No. 20058.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1 Augustus
Tweede Blad. Anno 1925,
BINNENLAND.
p BUlTf.NL, WEEKOVERZICHT.
Het Engeische mijnconflict
en een draai der Engeische
-N iegeering Frankrijk'# fi
nanciën en Marokko
v Bryan's dood.
Ah de nood op het hoogst is, blijkt de
bedding vaak nabij. Het laat zich aanzien,
dat dit van toepassing wordt op het drei
gend conflict in de Engeische mijnwereld.
(Tot den laatsten dag was elke poging, om
iet conflict te vermijden, ij del gebleken.
Beide partijen, de mijneigenaren en de
mijnwerkers, waren niet tot'elkaar te bren
gen, wat ook werd geprobeerd. Op zichzeit
;was' er geen reden om zich daarover te ver
bazen. Tusschen beide standpunten was
een compromis immers onmogelijk te noe
men. De mijnwerkers weigerden beslist elke
loonsverlaging of elke arbeidstijdverlenging,
terwijl de mijneigenaren aantoonden, dat
met verlies werd gewerkt Wie brengt deze
twee feiten met elkaar in balans met goed
keuring van alle betrokkenen? Al nader
kwam daarom het conflict, al nader tot
de regeering een zeldzame volte-face maak
te. Nadat nog geen vier-en-twintig uur te
voren Baldwin definitief" had medege
deeld, dat de regeering beslist iedere sub
sidie weigerde, draaide zij plotseling om
als een blad op een boom. De regeering
bood eensklaps aan, om de verliezen te
dekken, tot begin volgend voorjaar oftewel
steun te verleenen, opdat inmiddels een
grondig onderzoek zou kunnen worden in
gesteld naar alle omstandigheden in de
jhijnindustrie en zoo misschien de weg ge
bonden tot meerdere „efficiency". Daarmee
Is feitelijk alle reden, om het conflict te
doen doorgaan, vervallen en is dit opge-
sohort tot tijd en wijle. Gezien de groote
gevolgen, dio een uitbarsting van het con
flict in de gansche Engeische industrie zou
yeroorzaken, gevolgen in de verste verte
niet te overzien, mede door den steun, dien
de geheele vakvereenigingswereld den mijn
werkers toezei, mag met allen grond als de
Verwachting worden uitgesproken, dat bei
de partijen de haar zoo op het laatste nip
pertje toegestoken hand zullen grijpen en
zoo liet conflict ten leste nog zal worden
vermeden. Het zou voor beide partijen een
ongekende krachtproef hebben beteekend,
waarvan de uitslag, hoe het ook afliep voor
ieder een groot verlies zou hebben meege
bracht om van het verlies voor het gansche
Engeische rijk maar te zwijgen. Dit laatste
i8 de verontschuldiging voor de regeering,
wat haar „draai' 'betreft. Alleen: had men
Xliet van tevoren kunnen voorzien, dat het
aanbod van steun alleen als reddingsplank
ton fungeeren en was daarom de beschul
diging, die thans met volle recht tot de
'jifcngelsche regeering kan worden gericht,
fl 1. de beschuldiging van geen vaste lijn te
hebben en te volgen, niet te ontgaan ge
weest? De vraag stellen is o.i. tevens haar
beantwoorden. En tot het allerergste, een
regeering aan te wrijven, is zeker wel be
sluiteloosheid en geen lijn
Daarnevens rijst onmiddellijk de vraag,
of op deze manier op den duur het con
flict wel is opgelost. De regeering zal onge
twijfeld er niet aan denken, om op langen
termijn steun te verleenen en zoo kunst
matig scheeve toestanden in de industrie te
bevorderen. Met alle kans bovendien, dat
baast de mijnindustrie andere industrieën
«ich zullen komen aanmelden voor regee-
ringssteun. die dan moeilijk te weigeren
l.ial zijn. Geen regeering kan lang abnor
male toestanden straffeloos handhaven. De
industrie zal op een andere wijze zelf alles
in het reine hebben te brengen. Hoe, dat
zal de toekomst hebben te leer en.
