No. 20046.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 Juli
Tweede Blad. Anno 1925
UIT DE PERS.
BINNENLAND.
Coiijn Kabinetsformateur.
f „De Rollerdammer" (A.-R.) vangt een~be-
Bchouwing over de opdracht aan den heer
Coiijn op de volgende wijze aan:
In den kring der anti-revolutionaire partij
zal de aanwijzing van den heer Coiijn als
Kabinetsformateur met gemengde gevoelens
zijn vernomen.
Reeds het optreden van den heer Coiijn
als minister van Financiën riep zulke ge
mengde gevoelens wakker. Ligt er in het
vertrouwen, dat de leider van een partij ge
niet en in den invloed, waarover hij be
schikt, voor de partij reden tot ingenomen
heid, die mag er toch niet toe leiden om de
bezwaren, welke aan zoodanige positie ver
bonden zijn, over het hoofd te zien.
Dat de heer Coiijn een opdracht als Ka
binetsformateur zou ontvangen, is zeker
niet in de anti-revolutionaire partij in het
land als vurigste wensch naar voren geko
men. Zijn aanwijzing kan niet verklaard
worden Dit de opvatting, dat de anti-revo
lutionaire partij een of andere aanspraak
zou hebben op de leidende positie
Het anti-revolutionaire orgaan besluit
aldu9
Wanneer deze (de heer Coiijn) na over
weging van alle omstandigheden, tot het
besluit komt, dat het landsbelang inderdaad
door zijn optreden als Kabinetsformateur,
©n straks als voorzitter van den Minister
raad, wordt gediend, dan zal de anti-revo
lutionaire partij hem haar steun, en haar
yoorbcdc, niet onthouden.
De Kabinetscrisis.
Naar aanleiding van berichten lm de
-R.-Ï. Pers, meldt „De T$d", dat van anti
revolutionaire zijde de Katholieke Karaer-
{fractie nooit voor het dilemna gesteld is:
„óf een kabinet met Coiijn als premier;
Óf geen voortzetting der coalitie".
iVoIgens „De Trj!d" kan men verder veilig
fcannemeo, dat H. M. de Koningin geen eigen
Toorkeur heeft doen spreken en dat de
Opdracht aan den heer Coltfb de voor de
hard liggende conclusie is uit de adviezen
der raadgevers van de Kroon.
De Bezuinigingscommissie.
Het „Hbl." verneemt omtrent de reorga
nisatie van de Bezuinigingscommissie. dat
voor het lidmaatschap' z§n uitgenoodigd ver
schillende handelsmenschen, vertegenwoor
digers van groote handelshuizen. De nieuwe
oommissie zaf een ganseh andere opdracht
hebben. Was de commissie onder voorzitter
schap vanmr. P. Rink gebonden aan een
onderzoek naar de inrichting en de werk-
•Vtyze der Departementen, onder generaal
Irop zal zg hebben te adviseeren over de
piogeljjkheid van versobering van den
geheelen Staatsdienst,
Wachtgeld Burgerlijke Rijksambtenaren.
Het „Staatsblad" no. 330 bevat het Kon.
Besluit van den 14den Juli, lot wijziging
van het Kon. besluit van 3 Augustus 1922
(6isbl. no. 479) tol regeling van de toeken
ning van wachtgeld aan burgerlijke Rijks
ambtenaren, zooals dit laatstelijk is gewij
zigd en aangevuld bij besluit van 9 Febr.
j924 („Stsbl." no. 36). Daarbij is bepaald
(met ingang van 1 Juli 1925):
Artikel 1. In ons aangehaald besluit wor
den de navolgende wijzigingen en aanvul
lingen aangebracht:
a. Artikel I wordt gewijzigd als volgt:
In het eerste lid vervallen de woorden:
f,uit anderen 'hoofde".
In het derde lid wordt in plaats van
wwier bezoldiging wordt geregeld bij het
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambte
naren 1920 (Staatsblad no. 37)" gelezen
|die vallen onder het Bezoldigingsbesluit
Burgerlijke Rijksambtenaren 1925".
