No. 20013T.
WOENSDAG 10 JUNI
Anno 1925'
Dfficieele Kennisgeving.
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
GBLAD
PRIJS DER AD VERTE NTIEN
SO CU. per regeL Bij regelabonnement belangrijk iageren prijs.
Kleine Advertentiën, uitsluitend bij vooruitbetaling, Woensdag» en
Zaterdags 60 CU., bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van brieven
10 CU. porto te betalen. Bewijsnummer 6 CU.
Bureau fyoordeindsplein Telefoonnummer» voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden 2.36, per week
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week
Franco per post 2.35 portokosten.
Z 0.18.
„0.18.
Mt nummer bestaat uit DRIE Bladen
EERSTE BLAD.
GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP.
Aan den gemeentelijken Vischwinkel,
(Visobmarkt 18, tel. 1225, is DONDERDAG
verkrijgbaar: SCHOL A f0.12 f0.21
10.38, ZEEBAARS 5 f0.14, MAKREEL 5
10.26 en TARBOT 5 £0.60 per pond.
N. C. DE G1JSELAAR, Burgem.
I Leiden 10 -Juni 1925.
Nummering der Candidatenlijsten.
In de gisteren gehouden vergadering van
het Centraal Slembureau is vastgesteld de
nummering van de voor de Kamerverkie
zing ingediende candidatenlijsten.
Voorden kieskring Leiden was de-uilslag:
No. 1. Rev. Arb. Comité (Kilsz).
No. 3. Middenstandspartij (Stable).
No. 4. Bezuinigingspartij (v. d. Mijle).
No. 5. Herv. Geref. Staatspartij (Ling-
beek).
No. 7. Pensiocnaclie (Hendrikse).
No. 8. Ghr. Dem. Fed. (A. P. Staalman).
No. 9. Proteslantsche Valkspartij (v. d.
Laar).
No. 10. Sociale Parlij (Koltihe-k).
No.-11. Comm. Parlij (De Visser).
No. 12. S. D. A. P. (K. ter Laan).
No. 14. Ohr. Hist. Unie (Schokking).
No. 15. Plattelanders (De Boer).
No. lG.Plattelanders (Bjaat).
No. 17. Democratisobok. Partij (Heeres).
No. 19. Nieuwe Nationale Partij (De
Leeuw).
No 20. Actualisten (Schouten).
No. 22. Vrijz. Dem. (MarChant).
No. 23. R. K. Staatspartij (Kooien).
No. 24. R. K. Volkspartij (Arts).
No. 25. Vrijheidsbond (Ter Hall).
No. 2G. Vrijheidsbond (Dresselhuys).
No. 27. Anti-Rev. (Colijn).
No. 28. Vaderlandse^" Verbond (Jbr. De
Jonge).
No. 29. Slaalk. Geref. Partij (Kersten).
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde
Vóórvergadering.
Aan den vooravond van de jaarlijkscbe
.vergadering van de Maatschappij der Ne
derlandsche Letterkunde hield de Commissie
Toor Geschied- en Oudheidkunde een voor
alle leden der Maatschappij toegankelijke
vergadering in het Nutsgebouw, waar dr.
A. A. Beekman, uit 's-Gravenhage, sprak
over: „Biesbosch en GToote Waard uit his-
torisch-aardrijkskundig oogpunt", terwijl
daarna prof. mr. E. M. Meyers, van hier, in
een met lichtbeelden verduidelijkte lezing
hetzelfde onderwerp ..uit economisch oog
punt" behmdoldf'
Voordracht van dr. A. A. Beekman
Dr. Beekman begon met er op te wijzen,
dat zijn mededeelingen slechts als een in
leiding voor dc voordracht van prof. Meyers
moesten worden beschouwd. Zijn voor
dracht werd duidelijk gerriaakt door een door
hem geteekende kaart van de Zuid-Holland-
sche Waard in 1424, op groote schaal en
door de Chromo-Topographische kaart van
juist datzelfde gebied .op dezelfde schaal
(1 25000) waardoor dus de oude toestand
gemakkelijker met den tegenwoordigen toe
stand te vergelijken was.
