VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
No. 22.
Zaterdag 30 Mel
•I*
itftSSzti*«'il?l»»iu<>jhtiljliMill?f §$1*2fi
Het Klaverblad.
Anno 1925
Naar bet, Engelsch van II E TIDDEMAN.
Vrjj bewerkt door
C. E. de Lille Hogerwaard.
D"
Hoofdstuk IV
Een verraging.
Liesbeth bleef haar bijnaam „Lijs" Hou
den, zooals dit dikwijls met bijnamen gaat.
De meisjes zouden hem misschien hebben
laten varen, al6 zij haar vriendschap met
Cathrientje Danvers opgegeven had. Dit
[laatste kwam-echter niet in haar op en zoo
Ibleef het vriendinnetje van Kaatje" dus
„Lijs" heeten. Eerst werd zij er boos om en
izei ze allerlei leelijke dingen terug. Maar
'toen zij bemekte, dat dit toch niet hielp, zei
zij
,,Je moogt mij zoo dikwijls als jullie maar
•wiltLijs" noemen. Daar kan ik niets tegen
doen. Maar ik geef geen antwoord, als je mij
zoo noeiflt en Cathrientje antwoordt niet
op Kaatje". Dat zal ik haar wel aan het
verstand brengen."
Dit was een lange toespraak voor een
.meisje vac acht jaar, -maar haar groote
broertjes hadden haar verteld, wat zij z'eg-
(gen moest en dit maakte de zaak veel ge-
(makkelijker.
Eens vroeg Jenny Henderson, die nooit-
meer. vriendelijk was geweest tegen Lies-
jbeth, sinds deze met Cathrientje - omging,
haar vloeitje te leen.
,,Je vloeitje alsjeblieft, Lijs, fluisterde zij,
want het was onder de les en zij wist, dat zij
dan niet praten mocht.
Liesbeth verstond haar best, maar gaf
haar het gevraagde niet-
Jenny' vroeg het telkens opnieuw, maar
Liesbeth ging rustig door met haar sommen.
,,Maar Liesbeth", zei juffrouw Air mi tag e
eindelijk? Ik geloof, dat Jenny je al wel zés
keer om je vloeitje gevraagd heeft. Natuur
lijk had zij er zelf voor moeten zórgen en
mag zij niet praten in de les, maar dat
neemt niet weg, dat jij haar 't jouwe best
kunt leenen."
Rosa Neville,'het grootste mei6.ic uit de
klas, had nagenoeg hetzelfde met Cathrien
tje Danvers gehad. Telkens had zij haar
aangesproken als „Kaatje" en haar om een
gommetje gevraagd. Evenals Jenny bad
zij den bijnaam echter heel zacht gezegd.
Juffrouw Armitage zei nu:
„Cathrientje is al even onaardig. Zij wil
haar gommetje niet geven, is het wel,
Rosa
„Nee iuffrouw," antwoordde Rosa. ,,ik
heb het haar al zoo dikwijls gevraagd."
„Hebben jullie samen afgesproken, zoo
onvriendelijk tegen de anderen te zijn
vroeg de onderwijzeres.
Zij sprak op strengeren toon dan zij ge
woon was en Cathrientje en Liesbeth kre
gen beiden een kleur. Cathrientje was te
verlegen óm eenige opheldering te geven.-
Liesbeth wilde dit wel doen, maar ze wist
niet goed, wat zij zeggen moest, want Jo en
'Bob hadden haar ingeprent, dat het heel
flauw was om te klikken.
„Cathrientje", zei juffrouw Armitage. nu
.„Jij bent de oudste en langer op school dan
Liesbeth. Ik sta er op, dat je mij onmiddel
Jjjk zegt, waarom je Rosa je gommetje niet
Wdd© geveo*
Cathrientje keek Liesbeth aan, alsof zij
vragen wilde:
„Zal ik het zeggen
Liesbeth knikte van „ja" en Cathrientje
zei nu
„Omdat Rosa me niet bij mijn gewonen
naam noemde, juffrouw".
„Hoe noemde zij je dan
„Ze noemde me Kaatje en ik kan dien
naam niet uitstaan."
„Is dat zoo, Rosa?"
„Nee juffrouw," jokte Rosa.
„O, wat jok jij riep Liesbeth plotseling
uit.
Alle meisjes luisterden nu oplettend wat
er verder gebeuren zou.
Liesbeth," zei juffrouw Armitage, „hoe
weet je dat?"
„Omdat Rosa en de anderen Cathrientje
altijd zoo noemen," antwoordde Liesbeth.
„Dat doen ze. omdat Cathrientje oude jur
ken draagt. Vader en Moeder zeggen, dat
het heel onaardig is. Ik heb Cathrientje ge
vraagd, geen antwoord te geven, als
zij haar „Kaatje" noemen en ik
zou geen antwoord" geven, als ze mij „Lijs"
noemden. Jenny Henderson zei „Lijs" tegen
me,-toen ze om mijn vloeitje vroeg en daar
om gaf ik het haar niet."
„Meisjes, is dat waar?" vroeg juffrouw
Armitage nu.
Diepe stilte. Iedereen keek vóór zich en
niemand gaf antwoord.
„Rosa, jij bent de oudste antwoord!"
„Ja", zei Rosa langzaam.