In het vierde lid wordt de punt aan het
•lot vervangen door een komma. Aan dat
lid wordt de volgende zinsnede toegevoegd:
Emede de ambtenaren in tijdelijken
ït, die een niet wezenlijk onderbroken
ïttijd als zoodanig van tenminste tien
Jaren hebben vervuld, tenzij zij belast zijn
met werkzaamheden, die een tijdelijk ka-
fnkter dragen.
b. In den aanhef van artikel 2 wordt in.
fftaats van ..artikel 3, derde lid" gelezen:
^artikel 3, vijfde lid".
c. Artikel 8 wordt gelezen:
„Behoudens het bepaalde in liet verdere
Sran dit besluit wordt aan een burgerlijk
rijksambtenaar, als bedoeld in artikel 2
bnder a, het genot van wachtgeld toegekend
Gedurende een tijdvak, gelijk aan zijn
tmensttijd. ten bedrage van:
a. indien hij ten tijde van het ontslag
fcoslwdnner is van een gezin, gedurende de
eerste drie maanden de laatstelijk door
foem genoten wedde, gedurende de volgende
drie maanden 85, gedurende de daaraan
volgende vijf jaren 70, gedurende de daar
aan volgende vijf jaren 60, en vervolgens
50 ton honderd van de laatstelijk genoten
wedde;
b. in de overige gevallen gedurende de
Jmder a bedoelde termijnen onderscheiden
lijk de laatstelijk genoten wedde van 75,
60, 50 en 40 ten honderd daarvan:
oen en ander met dien verstande, dat het
Wachtgeld niet daalt beneden het bedrag
nran het uitgesteld pensioen, waarop de be-
'.trokkenc ter zake van het hem verleende
qntólag uitzicht heeft of, indien uit hoofde
Van eenigerlei omstandigheid zoodanig uit-
tócht niet of niet meer bestaat, anders zou
webben gehad.
Behoudens het bepaalde in het verdere
'an dit besluit wordt aan een burgerlijk
ijksambtenaar, al9 bedoeld in artikel 2
ider b, het genot van wachtgeld 'toegekend
durende drie maanden, vermeerderd in-
>n hij ten tijde van het ontelag kostwin-
i® van een gezin, met twee maanden en
n met £én maand voor elk jaar door
volbrachten diensttijd, ten bedrage van
urende de eerete drie maanden de laat
stelijk genoten wedde en vervolgens 70 ten
honderd daarvan.
Voor zooveel oen burgerlijk rijksambte
naar ten tijde van het ontslag een dienst
tijd van ten minste tien jaren heeft vol
bracht en het aantal jaren van dien dienst
tijd tezamen met het aantal jaren van den
leeftijd, die hij ten tijde van het ontslag
heeft bereikt, 60 of meer bedraagt, wordt
hem na ailoop van de in het eerste en
tweede lid bedoelde termijnen een verder
genot van wachtgeld toegekend ten bedrage
van het uitgesteld pensioen, waarop hij ter
zake van het hem verleende ontslag uitzicht
heeft of, indien uit hoofde van eenigerlei
omstandigheid zoodanig uitzicht niet of niet
meer beslaat, anders zou hebben gehad', met
dien verstande dat gedurende het eerste
jaar na afloop van de bedoelde termijnen,
hot wachtgeld niet minder bedraagt dan
veertig ten honderd van de laatstelijk geno
ten wedde.
Wanneer het vorige lid niet van toepas
sing is kan, in buitengewone gevallen, het
wachtgeld na afloop van de in het eerste en
tweede lid bedoelde termijnen voor een be
paalden lijd worden voortgezet; het be
draagt alsdan indien de betrokkene ten
tijde van het ontslag kostwinner was van
een gezin, ten hoogste 60 en anders ten
hoogste 40 ten honderd van de laatstelijk
genoten wedde.
Aan een ambtenares, die ten tijde van het
ontslag gehuwd en niet de kostwin9ter van
een gezin is, wordt het genot van 't wacht
geld steeds toegekend op den voet als in de
voorafgaande leden van de burgerlijke rijks
ambtenaren, bedoeld in artikel 2, onder b, is
bepaald, met dien verstande echter, dat het
derde lid van dit artikel buiten toepassing
blijft.
