om ons heen.
Leven is tegenstand overwinnen.
Deze tegenstand doet zich in alle vormen
en alle gedaanten aan ons voor.
Telkens wanneer onze voorlsnellende ge*
dachten en wenschen zoo'n belemmering
ontmoeten, is er een „maar", die vaak het
zoetste uit de vreugd, doch ook hel bitterst^
uil het verdriet bant.
In de belangstelling, die wij in anderer
liefhebberijen beloonen, speelt deze „maar"
ook een groote rol.
Wij zouden wel graag met onze jongens
len om planten en bloemen lo verzamelen,
M aar
Om de een of andere reden doen we het
niet.
Wij zouden wel graag met onzen jongens
de kleurige postzegels bekijken of uitvoerig
de kwaliteiten van een negatief besroken,
maarook dal gebeurt niet.
Ziet ge welhet zijn de „maren", die
on3 verhinderen. Gelooft ge dal heuscli?
Laat ik u dan die illusie benemen.
Het zijn in de meeste gevallen (er kun
nen natuurlijk uitzonderingen zijn) niet
de omstandigheden, die ons verhinderpn
deel te nemen aan de liefhebberijen vaa
onze huisgenooten.
Wat het dan wel is?
Zelfzucht!
Ja, heuschl het is niet eens iels Interes*
sants of buitengewoon, maar zóó maar ho©(
gewone' zelfzucht.
Het is deze zelfzucht, die ons onze be*
langstelling doet afwenden van datgene, wat
niet onmiddellijk tot onzen eigen persoon
in betrekking staat.
Nou, ik kan er niet om veinzenI zegf
de een.
Belangstelling toonen in iets-, wat mij
heelemaal niet schelen kan, noem ik hul*
chelenl zegt weer een ander.
Ja, maar zóó gemakkelijk is dat nietl
Het gaat er niet om, om de belangstel*
ling, die gij verre zijt van te voelen, te
veinzen.
Dat zou inderdaad huichelen zijn.
Maar het gaat er om, uw eigen belangen
zoozeer weg le cijferen, dat uw aandacht
vrij komt.
En wanneer uw aandacht niet in botsing
wordt genomen door uw eigen persoonlijke
beslommeringen, dan zult gij eens zien hoe
gemakkelijk liet u valt om u te verdiepen
in de liefhebberijen van anderen.
Wanneer men uitgaat* van het standpunt,
dat er maar heel weinig dingen zijn, die
niet de moeite waard zijn om nader te be-
sludeeren, dan vindt men er alras eén soort
genoegen in zijn geeri le verrijken met aller*
lei wetenswaardigs op verschillend gebied.
Het is bij uitstek dc verheven taak van
de vrouw en moeder, om met nimmer falend
geduld en immer gereede belangstelling deel
te nemen aan de liefhebberijen van de buis*
genoolen.
Hel' karakter van onze kinderen loeren wij
nergens beter kennen dan juist in hun lief
hebberijen, waarin hun ganschc jonge we*
zen zonder terughouding tot uiting komt.
Veel, wat ons duister en onbegrijpelijk
lijkt, wordt ons plotseling duidelijk, wan
neer wij het kind, vooral het oudere kind,
gadesFaan hij zijn liefhebberijen.
Er is echter nog een andere kwestie aail
de zaak. Zij, die er een liefhebberij op na
houden, moeten hierin evengoed opgevoed
worden als in alle andere dingen des levens.
Een liefhebberij mag nimmer uitgroeien
lot een belemmering voor het eigenlijke Ie*
lijkrede cn eindigde met de bewering?
Behoenmaker Gaudei die zal lachen; die
blijft langer bij zijn leest!"
Maar Gaudernack lachte niet; hij nj
ernstiger dan anders, sedert daargmn's do
schoenmakershamer had opgehouden to
slaan. Zooals een vogel treurig op zijn stok*
je zit, als zijn metgezel van zooveel jaren'
uit de kooi gehaald wordt, zoo zat Gauaer*
nack met hangend hoofd levensmoede op
zijn krukje. Zijn oogen keken dikwijls uren
lang naar Motziklabs leege vensters zijn
wangen werden spitser en spitser de ha*
mer ging van week tot week krachteloozer.
langzamer cn langzamer op en neer. Tot
ongeveer een halfjaar na Mofziklabs dood
ook Gaudernacks hamer ophield te slaan.
Weder zag men den dokter door de Gaar
steeg loqpcn en de doodgraver groef een
diepen kuil naast liet graf van Motz-.klab.
Zooals Gaudernack het in zijn laatste dogen
gewild had. Als duldde hij niet, dat do
andere daar buiten onbespied lag.
Toen na de verregende begrafenis de
herfstzon over het nieuwe graf heen speel
de, bescheen zij ook den steen van het graf
er naast Dc namen Motziklab cn Gauder
nack glinsterden ir de late zon over el
kander, evenals de twee sehoenmakersra-
men in de Gaarsteeg. En twee in het giaf*
teeken gehouwen vredesengelen bliezen
met lange bazuinen een fanfare over d©
beide graven.
Leerlooier Stenz echter gang met zijn dik
ken buik van herberg tot herberg en ver
telde steeds: „Gauder zal zich naar links
draaien, Motzi naar rechts, want de bcido
schoenmakers kijken elkander nog in het
graf op de handen.
ra--