No. 20013T. WOENSDAG 10 JUNI Anno 1925' Dfficieele Kennisgeving. STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH GBLAD PRIJS DER AD VERTE NTIEN SO CU. per regeL Bij regelabonnement belangrijk iageren prijs. Kleine Advertentiën, uitsluitend bij vooruitbetaling, Woensdag» en Zaterdags 60 CU., bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van brieven 10 CU. porto te betalen. Bewijsnummer 6 CU. Bureau fyoordeindsplein Telefoonnummer» voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden 2.36, per week Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week Franco per post 2.35 portokosten. Z 0.18. „0.18. Mt nummer bestaat uit DRIE Bladen EERSTE BLAD. GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP. Aan den gemeentelijken Vischwinkel, (Visobmarkt 18, tel. 1225, is DONDERDAG verkrijgbaar: SCHOL A f0.12 f0.21 10.38, ZEEBAARS 5 f0.14, MAKREEL 5 10.26 en TARBOT 5 £0.60 per pond. N. C. DE G1JSELAAR, Burgem. I Leiden 10 -Juni 1925. Nummering der Candidatenlijsten. In de gisteren gehouden vergadering van het Centraal Slembureau is vastgesteld de nummering van de voor de Kamerverkie zing ingediende candidatenlijsten. Voorden kieskring Leiden was de-uilslag: No. 1. Rev. Arb. Comité (Kilsz). No. 3. Middenstandspartij (Stable). No. 4. Bezuinigingspartij (v. d. Mijle). No. 5. Herv. Geref. Staatspartij (Ling- beek). No. 7. Pensiocnaclie (Hendrikse). No. 8. Ghr. Dem. Fed. (A. P. Staalman). No. 9. Proteslantsche Valkspartij (v. d. Laar). No. 10. Sociale Parlij (Koltihe-k). No.-11. Comm. Parlij (De Visser). No. 12. S. D. A. P. (K. ter Laan). No. 14. Ohr. Hist. Unie (Schokking). No. 15. Plattelanders (De Boer). No. lG.Plattelanders (Bjaat). No. 17. Democratisobok. Partij (Heeres). No. 19. Nieuwe Nationale Partij (De Leeuw). No 20. Actualisten (Schouten). No. 22. Vrijz. Dem. (MarChant). No. 23. R. K. Staatspartij (Kooien). No. 24. R. K. Volkspartij (Arts). No. 25. Vrijheidsbond (Ter Hall). No. 2G. Vrijheidsbond (Dresselhuys). No. 27. Anti-Rev. (Colijn). No. 28. Vaderlandse^" Verbond (Jbr. De Jonge). No. 29. Slaalk. Geref. Partij (Kersten). Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde Vóórvergadering. Aan den vooravond van de jaarlijkscbe .vergadering van de Maatschappij der Ne derlandsche Letterkunde hield de Commissie Toor Geschied- en Oudheidkunde een voor alle leden der Maatschappij toegankelijke vergadering in het Nutsgebouw, waar dr. A. A. Beekman, uit 's-Gravenhage, sprak over: „Biesbosch en GToote Waard uit his- torisch-aardrijkskundig oogpunt", terwijl daarna prof. mr. E. M. Meyers, van hier, in een met lichtbeelden verduidelijkte lezing hetzelfde onderwerp ..uit economisch oog punt" behmdoldf' Voordracht van dr. A. A. Beekman Dr. Beekman begon met er op te wijzen, dat zijn mededeelingen slechts als een in leiding voor dc voordracht van prof. Meyers moesten worden beschouwd. Zijn voor dracht werd duidelijk gerriaakt door een door hem geteekende kaart van de Zuid-Holland- sche Waard in 1424, op groote schaal en door de Chromo-Topographische kaart van juist datzelfde gebied .op dezelfde schaal (1 25000) waardoor dus de oude toestand gemakkelijker met den tegenwoordigen toe stand te vergelijken was. Spr. begon met den toestand in het jaar van de ramp in 1421 te schetsen. Eerst in 1410 werd in het Westen de dijk gelegd van Broek zuidwaarts naar .de omdijking van Zevenbergen. Buiten tegen de westelijke dijken, was toen nog alleen Heer Ilugénland Of Nieuw Strijcn (later St.