Een ambtenaar, die ten tijde van het ont
slag kostwinner was van een gezin, dooh
die hoedanigheid verliest, wordt nadien be
handeld op den voet als in de voorafgaande
leden is bepaald voor ambtenaren, dien ten
tijde van het ontslag niet kostwinner zijn
van een gezin".
d. In artikel 4 wordt onder letter c in
plaats van: „onderbreking slechts" gelezen:
„onderbreking behalve voor de toepassing
van het derde lid van artikel 3, slechts".
e. Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
Het eerste lid wordt gelezen:
„Onder laatstelijk genoten wedde wordt
voor de toepassing van dit besluit, behou
dens het bepaalde in de volgende leden,
verstaan de bezoldiging, die in ds verlaten
betrekking op den dag vóór het ontslag
wend genoten, met inbegrip eventueel van
zoodanige toelagen, als bij de berekening
van den pensioensgrondslag in aanmerking
komen, vermeerderd voorts eventueel met
de tijdelijke toelage, bedoeld in de artikelen
24 en 27 van het Bezoldigingsbesluit Bur
gerlijke Rijksambtenaren 1925, en verder
eventueel met de tijdelijke kindertoelage,
bedoeld in artikel 21 van dat besluit, die
door den betrokkene zou zijn genoten, in
dien hij op de evenbedoelde bezoldiging in
dienst ware gebleven".
Het derde lid vervalt.
f. Het eerste lid van artikel 6 wordt na
„aangevraagd" gelezen: „wordt:
a. indien die inkomsten genoten worden
in dienst van ©en openbaar Lichaarm, zoodra
en zoolang het wachtgeld, vermeerderd
daarmede, de laatstelijk genoten wedde zou
overschrijden, het wachtgeld met het be
drag dier overschrijding verminderd;
b. in de overige gevallen het wachtgeld
voor den duur van die inkomsten met een
bedrag gelijk aan de helft daarvan vermin
derd, met dien verstande echter, dat van
die inkomsten buiten aanmerking blijft een
bedrag gelijk aan het verschil tusschen het
wachtgeld en de laatstelijk genoten wedde
of, bedraagt dit verschil meer dan 30 ten
honderd van de laatstelijk genoten wedde,
gelijk aan 30 ten honderd van de laatstelijk
genoten wedde".
g. In het eerste lid van artikel 7 verval
len de woorden „onverminderd het bepaal
de in artikel 8, tweede lid".
h. Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
Uit het eerste lid vervallen de woorden:
„uit anderen hoofde dan de opheffing zijner
betrekking".
Het tweede lid vervalt.
i. Na artikel 8 wordt een nieuw artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 8a. Met den op waohlgèld gestelde
kan een regeling worden getroffen, krach
lens welke het wachtgeld geheel of ten deele
wordt vervangen door een afkoopsom.
Artikel II. Overgansbepaling. De wacht
gelden, die op het tijdstip van de inwerr
kingtredïng van dit besluit loopende zijn,
worden herzien met inachtneming van de
wijzigingen die ingevolge dit besluit in Ons
besluit van 3 Augustus 1922 (Staatsblad no.
479) worden aangebracht, echter met dien
verstandje dat de in artikel 3, eerste lid, be
doelde termijn van vijf jaren, waarna het
wachtgeld tot onderscheidenlijk 60 en 60
ten honderd wordt verminderd, voor deze
wachtgelden in dk geval niet eerder aan
vangt dan op 1 Juli 1925.
Artikel III. Dit besluit treedt in werking
met ingang van den tweeden dag na dien
der dagleekening van het Staatsblad (17
Juli- Red.) waarin het is geplaatst.
Algemeens Synode der Ned.-Herv. Kerk.
De vice-president rapporteert in de derde
zitting over do registers van den secretaris
der Synode. Van 17 Juli 1924 tot 15 Juli
1925 zijn ingekomen 1868 en uitgegaan 1915
stukken. Aan den secretaris wordt dank
betuigd voor zijn nauwkeurig en veelom
vattend werk.