Spr. begon met den toestand in het jaar
van de ramp in 1421 te schetsen. Eerst in
1410 werd in het Westen de dijk gelegd van
Broek zuidwaarts naar .de omdijking van
Zevenbergen. Buiten tegen de westelijke
dijken, was toen nog alleen Heer Ilugénland
Of Nieuw Strijcn (later St.-Antoniepolder)
aangedijkt. Klundcrt lag binnen een afzon
derlijke omdijkingr Overigens lagen builen
die dijken slechts gorzen c-n slikken; in
grootë deelen daarvan werd „gemeerd".
Door dit gebied liep oorspronkelijk de
Maas, van Hendrikhuizen in het Oosten.
\roorbij het tegenwoordige Maasdam in het
Westen en verder eerst Westwaarts, dan
Noordwaarts naar dc plaats, waar nu Oud-
Beierland ligt. waar de Maas zich met de
Waal vereenigde. om dan verder naar het
Westen bij den Briel in zee te vallen.
Zeker reeds in de 13de eeuw is deze rivier
zeer gaan verlammen, nadat het Maaswater
langs den arm naar Woudrichem was gaan
stroomen Zij kon daardoor Omstreeks 1270
worden afgedamd door den „Maasdam" in
het Westen, waarin eenige uitwateringsslui
zen eïi moet dus toijn ook reeds'afgedamd
zijn bij Hendrikhuizen. Spr. wees op de ont
dekking door dr. Hulshoff in 1910 van een
schetskaartje van de Groote Waard, door
een student gevonden-in de Sorbonne te Pa
rijs. waarop die dam'als „Obslructio Mosae"
staat aangeduid. Het afgesloten gedeelte der
Maas wérd 'daarna Oude Maas genoemd, bij
Iïeusden in 1281 zelfs reeds Mosala, of
Maasje, de arrn naar Woudrichem Nieuwe
Maas. De oude Maasloop is nog vrij nauw
keurig bekend, o.a. door getuigenissen voor
oen commissie van 1516 en een Verbaal van
3569 met hierbij gevoegde kaart.
De Maas gaf ter hoogte van'het snijpunt
met de tegenwoordige Nieuwe Merwede een
arm naar rechts af, de Dubbel ten Z. van
Dordrecht omgaande, waar er de Thure-
drecht in uitkwam en dan Westwaarts langs
de tegenwoordige .Oude Maas tot de Veree-
niging bij Heerjan9dam. Na den toestand
nog nader te hebben aangeduid zeide spr.,
dat in de Groote Waard twee steden lagen:
Dordrecht en Geortruidenberg. Het platte
land was in een groot aantal „ambachten"
verdeeld in de meeste hiervan lagen dorpen,
hetzij dan van denzelfden, hetzij van een
anderen naam.
De dijken langs de zee en de groote rivie
ren braken in vroegere eeuwen dikwijls
door. Als voorbeeld noemde spr. het tijdperk,
aanvangende met' den vreeselijken vloed
van 2 Februari 1373, die in deze streken
zooveel verwoestte en zelfs voor goed ten
onder deed gaan. rivieren verlegden en ook
de Groote Waard inbrak. Daarna volgden
twee doorbraken in 1374, één in elk der
jaren 1376, 1377, 1^79 en 1393 allen bij
Broek of Werkendam en in 1396 in den
Maasdijk bij Woudrichem. Telkens volgde
herdijking, maar door den vreeselijken Eli-
zabethsvloed van 1819 November 1421,
ging de Groote Waard met al haar dorpen,
voorgoed ten onder. Een groot deel der be
volking verdronk en de overblijvenden, die
woning, vee. enz. verloren hadden, waren
niet tot herdijking in staat. Pogingen, door
het machtige Dordrecht en de graven Jan
van Beieren en Filips van Bourgondië aan
gewend, faalden, toegezegde steun, noch be-
dreigingen hielpen.
De Groote Waard bestond evenals de Al-
blasserwaard uit veen. langs de groote rivie
ren en de zee met strooken klei bedekt. Het
veen werd betrekkelijk spoedig opgeruimd
door de onbeteugelde wateren en aldus ver
anderde de Groote Waard tusschen Dord
recht en Geertruidenberg in een vrij diepen
waterplas: de Biesbosch. Langs de Merwede.
bleef een rand klei, waarop nog oude dijks-
brokken, en de ruïne van het kasteel Mer
wede. met tal van killen doorsneden staan
en wies langzamerhand door de slibstoffen,
die de rivier er op deed neerslaan. Ten Z.W.
van Dordrecht ontstond een geul, de Nieuwe
Vaart en de Dordsche Kil. uitkomend in het
Hollandsche Diep, dat zich inlusschen door
uitbreiding van. Wijvekeen gevormd had.