-Antoniepolder) aangedijkt. Klundcrt lag binnen een afzon derlijke omdijkingr Overigens lagen builen die dijken slechts gorzen c-n slikken; in grootë deelen daarvan werd „gemeerd". Door dit gebied liep oorspronkelijk de Maas, van Hendrikhuizen in het Oosten. \roorbij het tegenwoordige Maasdam in het Westen en verder eerst Westwaarts, dan Noordwaarts naar dc plaats, waar nu Oud- Beierland ligt. waar de Maas zich met de Waal vereenigde. om dan verder naar het Westen bij den Briel in zee te vallen. Zeker reeds in de 13de eeuw is deze rivier zeer gaan verlammen, nadat het Maaswater langs den arm naar Woudrichem was gaan stroomen Zij kon daardoor Omstreeks 1270 worden afgedamd door den „Maasdam" in het Westen, waarin eenige uitwateringsslui zen eïi moet dus toijn ook reeds'afgedamd zijn bij Hendrikhuizen. Spr. wees op de ont dekking door dr. Hulshoff in 1910 van een schetskaartje van de Groote Waard, door een student gevonden-in de Sorbonne te Pa rijs. waarop die dam'als „Obslructio Mosae" staat aangeduid. Het afgesloten gedeelte der Maas wérd 'daarna Oude Maas genoemd, bij Iïeusden in 1281 zelfs reeds Mosala, of Maasje, de arrn naar Woudrichem Nieuwe Maas. De oude Maasloop is nog vrij nauw keurig bekend, o.a. door getuigenissen voor oen commissie van 1516 en een Verbaal van 3569 met hierbij gevoegde kaart. De Maas gaf ter hoogte van'het snijpunt met de tegenwoordige Nieuwe Merwede een arm naar rechts af, de Dubbel ten Z. van Dordrecht omgaande, waar er de Thure- drecht in uitkwam en dan Westwaarts langs de tegenwoordige .Oude Maas tot de Veree- niging bij Heerjan9dam. Na den toestand nog nader te hebben aangeduid zeide spr., dat in de Groote Waard twee steden lagen: Dordrecht en Geortruidenberg. Het platte land was in een groot aantal „ambachten" verdeeld in de meeste hiervan lagen dorpen, hetzij dan van denzelfden, hetzij van een anderen naam. De dijken langs de zee en de groote rivie ren braken in vroegere eeuwen dikwijls door. Als voorbeeld noemde spr. het tijdperk, aanvangende met' den vreeselijken vloed van 2 Februari 1373, die in deze streken zooveel verwoestte en zelfs voor goed ten onder deed gaan. rivieren verlegden en ook de Groote Waard inbrak. Daarna volgden twee doorbraken in 1374, één in elk der jaren 1376, 1377, 1^79 en 1393 allen bij Broek of Werkendam en in 1396 in den Maasdijk bij Woudrichem. Telkens volgde herdijking, maar door den vreeselijken Eli- zabethsvloed van 1819 November 1421, ging de Groote Waard met al haar dorpen, voorgoed ten onder. Een groot deel der be volking verdronk en de overblijvenden, die woning, vee. enz. verloren hadden, waren niet tot herdijking in staat. Pogingen, door het machtige Dordrecht en de graven Jan van Beieren en Filips van Bourgondië aan gewend, faalden, toegezegde steun, noch be- dreigingen hielpen. De Groote Waard bestond evenals de Al- blasserwaard uit veen. langs de groote rivie ren en de zee met strooken klei bedekt. Het veen werd betrekkelijk spoedig opgeruimd door de onbeteugelde wateren en aldus ver anderde de Groote Waard tusschen Dord recht en Geertruidenberg in een vrij diepen waterplas: de Biesbosch. Langs de Merwede. bleef een rand klei, waarop nog oude dijks- brokken, en de ruïne van het kasteel Mer wede. met tal van killen doorsneden staan en wies langzamerhand door de slibstoffen, die de rivier er op deed neerslaan. Ten Z.W. van Dordrecht ontstond