Hoe het Zeewater
zout is geworden.
CORRESPONDENTIE.
Wedloop met Hindernissen.
Een Oude Noorsche Sage.
—Opnieuw verteld
Langen tijd geleden leefde er in Seeland
een jonge koning. Hij was de zoon van den
2onnegod Fro en even goed als zijn vader.
Hij was opgegroeid in het paleis van een
ouden, Zweedschen koning en men had herr>
Frodi genoemd, naar den zonnego'd Fro. De
ze gaf zijn zoon, toen hij een jongeling ge
worden was, Seeland tot erfgoed.
Vol blijdschap had Frodi de regeering
over dit schoone eiland aanvaard en hoewel
hij met schild en speer wist om te gaan
als een held, krachtig en dapper was, kende
hij toch geen overmoed of strijdlust. Hij
bracht zij dagen niet door met 't maken van
veroveringen en avontuurlijke tochten, maar
gaf goede wetten en leerde zijn volk het
veld bebouwen en den vrede bewaren.
Frodi zag vol eerbied tot zijn goddelijken
vader op en bad hem om kracht en wijs
heid. Zijn nederigheid en vertrouwen stelde
hem in staat zijn land zóó te besturen, dat,
zijn onderdanen gelukkig waren. Toch was
hij nog heel jong, eigenlijk niet veel ouder
dan een knaap
Wel zwol zijn heldenhart van trots bij de
gedachte, dat zijn voorvaderen in As-
gard's poorten woonden, doch dit maakte
hem niet hoogmoedig.
Uit dankbare liefde richtte hij een offer
feest aan ter eere van ^jn vader, den zon
negod, die de weldoende zonnestralen op
aarde zond en den vruchtbaar makenden
regen deed neerdalen.
Vroolijk brandden op Seeland de groote
offervuren en klonken de liederen ter eere
van den zonnegod.
Van zijn zetel in Asgard blikte Fro op
Seeland neer en verheugde zich over zijn
goeden zoon. Glimlachend schonk hij zon
^eschijn en regen.
Een gulden-tijd heerschte op het eiland-
iet veld bracht kostelijk graan en vruchten
op en de menschen waren trouw en vrede
lievend. Nergens werd er gestreden om
macht en bezitting, niemand eigende zich
toe, wat niet van hem was.
Langzamerhand echter werd de jonge jon
ge koning, de godenzoon, zich meer en mee?
bewust, dat geen rijk in het Noorden zich
met het zijne kon meten, dat geen koning
hem in macht en kracht overtrof. Hoe meer
voorspoedige jaren er voorbijgingen, hoe
meer hij vergat, dat hij dat alles aan de
-goedheid van Fro te danken had.Wel brand
den gog bij het oogstfeest de offervuren te
zijner eere, doch de zoon keerde zich helaas
meer en meer af van zijn goddelijken vader.
Meer en meer begon hij zich te verhóovaar-
digen op de welvaart in zijn rijk.
Bij dit alles blikte Fro treurig neer op
het schoone eiland.
Toen geschiedde het, dat koning Frodi
jonge meisjes voor zijn tooverm&len noodig
had. Zij moesten zeer krachtig zijn en veel
kunnen malen. Na eenig zoeken vond hij er
tweeFenja en Wenja, die van de reuzen af
stamden. Thiassi, een geweldige bergTeus,
was hun vader.
Frodi bracht de jonge meisjes naar zijn
molen, die Grotti heette. Deze toovermolen
maalde alles wat de Koning maar wenschte
goud en edelsteenen, vrede en geluk. Hij
was de kostbaarste bezitting van den Ko
ning en deze hield hem in hooge eere, want
<±e molen had hem door zijn tooverkracht
reeds veel goeds aangebracht. Hij wilde eek-
ter nog meer hebben.
Tot nu toe had hij maat weten te houden
in het gebruik van zijn toovermolen. Sedert
hij echter verleerd had bij zijn vader voor
lichting en leiding te 2oeken, was in hem
de begeerte naar goud, macht en genet
niet meer te verzadigen. Hij gebood de
jonge meisjes dus zooveel en zoo lang te
malen, als zij maar konden.
Zij maalden uit alle macht en zongen
daarbij
Wij malen voor Frodi, zoo moedig en
stout,
Wij malen hem vrede, veel vreugde en
goud 1
Trouw bleven zij den geheel en dag aan
Zoo heette in de Germa ansohe sagen
wereld de plaats, waar de goden vertoefden.
hun zwaren arbeid, doch toen het avond
geworden was, werden zij moe en wilden
ophouden. Frodi verbood hun echter te
rusten. Zij moesten steeds blijven malen:
goud en vrede voor het geluk van Frodi.
Zij maalden nog eenigen tijd door, maar
toen hielden zi] op. De koning werd boos
en wilde, dat zij zouden doorwerken, doch
zij antwoordden:
„Al uw dienaren en dienaressen slapou
reeds lang. Onze armen verlangen naar
rustwij hebben lang genoeg aan den mo
len gestaan. Laat ons nu «lapen
Doch de Koning herhaalde zijn bevel.