De grostallen worden opgemaakt voor de
vervulling van twee vacaturen (lid-predi
kant en lid-ouderliDg) in de synodale com-
missio.
\oor kennisgeving wordt aangenomen
bijl. B. no. 9. Dit betreft uitkeeringen uit
de inzameling voor het noodlijdend protes
tantisme in Europa, aan verschillende in
stellingen in het buitenland, waarover de
commissie voor correspondentie met buiten-
landsche kerken haar advies heeft gegeven
De president betuigt den dank der synode
aan prot Slotemaker de Bruine, die als
lid van het uitvoerend comité heeft deelge
nomen aan de voorbereidende conferentie te
Zürich voor het wereldcongres.
Op dit congres te Stockholm zal de Ncd.-
Herv. Kerk vertegenwoordigd zijn door dr.
G. J. Weyland, dr. W. J. Aalders (in de
plaats van dr. H. M. van Nes), dr. J. A.
Cramer, dr. J. C. Rooso, dr. W J. M. En-
gelberts, dr. L. Knappert, ds. H. J. Dijck-
meester en ds. R. J. van der Meulen.
De alg. synodale commissie zette haar
arbeid onder de Protestantsche Nederlan
ders in het buitenland voort. Te Duisburg,
te Crefeld en te Mühlheim wordt met zegen
gearbeid door den heer H. Sanders. Te Em
merik werkt ds. W. A. Zeydner, te 's-Hee-
renberg, en bet werk te Gronau, Kleef,
Schöningsdorf en elders wordt uit het fonds
ter behartiging van de geestelijke belan
gen der protestantsche Nederlanders in het
buitenland gesteund. Het valt te betreuren
dat alleen enkele gemeenten in het vader
land dien arbeid door collecten steunen. Het
totaal bedrag der collecten was ruim f 1979
Uit de exploitatie-rekening van het
„Weekblad der Ned.-Hervormde Kerk"-
blijkt, dat f 800 in de kas van de Alg.
Weduwen- en Weczenbeurs kon worden ge
stort.
Nu de quaestor-generaal, mr. S. J. Ho-
gerzeil ter vergadering is gekomen, worden
de rekeningen der verschillende fondsen
behandeld en verleent de Synode haar goed
keuring op de voordrachten der Synodale
commissie betreffende toelagen uit de fond
sen.
Het fonds voor noodlijdende kerken en
personen heeft weder een gift van f 2000
van H. M. de Koningin ontvangen, waar
voor de president den dank der Synode uit
spreekt. Uit dit fonds is f 31130 voor groot©
toelagen bestemd, te vermeerderen met de
in 1919 toegekende toelagen, waarvan geen
gebruik is gemaakt binnen den in het regle
ment bepaalden temijn. Voor kleine toela
gen is f 8815 beschikbaar.
Het Fonds ter voorziening in de geeste
lijke behoeften ontving ook een gift van de
Koningin, ten bedrage van f 750, en een Ie
gaat, groot f 500, van wijlen den heer P. J.
Bouwmeester, te 's-Gravenhage. Aan 17 ge
meenten kunnen uit dit fonds toelagen
worden verstrekt tot een gezamenlijk bedrag
van f 6625.
Het bestuur van het Fonds „Aanpakken*
heeft weder een bedrag van f30.000 (ge
kweekte rente) aan het Fonds tot verbete
ring van de schraalste predikantstracte-
menten afgestaan. De president brengt dank
aan genoemd bestuur.
De Algemeene Weduwen- en Weezen-
beurs zal dit jaar uitkeeren een bedrag van
f 205 benevens f 80 bijslag. AIzoo in 't ge
heel f 285, d.i. f 10 meer dan ten vorigen
jare, toen een uitkeering werd gedaan aan
382 weduwen. 7 minderjarigen en 19 erven.
Nu worden afgehandeld do aangelegen
heden van de Synodale Bijbelvertaling dos
N. T. en van den Vervolgbundel, alsmede
die van de Algemeene Kas. De quotisatie
over de jaren 19261930 wordt vastgesteld.