een geul, de Nieuwe Vaart en de Dordsche Kil. uitkomend in het Hollandsche Diep, dat zich inlusschen door uitbreiding van. Wijvekeen gevormd had. Eerst in 1461 dekte zich het aan de west zijde openliggend Land van Altena door een dijk van Werkendam tot den ouden Maas dijk bij Dussen. De stad Dordrecht lag nog ten tijde van Karei V met eenig schor en slik als een eilandje in het water, zooals uit den plattegrond van Van Deventer (1560) blijkt. De slibstoffen, die zee en rivieren aan voerden, sloegen intusschen neer in den grooten plas en daardoor ontstonden lang zamerhand aanwassen tot boven gewone vloeden zich verheffend, die zich in den loop der tijden meer en meer zuidwaarts uitbreidden, een menigte eilanden vormend, gescheiden door een doolhof van groote en kleine killen of geulen. Bedijkt werden al leen de Dubbeldamsclie Polder (1589—1603) aansluitend aan de stad Dordrecht, en daar na nog eenige polders, in de 17de eeuw, nu samen als de „Vier Polders" het grootste gedeelte van het Eiland van Dordrecht vor mend; tegen de Z. O. zijde daarvan werden in de 18de eeuw nog eenige kleinere aan gedijkt. Door de zijdelingsche afleiding langs de vele killen van het langs de Mermede af- stroomend water, werd die rivier door plaat selijke verontdiepingen, enz. zeer bedorven, waardoor zóó hooge^rivierslanden voorkwa men, dat de dijken van de Alblasserwaard er telkens door bedreigd werden, of door- braken. Spr. schetste daarna de pogingen tot verbetering, als de vernauwing van de Oude Wiel, het gat van de doorbraak van 1421, dem aanleg van den Cruquius Overlaat in 1730, de afsluiting en heropening der killen en eindelijk, in de 19de eeuw, na 1851, den aanleg der Nieuwe Merwede, voltooid in 1885, mede in verband met de verlegging van den Maasmond en de sluiting der Hee- renwaardensche Overlaten, den aanleg van den bandijk langs den linkeroever daarvan en de geleidelijke sluiting der killen langs de Merwede. Inlusschen was de vorming - en aanwas van eilanden en eilandjes voortgegaan tot de Amer in het Zuiden. Een deel daarvan, als niet omkaad, werden gebruikt als grien den en rietlanden, de oude, alle omkaad, als grasland, de hoogste deelen als bouwland, j Heeft men in de 19de eeuw grenzen gesteld, waarboven de kaden niet mochten worden opgetrokken, sedert de goede werking van dè Nieuwe Merwede gebleken is, werden concession voor hoogere bekading verleend. Een aantal van de aldus bekende polders loopen alleen bij de hoogste vloeden gevaar om te worden overstroomd. De 'Amer is als benedendeel van de ver legde Maas door leidammen, kribben, enz. gereguliseerd. Langs een^ gedeelte er van werd aan de Noordzijde door den Rijks-Wa terstaat een dijk aangelegd, voorlooper van de algeheele afsluiting van den Biesbosch door een, doorloopenden hoogeren dijk, als eenmaal de vele killen nog meer toegeslibd zullen zijn. Nadat dé Voorzitter dr. Beekman had be dankt voor zijn zaakrijk betoog, gaf hij het woord aan prof. mr. E. M. Meijers, die het onderwerp uit economisch oogpunt behan delde en daarbij gebruik maakte van licht beelden. Voordracht van prof. mr. E. M. Meijers. Aan de rede van den tweeden spreker is het volgende ontleend: Na de groote doorbraak van 1421 is hel verdronken land jarenlang één, onafzien bare 'watermassa geweest, waarop hier en daar wat vischvangst werd uitgeoefend. Omstreeks het j'aar 1500 zijn wederom stukken droog komen te leggen en toen is een