No. 20058. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1 Augustus Tweede Blad. Anno 1925, BINNENLAND. p BUlTf.NL, WEEKOVERZICHT. Het Engeische mijnconflict en een draai der Engeische -N iegeering Frankrijk'# fi nanciën en Marokko v Bryan's dood. Ah de nood op het hoogst is, blijkt de bedding vaak nabij. Het laat zich aanzien, dat dit van toepassing wordt op het drei gend conflict in de Engeische mijnwereld. (Tot den laatsten dag was elke poging, om iet conflict te vermijden, ij del gebleken. Beide partijen, de mijneigenaren en de mijnwerkers, waren niet tot'elkaar te bren gen, wat ook werd geprobeerd. Op zichzeit ;was' er geen reden om zich daarover te ver bazen. Tusschen beide standpunten was een compromis immers onmogelijk te noe men. De mijnwerkers weigerden beslist elke loonsverlaging of elke arbeidstijdverlenging, terwijl de mijneigenaren aantoonden, dat met verlies werd gewerkt Wie brengt deze twee feiten met elkaar in balans met goed keuring van alle betrokkenen? Al nader kwam daarom het conflict, al nader tot de regeering een zeldzame volte-face maak te. Nadat nog geen vier-en-twintig uur te voren Baldwin definitief" had medege deeld, dat de regeering beslist iedere sub sidie weigerde, draaide zij plotseling om als een blad op een boom. De regeering bood eensklaps aan, om de verliezen te dekken, tot begin volgend voorjaar oftewel steun te verleenen, opdat inmiddels een grondig onderzoek zou kunnen worden in gesteld naar alle omstandigheden in de jhijnindustrie en zoo misschien de weg ge bonden tot meerdere „efficiency". Daarmee Is feitelijk alle reden, om het conflict te doen doorgaan, vervallen en is dit opge- sohort tot tijd en wijle. Gezien de groote gevolgen, dio een uitbarsting van het con flict in de gansche Engeische industrie zou yeroorzaken, gevolgen in de verste verte niet te overzien, mede door den steun, dien de geheele vakvereenigingswereld den mijn werkers toezei, mag met allen grond als de Verwachting worden uitgesproken, dat bei de partijen de haar zoo op het laatste nip pertje toegestoken hand zullen grijpen en zoo liet conflict ten leste nog zal worden vermeden. Het zou voor beide partijen een ongekende krachtproef hebben beteekend, waarvan de uitslag, hoe het ook afliep voor ieder een groot verlies zou hebben meege bracht om van het verlies voor het gansche Engeische rijk maar te zwijgen. Dit laatste i8 de verontschuldiging voor de regeering, wat haar „draai' 'betreft. Alleen: had men Xliet van tevoren kunnen voorzien, dat het aanbod van steun alleen als reddingsplank ton fungeeren en was daarom de beschul diging, die thans met volle recht tot de 'jifcngelsche regeering kan worden gericht, fl 1. de beschuldiging van geen vaste lijn te hebben en te volgen, niet te ontgaan ge weest? De vraag stellen is o.i. tevens haar beantwoorden. En tot het allerergste, een regeering aan te wrijven, is zeker wel be sluiteloosheid en geen lijn Daarnevens rijst onmiddellijk de vraag, of op deze manier op den duur het con flict wel is opgelost. De regeering zal onge twijfeld er niet aan denken, om op langen termijn steun te verleenen en zoo kunst matig scheeve toestanden in de industrie te bevorderen. Met alle kans bovendien, dat baast de mijnindustrie andere industrieën «ich zullen komen aanmelden voor regee- ringssteun. die dan moeilijk te weigeren l.ial zijn. Geen regeering kan lang abnor male toestanden straffeloos handhaven. De industrie zal op een andere wijze zelf alles in het reine hebben te brengen. Hoe, dat zal de toekomst hebben te leer en. Of speculeert de Engeische regeering op een of andere wijziging in den algemeenen politieken toestand? Zoo ja, dan speelt zij ó.i. een gevaarlijk spel. Zeker, er zijn in al gemeenen zin eenige verbeteringen aan te _$rijzen, als b.v. de ontruiming