VOOR DE JEUGD
V
r
\1
7
LEIDSCH DAGBLAD
No. 31. Zaterdag 1 Augustus Anno 192S
•I?
-f - *it jliTliplTIlpITil jltltljltTililinlillTiljti
••411"'
*"'411'"""
Goed Bedoeld!
TV©XT
Kaar hert Engelsdh
.van L. E. TIDDEMAK,
Vrij bewerkt door
Cv E. de Lille Hogerwaard.
Hoofdstuk HL
Rob en zijn Gast.
Ihen dag gebeurde er niets bijzonders.
Den volgenden dag ging Anna iden ge-
heelen dag uit en werd Rob aan de zorgen
van Mina toevertrouwd, wat hij eigenlijk
heel prettig vond.
„Ha, Minal" riep de jongen uit. „Wat
sullen we eens spelen?"
Mina zei niet op onvriendelijken toon
Eooals Anna dat zoo dikwijls deed dat
zij geen tijd had om te spelen. Daarvoor
was zij veel te goedhartig.
„Het eerste spelletje, Rob," zei zij, „zal
zijn, dat ik eens iets lekkers ga koken. En
als je belooft, dat je een zoete jongen zult
zijn, mag je kiezen, wat je graag eten wilt 1"
„Heerlijk, Mina! Maar ok moet eerst
ééns goed denken, want bet is niet zoo
heel gemakkelijk, omdat er zoo veel lekkere
dingen zijn om te eten."
„Denk er dan maar eens over, maar het
Btoet niet te lang duren, want dan zou het
misschien om één uur niet klaar zijn."'
De familie Boutens was gewoon/>m één
uur te eten.
Rob ging aan taiel zitten, leunde met
zijn hoofd op beide handen en bieef rustig
nadenken. Eindelijk zei hij:
„Hip is lekker en haas ook, zzaar ik houd
toch het meeet van saucijsjes met bloem
kool."
„Je bent nogal gauw tevreden en wat wil
5© het liefst toe hebben
„Grieemeel I" antwoordde de kleine jon
gen, zonder zich. ook maar één oogenblik
te bedenken.
Dat was dus afgesproken. Rob mocht
Mina bij het maken van het toetje helpen,
wat hij heerlijk vond en toen het klaar
was, mocht hij de pan uitlikken.
„Ik denk, dat de Koningin vandaag met
zoo lekker zal eten als wij," zei Mina een
paar uur later, „zelfs al zou zij van een
gouden bord eten."
„Kee," antwoordde Rob, „dat geloof ik
ook niet. Zoo lekker als wij eet vandaag
niemand."
„Stellig niet!" zei Mina weer.
Nu was het niet alleen, omdat het hem
zoo goed smaakte, dat hij er zoo over dacht
maar sinds het vertrek van zijn vader en
moeder had hij nog niet zoo'n rustigen en
plezierigen maaltijd gehad.
„Je bent heel aardig, Mina," zei hij, „je
laat mij geen vet eten, zooals Anna. Van
vet hou ik beelemaal niet en vooral niet,
als het warm is. Jij soms?"
„Dat hangt ervan af," antwoordde Mina,
..maar na tafel ben ik altijd erg slaperig
en omdat Anna vandaag een vrijen dag
heeft, zou ik niet weten, waarom ik niet
even een dutje zou doen, als jij me belooft
een zoete jongen te zijn en mij niet wakker
te maken. Zul je stil blijven zitten?"
„Ik zou liever mijn eendjes in de tobbe
laten zwemmen," antwoordde Rob.
Dit spelletje had Mina hem vroeger eens
toecestaan en dat had hij niet vergeten.
Mina glimlachte, nam hem mee naar de
bijkeuken, zette de tobbe op den grond,
vulde haar met water en liet Rob alleen.
De kleine jongen had zijn doos met eend
jes al in de handen en 't duurde niet lang,
of ze zwommen lustig rond. Het was zóó'n
prettig spelletje, dat hij dacht er nooit
genoeg van te zullen krijgen.
Maar Mina's dutje duurde toch wel wat
heel lang, vond Rob op het laatst en hij
vroeg zich af, of zij dan nooit wakker zou
worden.
„Nu begin ik mij toch te vervelen," dacht
hij, „en ik kan niets anders verzinnen, om
dat er niemand is, voor wie ik nu eens
iets doen kan."
Juist op dit oogenblik werd er aan de
buitendeur der bijkeuken geklopt. Hij zou
nu tóch voor Mina open kunnen doen, de
deur open maken, zoodat Mina niet ge
stoord behoefde te worden.
In het volgend oogenblik was de deur al
open en zag Rob een langen, n?ageren man
vóór zich staan. Deze lange, magere man
zei:
„Geef mij alsjeblieft een stukje brood,
jongeheer Ik sterf van honger."
Zou Rob er Mina om vragen? 't Was
misschien beter van niet. Hij hoorde haar
in de keuken snurken en zag, hoe haar
hoofd telkens heen en weer relde. Waarom
zou hij haar wakker maken?
„Kom maar binnen, arme man", zei Rob
vriendelijk, „en ga zitten. Ik zal wel wat
lekkervoor je halen. Droog brood is niets
lekker; ik hou er heelemaal niet van. Hou-
je van saucijsjes?"