langdurige juridische strijd omtrent den eigendom, der gronden en wateren begon nen. Vier rubrieken van gegadigden deden zich op: de grafelijkheid, de ambachls- heeren, vroegere eigenaars en personen die de gronden en schorren eenvoudig als aan niemand behoorend in bezit genomen, hadden. Het einde van een gansche reeks processen en schikkingen was, dat het grootste deel van den Bies-bosoh aan de gra- I felijkheid kwam, waarvan het latef aan het j Staatsdomein gekomen is. Ettelijke malen j ook hooft de landsheer commissarissen be noemd om informaties in te winnen om- 1 trent de aanwassen en slikken, gelegen- in j den Zuid-Hollandsohen Verdronken Waart. Vooral de commissarissen van het jaar 1562 hebben nauwkeurig den gansohen Bies bosch opgenomen en de eigendomsrechten vastgesteld. Daaraan sluit zich een nauw keurige meting der -aanwassen van twee landmeters aan. In het begin der 19de eeuw zijn groote stukken van den Biesbosoh aan particulie ren verkocht, die deze ingepolderd of als griend geëxploiteerd en daarmede zeef voordeelige zaken gedaan hebben. Het bedrijf dat thans in den Biesbosch wordt uitgeoefend is: vischvangst; eenden kooien biczeneulhmr; rietaanplaniing en de wilgeneulluur. Doordat eb en vloed zich tot hier voort zetten en de vloed voortdurend slik afzet zijn de terreinen voor de genoemde cultures bijzonder geschikt. Terzelfder tijd be vorderen deze cultures den aanwas van het land., daar zij het terugvloeien van het slik bij eb tegen houden; aldus wordt de in poldering voorbereid. De biezeneulluur in den Biesbosoh is thans niet meer van groote beteekenis; de riet- en wilgeneulluur is vain veel grooter omvang. It, Vooral bij de wrlgencultuur bleef spreker langer stilstaan, omdat dit een typisch oude cultuur is. Reeds bij de Romeinen was deze cultuur jnthoogen aanzien; Cabo noemde haar na den wijn- en tuinbouw hel meest winstgevende landbedrijf; hij stelde haar zelfs voor de olijventeelt, den land bouw en de veeteelt Ook uit de beschrijvingen, die de ouden ge ven vaai de wijze van aanleg en exploitatie van grienden blijkt, dat er zoo goed als niets veranderd is. Ook zij kenden 't onderscheid in snijgrienden, die jaarlijks voor 't winnen van teenén gesneden werden en hakgrienden die om de 4 jaar gehakt werden. Ook toen geschiedde het snijden en hakken dicht bij den grond af; de vorming van de sloof waarop de takken zich ontwikkelen, het in- acht-nemen van afstanden- bij het stekken, het maken van kaden, enz., dit alles ge schiedde ook toen vrijwel als nu. In de middeleeuwen blijkt eveneens van 'n levendige wilgencultuur in Z.-Holland en langs de groote rivieren. Verschillende staal tjes werden daarvan gegeven. Zoo b.v. dat de maand November, waarin ook nu nog .met hot hakken van het griend- of rijshout begonnen wordt, toen de Rijsmaand ge noemd werd; dat de melaatschen, die niet binnen de poorten van Dordrecht mochten wonen, zich daarbuiten met het aanleggen van grienden bezig hielden; en dat in i 181 Dordrecht op geheel geiijke wijze door een schip met griendhout beladen ingenomen is als .een honderd jaar later Breda door een turfschip. Het wachtwoord voor de ver stopte soldaten luidde toen: Vierjarig Rijs rijs op in Gods naam". Ook toen blijken dus de grienden om de 4 jaar gehakt te zijn. Een groote uitbreiding heeft de griend- cultuur gekregen in de 19de eeuw, na den verkoop van gronden door het domein en na het opkomen van de groote aannemers^ firma's aan de Merwede en omstreken, die hun werkvolk in de grienden en de daar mede verbajid houdende hoepel in dus trie winterwerk konden geven. De cultuur van hoephout en de fabricage van hoepen is in Nederland nog ailiijd groo- ler dan in eenig ander laad in Europa en hoewel tijdens den oorlog ook deze op export berekende industrie slechte jaren heeft door gemaakt, bloeit ze thans^veer op. In nor male jaren is de cultuur van griendland nog steeds niet minder winstgevend dan van weiland of bouwgrond en in de jaren, dat de prijzen der hoepen hoog zijn, gaat men slecht noodgedrongen tot inpoldering en het omzetten in bouwland over. Waar dit echter geschied is, heeft men steeds goeden vetten groncLgewonnen. Ten slotte vertoonde spreker verschillende lantaarnplaatjes -van het bedrijf in den Biesbosch cn de industrieën, die daarmede verband houden. Opening der jaarvergadering^ Rede van den Voorzitter. Hedenmorgen werd de jaarvergadering van de Maatsdhappij der Nederlandsche Letterkunde in de groote zaai van het Nuls gebouw, Steenschuur, welke vergadering druk bezodht was, geopend met een toe spraak van den Voorzit Ier,^prof. dr. Ph. S. van Rcnkel, hoogleeraar in de faculteit der Létteren en Wijsbegeerte, alhier. Spr. herinnerde, de leden welkom hee- tende, aan de buitengewone feestelijkheden, welke Leiden mocht beleven, eerst op 3 October, later op 9 Februari, toen Jhet Ko ninklijk gezin, de Regeering, Gezanten van andere Rijken, afgevaardigden van alle Universiteiten en hoogeseholen, de hoogste ambtenaren van laad, gewest en gemeente in de Pieterskerk bijeen waren ter herden: king van het 70ste lustrum dér Leidsche Universiteit, en hoopte, dat de blijde stem ming* ook de jaarvergadering moge kenmer ken, zoodat allihans op dezen dag al het sombere rondom ons, waarvoor niemand, die de teekenen der tijden verstaat, blind kan zijn, moge worden vergeten. Aan den ernst herinnert de lijst der in het afgeloopen vereenigingsjaar overleden medeleden, nl. dr. J. M. Hoogvliet, geniaal taalkundige, gest. 22 Juli '24; Mgr. J. J. Graaf, beoefenaar der Kerkelijke Kunst, gest. 3 Jul; prof. J. Domela Nieuwenhuis, hoogleeraar in het Strafrecht te Groningen, gest. 24 Aug.; dr. H. T. Oberman, pred. te Rotterdam, ges! 31 Aug.; prof. A. Visser van IJzendoorn, hoogleeraar in het handels recht te Leiden, later lid der Tweede Ka mer, gest. 23 Sept.; oud-majoor (N. I. L.) P. J. F. Louw, schrijver van een gedeelte van het groote werk „De Java-Ooriog"; dr. A. W.*Bronsveld, predikant te Utrecht, die voorgaand jaar lid der Mij. was, gest. 30 Nov.; H. E. Beunke, oud-hoofding. en no vellist, gest. 11 Febr. '25, en de buitenland- sche leden: dr. H. Meert, de bekende Vla ming, gest. 19 Nov. '24 en de Zuid-Afri- kaanssche onderwijsman dr. J. Brilt, gest. 11 Dec. Spr. wees vervolgens op het feit, dat de leden zeer verschillende en velerlei werk kringen vertegenwoordigen, veel meer in aantal dan hun landen van inwoningmaar toch kan de Mij. zeggen haar leden te heb ben-in tal van Rijken en in nagenoeg alle vroegere koloniën en dealen van het Rijk de# Nederlanden over de zeeën. In die ge- biedsdcelen werd, ep wordt nog steeds de Nederlandsche taal gesproken (zij het ook in Oost-Indië in sommige kringen afwijkend in woordgebruik, woordvoeging en klank vorming) en aan de Nederlandsche litera tuur gedaan. Spr. ging na, wat in de vroe gere Westerkwarlieren aan de Nederland sche letteren is