van het Roer gebied de bezetting heeft inmiddels wel Alle kwaad zoo ongeveer gedaan, wat er gedaan worden konmaar er lijkt ons in de naaste toekomst, waarop de Engei sche regeering in dezen alleen speculeer en kan, van een groote opleving van handel en industrie nog geen sprake. Tusschen Londen, Parijs en Brussel wordt druk van gedachten gewisseld over het aan Duitsch- land te geven antwoord inzake een veilig heidspact, dat in staat zou zijn de atmos feer te scheppen, voor ontwikkeling van handel en industrie broodnoodig, maar van fcenig resultaat zal moeilijk nog vooreerst •prake kunnen zijndaarvoor zijn de ver- •ohillen te groot. Altijd nog moet gezegd, 'dat het veiligheidsvraagstuk in zijn begin stadium verkeert Wanneer de Engeische regeering mocht hopen op een spoedige betaling van zijn Schuldenaren, dan slaat zij de plank waar schijnlijk ook mis. De met Frankrijk inge luide onderhandelingen in deze materie feeloven althans, naar het zich laat aanzien, iVeinig succes. De Franschen schijnen alle zeilen bij te zetten, om te komen tot een Kwijtschelding van een groot deel van hjm Johuld, ook met het oog op een precedent, .^anneer met Amerika moet worden gespro ken, doch de Engelschen, die met Amerika inzake het schuldenvraagstuk in nauwe re latie staan, willen daarvan niet weten. Wil Engeland het halen, dan zal het dat moeten doen ,naar het ons wil voorkomen, hls een self-made" land. Of in dat geval het bevolkingsvraagstuk geen voorname rol nëe.ffc te spelen Hat Frankrijk zoo gaarne een voornaam deel van zijn schulden zou zien geschrapt, is trouwens niet te verbazen. Het zit im- iïiers financieel nog altijd in de put en ge ducht ook. Marokko blijft een geweldige Schadepost, al is op het oorlogsterrein de toestand in zooverre verbeterd, dat van gevaar voor Fez of Taza geen sprake meer kan zijn. voor het oogenblik. De verster kingen blijven stroomenmaarschalk Pétain Z0lfa nog veel meer. "Schatten gaan zoo vérloren En het resultaat? Vooreerst schijnt van een Fransch-Spaansch of wel licht Fransch offensief alleen nog geen sprake, gezien de weersomstandigheden, waarover de Fransche pers zeer uitweidt, op zich zelf een bedenkelijk teeken. En dan: wat baat een offensief, dat de Riffkabylen niet vernietigt, ze alleen terugwerpt in hun ontoegankelijke bergen, waaruit ze telkens opnieuw te voorschijn kunnen komen? We wezen daarop reeds eerder Als eenig lichtpunt aan den Franschen financieelen horizon zou men kunnen wij zen op het feit, dat een verdrag met sov jet-Rusland iets nader gekomen lijkt. Doch dit is er nog niet en zoo het er zou komen, waaraan wij nog altijd durven twijfelen, zou het in de practijk dan iets om het lijf hebben Zoo ooit gold het bekende gezegde, dat verdragen er alleen zijn om te worden geschonden ,dan geldt dit zeker voor Mos kou. Voor we voor heden eindigen, willen we nog even den blik naar iets anders richten en wel naar den dood van den Amerikaan- schen politicus Bryan. Zijn verscheiden op dit oogenblik, juist te midden van het we- reldberuchte „apenproces" valt al heel slecht. Niettemin heeft men toegepast de algemeen geldende regel: de mortuis nil nisi bene. Hoewel Bryan meermalen op oen voorgrond trad, o a. was hij driemaal candidaat voor het presidentschap waa hij geen groote persoonlijkheid te noemen. Toch had hij één factor in zijn voordeel: hij was eerlijk en dat zegt veel in de politiek. Ook in Amerika. Met een groote welbe spraaktheid begaafd, heeft hij op groote kringen vaak invloed geoefend, al was het nimmer van overwinnenden aard! Of hij zelf evenwel altijd volkomen overzag de gevolgen van datgene, dat hij voorstond RECLAME. 