Of speculeert de Engeische regeering op
een of andere wijziging in den algemeenen
politieken toestand? Zoo ja, dan speelt zij
ó.i. een gevaarlijk spel. Zeker, er zijn in al
gemeenen zin eenige verbeteringen aan te
_$rijzen, als b.v. de ontruiming van het Roer
gebied de bezetting heeft inmiddels wel
Alle kwaad zoo ongeveer gedaan, wat er
gedaan worden konmaar er lijkt ons
in de naaste toekomst, waarop de Engei
sche regeering in dezen alleen speculeer en
kan, van een groote opleving van handel
en industrie nog geen sprake. Tusschen
Londen, Parijs en Brussel wordt druk van
gedachten gewisseld over het aan Duitsch-
land te geven antwoord inzake een veilig
heidspact, dat in staat zou zijn de atmos
feer te scheppen, voor ontwikkeling van
handel en industrie broodnoodig, maar van
fcenig resultaat zal moeilijk nog vooreerst
•prake kunnen zijndaarvoor zijn de ver-
•ohillen te groot. Altijd nog moet gezegd,
'dat het veiligheidsvraagstuk in zijn begin
stadium verkeert
Wanneer de Engeische regeering mocht
hopen op een spoedige betaling van zijn
Schuldenaren, dan slaat zij de plank waar
schijnlijk ook mis. De met Frankrijk inge
luide onderhandelingen in deze materie
feeloven althans, naar het zich laat aanzien,
iVeinig succes. De Franschen schijnen alle
zeilen bij te zetten, om te komen tot een
Kwijtschelding van een groot deel van hjm
Johuld, ook met het oog op een precedent,
.^anneer met Amerika moet worden gespro
ken, doch de Engelschen, die met Amerika
inzake het schuldenvraagstuk in nauwe re
latie staan, willen daarvan niet weten.
Wil Engeland het halen, dan zal het dat
moeten doen ,naar het ons wil voorkomen,
hls een self-made" land. Of in dat geval
het bevolkingsvraagstuk geen voorname rol
nëe.ffc te spelen
Hat Frankrijk zoo gaarne een voornaam
deel van zijn schulden zou zien geschrapt,
is trouwens niet te verbazen. Het zit im-
iïiers financieel nog altijd in de put en ge
ducht ook. Marokko blijft een geweldige
Schadepost, al is op het oorlogsterrein de
toestand in zooverre verbeterd, dat van
gevaar voor Fez of Taza geen sprake meer
kan zijn. voor het oogenblik. De verster
kingen blijven stroomenmaarschalk Pétain
Z0lfa nog veel meer. "Schatten gaan zoo
vérloren En het resultaat? Vooreerst
schijnt van een Fransch-Spaansch of wel
licht Fransch offensief alleen nog geen
sprake, gezien de weersomstandigheden,
waarover de Fransche pers zeer uitweidt,
op zich zelf een bedenkelijk teeken. En dan:
wat baat een offensief, dat de Riffkabylen
niet vernietigt, ze alleen terugwerpt in hun
ontoegankelijke bergen, waaruit ze telkens
opnieuw te voorschijn kunnen komen? We
wezen daarop reeds eerder
Als eenig lichtpunt aan den Franschen
financieelen horizon zou men kunnen wij
zen op het feit, dat een verdrag met sov
jet-Rusland iets nader gekomen lijkt. Doch
dit is er nog niet en zoo het er zou komen,
waaraan wij nog altijd durven twijfelen,
zou het in de practijk dan iets om het lijf
hebben Zoo ooit gold het bekende gezegde,
dat verdragen er alleen zijn om te worden
geschonden ,dan geldt dit zeker voor Mos
kou.
Voor we voor heden eindigen, willen we
nog even den blik naar iets anders richten
en wel naar den dood van den Amerikaan-
schen politicus Bryan. Zijn verscheiden op
dit oogenblik, juist te midden van het we-
reldberuchte „apenproces" valt al heel
slecht. Niettemin heeft men toegepast de
algemeen geldende regel: de mortuis nil nisi
bene. Hoewel Bryan meermalen op oen
voorgrond trad, o a. was hij driemaal
candidaat voor het presidentschap waa
hij geen groote persoonlijkheid te noemen.