verricht en bracht in herin nering dat belangstelling in de vadcrland- sohe en Indische letteren niet kon worden verwacht bij de zeevaarders en kooplieden, doch eerst voorkwam bij werkelijk geletter den en klassiek gevormden, n.l. de predi kanten, die in de Paters Jezuïeten, met name in Fr. Xaverius, schitterende voor gangers gehad hadden. Spr. noemde enkele namen en schetste kortelijk de taalkundige werkzaamheid, vooral in Oost-Indië, der vroegere predikanten en hun feilen onder- lingen strijd, om daarna over le gaan tot de behandeling van de beoefening der Neder landsche en de Ooslersche gewesten. Te~ï* kenschetsing van de kringen, waar en door welker bemiddeling Oostersche woorden in het Nederlandsch overgingen, behandelde spr. een drietal woorden, één Sankriet, één Arabisch en één Maleisch woord, die in het Nederlandsch cclite volks termen werden, zoodat literair streven aan de overneming dier termen geheel vreemd moet zijn geweest. Yan beoefening der Ne derlandsche letteren in Indië werden dan vele voorbeelden gegeven uit de 17de en 18de eeuw, waarbij spr. voornamelijk putte uit het tweetal belangrijke werken van den geestigen en degelijken historicus den on langs afgetreden landsarchivaris. dr. F. de HaanPreanger en Ou d-B a t a v i a. Daarna werd vermeld, hetgeen in Neder land aan Indische literatuur is gedaan, d. w. z. wat Tri proza en tooneelspelen over Indische onderwerpen door literateurs is ge schreven. De 17de eeuw, nagenoeg zonder Indische adspiratie, de 18de eeuw met uiterst weinig Indische stof, werden gevolgd door de 19de, in welker eerste helft slechts j een schuchter begin was, doch in de tweede helft een steeds toenemend aantal Indische romans het licht zag. Met alle waardeering i van het goede daarin, slaat spr. even stil j ■bij de vraag of in die vele romans het eigen- i Iijke inlandsche zedenkundige en godsdien- I stige leven wel goed behandeld is. Daarna werd gesproken over de deelne ming der intellectueelen onder de inheem- sche bevolking in Indië aan beoefening on zer letteren, over het hoofddoel van het leeren onzer taal, waaraan zoovele stille werkers door hun onderwijs op voortreffe lijke wijze hun krachten wijden, en over de mogelijkheid der uitbreiding van de werk- dadige deelneming van Nederlandsche lite ratuur onder dc meest begaafde der Neder landsch lezende Indiërs. De groote moeilijk heden worden genoemd, bok dc phonetische, dié in de ooren der bevolking hel Hol- landsch aantrekkelijk maken, wat zich uit in de qualificaties onzer taal in enkele In dische fdiomen; doch behalve de phoneti sche bezwaren zijn er zielkundige, in ver band staande met onze geestelijke houding en onze belangstelling of de afwezigheid daarvan, waardoor indrukken kunnen ont staan, die tot nieuwe denominaties in in landsche talen aanleiding geven. Buiten alle politiek om kan men in deze idieele zaak een standpunt innemen en een overtuiging^ BINNENLAND. Jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. De nnmmering van de lijsten voor da Tweede-Kamer-verlrie zingen. Vergadering van het Verbond van Ned. Fabrikanten-Vereenigingen. Het verkiezingsprogram van het Alg. Comité ter behartiging van de Algemeena Belangen van Overheidspersoneel. Ontplolfing te IJmniden. BUITENLAND. De Engelsche lezing over het veiligheido- pact. Faintevé is per vliegtuig naar Marokko vertrokken. De toestand in China. hebben. Met de vraag of op dit gebied voor