1590 Hoe het vreemde kind een kleine Franschman wordt. (Van onzen Parijsohen Correspondent). (Nadruk verboden). Parijs, 29 Juli. Frankrijk beeft banden noodig. Vreemde lingen komen naar Parijs met hun taal, hun opvoeding, bun nationale zeden, en ge woonten. Zij passen zldh niet gemakkelijk aan. Velen koeren, teleurgesteld, ontnuch terd, naar hum geboorteland terug. Negen op de tien van hen die blijven en zich een Werkring scheppen, doen het zander en thousiasme. Ginds, ver achter den horizon, hebben zij familie, vrienden en vooral herinneringen. En 'het heimwee blijft knagen. Franschen, van harte Franschen, worden er maar zeer weinigen. Steeds blijft hun iets van hum afkomst bij. En ook de Franschman kan hen niet beschouwen als ztjn geiijke. In hun uitspraak van de taal bijv. behouden rij een voor Fransche ooren hinderlijk accent. Maar de kinderen rijn dankbaarder mate riaal. En het kind nietwaar? is de toekomst. Frankrijk heeft dit zeer goed be grepen. Deels onwillig, deels onmachtig zelf een voldoend aantaA kinderen in het leven te roepen, doet het ail het mogelijke om vreemde kinderen te winnen, ze te adop- teeran en te maken tot de zijne. Trouwens, hetzelfde zien we gebeuren in alle landen die jong Moed noodig hebben. Zie de emigranten die naar Amerika trok ken. De ouders blijven Russen of Italianen. De kinderen vormen een nieuw ras: zij groeien op als Amerikanen. De oorlog beeft groote leegten gemaakt in de Fransche scholen. Gedurende den oorlog is 't geboorte-oijfer in Frankrijk vijftig pro cent gedaald, en op dit oogenblik rijn er in de scholen alleen van het Seine-departe- ment (d. i. Parijs) 65,000 leerlingen minder dan in 19141 Dus voert Frankrijk een poli tiek van laat-de-kin deren-tot-mij-komen. Van de 290.000 scholieren in het departe ment van de Seine zijn er 23,000 vreemde lingen. De gemeentelijke (openbare) school in de rue Keiler in het 11e arrondissement van Parijs is een van de meest karakteristieke. Op 242 teerlingen zijn er 126 Fransohen; bijna de helft; 117, rijn van een vreemde nationaliteit, Afstammelingen van alle mogelijke vol keren der aarde ritten hier door elkander op de banken, vooral Turken, Polen, Rus- sem en Italianen, maar ook Roemenen, Zwitsers, Grieken, Spanjaarden, Serviërs Parijs is, meer en meer, de hooldstad der wereld. Waar zou men oen vollediger ai- spiegeling kunnen vinden van den Volken-* bond? Deze week bezocht it een klein vriendje van me in de achtste klas, de klas der allerjongsten. Jammer, dat u ze niet hebt gezien ver leden jaar September, zegt me de onderwij zeres. Ik kreeg toen zeventien kleuters van 6 af 6 jaar die geen enkel woord Fransch kenden. Thans kan men ze niet meer on derscheiden van de anderen! Ik begrijp het zelf nietl Hier hebt u Broussaly, een Griek uit Smyrna, met zijn groote zwarte oogen en zijn beurtelings ondeugend of ai zwaarwichtig kijkende snuit. En daar ,Woi- kowitch, een jeugdige Pool, met zijn lange wimpers Hij lijkt zoozeer een meisje, dat we hem Jeannette hebben gedoopt. Kom eens hier, Jeannette, en vertel me eens: qu'esl-ce que e'est un ours? (Een beer, wat is dat?) Un ours, e'est un animal sauvage. J'en ai vu au Jordin des Plamtes. (Een beer, dat is een wild dier, Ik heb er gezien m dan dierentuin). Jeannette iaepelt, maar dat komt alleen omdat hij een tandje mist voorin zijn mond. Ook Fajwiaiarwics is een Pooltje. Hij beeft roode haren- met krullen er in of ze gefriseerd zijn, blauwe oogen en een melk blanke huid vol zomersproeten. En ginds zit Todola.no, oen Turk van 9paansche origini. D'oé viens-tu, Tolo? (Waar kom ja vandaan, Tolo?) Op deze vraag slaat Tolo een paar oogen op, één en al verbazing. Ik weet nietl zegt hij. Eskenazy, die het hooge voorhoofd heeft van een geleerde en haren krullend als mos, weigert mij te antwoorden. Hij hult zioh in den mantel zijner waardigheid. Lascüla, met haren als plukjes uitge droogd gras, komt uit Tunis, maar zijn va der is Italiaan. Et (ai, Meltzen, qu'est-ce que tu es? (En jij, Medlzen, wat ben jij?) En Meltzen, het hoofdje glad geschoren als een galeiboef, antwoordt met een verras send aocent uit dan faubourg Saint-Antoine, de Parijsche meubelmakerebuurt J'suis juif d'Russie! (Ik ben een Russi sche joodl) Dau brengt hel schoolhoofd mij naar de eerste klas, de klas der grootsten, welke men verlaat met hel „certiticat d'éludes", het afgestudeerd-zijn voor het kind der kleine burgerij. Wanneer men al die jon gens ziet, met hun kwieke, uitgeslapen smoeltjes van Parijsche boefjes, wanneer men ze spreken hoort met den tongval der Parijsche arbeiderswijken, is het werkelijk niet mogelijk onder hen de Franschen ie on derscheiden van de vreemdelingen. Ik pro beer het, envergis me. Hot is eigenaardig, zegt me de onder wijzer, mijn schranderste en vlijtigste leer lingen zijn de vreemdelingen. Nummer een en nummer twee in die Fransche taal zijn Zimader, een Pool, en Feldstein, oen Roe meen. Men presenteert me de glorie van de school: Neumann, een Pool, die op de school gekomen zonder een enkel woord Fransch te kennen, na drie jaar schitterend het „certificat d'éludes", het eind-diploma der volieerdheid, hoeft gehaald. Neumann, roos kleurige, bolwangige krullenbol, heeft een sympathiek voorkomen van schept vreugde- in-'t-leven. Men zegt mij, dat zijn vader een restaurant hoeft en dal het kind hem Fransch heeft geleerd. Grouohka, een bleek, blond ventje, is niet veel minder knap. Na drie jaren onder wijs spreekt hij thans hetzelfde Fransch als zijn kameraadjes. Geen van hen heeft een ander accenl dan dat van Parijs. Het is ongelooflijk. Nooit zou i'k 't hebben willen gelooven, als ik het niet zelf had gehoord. Bij hen thuis spreekt men Spaansch, Italiaansch, Turksdh, Ro°- meensdh. Zij, de kinderen, brengen in het gezin 'het Fransch. En Frankrijk dringt door tot de ouders via 'het kind. Ik vraag hun of zij willen blijven In Frankrijk. Deze vraag lijkt hun zéé idioot, dat ze allemaal in een lach schieten! Natuurlijk willen ze in Frankrijk blijvenl Neumann zal speldjes en oorbelletjes maken. Agi, die Turk is, heeft het plan een boerderij te be ginnen, ergens buiten. De anderen worden meubelmaker, kleermaker, hemdenmaker, kopersmid, als hun ouders. In Frankrijk na- tuurlijkl Reeds lang dringt mij de groote vraag naar de lippen waarom zij hun vaderland hebben verlaten. Omdat men goed verdiende in Parijs. Omdat wij niöt erg goed gezien waren, ginds. En waarom willen jelui hier blijven? Waarom houden jelui van Frankrijk? Dat is moeilijk uit te leggen. Zoo iets voel je, en je geelt je geen rekenschap van het waarom. Toch, als je maar eens goed na denkt, vindt je wel een reden. Omdat men in Frankrijk vrijer leeft, zegt er een. Hoe meen je? In Turkije dwong men ons soldaat to worden en toch gaf men ons niet de vrije burgerrechten. Hier zijn alle Franschen immers gelijk. In Polen liet men niet toe, dat wij onzen godsdienst beoelenden. Ze hebben mijn tante in de gevangenis gezel omdat ze naar de kerk ging. In Frankrijk mag ieder een gelooven waf hij wil Dat is het wonder van de volksschool. Er is geen macht, geen erfelijkheid, geen ras eigenschap, geen taaleigen, geen zede, geen gewoonte, die weerstand kunnen bieden op den duur aan deze bescheiden instromen-. ten van den geest: een leerboek, een schrift, en een schoolbord. En daarom zal Frankrijk, Frankrijk blij ven. Want anemiek zoekt het en vindt het nieuw verjongend bloed Ln den vreemde. LEO FAUST. DE NIEUWE MINISTERS. Hieronder volgen eenige bijzonderheden omtrent de miniriers die voor het eerst als zoodanig optreden. Mr. T. EL Rntoera. De nieuwe minister van Onderwijs. Kun- sten en Wetenschappen, mr. V. H. Rutgers, werd geboren op 18 December 1877. Na het gereformeerd gymnasium an de Vrije Uni versiteit te Amsterdam te