Eerst in 1461 dekte zich het aan de west
zijde openliggend Land van Altena door een
dijk van Werkendam tot den ouden Maas
dijk bij Dussen. De stad Dordrecht lag nog
ten tijde van Karei V met eenig schor en
slik als een eilandje in het water, zooals uit
den plattegrond van Van Deventer (1560)
blijkt. De slibstoffen, die zee en rivieren aan
voerden, sloegen intusschen neer in den
grooten plas en daardoor ontstonden lang
zamerhand aanwassen tot boven gewone
vloeden zich verheffend, die zich in den
loop der tijden meer en meer zuidwaarts
uitbreidden, een menigte eilanden vormend,
gescheiden door een doolhof van groote en
kleine killen of geulen. Bedijkt werden al
leen de Dubbeldamsclie Polder (1589—1603)
aansluitend aan de stad Dordrecht, en daar
na nog eenige polders, in de 17de eeuw, nu
samen als de „Vier Polders" het grootste
gedeelte van het Eiland van Dordrecht vor
mend; tegen de Z. O. zijde daarvan werden
in de 18de eeuw nog eenige kleinere aan
gedijkt.
Door de zijdelingsche afleiding langs de
vele killen van het langs de Mermede af-
stroomend water, werd die rivier door plaat
selijke verontdiepingen, enz. zeer bedorven,
waardoor zóó hooge^rivierslanden voorkwa
men, dat de dijken van de Alblasserwaard
er telkens door bedreigd werden, of door-
braken. Spr. schetste daarna de pogingen tot
verbetering, als de vernauwing van de Oude
Wiel, het gat van de doorbraak van 1421,
dem aanleg van den Cruquius Overlaat in
1730, de afsluiting en heropening der killen
en eindelijk, in de 19de eeuw, na 1851, den
aanleg der Nieuwe Merwede, voltooid in
1885, mede in verband met de verlegging
van den Maasmond en de sluiting der Hee-
renwaardensche Overlaten, den aanleg van
den bandijk langs den linkeroever daarvan
en de geleidelijke sluiting der killen langs
de Merwede.
Inlusschen was de vorming - en aanwas
van eilanden en eilandjes voortgegaan tot
de Amer in het Zuiden. Een deel daarvan,
als niet omkaad, werden gebruikt als grien
den en rietlanden, de oude, alle omkaad, als
grasland, de hoogste deelen als bouwland,
j Heeft men in de 19de eeuw grenzen gesteld,
waarboven de kaden niet mochten worden
opgetrokken, sedert de goede werking van
dè Nieuwe Merwede gebleken is, werden
concession voor hoogere bekading verleend.
Een aantal van de aldus bekende polders
loopen alleen bij de hoogste vloeden gevaar
om te worden overstroomd.
De 'Amer is als benedendeel van de ver
legde Maas door leidammen, kribben, enz.
gereguliseerd. Langs een^ gedeelte er van
werd aan de Noordzijde door den Rijks-Wa
terstaat een dijk aangelegd, voorlooper van
de algeheele afsluiting van den Biesbosch
door een, doorloopenden hoogeren dijk, als
eenmaal de vele killen nog meer toegeslibd
zullen zijn.
Nadat dé Voorzitter dr. Beekman had be
dankt voor zijn zaakrijk betoog, gaf hij het
woord aan prof. mr. E. M. Meijers, die het
onderwerp uit economisch oogpunt behan
delde en daarbij gebruik maakte van licht
beelden.
Voordracht van prof. mr. E. M. Meijers.
Aan de rede van den tweeden spreker is
het volgende ontleend:
Na de groote doorbraak van 1421 is hel
verdronken land jarenlang één, onafzien
bare 'watermassa geweest, waarop hier en
daar wat vischvangst werd uitgeoefend.