Toch had hij één factor in zijn voordeel: hij
was eerlijk en dat zegt veel in de politiek.
Ook in Amerika. Met een groote welbe
spraaktheid begaafd, heeft hij op groote
kringen vaak invloed geoefend, al was het
nimmer van overwinnenden aard! Of hij
zelf evenwel altijd volkomen overzag de
gevolgen van datgene, dat hij voorstond
RECLAME.
1590
Hoe het vreemde kind een kleine
Franschman wordt.
(Van onzen Parijsohen Correspondent).
(Nadruk verboden).
Parijs, 29 Juli.
Frankrijk beeft banden noodig. Vreemde
lingen komen naar Parijs met hun taal,
hun opvoeding, bun nationale zeden, en ge
woonten. Zij passen zldh niet gemakkelijk
aan. Velen koeren, teleurgesteld, ontnuch
terd, naar hum geboorteland terug. Negen
op de tien van hen die blijven en zich een
Werkring scheppen, doen het zander en
thousiasme. Ginds, ver achter den horizon,
hebben zij familie, vrienden en vooral
herinneringen. En 'het heimwee blijft
knagen. Franschen, van harte Franschen,
worden er maar zeer weinigen. Steeds blijft
hun iets van hum afkomst bij. En ook de
Franschman kan hen niet beschouwen als
ztjn geiijke. In hun uitspraak van de taal
bijv. behouden rij een voor Fransche ooren
hinderlijk accent.
Maar de kinderen rijn dankbaarder mate
riaal. En het kind nietwaar? is de
toekomst. Frankrijk heeft dit zeer goed be
grepen. Deels onwillig, deels onmachtig zelf
een voldoend aantaA kinderen in het leven
te roepen, doet het ail het mogelijke om
vreemde kinderen te winnen, ze te adop-
teeran en te maken tot de zijne.
Trouwens, hetzelfde zien we gebeuren in
alle landen die jong Moed noodig hebben.
Zie de emigranten die naar Amerika trok
ken. De ouders blijven Russen of Italianen.
De kinderen vormen een nieuw ras: zij
groeien op als Amerikanen.
De oorlog beeft groote leegten gemaakt in
de Fransche scholen. Gedurende den oorlog
is 't geboorte-oijfer in Frankrijk vijftig pro
cent gedaald, en op dit oogenblik rijn er in
de scholen alleen van het Seine-departe-
ment (d. i. Parijs) 65,000 leerlingen minder
dan in 19141 Dus voert Frankrijk een poli
tiek van laat-de-kin deren-tot-mij-komen.
Van de 290.000 scholieren in het departe
ment van de Seine zijn er 23,000 vreemde
lingen.
De gemeentelijke (openbare) school in de
rue Keiler in het 11e arrondissement van
Parijs is een van de meest karakteristieke.
Op 242 teerlingen zijn er 126 Fransohen;
bijna de helft; 117, rijn van een vreemde
nationaliteit,
Afstammelingen van alle mogelijke vol
keren der aarde ritten hier door elkander
op de banken, vooral Turken, Polen, Rus-
sem en Italianen, maar ook Roemenen,
Zwitsers, Grieken, Spanjaarden, Serviërs
Parijs is, meer en meer, de hooldstad der
wereld. Waar zou men oen vollediger ai-
spiegeling kunnen vinden van den Volken-*
bond?
Deze week bezocht it een klein vriendje
van me in de achtste klas, de klas der
allerjongsten.