„Goed, dan zullen wij malen!'' riepen
Fenja en Wenja, en zij maalden met reu
zenkracht, maar geen goud en vrede voor
Koning Frodi: zij maalden de komst van
een vijandig leger, dat aangevoerd werd
door een machtigen zeekoning.
Fro had zich van zijn hebzuchtigen zoon
afgewend, en de zeekoning versloeg Frodi,
verwoestte zijn paleis, roofde al zijn schat
ten, laadde alles op een heel groot ecTiip
en zeilde weg van Seeland.
Dat was het einde van Frodi's geluk en
vrede. En Fro *ag treurig op zijn geliefd
Seeland neer. De zeekoning had op zijn
schip ook den molen en de jonge meisjes
meegenomen, en hij beval haar spoedig te
malen, geen goud, maar zout, want dat
was in zijn oogen veel kostbaarder.
Fenja en Wenja moesten nu veel zout
malen. Eindelijk waren zij moe en daar het
nacht geworden was, vroegen zij om te
mogen rusten. Maar ook de zeekoning be
val, dat zij moesten doormalen.
Boos deden zij dit en er kwam hoe langer
hoe meer zout. De last werd hoe langer
hoe zwaarder en eindelijk ionk het schip
met alles wat er op was.
Toen ontstond er een draaikolk iu de
zee, daar waar het water tusachen de ope
ning der molenstecnen schoot. De zee werd
zout en is sedert dien tijd zout gebleven.
Fenja en Wenja werden echter door hun
machtigen vader gered en naar Riesenheim
(de verblijfplaat» der reuzen) terugge
bracht.
Voortaan behoefden zij niet meer voor
hebzuchtige koningen te malen.
Eerst een paar dingen voor allen te
zamen. Ik hoop vóór de groote vacantie,
vóór velen de stad verlaten, nog prijsraadsels
te geven, Want In de vacantie zijn er
zooveel kinderen, die niet mee kunnen doen.
En verder nog: ik hoop tusscheo 18
Juli in Leiden te kernen; 'ik weet nu oog
niet welke dagen. Mocht er een van jullie
zijn, die mij herkent na het portret, kom
gerust naar mij toe, dat zal ik heel aardig
vinden, en ik heb geen portret van jü
mijn raadselkinderen, dus ik kan jullie niet
herkennen.
Trijntje en Gree. dank voor het aardige
Timpje. Ik heb er niet over gedacht om
het niet lief te vinden wat jullie verleden
week schreven, alleen bedoelde ik, dat
degene, die dat aan jullie vertelde, eeo
woprd gebruikt, dat wat overdreven was,
want zóó erg is het niet. Ja, in Haarlem
was het heerlijk. Zijn jullie er wel eens
geweest?
Annie en Neeltje van Leeuwen, hoe
vreeselgk jammer van al die lieve, kleiflft
eendjes. Ik denk niet, dat het ratten zijn
geweest, want die sleepen de diertjes wel
weg, maar eerder een bunzing, zooals je
sciireeL Ik hoop heel erg, dat het eenig
overgebleven eendje in leven zal blijven.
Dat is te begrijpen, dat de kip kwaad was,
toen ze merkte, dat 10 van de eendjes,
die ze had uitgebroed, dood waren.
Michela de Vleeshouwer, natuurlijk mag
je miji ook Tante noemen.
Hannie "Mieloo, zoo ben je ai lekker
verbrand en bruin teruggekomen.' Nu, je
had ook beter weer dan in de laatste week;
nu is er al heel weinig zon om je te
verbranden.
Siebe de Roos, vele dingen zijn goed
geraden, het is een groot eikenhouten bureau,
vele Iaden er in, stapel raadsels, stapel kin-
Plat op den grond, met schuiven, wringen,
een dikkerd kwam zelfs dn den knel,
we moesten toch zoo vrees'J ijk lachen,
maar 't was nog maar 't begin, jawed 1
We moesten over hekken springen
en kopje duak'len, keer op keer
en eind'lijk onder bleeden kruipen
waar 't heen ging, wist toen niemand
meer.
Het laatst van aillen bleef ik over
met Piet van buurmanaan den paai
verschenen tegelijk wij bedden
met handgeklap van atilemoal.
De grooten droegen op ihun schouders
ons juichend door de heele wed,
dat was een pret en al de alrad'ren,
die volgden zingebd Sn de rij.
HiERMANNA.
Hardloopen, dit kan eLke jongen,
maar zooals wij, dat is eerst een pret!
er werd laatst op de groote weide
een kinderfeest op touw gezet.
We kregen koekjes, limonade
en taartjes, fijn, met schuim en room
we mock ten schamm'len, wippen, zwaaien
en baianceeren op een boom.
Hij was zoo gilad en 't wa<s zoo lange
natuurlijk lag hij op den grond
en 't mooist was, dat wie zonder vallen
aan 't eind kwam, daar presentjes vond!
Maar daarvan wou 'k nu niet vertellen,
neen, van den wedloop op de wei
dart was wel 't allerleukst van allies
en ik. ik was er vooraan bij!
Hardloopen kan ik als de beste,
maar zóó als 't nu moest: stel je voor
met hindernissen ging dit rennen
we moesten eerst al poortjes door.