,Dat is genoeg. Ga nu weer aan jullie
werk. Na schooltijd spreken wij er verder
over."
De morgen kroop voorbij en Cathrientje
en Liesbeth waren blij, dat hij eindelijk om
was. Zij mochten gaan spelen, doch de ande
ren moesten binnen blijven. Zij liepen ge
armd en vroegen zich af, wat er binnen ge
beurde.
Dit kwamen zij echter npoit te weten.
Maar vanaf dezen dag hoorden zij de na
men „Kaatje" en „Lijs" niet meer. Tpch
waren de.meisjes niet vriendelijker geworden
cn toonden zij hun verontwaardiging door
isoó min mogelijk tegen de vriendinnetjes te
spreken.
„Trek je er maar niets van aan," zei
mevrouw Jones tegen Liesbeth, toen haar
dochtertje het haar-verteld had; „het zal
wel weer in orde komen.
Dè meeste kinderen zijn echter ongedul
dig cn de beide vriendinnetjes vonden, dat
het al heel lang duurde.
Intusschen kwam Liebeth dikwijls in het
huisje, waar-Cathrientje met haar moeder en
ha'ar zieken vader woonde. Zij was in de
wolken, toen haar ouders den majoor en zijn
vrouw eens web een rijtuig kwamen 'bezoe
ken en een eindje met hem gingen rijden.
De arme man was in tijden niet verder
dan zijn tuintje geweest, daar hij veel te
zwak was om te wandelen cn hij genoot van
de heerlijke natuur.
Op een morgen kwam er een lange offi
cier in de klas. Om te beginnen, wa6 dit op
zioh zelf al iets buitengewoons. Alle meisjes
stonden op en maakten een buiging doch
geen hunner vermoedde wie die heer was en
waarom hij op school kwam.
„Meisjes", begon hij, „ik ben kolonel
"Cornwallis en kom heelemaal uit Indië. Juf-
fioow Armitage is nog een oode kennis van
mij en stond nuj daarom toe, jullie een be
zoek te brengen. Er is hier één meisje in
de klas, van wie ik heel veel houd, hoewel
ik haar niet meer gezien heb, sinds rij een
baby was Haar lieve moeder is mijn zuster
en zijzelve heet Cathrientje Danvers. Kom
eens hier, lieve kind, orn je oom goede®
dag te zeggen."
Cathrientje sprong dadelijk uit de bank.
Zij had zóóveel over haar oom gehoord, dat
hij heelemaal geen vreemde meer voor haar
was.
„En nu, juffrouw Armitage", ging de
kolonel voort, „wilde ik u om een gunst,
verzoeken. Wilt u ter wille van een ouden
vriend, die weer in het land is terugge
keerd, uw leerlingen vanmiddag vrij-af ge
ven? Ik noodig hen allen uit in den grooten
tuin van mijn hotel te komen theedrinken."
De oogen der meisjes schitterden, terwijl
zij naar hun onderwijzeres keken. Zij waren
allen blij met het vooruitzicht een vrijen
middag te krijgen en dien zoo prettig te
zulle® doorbrengen. Toen kolonel Cornwai.
lis en zijn nichtje vertrokken waren, pak
ten zij hun boeken bij elkaar en babbelden
naar hartelust.- -
„Eén ding is zeker", zei Rosa Neville,
die zelfs nu nog onaangenaam moest zijn,
„we boeven onze beste jurken niet aan te
trekken Kaatje zal ook niet veel moois
aan hebben."
„Maar we komen toch bij een kolonel op
visite," zei Rosa's vriendinnetje, Nelly
Armstrong.
„Ja. dat is waar, ik zal mijn blauw mouA-
selientje aandoen."
„En ik mijn rose."
Op dit oogenblik kwam juffrouw Armh
tage weer binnen.
„Als ik jullie was, meisjes", zei rij, ,.aou
ik iets aantrekken, dat niet gauw bederft,
dan-heb je veel meer plezier.
Rosa en Nelly liepen samen naar huin.
„Nu moeten we ook bèleefd zijn t-Ageo
Kaatje," zei Nelly,
„Ja natuurlijk."
„Wat zou Kaatje aan hebben? Ik denk"
niet, dat zij een visite-jurk heeft.*'
„Maar haar oom moet heel rijk zijn," zei
Rosa, „anders had hij ons "niet allemaal
op de thee gevraagd."
Toen zij s middags met juffrouw Armi
tage den tuin van het hotel binnenwandel
den, werden zij daar verrast door het zien
van een lange tafel, die beladen was met.
taartjes, vruchten, room en allerlei andere
lekkernijen.
Overal stonden mooie bloemen. De lueh%
was blauw en de zon scheen helder. De ko
lonel, een dame en een meisje, stonden op
en verwelkomden de gasten.
„Dat is mevrouw Danvers," zei juffrouw
Armitage tegen haar leerlingen.
Rosa kon haar oogen bijna niet gelooven,
want. zij zag dadelijk, dat de bleeke dame
in baar eenvoudige, zwarte japon een ech
te dame was. Maar wie was dat meisje?
Dat kon Cathrientje toch niet zijn
Zij droeg een beelderige wit mousselienea
jurk en een blauw zijden ceintuur. Haar
oogen schitterden van blijdschap, terwijl
pij naar haar vriendinnetje uitkeek, dat rij
haastig ia het oor flrótade;