Jammer, dat u ze niet hebt gezien ver
leden jaar September, zegt me de onderwij
zeres. Ik kreeg toen zeventien kleuters van
6 af 6 jaar die geen enkel woord Fransch
kenden. Thans kan men ze niet meer on
derscheiden van de anderen! Ik begrijp het
zelf nietl Hier hebt u Broussaly, een
Griek uit Smyrna, met zijn groote zwarte
oogen en zijn beurtelings ondeugend of ai
zwaarwichtig kijkende snuit. En daar ,Woi-
kowitch, een jeugdige Pool, met zijn lange
wimpers Hij lijkt zoozeer een meisje, dat
we hem Jeannette hebben gedoopt. Kom
eens hier, Jeannette, en vertel me eens:
qu'esl-ce que e'est un ours? (Een beer, wat
is dat?)
Un ours, e'est un animal sauvage.
J'en ai vu au Jordin des Plamtes. (Een beer,
dat is een wild dier, Ik heb er gezien m dan
dierentuin).
Jeannette iaepelt, maar dat komt alleen
omdat hij een tandje mist voorin zijn
mond.
Ook Fajwiaiarwics is een Pooltje. Hij
beeft roode haren- met krullen er in of ze
gefriseerd zijn, blauwe oogen en een melk
blanke huid vol zomersproeten. En ginds
zit Todola.no, oen Turk van 9paansche
origini.
D'oé viens-tu, Tolo? (Waar kom ja
vandaan, Tolo?)
Op deze vraag slaat Tolo een paar oogen
op, één en al verbazing.
Ik weet nietl zegt hij.
Eskenazy, die het hooge voorhoofd heeft
van een geleerde en haren krullend als mos,
weigert mij te antwoorden. Hij hult zioh in
den mantel zijner waardigheid.
Lascüla, met haren als plukjes uitge
droogd gras, komt uit Tunis, maar zijn va
der is Italiaan.
Et (ai, Meltzen, qu'est-ce que tu es?
(En jij, Medlzen, wat ben jij?)
En Meltzen, het hoofdje glad geschoren
als een galeiboef, antwoordt met een verras
send aocent uit dan faubourg Saint-Antoine,
de Parijsche meubelmakerebuurt
J'suis juif d'Russie! (Ik ben een Russi
sche joodl)
Dau brengt hel schoolhoofd mij naar de
eerste klas, de klas der grootsten, welke
men verlaat met hel „certiticat d'éludes",
het afgestudeerd-zijn voor het kind der
kleine burgerij. Wanneer men al die jon
gens ziet, met hun kwieke, uitgeslapen
smoeltjes van Parijsche boefjes, wanneer
men ze spreken hoort met den tongval der
Parijsche arbeiderswijken, is het werkelijk
niet mogelijk onder hen de Franschen ie on
derscheiden van de vreemdelingen. Ik pro
beer het, envergis me.
Hot is eigenaardig, zegt me de onder
wijzer, mijn schranderste en vlijtigste leer
lingen zijn de vreemdelingen. Nummer een
en nummer twee in die Fransche taal zijn
Zimader, een Pool, en Feldstein, oen Roe
meen.
Men presenteert me de glorie van de
school: Neumann, een Pool, die op de school
gekomen zonder een enkel woord Fransch
te kennen, na drie jaar schitterend het
„certificat d'éludes", het eind-diploma der
volieerdheid, hoeft gehaald. Neumann, roos
kleurige, bolwangige krullenbol, heeft een
sympathiek voorkomen van schept vreugde-
in-'t-leven. Men zegt mij, dat zijn vader een
restaurant hoeft en dal het kind hem
Fransch heeft geleerd.
Grouohka, een bleek, blond ventje, is
niet veel minder knap. Na drie jaren onder
wijs spreekt hij thans hetzelfde Fransch als
zijn kameraadjes.
Geen van hen heeft een ander accenl dan
dat van Parijs. Het is ongelooflijk. Nooit
zou i'k 't hebben willen gelooven, als ik het
niet zelf had gehoord. Bij hen thuis spreekt
men Spaansch, Italiaansch, Turksdh, Ro°-
meensdh. Zij, de kinderen, brengen in het
gezin 'het Fransch. En Frankrijk dringt door
tot de ouders via 'het kind.
Ik vraag hun of zij willen blijven In
Frankrijk.