De man ging op een stoel zitten en keek
wel wat verwonderd. Hij zei, dat hij van
niets zooveel hield als van lekker gebakken
saucijsjes?"
..De onze zijn heerlijk gebakken", zei
Rob, „en ik weet precies, waar ze staan.
Ben je erg warm?"
„Warm en moe", antwoordde de man en
hij keek naar den kleinen jongen, alsof hij
dacht:
„Wat ziet hij er koel en frisch uit m zijn
matrozenpakje."
Rob keek vriendelijk, maar toch wat ver
legen naar den vreemdeling op. -
„Ik weet niet, hoe ik het servet op de
tafel moet leggen", zei hij. „Anna is uit en
Mina slaapt. We moeten maar geen compli
menten maken."
Mina had juist tegen Rob gezegd: „We
moeten maar geen complimenten maken."
teen zij hem zijn slab vergeten had te geven
en hij vond het altijd prettig nieuwe woor
den te gebruiken. Hij zette twee saucijsjes
en een stiik brood voor zijn gast neer.
,,'t Spijt me, dat ik je niets te drinken
kan geven," ging hij voort. „Maar daar zal
Mina wel voor zorgen, als 2e wakker wordt."
De man at haastig. Tusschen tWee hap
pen door vroeg hij 2acht:
„Zou je moeder goedvinden, dat je mij te
eten geeft, kleine baas?"
Hij was er wel 200 goed als zeker van,
dat de kleine jongen op zijn eigen houtje
handelde, want hij wist wel, dat de meeste
menschen het niet veilig vinden een bede
laar binnen te laten, ten minste als zij hem
niet kennen. Hij wilde echter eens hooren,
wat Rob zei.
„Moeder heeft gezegd, dat ik altijd moest
probeeren wat voor een ander te doen," anfr
woordde de jongen. Dus zai zij hei zeket
goed vinden. Zijn de saucijsjes lekker?^-
„Heerlijk!"
„En mooi gebakken?" r
Prachtig!"
„Dat dacht ik wel. Je moet het straks zelf
maar aan Mina zeggen."
.Zeker jongeheer, als ik haar nog zie,
maar je moet haar vooral niet voor mij wak
ker maken."
„Nee, dat zou jammer zijn. Bovendien
heb ik beloofd haar te laten slapen en ik
breek nooit mijn beloften. Dat doet een man
niet, zegt Vader. Wil je ook wat gries meet
hebben?"
„Heel graag," antwoordde Rob'3 gast.
.Die staat op een hooge plank." zei de
kleine jongen, toen hij op zijn teenen naar
de provisiekast geslopen en weer terugge
komen was. „Ik zie geen kans er bij te ko
men, zelfs met, als ik op een stoel ga
staan."
„Dat is jammer, jongeheer."
„Behalveging Rob voort. h
„Behalve wat, jongeheer?"
„Behalve als je mij optilt," zei de jongeü
glimlachend. Ben je sterk genoeg, denk
je
De bedelaar antwoordde zijn jeugdigen
gastheer, dat hij in zijn leven wel zwaar
dere lasten getorst had dan zoo'n kleinen
jongen. Hij tilde Rob dus op. Deze nam bet
gries meel'van de plank en zette dat voor den
gast neer.
De bedelaar begon te eten.
„Je vindt het toch zeker ook ecg lekker?"
vroeg Rob.
..Ik heb nog nooit zoo iets fijns geproefd
en ben al heel blij, als ik een stuk brood
met kaas krijg, dat mij beiet van honger otn
te komesn."
.Arme man" zei Rob voi medelijden.
Het leek hem vreeselijk noodt iets anders
dan brood en kaas te eten.
Juist op dit oogenblik weid Mina wak
ker. Zij vroeg zich af, of zij long ge9Ïapeo
zou hebben en riep:
„Ben je daar, Rob?"
Da Mina," luidde het antwoord.
„,Je voert toch geen kattekwaad mt?"
„0 nèe! Kom maar eens kijken."
De bedelaar liep in de richting der bui-'
tendeur, zoodra hij bemerkte, dat een vol
wassen persoon in de zaak betrokken aou
worden, maar Rob hield hem bij zijn mouw
wast
Mina moest hem toch zien!
Maar de bedelaar voelde er niets voor om
door haar gezien te worden. Toch begreep
hij, dat hij zeker van diefstal verdacht zou
worden, als hij plotseling wegliep en daar
hij geen dief was, wilde hij er natuurlijk ook
niet voor aangezien worden.
Hij ging dus maar weer zitten en wachtte
op hetgeen er gebeuren zou.
Het is moeilijk te beschrijven, hoe ver
baasd Mina was, toen zij in de bijkeuken
een man zag en zij zette groote oogen op,
toen Rob haar inl ui sterede:
„Hij heeft toch zoo gesmuld van de sau
cijsjes en het griesmeel, Mina."
Daarop wendde hij zich weer tot den man
en zei:
„Vergeet vooral niet Mina te zeggen, dat
je de saucijsjes zoo mooi gebakken vondt."
„Wat bet eekent dat?" vroeg Mina aaa
den bedelaar en zij keek hem boos aas,