Het geheele bedrag daarvan is volgens de
lijst f 54.850.
Besloten wordt over dit jaar 1925 weder
10 pCt. van de puota te vragen, met het
oog op den stand van de Algemeene Kas.
De uitkeering uit het Hulppensioenfc» dj
is vastgesteld op f 120. Het aantal dcelge-
rechtigde gemeenten bedraagt 381 met 523
plaatsen. Een uitkeering werd gedaan aan
BO predikanten en 5 erven.
Het Studiefonds ontving zijn jaarlijksche
bijdrage van f 400 van administrateuren van
het Fonds Racer-Tak. Aan 10 studenterf
kunnen kleine studiebeurzen worden ver
leend.
Nog werden in deze bijeenkomst afge
daan de aangelegenheden van het Gebouw
der Algemeene Synode.
Wenschen van het R.-K. Werkliedenverbond
Het R.-K. Werkliedenverbond heeft het
volgende adres gezonden aan de R.-K.
T weede-Ka/mer-f ractie
In verband met de staalkundige situatie,
wel'ke door de Kamerverkiezing van 1 Juli
1.1. ds ontslaan, acht ons verbondsbestuur 't
thans de bij uitstek geschikte tijd om nog
eens nadnikkelijk de aandacht van uw
hooggeacht college te vragen voor enkele
sociale wenschen en verlangens, welke
reeds lang onder de arbeiders levendig zijn
en waarvan de vervulling ook reeds korter
of langer tijd in voorbereiding is.
'Deze wenschen zijn neergelegd in de vol
gende punten:
a. wettelijke regeling der ziekteverzeke
ring, zooveel mogelijk gebaseerd op uitvoe
ring der verzekering door uit de maat
schappij opgekomen organen;
wettelijke regeling der werkloosheids
verzekering op den grondslag van verdee
ling der lasten tussohen werkgevers, werk
nemers en oveiflieid;
c. het voeren eener goede welvaartspoli-
tiek, o.a. door te steunen en te bevorderen al
wat werkverruiming kan brengen;
d. het tot-s land-brenger eener landbouw-
arbeidswet, in den geest als aangegeven in
hel betr. advies van den Iloogen Raad van
Arbeid;
e. algemeene doorvoering van de bepa
lingen der Arbeidswet 1919, ook voor arbei
ders buiten fabrieken en werkplaatsen.
Hierbij denken wij tevens aan de voorgeno
men Rijksregeling van de winkelsluiting;
f. het tot-slanddyrengen van wetten, die
de uitvoering van punt 6 (Bedrijfsorganisa
tie, enz.) van het program van actie van de
p.-K. Staatspartij kunnen bevorderen;
g. «het tot-stand-brengen van een wettelijk
Rijkskinderfonds, tot steun aan de groote
gezinnen en op den grondslag van verplich
te verzekering voor alle in loondienst werk
zaam zijnde personen lot een jaar-inkomen
van b.v. f 2500
h. het aannemen van de reeds ingediende
voorstellen tot wijziging der wet op de In
komstenbelasting. der Successie-belasting
en der Zegel- en Registratiewei;
i. nog verder doorgevoerde-verlaging van
den belastmgdruk yqor de groote gezinnen;
j. het medewerken aan het tot-stand-ko
men van een algemeene ratificatie der ont-
werp-conventie, in zake den arbeidsduur en
het zoo spoedig mogelijk ratificeeren der
andere ontwerp-eonventies van de Interna
tionale Organisatie van den Arbeid.
Waar ©enerzijds over het algemeen de
uitvoering der bedoelde wetten van de
Staatskas geen groote offers behoeft te vra
gen en anderzijds naar onze innige over
tuiging alleen een krachtige sociale politiek
het geschokte vertrouwen der arbeiders kan
herstellen, waar verder de genoemde
punten voor iedereen, die oog heelt voor de
sociale nooden en de volksmentaliteit, van
buitengewoon urgenten aard zijn, meenen
wij ons van naderen aandrang te moeten
onthouden.