Nederlanders, leden der Maatschappij, een taak te verrichten en een roeping te ver vullen is, besloot spr. zijn rede en ver klaarde hij de 159ste jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandsche letter kunde voor geopend. Verslag van den staat der Maatschappij. Hierna bracht de secretaresse, mej. dr C. Serrurier, verslag uit van den staat der Maatschappij en van haar belangrijkste handelingen gedurende het afgeloopen jaar. Daaruit bleek, dar de maandvergaderin gen, die geregeld plaats hadden, goed be zocht werden. De bundel „Handelingen" en „Levensberichten" (deze laatste elf in gelal) verscheen als gewoonlijk in het eind van het vorig jaar. Ook zag in dit Vereenigings- jaar de, onder auspiciën der Maatschappij bezorgde, en door mej. dr. J. Snellen be werkte herdruk van „Suster Bertkens Boecxken" het licht. De Maatschappij had in het afgeloopen jaar den dood te betreuren van 8 gewone en 2 -buitengewone leden. Zij telt op het oogen- blik 2 eereleden, 536 gewone leden in Ne derland, 8 in onze Overzeesche Gewesten, 26 in het buitenland en 164 buitenlandsche leden, van wie 20 de rechten en verplich tingen der gewone leden aanvaard hebben; een totaalcijfer dus van 736, tegen 722 in het vorig jaar. Hierop volgde het verslag omtrent de re kening en verantwoording van den pen ningmeester, welke rekening onder dankbe tuiging aan den penningmeester voor het gevoerde beheer, werd goedgekeurd. Daarop volgden de verslagen van den staat der boekverzameling, van de Commis sie voor Taal en Letterkunde, van de Com missie voor Geschied- en Oudheidkunde en van de Commissie voor Schoone Leiteren. Nieuwe leden. Hierop werd.de uitslag bekend gemaakt der stemming over de te benoemen gewone en buitenlandsche leden. Daaruit bleek, dat tot gewone feden waren benoemd: dr. C. J. K. van Aalst, to Amsterdam; mr. dr. H. W. C. Borde- wijk, hoogleeraar te Groningen; ér. J. A. Cramer, hoogleeraar te Utrecht; ir. Jozel Cuipers, te Roermond; dr. J. van Dam te Amsterdam; H. T. Damsté, te Oegstgeest; C. J. A. van Dishoeck, te Bussum; F. J. W. Drion, te 's-Gravenhage; mej. dr. M. E. Lulius van Goor, te Lelden; J. de Gruyter, te Amersfoort; P. J. de Kanter, te 's-Gra- vanbage; dr. H. H. Knippenburg, te Hel mond; mr. dr. D. A. P. N. Kooien, te 's-Gravenhage; mr. J. Kosters, te 's-Gra venhage; A. .G. van Kranendonk, te Delft; dr. H. W. J. Kroes, te Rotterdam; mr. IL Kronenburg, £e Deventer; K. ter Laan, te Zaandam; mr. J. van Oven, hoogleeraar te Leiden; dr. G. S. Overdiep, te Apeldoorn; dr. J. L. Palaehe, te Leiden, G. W. Spit sen, te Soestdijk; R. J. de Stoppelaar, te Wargee; jonkvr. M. van Tuyl van Seroos- kerke, te Nijkerk (op de Veluwe); mr. Th. R. Valck Lucassen, te Driebergen; dr. A. A. Verdenius, te Amsterdam; mevr. Vérhoe- ven-Schnitz, to Dordrecht; dr. J. Wille, hoogleeraar te Amsterdam, en dr. JWit- lox, te Michielsgestel. .Tot buitenlandsch lid bleken be- noemddr. M. Hendcz Bejarno, hoogleeraar te Madrid; dr. A. C. Bonman, hoogleeraar te Stellcnboseh, mej. A-. Nahon, to Antwer pen; J. J. Smith, B. A. hoogleeraar te Stel- lenbosch, en dr. Szalay, hoogleeraar te Matyasföld. De secretaresse werd verzocht de nieuw gekozen leden met hun benoeming in kennis te stellen. Vervolgens werd besloten op voorstel van do Commisie voor Schoone Letteren om f 1000 uit de kas der Maatschappij af te staan voor letterkundige doeleinden. De wij-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 1