Deze vraag lijkt hun zéé idioot, dat ze
allemaal in een lach schieten! Natuurlijk
willen ze in Frankrijk blijvenl Neumann
zal speldjes en oorbelletjes maken. Agi, die
Turk is, heeft het plan een boerderij te be
ginnen, ergens buiten. De anderen worden
meubelmaker, kleermaker, hemdenmaker,
kopersmid, als hun ouders. In Frankrijk na-
tuurlijkl
Reeds lang dringt mij de groote vraag
naar de lippen waarom zij hun vaderland
hebben verlaten.
Omdat men goed verdiende in Parijs.
Omdat wij niöt erg goed gezien waren,
ginds.
En waarom willen jelui hier blijven?
Waarom houden jelui van Frankrijk?
Dat is moeilijk uit te leggen. Zoo iets voel
je, en je geelt je geen rekenschap van het
waarom. Toch, als je maar eens goed na
denkt, vindt je wel een reden.
Omdat men in Frankrijk vrijer leeft,
zegt er een.
Hoe meen je?
In Turkije dwong men ons soldaat to
worden en toch gaf men ons niet de vrije
burgerrechten. Hier zijn alle Franschen
immers gelijk.
In Polen liet men niet toe, dat wij
onzen godsdienst beoelenden. Ze hebben
mijn tante in de gevangenis gezel omdat ze
naar de kerk ging. In Frankrijk mag ieder
een gelooven waf hij wil
Dat is het wonder van de volksschool. Er
is geen macht, geen erfelijkheid, geen ras
eigenschap, geen taaleigen, geen zede, geen
gewoonte, die weerstand kunnen bieden op
den duur aan deze bescheiden instromen-.
ten van den geest: een leerboek, een schrift,
en een schoolbord.
En daarom zal Frankrijk, Frankrijk blij
ven. Want anemiek zoekt het en
vindt het nieuw verjongend bloed Ln den
vreemde. LEO FAUST.
DE NIEUWE MINISTERS.
Hieronder volgen eenige bijzonderheden
omtrent de miniriers die voor het eerst als
zoodanig optreden.
Mr. T. EL Rntoera.
De nieuwe minister van Onderwijs. Kun-
sten en Wetenschappen, mr. V. H. Rutgers,
werd geboren op 18 December 1877. Na het
gereformeerd gymnasium an de Vrije Uni
versiteit te Amsterdam te hebben bezocht,
promoveerde hij aan de gemeentelijke uni
versiteit te Amsterdam. Achtereenvolgen»
was hij advocaat en procureur, lid van de
Prov. Staten van Noord-Holland, lid van
den gemeenteraad van Hilversum, burge
meester van Boskoop. Sinds 1912 was htj
lid van de Tweede Kamer, ale vertegen
woordiger van de anti-rev. partij; de laatste
jaren was hij voorzitter van de anti-revolu-
ttonnaire Kamerfractie. Hij trad af als bur
gemeester; van Boskoop na zijn benoeming
tot lid van Ged. Staten van Zuid-Holland,
welke functie hij tot heden bleef uitoefenen.
Verder ia hij lid van de Centrale Commis
sie voor de Statistiek.
In de Tweede Kamer nam hij een werk
zaam aandeel in de totstandkoming der z.g.
Talma-wetten en bepleitte later herhaalde
lijk de volledige invoering daarvan. Verder
hield hij zich hoofdzakelijk bezig met on
derwijsvraagstukken en quaesties betref
fende de buitenlandsche politiek, terwijl hij
voorts het initiatief nam tot het bekende
voorstel tot invoering van plaatselijke keuze
dat tweemaal door de Tweede Kamer weid
aangenomen, doch door de Eerste Kamer
verworpen. Hij maakte deel uit van de com
missie voor de buitenlandsche aangelegen
heden der Kamer. Ook tot de vredesbewe
ging gevoelde bij zich aangetrokken cn nam
dan ook zitting in den Anti-Oorlograad, ter
wijl hij thans lid is van het hoofdbestuur
der Vereeniging voor Volkenbond en Vrede.
Voorts ia hij lid van de Interparlementaire
Unie.