Desgewensclit zijn wij gaarne bereid een
en ander mondeling toe te lichten.
Pleegouders en hun Pleegkinderen.
De Vereeniging van Secretarissen van
Voogdijraden hield dezer dagen te 's-Gra
venhage haar gewone jaarlijksche vergade
ring, onder voorzitterschap van mr. B. Groo-
tenboer, secretaris van den Voogdijraad
's-Gravenhage 1.
In de ochtendvergadering werd door mr.
M. G. Nyland, secretaris van den Voogdij
raad Rotterdam I ingeleid liet onderwerp:
„Wordt tegen bedelarij, het artikel 432 Eer
ste Wetboek van Strafrecht, voldoende door
de autoriteiten opgetreden? en zoo neen,
wat zou hiertegen kunnen worden gedaan?"
De inleider merkte o.m. op, dat de zeden-
en kinderpolitie dikwijls wel bereid is te
verbaliseeren, maar het parket niet mede
werkt, om de zaak te vervolgen. Bij den
Voogdijraad Rotterdam I is thans een zaak
aanhangig gemaakt, ten einde een princi-
pieele beslissing uit te lokken.
De vergadering besloot den afloop dezer
procedure af te wachten, alvorens een ver
dere actie, betreffende dit punt, te voeren.
In de middagvergadering werd door inr.
J. Overwaler, secretaris van den Voogdij
raad Amsterdam II, ingeleid het onderwerp
„De verhouding tusschen pleegouders en
pleegkinderen in verband met het jongste
rapport der vereeniging „Onderlinge Vrou
wenbescherming".
De inleider betoogde, dat de tegenwoor
dige regeling zeer aanzienlijke bezwaren
medebrengt, dat het rapport in beginsel een
bruikbare oplossing geeft, dat het echter
slechts als een voorontwerp moet worden
beschouwd, waarin nog veel moet worden
gewijzigd en dat naast dit ontwerp een ge
heele herziening van de rechtspositie van
het buitenechtelijk kind, de volle aandacht
moot blijven vragen.
Bij de op deze inleiding volgende discus
sie, bleek dat de groote meerderheid der
aanwezigen van meening was, dat de resul
taten, die door de nieuwe regeling zouden
kunnen worden verkregen, vrij gering zul
len zijn, on zeker niet den grooten opzet,
met invoering in de wet van een zdheel
nieuw instituut wettigen. Men meenen* dan
ook, dat deze regeling achterwege zou kun
nen, blijven en het beter zou zijn, de volle
aandacht te concentreeren op den grootsten
misstand van de tegenwoordige regeling,
n.m. het automatisch verkrijgen der ouder
lijke macht na wettiging.
Besloten werd, dat de Vereeniging zich
andermaal tot den Minister van Justitie zal
wenden met verzoek te willen bevorderen,
dat in deze leemte zoo spoedig mogelijk
wordt voorzien, en daarbij tevens nog eens
aan te dringen op wijziging van art. 400
B. W., opdat niet langer een, na echtschei
ding tot voogd benoemde derde, na over
lijden van den oorspronkelijk tot voogd be
noemden en vervolgens ontzetten of ont
heven ouder, van rechtswege de voogdij
verliest.
Tevens werd besloten aan de vereeniging
Onderlinge Vrouwenbescherming het stand
punt der vereeniging ten aanzien van het
ontwerp kenbaar te maken.
Meelbeslait.
Het „Staatsblad" No. 316 bevat het Kon.
besluit van 4 Juli, tot wijziging van het
Meelbesluit („Stsbl." 1924 No. 313). Daar
bij is bepaald, dat artikel 13 onder 10,
fwcede zin, van het Meelbesluit, aldus
wordt gelezen:
„schadelijke kleurstoffen mogen niet zijn
toegevoegd.".
Dit besluit treedt morgen in werking.
Deze wijziging is een uitvloeisel van het
rapport van de commissie bedoeld in art. 17
der Warenwet, d.d. 30 April j.l., waarin den
minister van arbeid, handel en nijverheid
in overweging werd gegeven, het verbod van
het kleuren van vermicelli te handhaven
en wel hoofdzakelijk op grond, dat het hier
geldt een quaestie van eerlijkheid in den
ihandiel.
