De IJdele, Witte Roos.
AL TE GRAPPIG!
in te slapen, toen hij echter in de aangren
zende kamer stemmen hoorde.
Mina zei aegen Anna, dat niemand an
ders dan zij den koek in den over gezet
had en Anna ging er boos tegen in. 't
Werd een hooggaande ruzie. Rob kreeg be
paald medelijden met Anna.
Plotseling vatte hij echter moed. Hij
Bprong uit bed en stond in het volgend
oogenblik in zijn wit hansopje en bloote
voetjes vóór de beide dienstboden en stot
terde hij:
„Ik ik h heb den k koek in
'd den o oven gezet, M Mina, om
omdat je zei, d dat je er altijd zoo
wwarm van w werd. Ik d dacht je
jer een pl plezier mee te doen. Ik ik
'wou heelemaal niet ondeugend zijn, heusch
niet 1"
Hij barstte in tranen uit, toen Mina, die
ilioht gemaakt had, haar handen naar hem
'uitstrekte. Haastig ging hij voort:
„Ik zau 't wel dadelijk gezegd heb
ben maar maar ik was bang
dat je mij onder handen zou nemen!"
Misschien klonken zijn woorden niet zoo
duidelijk als zij hier geschreven staan, wane
hij snikte telkens, maar zij begrepen hem
toch en Mina wilde niet hebben, dat Anna
op hem bromde.
Hij had er niets kwaads mee bedoeld,
.verdedigde zij hem en zij trok het bevende
ventje naar zich toe Zij was een echte kin
dervriendin.
Mina liet Rob nu beloven, dat hij het
nooit weer zou doen. Zij droeg hem weer
naar zijn bedje en dekte hem toe, zoodat hij
weldra in een diepen slaap viel en met
wakker werd, vóór Anna hem den volgen
den morgen kwam roepen om op te staan.
Anns, was bijzonder vriendelijk. Zij had
een brief van haar vriendin gehad en zei:
„Mijn vriendin heeft het strafport betaald
en mijn brief niet geweigerd."
„Ze is zeker rijk", antwoordde Rob,
„want alleen iemand, die heel rijk is, be
taalt strafport voor een brief, die slordig
geschreven is en met vlekken er op, denk
je ook niet?"
Anna zei hierop niets. Zij zinspeelde met
geen enkel woord op het gebeurde van den
vorigen dag, vóór zij zaten te ontbijten.
Toen zei zij
„Denk er aan, dat je vandaag geen din-
igen uithaalt als gisteren gebeurd zijn, want
ije zon er voor den tweeden keer niet zoo
gemakkelijk afkomen. Ik zal je geen oogen
blik nit het oog verliezen!"
(Wordt vervolgd).
„Hebt ge het allen gezien? M^jl alleen
heeft de Koningin aangewezenStraks
word! ik gepinkt! Tk moet in een kristallen
vaas worden gestoken, tuseohe veel prach
tige, witte bloemen nit de broeikas. *k Word
'dan neergezet op de Koninklijke tafel, vlak
tegenover de Koningin! O, wat een eer!
[Wat een eer!"
Zoo sprak een prachtige, pas ontloken,
witte roos, de eerste, die bloeide aan één
der hoogstamünigie rozenstruiken, tot de
andere rozen, roode, rose en gele, die aan
de rozenstruiken groeiden in 't zelfde perk,
en dicht in haar nabijheid stonden.
,/t Komt bepaald! door ntijto £ijnö_ kleur
en heerlijken geur, dat de Koningin mij
heeft gekozen," ging ze weer, snoevend
tot de anderen, voort. „En 'k hoorde zelfs,
hoe de Koningin mfi} prees, als de schoonste
onder jullie allen."
Ook de andere rozen waren schoon en
tfrisch, en ook zfrj) geurden zoo heerlijk, en
velen van hen waren óók pas ontloken.