Hij is ridder in de Orde van den Neder-
landschen Leeuw.
Mi. J. Schokking.
De nieuwe Minister van Justitie, mr. J.
Schokking, is den löen Mei 1864 ie Am
sterdam geboren en dus 61 jaren oud.
De heer Schokking is voorzitter van het
Hoofdbestuur van de Christelijk-Historische
Unie en voorzitter van de Tweede Kamer
fractie dier Unie.
In 1901 deed de heer Schokking, die toen
predikant was bij de Ned. Herv. Gemeente
te Koudum voor het eerst zijn intrede in de
Tweede Kamer. Het toenmalige kiesdistrict
Ilarlingen vaardigde hem toen naar ons
Parlement af en in 1905. nadat hij de stand
plaats Koudum intusscben had verwisseld
met die te Dordrecht, werd het mandaat van
den lieer Schokking als Kamerlid ver
nieuwd tot 1909. Daarna maakte hij weder
van 27 September 1918 tot op heden deel
uit van onze Volksvertegenwoordiging.
Mr. Schokking studeerde in zijn geboorte
plaats aan de gemeentelijke en vrije Uni
versiteit in de theologie- en de rechtsweten
schap. Hij is doctorandus in,de theologie en
promoveeide in de rechten den 20en Juni
1894 aan de gemeentelijke- en twee dagen
later aan de vrije universiteit op een proef
schrift; „Over de Wet van 10 September
1853 tot regeling van bet toezicht op de on
derscheidene Kerkgenootschappen."
Hij werd daarop in September 1894, door
het provinciaal Kerkbestuur in Zuid-Hol
land toegelaten tot de bediening des Woords
in de Ned. Hervormde Kerk, en was achter
eenvolgens als predikant werkzaam te
Wezep, Koudum, Dordrecht en Leiden Mr.
Schokking is in laatstgenoemde gemeente
nog proteslantsch godsdienstleeraar in het
Rijksopvoedingsgesticht.
In 1918 kreeg do heer Schokking ook zit
ting in de Provinciale Staten van Zuid-
Holland, welke hem twee jaren later een
plaats gaven in het College van Gedepu-
teerdo Staten, welk ambt van Gedeputeerde
op het oogenblik nog door hem wordt be
kleedt.
De heer Schokking, die ridder is in de
orde van den Nederlandschen Leeuw,
maakte voorts o.a. deel uit van de in 1923
ingestelde Staatscommissie aan welke werd
opgedragen na te gaan oi en zoo ja, door
welke wettelijke en andere maatregelen:
lo. Kostenbesparing op het openbaar hooger
onderwijs kan worden verkregen, zonder
het peil van dat onderwijs in het algemeen
te verlagen; en 2o, da verhouding tusschen
het openbaar en bijzonder onderwijs nader
kan worden geregeld, zoodat het bijzonder
Universitair onderwijs zich naar zijn aard
beter zal kunnen ontwikkelen dan op het
oogenblik het geval is.
Zooals men weet heeft de heer Schok
king zich wegens ernstige ongesteldheid
gedurende eenige maanden niet aan zijn
werkzaamheden kunnen wijden.
Ir. M. C. E. Bongaerts.
De nieuwe minister van Waterstaat, de
hoer M. C. E. Bongaerts, werd geboren op
9' Januari 1876. Na aan de voormalige
Polytechnische School te Peilt te hebben
gestudeerd, verkreeg hij in 1896 het diplo
ma van cividl-ingenteur. Hij was ingenieur
van den Rijkswaterstaat. In 1913 werd hij
lid van de Tweede Kamer als behoorende
tot de R.-K. Staatspartij. Uiteraard had
den vooral teohnische vraagstukken zijn
belangstelling. Hij nam een werkzaam
aandeel aan de totstandkoming van het
wetsontwerp tot drooglegging van de Zui
derzee, bepleitte herhaaldelijk de belangen
van Noord-Brabant en Limburg bij verbe
tering en bij kanalisatie en normalisatie van
de Maas, hield zioh bezig met kwesties van
mijnexploilalie, electrificatie en verkeers
wezen. Hij is thans hoofdingenieur van den
Rijkswaterstaat, adviseerend ingenieur en
lid van den Mijnraad en den Zuiderzeeraad
en had zitting in verscheidene Staatscom
missies, met name in die betreffende de
electriciteitsvoorziening en het vervoer-
vraagstuk. Hij Is ridder in de Orde van den
Ned. Leeuw en officier in de Orde van
Örazije-Nassau
Hij is secretaris van de Club van R.-K.