De commissie betoogde daarin o.m.: Dat
door het kleuren het in den regel niet meer
mogelijk is de verschillende kwaliteiten ver
micelli van elkaar te onderkennen, zoodat
den kooper het criterium wordt ontnomen
de kwaliteit der waar op het uiterlijk te be-
oordeelen. Vermicelli, gemaakt van goed-
koope soorten tarwebloem, heeft een grauwe
kleur, terwijl bereid uit fijnere kwaliteiten
tarwebloem, zooals de merken patent en lop-
patent, de kleur fraai wit is. Door het kleu-.
Ten wordt dit karakteristieke verschil in
kwaliteit weggenomen, zoodat de kooper
niet, althans zeer moeilijk, kan beoordeelen,
welke kwaliteit hij voor zijn geld krijgt, im
mers het uiterlijk van een mindere soort
wordt praclisch gelijk aan dat van een beter
product Vandaar, dat veelal de kleuring
sterker is, naarmate de verwerkte grondstof
van mindere kwaliteit is. Men tracht dus
door het kleuren het mindere product het
voorkomen te geven van een betere waar,
men wil dus door te kleuren de minder oog
lijke kleur van vermiceHi, uit goedkoopere
grondstoffen gemaakt, maskeeren.
Wordt de waar ongekleurd verkocht, dan
zal de kooper, en hiermede wordt zoowel
de consument als de winkelier bedoeld, een
middel in de hand hebben om de kwaliteit
van het hem geleverde te kunnen beoordee
len en het zou verkeerd zijn them dit cri-
terium te fiijlnemen.
Toepassing art. 55 der Woningwet.
De Ged. Staten dor provincie Zuid-llol-
iland hebben bij circulaire van 25 Mei aan
B. en W. der gemeenten in die provincie
het volgende bericht:
Do Inspecteur van de Volksgezondheid,
voor de volkshuisvesting, schrijft <>ns, dat
meerdere gemeentebesturen art. 55 der Wo
ningwet. in verband met het Kctenbesluit
1924 („Stsbl. No. 117), aanwenden om ver
gunning te geven voor den bouw van zoo-»
genaamde noodwoningen, zonder dat bij de
vorguning wordt melding gemaakt van de
omstandigheden, waaruit de lijdelijke bewo
ning zou kunnen volgen. Wordt dan ge
vraagd om nadere inlichtingen, dan gebeurt
het meermalen, dat met den bouw reeds is
aangevangen, bestaande keten of schuren
zijn gekocht enz. Voornoemde Inspecteur
ziet zich dan voor het feit gesteld den voort
gang -van een en ander te moeten beletten,
tot groot nadeel van den aanvrager, die
veolal kan rekenen op de bereidwilligheid
van gemeentebesturen om op deze wijze m
den woningnood te voorzien.
Het bouwen van noodwoningen door r ar^
liculieren is door de wet uilgesloten; er zijn
slechts twee mogelijkheden, of bouwen vol
gens de gemeentelijke bouwverordeningen
of Volgen9 hel Kctenbesluit. In het tweede
geval behoort in de eerste plaats het ge
meentebestuur na te gaan, of inderdaad de
tijdelijkheid der bewoning aannemelijk is
gemaakt, met een verklaring van den aan
vrager, heizij schriftelijk of mondeling, dat
hij na 5 jaren de bewoning zal staken, kan
geen genoegen genomen worden, omdat chze
verklaring nog geen zekerheid geeft.
Is eenmaal een dergelijk gebouw gesticht,
dan zal een gemeentebestuur er bezwaarlijk
toe overgaan ontruiming en afbraak daar
van te gelasten.
In verband met het bovenstaande vesti
gen wij er voor zooveel noodig, uw aan
dacht op, dat bij elke aanvraag om verdun
ning behoort tö worden nagegaan op welke
gronden de vergunning kan worden gegeven
en verzoeken wij u van die gronden tevens
mcdedeeling te doen aan. voornoemdi-n in
specteur'Bij de toezending van de afschrif
ten der vergunning en teekening.