Omstreeks het j'aar 1500 zijn wederom
stukken droog komen te leggen en toen is
een langdurige juridische strijd omtrent den
eigendom, der gronden en wateren begon
nen. Vier rubrieken van gegadigden deden
zich op: de grafelijkheid, de ambachls-
heeren, vroegere eigenaars en personen
die de gronden en schorren eenvoudig als
aan niemand behoorend in bezit genomen,
hadden. Het einde van een gansche reeks
processen en schikkingen was, dat het
grootste deel van den Bies-bosoh aan de gra-
I felijkheid kwam, waarvan het latef aan het
j Staatsdomein gekomen is. Ettelijke malen
j ook hooft de landsheer commissarissen be
noemd om informaties in te winnen om-
1 trent de aanwassen en slikken, gelegen- in
j den Zuid-Hollandsohen Verdronken Waart.
Vooral de commissarissen van het jaar 1562
hebben nauwkeurig den gansohen Bies
bosch opgenomen en de eigendomsrechten
vastgesteld. Daaraan sluit zich een nauw
keurige meting der -aanwassen van twee
landmeters aan.
In het begin der 19de eeuw zijn groote
stukken van den Biesbosoh aan particulie
ren verkocht, die deze ingepolderd of als
griend geëxploiteerd en daarmede zeef
voordeelige zaken gedaan hebben.
Het bedrijf dat thans in den Biesbosch
wordt uitgeoefend is: vischvangst; eenden
kooien biczeneulhmr; rietaanplaniing en
de wilgeneulluur.
Doordat eb en vloed zich tot hier voort
zetten en de vloed voortdurend slik afzet
zijn de terreinen voor de genoemde cultures
bijzonder geschikt. Terzelfder tijd be
vorderen deze cultures den aanwas van het
land., daar zij het terugvloeien van het slik
bij eb tegen houden; aldus wordt de in
poldering voorbereid.
De biezeneulluur in den Biesbosoh is
thans niet meer van groote beteekenis; de
riet- en wilgeneulluur is vain veel grooter
omvang. It,
Vooral bij de wrlgencultuur bleef spreker
langer stilstaan, omdat dit een typisch
oude cultuur is. Reeds bij de Romeinen
was deze cultuur jnthoogen aanzien; Cabo
noemde haar na den wijn- en tuinbouw hel
meest winstgevende landbedrijf; hij stelde
haar zelfs voor de olijventeelt, den land
bouw en de veeteelt
Ook uit de beschrijvingen, die de ouden ge
ven vaai de wijze van aanleg en exploitatie
van grienden blijkt, dat er zoo goed als niets
veranderd is. Ook zij kenden 't onderscheid
in snijgrienden, die jaarlijks voor 't winnen
van teenén gesneden werden en hakgrienden
die om de 4 jaar gehakt werden. Ook toen
geschiedde het snijden en hakken dicht bij
den grond af; de vorming van de sloof
waarop de takken zich ontwikkelen, het in-
acht-nemen van afstanden- bij het stekken,
het maken van kaden, enz., dit alles ge
schiedde ook toen vrijwel als nu.
In de middeleeuwen blijkt eveneens van
'n levendige wilgencultuur in Z.-Holland en
langs de groote rivieren. Verschillende staal
tjes werden daarvan gegeven. Zoo b.v. dat
de maand November, waarin ook nu nog
.met hot hakken van het griend- of rijshout
begonnen wordt, toen de Rijsmaand ge
noemd werd; dat de melaatschen, die niet
binnen de poorten van Dordrecht mochten
wonen, zich daarbuiten met het aanleggen
van grienden bezig hielden; en dat in i 181
Dordrecht op geheel geiijke wijze door een
schip met griendhout beladen ingenomen
is als .een honderd jaar later Breda door
een turfschip. Het wachtwoord voor de ver
stopte soldaten luidde toen: Vierjarig Rijs
rijs op in Gods naam". Ook toen blijken dus
de grienden om de 4 jaar gehakt te zijn.
Een groote uitbreiding heeft de griend-
cultuur gekregen in de 19de eeuw, na den
verkoop van gronden door het domein en
na het opkomen van de groote aannemers^
firma's aan de Merwede en omstreken, die
hun werkvolk in de grienden en de daar
mede verbajid houdende hoepel in dus trie
winterwerk konden geven.