;En toen ze nu zoo heel dicht 'bij1, de stem
'van één hunner zusters hoorden, die reeds
dirie keer op de eer, door de Koningin
te Zjjtn aangewezen, had gesnoefd, begon één
van hen, een schóone fluweelachtige, don-
ker-roode roos: „Onze beurt zal ook wel
eens komen. Morgen zal de Koningin hier
weer terugkomen en zij zal eenigen van
ons aanwijzen, om op haar tafel te prijken."
„Dat denken jullie maar," snoefde weei
de witte roos. „Geen van jullie allen zal
Ide Koningin aanwijlzen, om haar tafel te
versieren, omdat jullie maar heel gewone
rozen zgit, terwijl ik van een bijzondere
soort bei Bei ook hierheen gezonden,
of eigenlijk is 't vader struik, die hier is
gekomen van heel ver. Daarom ook was
van morgen de Koningin zoo verheugd, zoo
dra ze rnjji zag. Ik hoorde duidelijk, hoe
ze tot den tuinman sprak:
„0, kijk toch eens, daar is waarlijk do
eerste roos ontloken aan den struik, dien
ik liet komen uit het verre, vreemde land!
Die moet vandaag mijh tafel sieren^ want
ik wil haar aan mrjh gasten toonen. Pluk
haar straks af, tuinman; pluk haar vooral
af met een langen steel, opdat ze kan ge
stoken worden tusschen de witte oleanders
en de andere witte bloemen uit de broeikas,
in de kristallen vaasHeel diep had
toen de tuinman voor de Koningin gebogen,"
ging op denzelfden snoevenden toon, de witte
roos voort, „en toen zei hij-: „Het zal ge
beuren gelijk Uwe Majesteit het wenscht!"
En zoodra nu de Koningin het rozenperk
had verlaten, schudde de .tuinman zijn hoofd
en hg mompelde: „Hoe jammer toch, dat
ik de eerste roos, die aan dezen struik
en hier op vreemden bodem bloeit, moet
afplukken...."
Maar ik, o, ik ben zoo heel bljj, dat
ik word geplukt! Nu zal ik komen op de
Koninklijke tafel! Nu mag ik straks, en
verder iederen dag, de Koningin zien! O,
wat een eer! Wat een eer! O, 'k zie mt
al, door alle gasten bewonderd, daar prij
ken, tusschen de kasbloemen, in de kristal
len vaas, die vlak voor de Koningin wordt
neergezet O, en dan zullen de frjne, zachte
vingers der Koningin mijn blaadjes stree-
len en haar fijne neus zal zich verkwikken
aan mijn heerlijken geur! En mij zal al die
eer te beurt vallen!"
Terwijl do witte roos- zoo snoefde,
zweefde zij trotsch aan haar slanken stengel
heen en weer, zoodat de glimmende, groene
blaadjes heftig trilden. Want ook die
beelden van trotsch, dat zij de witte roos
mochten volgen. Ze zaten toch aan den
langen stengel! En nu zouden ook zij- iederen
dag de Koningin mogen zien!
Doch toen nu weer de vutte roos op
de groot© eer, die haar te beurt was ge
vallen, begon te snoeven, nü ook tegen de
jasmijnen, die vlak bij het rozenperk bloei
den, verhief de struik, waaraan de witte
roos groeide, zqh stem.
„M$n kind, wees toch niet 200 ijdel,"
begon Hrj. „Je weet nog niets van het leven
al Wat vandaag schoon en frisch en geurig
Vrouw Olifant yöer door de vaart
ze kwam met melk van 't land
„hei-ho, hei-ho", zoo riepen baar
twee hengelaars aan dén kant.-
„Och, goede vrouw, doe ons plezier,
„en neem ons beiden op
„u hebt nog. plaats, wij zijn maar licht
vrouw Olifant zei: „top!"
Goedhartig voer ze naar den wal
de heng'laars stapten in
dra zaten zij op hun gemak
en hadden 't naar hun zux.
In ruil voor hare vriend'lijikheid
vertelden zij de vrouw
nu d' eene grap na d' andere,
dat zij maar lachen zou,