hebben bezocht, promoveerde hij aan de gemeentelijke uni versiteit te Amsterdam. Achtereenvolgen» was hij advocaat en procureur, lid van de Prov. Staten van Noord-Holland, lid van den gemeenteraad van Hilversum, burge meester van Boskoop. Sinds 1912 was htj lid van de Tweede Kamer, ale vertegen woordiger van de anti-rev. partij; de laatste jaren was hij voorzitter van de anti-revolu- ttonnaire Kamerfractie. Hij trad af als bur gemeester; van Boskoop na zijn benoeming tot lid van Ged. Staten van Zuid-Holland, welke functie hij tot heden bleef uitoefenen. Verder ia hij lid van de Centrale Commis sie voor de Statistiek. In de Tweede Kamer nam hij een werk zaam aandeel in de totstandkoming der z.g. Talma-wetten en bepleitte later herhaalde lijk de volledige invoering daarvan. Verder hield hij zich hoofdzakelijk bezig met on derwijsvraagstukken en quaesties betref fende de buitenlandsche politiek, terwijl hij voorts het initiatief nam tot het bekende voorstel tot invoering van plaatselijke keuze dat tweemaal door de Tweede Kamer weid aangenomen, doch door de Eerste Kamer verworpen. Hij maakte deel uit van de com missie voor de buitenlandsche aangelegen heden der Kamer. Ook tot de vredesbewe ging gevoelde bij zich aangetrokken cn nam dan ook zitting in den Anti-Oorlograad, ter wijl hij thans lid is van het hoofdbestuur der Vereeniging voor Volkenbond en Vrede. Voorts ia hij lid van de Interparlementaire Unie. Hij is ridder in de Orde van den Neder- landschen Leeuw. Mi. J. Schokking. De nieuwe Minister van Justitie, mr. J. Schokking, is den löen Mei 1864 ie Am sterdam geboren en dus 61 jaren oud. De heer Schokking is voorzitter van het Hoofdbestuur van de Christelijk-Historische Unie en voorzitter van de Tweede Kamer fractie dier Unie. In 1901 deed de heer Schokking, die toen predikant was bij de Ned. Herv. Gemeente te Koudum voor het eerst zijn intrede in de Tweede Kamer. Het toenmalige kiesdistrict Ilarlingen vaardigde hem toen naar ons Parlement af en in 1905. nadat hij de stand plaats Koudum intusscben had verwisseld met die te Dordrecht, werd het mandaat van den lieer Schokking als Kamerlid ver nieuwd tot 1909. Daarna maakte hij weder van 27 September 1918 tot op heden deel uit van onze Volksvertegenwoordiging. Mr. Schokking studeerde in zijn geboorte plaats aan de gemeentelijke en vrije Uni versiteit in de theologie- en de rechtsweten schap. Hij is doctorandus in,de theologie en promoveeide in de rechten den 20en Juni 1894 aan de gemeentelijke- en twee dagen later aan de vrije universiteit op een proef schrift; „Over de Wet van 10 September 1853 tot regeling van bet toezicht op de on derscheidene Kerkgenootschappen." Hij werd daarop in September 1894, door het provinciaal Kerkbestuur in Zuid-Hol land toegelaten tot de bediening des Woords in de Ned. Hervormde Kerk, en was achter eenvolgens als predikant werkzaam te Wezep, Koudum, Dordrecht en Leiden Mr. Schokking is in laatstgenoemde gemeente nog proteslantsch godsdienstleeraar in het Rijksopvoedingsgesticht. In 1918 kreeg do heer Schokking ook zit ting in de Provinciale Staten van Zuid- Holland, welke hem twee jaren later een plaats gaven in het College van Gedepu- teerdo Staten, welk ambt van Gedeputeerde op het oogenblik nog door hem wordt be kleedt. De heer Schokking, die ridder is in de orde van den Nederlandschen Leeuw, maakte voorts o.a. deel uit van de in 1923 ingestelde Staatscommissie aan welke werd opgedragen na te gaan oi en zoo ja, door welke wettelijke en andere maatregelen: lo. Kostenbesparing op het openbaar hooger onderwijs kan worden verkregen, zonder het peil van dat onderwijs in het algemeen te verlagen; en 2o, da verhouding tusschen het openbaar en bijzonder onderwijs nader kan worden geregeld, zoodat het bijzonder Universitair onderwijs