De cultuur van hoephout en de fabricage
van hoepen is in Nederland nog ailiijd groo-
ler dan in eenig ander laad in Europa en
hoewel tijdens den oorlog ook deze op export
berekende industrie slechte jaren heeft door
gemaakt, bloeit ze thans^veer op. In nor
male jaren is de cultuur van griendland nog
steeds niet minder winstgevend dan van
weiland of bouwgrond en in de jaren, dat
de prijzen der hoepen hoog zijn, gaat men
slecht noodgedrongen tot inpoldering en het
omzetten in bouwland over. Waar dit echter
geschied is, heeft men steeds goeden vetten
groncLgewonnen.
Ten slotte vertoonde spreker verschillende
lantaarnplaatjes -van het bedrijf in den
Biesbosch cn de industrieën, die daarmede
verband houden.
Opening der jaarvergadering^
Rede van den Voorzitter.
Hedenmorgen werd de jaarvergadering
van de Maatsdhappij der Nederlandsche
Letterkunde in de groote zaai van het Nuls
gebouw, Steenschuur, welke vergadering
druk bezodht was, geopend met een toe
spraak van den Voorzit Ier,^prof. dr. Ph. S.
van Rcnkel, hoogleeraar in de faculteit der
Létteren en Wijsbegeerte, alhier.
Spr. herinnerde, de leden welkom hee-
tende, aan de buitengewone feestelijkheden,
welke Leiden mocht beleven, eerst op 3
October, later op 9 Februari, toen Jhet Ko
ninklijk gezin, de Regeering, Gezanten van
andere Rijken, afgevaardigden van alle
Universiteiten en hoogeseholen, de hoogste
ambtenaren van laad, gewest en gemeente
in de Pieterskerk bijeen waren ter herden:
king van het 70ste lustrum dér Leidsche
Universiteit, en hoopte, dat de blijde stem
ming* ook de jaarvergadering moge kenmer
ken, zoodat allihans op dezen dag al het
sombere rondom ons, waarvoor niemand,
die de teekenen der tijden verstaat, blind
kan zijn, moge worden vergeten.
Aan den ernst herinnert de lijst der in
het afgeloopen vereenigingsjaar overleden
medeleden, nl. dr. J. M. Hoogvliet, geniaal
taalkundige, gest. 22 Juli '24; Mgr. J. J.
Graaf, beoefenaar der Kerkelijke Kunst,
gest. 3 Jul; prof. J. Domela Nieuwenhuis,
hoogleeraar in het Strafrecht te Groningen,
gest. 24 Aug.; dr. H. T. Oberman, pred. te
Rotterdam, ges! 31 Aug.; prof. A. Visser
van IJzendoorn, hoogleeraar in het handels
recht te Leiden, later lid der Tweede Ka
mer, gest. 23 Sept.; oud-majoor (N. I. L.)
P. J. F. Louw, schrijver van een gedeelte
van het groote werk „De Java-Ooriog"; dr.
A. W.*Bronsveld, predikant te Utrecht, die
voorgaand jaar lid der Mij. was, gest. 30
Nov.; H. E. Beunke, oud-hoofding. en no
vellist, gest. 11 Febr. '25, en de buitenland-
sche leden: dr. H. Meert, de bekende Vla
ming, gest. 19 Nov. '24 en de Zuid-Afri-
kaanssche onderwijsman dr. J. Brilt, gest.
11 Dec.
Spr. wees vervolgens op het feit, dat de
leden zeer verschillende en velerlei werk
kringen vertegenwoordigen, veel meer in
aantal dan hun landen van inwoningmaar
toch kan de Mij. zeggen haar leden te heb
ben-in tal van Rijken en in nagenoeg alle
vroegere koloniën en dealen van het Rijk
de# Nederlanden over de zeeën. In die ge-
biedsdcelen werd, ep wordt nog steeds de
Nederlandsche taal gesproken (zij het ook
in Oost-Indië in sommige kringen afwijkend
in woordgebruik, woordvoeging en klank
vorming) en aan de Nederlandsche litera
tuur gedaan. Spr. ging na, wat in de vroe
gere Westerkwarlieren aan de Nederland
sche letteren is verricht en bracht in herin
nering dat belangstelling in de vadcrland-
sohe en Indische letteren niet kon worden
verwacht bij de zeevaarders en kooplieden,
doch eerst voorkwam bij werkelijk geletter
den en klassiek gevormden, n.l. de predi
kanten, die in de Paters Jezuïeten, met
name in Fr. Xaverius, schitterende voor
gangers gehad hadden. Spr. noemde enkele
namen en schetste kortelijk de taalkundige
werkzaamheid, vooral in Oost-Indië, der
vroegere predikanten en hun feilen onder-
lingen strijd, om daarna over le gaan tot de
behandeling van de beoefening der Neder
landsche en de Ooslersche gewesten.