Tweede Kamerleden.
Majoor J. M. J, H. Lambooy.
De nieuwe titularis van Oorlog, de ma
joor van den generalen staf J. M. J. H.
Lambooy, werd geboren in 1874, onlving
zijn opleiding aan de K. M. A. en werd
benoemd tot tweede luitenant der inian-
terie op 11 Aug. 1896, vervolgens op 23
Oct 1901 bevorderd tot le luitenant. Van
1 Nov. 19011 Nov. 1904 was hij leer
ling van de Hoogere Krijgsschool, daarna
adjudant bij het tweede reg. infanterie, in
1905, benoemd tot leeraar aan de K. M.'A.
ia tactiek, strategie en krijgsgeschiedenis.
Van 1910 tot 1913 was hij werkzaam
onder de bevelen van den chef van den ge
neralen staf. Den len April 1913 werd hij
bevorderd tof kapitein bij het 17e reg in
fanterie, in 1915 overgeplaatst bij den ge
neralen staf, in 1919 benoemd tit leeraar
aan de Hoogere Krijgsschool ia strategie en
krijgsgeschiedenis, den 25en Dec. 1923 bij
keuze bevorderd lot majoor en benoemd tot
souschef vau den slal van hel hoofdkwar-.
tier van het veldleger.
- Gedurende eenige jaren was majoor
Lambooy voorzitter van de Alg. R.-K,
Offlcierenvereeniginghij is bekend als
schrijver op militair gebied en trad meer
malen als spreker op voor de Vereeniging
tot beoefening van de krijgswetenschap,
van welke vereeniging hij bestuurslid is.
In 1922 en 1925 was ijij candidaat voor
de Tweede Kamer in Limburg, in 1925
ook voor Den Haag, Leiden, Rolleidam en
Dorèreohl.
Majoor Lambooy is ridder in de orde.
van Oranje-Nassau.
Mr. Kooien,
Mr. D. A. P. N. Kooien, de nieuwe minis
ter van arbeid, handel en nijverheid, werd
geboren 21 Jan. 1871, doorliep te Utrecht het
gymnasium en studeerde aan de hoogesohool
aldaar. In 1394 promoveerde hij er tot doc
tor in de rechts- en in de staatswetenschap
pen. Daarna vestigde hg zich ais advocaat
te Utrecht.
In 1897 werd mr. Kooien benoemd tob
schoolopziener in het arrondissement IJsel-
stein. In 1399 werd hij tot lid van den ge
meenteraad van Utrecht gekozen.
Aan zijn werkzaamheid als advocaat kwam
een eind in 1903 door zijn benoeming tot lid
van don Centralen Raad van Beroep, waar
van hij sinds 1919 ondervoorzitter is.
Hij is lid van de Tweede Kamer sedert
1905 en voorzitter sedert 1920. Reeds in 1913
kwam hij in aanmerking voor een minister
portefeuille, maar hij bedankte destijds in
verband met zijn bezwaren tegen liet Bociaal
program van het te vormen kabinet.
Na de crisis in 1923 noodigde de Koningin
mr. Kooien uit tot samenstelling van een
ministerie. Hij kon toen oohter niet slagen
en moest dus voor de opdracht bedanken.
De nieuwe Minister van Koloniën.
In tegenstelling met geuit vermoeden
wordt uit bevoegde bron aan de ,,Msbode
bericht, dat de voor de portefeuille van kolo
niën aangezochte titularis een katholiek
zoude zijn, en wel de heer Oh. J. 4. M. Wei-
ter, lid van den Raad van Ned.-Indië.