zich naar zijn aard beter zal kunnen ontwikkelen dan op het oogenblik het geval is. Zooals men weet heeft de heer Schok king zich wegens ernstige ongesteldheid gedurende eenige maanden niet aan zijn werkzaamheden kunnen wijden. Ir. M. C. E. Bongaerts. De nieuwe minister van Waterstaat, de hoer M. C. E. Bongaerts, werd geboren op 9' Januari 1876. Na aan de voormalige Polytechnische School te Peilt te hebben gestudeerd, verkreeg hij in 1896 het diplo ma van cividl-ingenteur. Hij was ingenieur van den Rijkswaterstaat. In 1913 werd hij lid van de Tweede Kamer als behoorende tot de R.-K. Staatspartij. Uiteraard had den vooral teohnische vraagstukken zijn belangstelling. Hij nam een werkzaam aandeel aan de totstandkoming van het wetsontwerp tot drooglegging van de Zui derzee, bepleitte herhaaldelijk de belangen van Noord-Brabant en Limburg bij verbe tering en bij kanalisatie en normalisatie van de Maas, hield zioh bezig met kwesties van mijnexploilalie, electrificatie en verkeers wezen. Hij is thans hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat, adviseerend ingenieur en lid van den Mijnraad en den Zuiderzeeraad en had zitting in verscheidene Staatscom missies, met name in die betreffende de electriciteitsvoorziening en het vervoer- vraagstuk. Hij Is ridder in de Orde van den Ned. Leeuw en officier in de Orde van Örazije-Nassau Hij is secretaris van de Club van R.-K. Tweede Kamerleden. Majoor J. M. J, H. Lambooy. De nieuwe titularis van Oorlog, de ma joor van den generalen staf J. M. J. H. Lambooy, werd geboren in 1874, onlving zijn opleiding aan de K. M. A. en werd benoemd tot tweede luitenant der inian- terie op 11 Aug. 1896, vervolgens op 23 Oct 1901 bevorderd tot le luitenant. Van 1 Nov. 19011 Nov. 1904 was hij leer ling van de Hoogere Krijgsschool, daarna adjudant bij het tweede reg. infanterie, in 1905, benoemd tot leeraar aan de K. M.'A. ia tactiek, strategie en krijgsgeschiedenis. Van 1910 tot 1913 was hij werkzaam onder de bevelen van den chef van den ge neralen staf. Den len April 1913 werd hij bevorderd tof kapitein bij het 17e reg in fanterie, in 1915 overgeplaatst bij den ge neralen staf, in 1919 benoemd tit leeraar aan de Hoogere Krijgsschool ia strategie en krijgsgeschiedenis, den 25en Dec. 1923 bij keuze bevorderd lot majoor en benoemd tot souschef vau den slal van hel hoofdkwar-. tier van het veldleger. - Gedurende eenige jaren was majoor Lambooy voorzitter van de Alg. R.-K, Offlcierenvereeniginghij is bekend als schrijver op militair gebied en trad meer malen als spreker op voor de Vereeniging tot beoefening van de krijgswetenschap, van welke vereeniging hij bestuurslid is. In 1922 en 1925 was ijij candidaat voor de Tweede Kamer in Limburg, in 1925 ook voor Den Haag, Leiden, Rolleidam en Dorèreohl. Majoor Lambooy is ridder in de orde. van Oranje-Nassau. Mr. Kooien, Mr. D. A. P. N. Kooien, de nieuwe minis ter van arbeid, handel en nijverheid, werd geboren 21 Jan. 1871, doorliep te Utrecht het gymnasium en studeerde aan de hoogesohool aldaar. In 1394 promoveerde hij er tot doc tor in de rechts- en in de staatswetenschap pen. Daarna vestigde hg zich ais advocaat te Utrecht. In 1897 werd mr. Kooien benoemd tob schoolopziener in het arrondissement IJsel- stein. In 1399 werd hij tot lid van den ge meenteraad van Utrecht gekozen. Aan zijn werkzaamheid als advocaat kwam een eind in 1903 door zijn benoeming tot lid van don Centralen Raad van Beroep, waar van hij sinds 1919 ondervoorzitter is. Hij is lid van de Tweede Kamer sedert 1905 en voorzitter sedert 1920. Reeds in 1913 kwam hij in aanmerking voor een minister portefeuille, maar hij bedankte destijds in verband met zijn bezwaren tegen liet Bociaal program van het te vormen kabinet. Na de crisis in 1923 noodigde de Koningin mr. Kooien uit tot samenstelling van een ministerie. Hij kon toen oohter niet slagen en moest dus voor de opdracht bedanken. De nieuwe Minister van Koloniën. In tegenstelling met geuit vermoeden wordt uit bevoegde bron aan de ,,Msbode bericht, dat de voor de portefeuille van kolo niën aangezochte titularis een katholiek zoude zijn, en wel de heer Oh. J. 4. M. Wei- ter, lid van den Raad van Ned.