Te~ï* kenschetsing van de kringen, waar
en door welker bemiddeling Oostersche
woorden in het Nederlandsch overgingen,
behandelde spr. een drietal woorden, één
Sankriet, één Arabisch en één Maleisch
woord, die in het Nederlandsch cclite volks
termen werden, zoodat literair streven aan
de overneming dier termen geheel vreemd
moet zijn geweest. Yan beoefening der Ne
derlandsche letteren in Indië werden dan
vele voorbeelden gegeven uit de 17de en
18de eeuw, waarbij spr. voornamelijk putte
uit het tweetal belangrijke werken van den
geestigen en degelijken historicus den on
langs afgetreden landsarchivaris. dr. F. de
HaanPreanger en Ou d-B a t a v i a.
Daarna werd vermeld, hetgeen in Neder
land aan Indische literatuur is gedaan,
d. w. z. wat Tri proza en tooneelspelen over
Indische onderwerpen door literateurs is ge
schreven. De 17de eeuw, nagenoeg zonder
Indische adspiratie, de 18de eeuw met
uiterst weinig Indische stof, werden gevolgd
door de 19de, in welker eerste helft slechts j
een schuchter begin was, doch in de tweede
helft een steeds toenemend aantal Indische
romans het licht zag. Met alle waardeering i
van het goede daarin, slaat spr. even stil j
■bij de vraag of in die vele romans het eigen- i
Iijke inlandsche zedenkundige en godsdien- I
stige leven wel goed behandeld is.
Daarna werd gesproken over de deelne
ming der intellectueelen onder de inheem-
sche bevolking in Indië aan beoefening on
zer letteren, over het hoofddoel van het
leeren onzer taal, waaraan zoovele stille
werkers door hun onderwijs op voortreffe
lijke wijze hun krachten wijden, en over de
mogelijkheid der uitbreiding van de werk-
dadige deelneming van Nederlandsche lite
ratuur onder dc meest begaafde der Neder
landsch lezende Indiërs. De groote moeilijk
heden worden genoemd, bok dc phonetische,
dié in de ooren der bevolking hel Hol-
landsch aantrekkelijk maken, wat zich uit
in de qualificaties onzer taal in enkele In
dische fdiomen; doch behalve de phoneti
sche bezwaren zijn er zielkundige, in ver
band staande met onze geestelijke houding
en onze belangstelling of de afwezigheid
daarvan, waardoor indrukken kunnen ont
staan, die tot nieuwe denominaties in in
landsche talen aanleiding geven. Buiten alle
politiek om kan men in deze idieele zaak
een standpunt innemen en een overtuiging^
BINNENLAND.
Jaarvergadering van de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde.
De nnmmering van de lijsten voor da
Tweede-Kamer-verlrie zingen.
Vergadering van het Verbond van Ned.
Fabrikanten-Vereenigingen.
Het verkiezingsprogram van het Alg.
Comité ter behartiging van de Algemeena
Belangen van Overheidspersoneel.
Ontplolfing te IJmniden.
BUITENLAND.
De Engelsche lezing over het veiligheido-
pact.
Faintevé is per vliegtuig naar Marokko
vertrokken.
De toestand in China.
hebben. Met de vraag of op dit gebied voor
Nederlanders, leden der Maatschappij, een
taak te verrichten en een roeping te ver
vullen is, besloot spr. zijn rede en ver
klaarde hij de 159ste jaarvergadering van
de Maatschappij der Nederlandsche letter
kunde voor geopend.