(„Wkbl. v. Gem. bel.")
Vergoeding reiskosten bij oproeping van
wachtgelders.
Bij minislericele beschikking is o. a. be
paald, dat indien door een Rijksadministra
tie op wachtgeld gestelde Rijksambtenaren
of op waohlgèld gestelde militairen voor
vervulling van een bestaande vacature ter
kennismaking worden opgeroepen, dc even
tueel daaraan verbonden reiskosten zullen
worden vergoed, echter Slechts berekend
naar de laagste klasse van het gebezigde
vervoermiddel (geen verblijfkosten).
Bovenbedoelde reiskosten komen ten
laste van het Departement, waaronder het
lichaam ressorteert, dat den wachtgelder
oproept.
Het oproepen van wachtgelders behoort
tot 'het hoogst noodige beperkt te blijvenna
ontvangst van eene opgave van candidaten
van het Bemiddelingsbureau, moet eerst
mot hen in correspondentie worden getre
den, alvorens de meest geschikte persoon
zoo noodig ter kennismaking wordt opge
roepen.
Spoorwegpersoneel.
Door de directie der Ned. Spoorwegen
is onderstaand dienstorder ter kennis van
het personeel gebracht:
In art 1 sub 4 van het Ai R. V. wordt
het personeel verboden te rooken, wanneer
liet in dienst met het publiek in aanraking
is. De hem tot plicht gestelde betamelijke
houding tegenover het publiek brengt mede,
dat in zoodanige gevallen ook het pruimen
mi gelaten wordt.
Voorte bereiken ons klachten, dat de
perrons door spuwen van personeel ver
ontreinigd wordt. Met deie onzindelijke
giewoonte dient gebroken te worden niet
alleen op de perrons doch ook in alle overige
inrichtingen en dienstlokalen.
Aan het personeel wordt derhalve tot
plicht gesteld, het rooken en pruimen na te
laten, wanneer het in dienst met het pu
lbliek in aanraking' kan komen, mede te
werken tot het in ziodeltfken staat houden
van de perrons enz. en die dus «iet o.a.
door spuwen te verontreinigen.
Afvloeiing opgeschort.
Men meldt, dat de aangezegde afvi«x-iing
van de in 1865 geboren hoogere ambtena
ren bij dc Posterijen en de Telegrafie voor-
loopig niet zal worden uitgevoerd.
H. M. de Koningin heeft vergunning
verleend lot hel voeren van hel Koninklijke
wapen met dien titel van hofleverancier aan
de heeren II. A. en J. Verschuren, rozen-
kweekers, onder de firma II. A. Verschuren
en Zonen, te Haps, aan dc N'. V. Van Z we I's
DavChaardenfabriek, gevestigd te Devenjer
en aan M. Peferse, banketbakker (firma W.
If. Gravenstein) te Middelburg.
Bij Kon. besluit is aan jhr. dr. J.
Loudon, buitengewoon gezant en gevolmach
tigd minister te Parjjs, verlof verleend tot
het aannemen van het grootofficierskruie
der orde van het Legioen van Eer van
Frankrijk.
Naar wg vernemen, i3 in de te
Utrecht gehouden gecombineerde vergade
ring van de hoofdbesturen der bouwarbei
ders-organisaties besloten het jongste voor
stel van de patroons, 'dat de organisaties
via den Rijksbe middel aar, ,den heer Fruytier,
hadden ontvangen, af te wijzen. De Hoofd
besturen besloten verder hunnerzijds een
nieuw, nog nader te formuleeren, voorstel
aan den Rgksbe middelaar toe te zenden.
(„Hbld.")
Wij ontvingen van den Directeur der
Middelbare Technische Schoof te Utrecht ter
kennismaking een geschriftje: De toekomst
van den Middelbaar-Technicus.
In deze brochure, welke na serieuze aan
vrage wordt toegezonden, wordt antwoord
gegeven op veelvuldig inkqgaende vragen van