-Indië. Een directeur-generaal van Marine, Het schijnt in de bedoeling to liggen, dat de nieuwe minister van Oorlog, voor wat de Marine betreft, door oen directeur-generaal zal worden ter zijde gestaan. Nieuwe Tweede Kamerleden. In verband met de gemelde samenstelling van het nieuwe Kabinet, kan worden mede gedeeld, dat, indien de nieuwe Ministers, die ingevolge do jongste verkiezingen benoemd waren verklaard tot lid van do Tweede Ka mer, voor dezen Kamerzetel bedanken, hetgeen, naar men weet, niet noodzakelijk is, aangezien het Kamerlidmaatschap verce- nigbaar is met het Ministerschap als hun opvolgers in de Tweede Kamer zuiicn wor den aangewezen voor de Minister Colijn ca Rutgers de heeren C. van den Heuvel te Haarlemmermeer en H. A. Leenstra te Scho- terland; voer de Ministers Schokking en de Geer de heeren Rutgers van Rozenburg te Baarn en J. Langman te Groningen; voor Minister Kooien de beer G. W. Kampechoër te M ouster cn voor Minister Bongaerts de; heer P. J. Rutten te Wanssum. Ged. Staten van Zuid-Bolland. Door het optreden als ministers vao de heeren Sohokking en Rutgers komen er twes vacatures in het college van Gedep. Staten van Zuid-Holland. Tegen het Kabinet-Colijn. De besturen van C. P. H. en N. A S, hebben besloten een gezamenlijke protest actie op louw te zetten tegen liet nieuwe Kabinet-Colijn „welks voor ds arbeidersbe langen absoluut schadelijk karakter voor deze organisaties vaststaat". Een comité wordt samengesteld uit drie vertegenwoor digers van elk der organisaties. Voorioopig treedt L. de Visser als voorzitter en II. Sn - e- vliet als secretaris van het comité op. Aan N. V. V.., A. N. V., V. V. U., S. D. A. P, en R.-K. Volkspartij zal kennis gegeven wor den van bet voornemen op Zondag 20 Sep tember een landelijke protestdernonslrali: la beleggen, ten einde alsnog een gemeenschap pelijk optreden der tegenover hel Kabinet- Colijn afwijzend slaande organisaties der arbeidersklasse 1e verkrijgen. Bewijzen van Nederlanderschap. Do Commissarissen der Koningin hebben ter kennis van de burgemeesters gebrac.lt een ontvangen schrijven van den .Minister van Biimenlandsche Zaken en Lanlbouw, waarin o.a. het volgende voorkomt: Gelijk bekend is, zjjn met de regeeringen van België en Luxemburg regeliugen ge troffen ingevolge welke Nederiandsclis on derdanen in die landen worden toegelaten met alleen op vertoon van een Nederianlscb buitenlandsch paspoort, doch eveneens krach tens een be wijf van Nederlanderschap, voor zien van de liandteekening en het portret van den houder. In overleg met de Ministers van Buiten landsche Zaken en van Financiën is nu bepaald, dat, teneinde do belasting, ver schuldigd door perzonen, die zich metterwoon in het buitenland gaan Vestigen, te kunnen invorderen, in het vervolg aan personen, die een bewjp van Nederlanderschap aan vragen, de vraag zaf worden gesteld '.'1 Zjj zich in het buitenland gaan vestigen. Luidt het antwoord op die vraag bevestigend, dan behoort bij den betrokken inspecteur der directe belastingen te worden nagegaan belanghebbende zgn belasting (Rijks- en ge meente) hier te lande geheel "heeft voldaan. BIgkt dit laatste niet het geval te zijn, dan behoort het gevraagde bewijs van Ne derlanderschap voorioopig te worden gewei gerd, totdat belanghebbende alsnog oadef zal hebben aangetoond de verschuldigde b#j lasting te hebben betaald

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5