Een directeur-generaal van Marine,
Het schijnt in de bedoeling to liggen, dat
de nieuwe minister van Oorlog, voor wat de
Marine betreft, door oen directeur-generaal
zal worden ter zijde gestaan.
Nieuwe Tweede Kamerleden.
In verband met de gemelde samenstelling
van het nieuwe Kabinet, kan worden mede
gedeeld, dat, indien de nieuwe Ministers, die
ingevolge do jongste verkiezingen benoemd
waren verklaard tot lid van do Tweede Ka
mer, voor dezen Kamerzetel bedanken,
hetgeen, naar men weet, niet noodzakelijk
is, aangezien het Kamerlidmaatschap verce-
nigbaar is met het Ministerschap als hun
opvolgers in de Tweede Kamer zuiicn wor
den aangewezen voor de Minister Colijn ca
Rutgers de heeren C. van den Heuvel te
Haarlemmermeer en H. A. Leenstra te Scho-
terland; voer de Ministers Schokking en de
Geer de heeren Rutgers van Rozenburg te
Baarn en J. Langman te Groningen; voor
Minister Kooien de beer G. W. Kampechoër
te M ouster cn voor Minister Bongaerts de;
heer P. J. Rutten te Wanssum.
Ged. Staten van Zuid-Bolland.
Door het optreden als ministers vao de
heeren Sohokking en Rutgers komen er twes
vacatures in het college van Gedep. Staten
van Zuid-Holland.
Tegen het Kabinet-Colijn.
De besturen van C. P. H. en N. A S,
hebben besloten een gezamenlijke protest
actie op louw te zetten tegen liet nieuwe
Kabinet-Colijn „welks voor ds arbeidersbe
langen absoluut schadelijk karakter voor
deze organisaties vaststaat". Een comité
wordt samengesteld uit drie vertegenwoor
digers van elk der organisaties. Voorioopig
treedt L. de Visser als voorzitter en II. Sn - e-
vliet als secretaris van het comité op. Aan
N. V. V.., A. N. V., V. V. U., S. D. A. P,
en R.-K. Volkspartij zal kennis gegeven wor
den van bet voornemen op Zondag 20 Sep
tember een landelijke protestdernonslrali: la
beleggen, ten einde alsnog een gemeenschap
pelijk optreden der tegenover hel Kabinet-
Colijn afwijzend slaande organisaties der
arbeidersklasse 1e verkrijgen.
Bewijzen van Nederlanderschap.
Do Commissarissen der Koningin hebben
ter kennis van de burgemeesters gebrac.lt
een ontvangen schrijven van den .Minister
van Biimenlandsche Zaken en Lanlbouw,
waarin o.a. het volgende voorkomt:
Gelijk bekend is, zjjn met de regeeringen
van België en Luxemburg regeliugen ge
troffen ingevolge welke Nederiandsclis on
derdanen in die landen worden toegelaten
met alleen op vertoon van een Nederianlscb
buitenlandsch paspoort, doch eveneens krach
tens een be wijf van Nederlanderschap, voor
zien van de liandteekening en het portret
van den houder.
In overleg met de Ministers van Buiten
landsche Zaken en van Financiën is nu
bepaald, dat, teneinde do belasting, ver
schuldigd door perzonen, die zich metterwoon
in het buitenland gaan Vestigen, te kunnen
invorderen, in het vervolg aan personen,
die een bewjp van Nederlanderschap aan
vragen, de vraag zaf worden gesteld '.'1
Zjj zich in het buitenland gaan vestigen.
Luidt het antwoord op die vraag bevestigend,
dan behoort bij den betrokken inspecteur der
directe belastingen te worden nagegaan
belanghebbende zgn belasting (Rijks- en ge
meente) hier te lande geheel "heeft voldaan.
BIgkt dit laatste niet het geval te zijn,
dan behoort het gevraagde bewijs van Ne
derlanderschap voorioopig te worden gewei
gerd, totdat belanghebbende alsnog oadef
zal hebben aangetoond de verschuldigde b#j
lasting te hebben betaald