Verslag van den staat
der Maatschappij.
Hierna bracht de secretaresse, mej. dr
C. Serrurier, verslag uit van den staat der
Maatschappij en van haar belangrijkste
handelingen gedurende het afgeloopen jaar.
Daaruit bleek, dar de maandvergaderin
gen, die geregeld plaats hadden, goed be
zocht werden. De bundel „Handelingen" en
„Levensberichten" (deze laatste elf in gelal)
verscheen als gewoonlijk in het eind van
het vorig jaar. Ook zag in dit Vereenigings-
jaar de, onder auspiciën der Maatschappij
bezorgde, en door mej. dr. J. Snellen be
werkte herdruk van „Suster Bertkens
Boecxken" het licht.
De Maatschappij had in het afgeloopen
jaar den dood te betreuren van 8 gewone en
2 -buitengewone leden. Zij telt op het oogen-
blik 2 eereleden, 536 gewone leden in Ne
derland, 8 in onze Overzeesche Gewesten,
26 in het buitenland en 164 buitenlandsche
leden, van wie 20 de rechten en verplich
tingen der gewone leden aanvaard hebben;
een totaalcijfer dus van 736, tegen 722 in
het vorig jaar.
Hierop volgde het verslag omtrent de re
kening en verantwoording van den pen
ningmeester, welke rekening onder dankbe
tuiging aan den penningmeester voor het
gevoerde beheer, werd goedgekeurd.
Daarop volgden de verslagen van den
staat der boekverzameling, van de Commis
sie voor Taal en Letterkunde, van de Com
missie voor Geschied- en Oudheidkunde en
van de Commissie voor Schoone Leiteren.
Nieuwe leden.
Hierop werd.de uitslag bekend gemaakt
der stemming over de te benoemen gewone
en buitenlandsche leden.
Daaruit bleek, dat tot gewone feden
waren benoemd: dr. C. J. K. van Aalst,
to Amsterdam; mr. dr. H. W. C. Borde-
wijk, hoogleeraar te Groningen; ér. J. A.
Cramer, hoogleeraar te Utrecht; ir. Jozel
Cuipers, te Roermond; dr. J. van Dam te
Amsterdam; H. T. Damsté, te Oegstgeest;
C. J. A. van Dishoeck, te Bussum; F. J.
W. Drion, te 's-Gravenhage; mej. dr. M. E.
Lulius van Goor, te Lelden; J. de Gruyter,
te Amersfoort; P. J. de Kanter, te 's-Gra-
vanbage; dr. H. H. Knippenburg, te Hel
mond; mr. dr. D. A. P. N. Kooien, te
's-Gravenhage; mr. J. Kosters, te 's-Gra
venhage; A. .G. van Kranendonk, te Delft;
dr. H. W. J. Kroes, te Rotterdam; mr. IL
Kronenburg, £e Deventer; K. ter Laan, te
Zaandam; mr. J. van Oven, hoogleeraar te
Leiden; dr. G. S. Overdiep, te Apeldoorn;
dr. J. L. Palaehe, te Leiden, G. W. Spit
sen, te Soestdijk; R. J. de Stoppelaar, te
Wargee; jonkvr. M. van Tuyl van Seroos-
kerke, te Nijkerk (op de Veluwe); mr. Th.
R. Valck Lucassen, te Driebergen; dr. A.
A. Verdenius, te Amsterdam; mevr. Vérhoe-
ven-Schnitz, to Dordrecht; dr. J. Wille,
hoogleeraar te Amsterdam, en dr. JWit-
lox, te Michielsgestel.
.Tot buitenlandsch lid bleken be-
noemddr. M. Hendcz Bejarno, hoogleeraar
te Madrid; dr. A. C. Bonman, hoogleeraar
te Stellcnboseh, mej. A-. Nahon, to Antwer
pen; J. J. Smith, B. A. hoogleeraar te Stel-
lenbosch, en dr. Szalay, hoogleeraar te
Matyasföld.
De secretaresse werd verzocht de nieuw
gekozen leden met hun benoeming in kennis
te stellen.
Vervolgens werd besloten op voorstel van
do Commisie voor Schoone Letteren om
f 1000 uit de kas der Maatschappij af te
staan voor letterkundige doeleinden. De wij-