Humor uit het Buitenlandi
B© larsnie
BRiEVEN UIT EGYPTE.
J>1 O IJ> KJ.
Dame: Het doet me plezier te zien, dat Je
'■vooruitgaat in de wereld.
Landlooper: Dat is het niet, dame. Het waren
'die schoenen die U me gaf de dingen waren
zóó .ckkend, dat ik wel moest sparen cm een fiets
te koopcn. (Humorist)
Ik ben benieuwd, of h(j nog van me zal hou
den als ik oud ten.
O, daar zon ft me maar niet druk om maken.
Je zult het gauw genoeg weten.
(London Opinion)*
Vader: Daar heb je het nou. Ik zei je wel, wat er gebeuren
zou wanneer je hem een onbreekbare pop, een onverscheurbaar
prentenboek en een onverslijtbaren bal zou geven.
(Punch)
Globetrotter (aan het eind van het langademig relaas van een
avontuur) Nu, en vindt Jö het niet wonderbaarlijk, dat ik
nog leef om dat verhaal te doen?
Uitgeput hoorder: Heb je het al eerder aan anderen gedaan?
Globetrotter: Ja.
Slachtoffer: Dan is het wonderbaarlijk.
(London Opinion)
>'4
Je zegt, dat ik het heerlijkste, mooiste, liefste meisje van
de wereld ben en dan vraag jo me, met jou te trouwen?
(London Mail)
M'n vrouw wil, dat ik het wedden opgeef.
Ik wed tien tegen één dat je het niet doet.
Aangenomen. (Passing Show)
hcht opgeblazen figuur overeind gingstaau
Dïn de vertooning compleet te maken.
Toen do voorstelling voorbij was en het
publiek zich naar de uitgangen spoedde,
fitond het plotseling voor het sprookjes
achtige tooneel van een tentoonstelling in
een orgie van verlichting. Allo gebouwen,
groot en klein, lagen daar met hun omtrek
ken in lijnen van licht voor onze voeten.
Em toen wij de hooge, betonnen trappen
van het stadion-terras afgingen en de ver
lichting van nabij konden aanschouwen,
kregen wij den indruk, dat de stichters van
al deze schittering wat te ver waren ge
gaan en dat zij den stap vam het sublieme
naar het belachèlijke zonder gewetenswroe
ging hadden ondernomen. In een dozijn
looverlooze hoornen aan het meer zaten
helder verlichte, transparante nachtuilen,
stil en dood. Op de kabbelende golfjes van
het meer dobberden eenden, ganzen, zwa
nen van licht. Een reusachtige krokodil,
verstijfd en gephorphoriseerd op het oogen-
blik, dat hij den oever beklom, goot zijn
groen licht op het groenere gras. Een schild
pad van indrukwekkenden omvang met in
gewanden van electrisch licht stond met
starren blik naar een lumiJeuzen kikker
te kijken. Het effect van dit alles was on
gemeen grof. Maar men is blijkbaar van
meenimg, dat het de millioenen zal behagen
en hot behoort bij de voor het herboren
Wembley gevolgde politiek, die zich richt
naar meer vroolijkheid, meer schittering
en meer luchtigheid. Maar de Engelschen
zijn niet knap in luchtigheid,., zooals deze
feestverlichting van het Wembley-bij-avond
duidelijk laat zieD. Intusschen moet dit
idee van opvroolijking het tentoonstellinga
bestuur zoo hevig te pakken hebben gehad,
dat het aan niets anders heeft gedacht. In
de openingsrede van den Koning kwam de
volgende passage voor: „Ik heb met bij
zonder genoegen opgemerkt, dat een van
dc groote paleizen gewijd is aan een ten
toonstelling, die een beeld geeft van die
vraagstukken van behuizing en vervoer,
wier oplossing zoo dringend noodig is. Het
was een gelukkig denkbeeld de woning en
woningbouw een der voornaamste onder
werpen van de tentoonstelling te maken.
Want do grondslagen van een Rijk liggen
in het huis; daar moeten de toekomstige
burgers hun voornaamste opvoeding ont
vangen en het bouwen van huizen, waar
in een gezond huiselijk leven mogelijk is,
is niet alleen een zaak van huiselijk maar
ook een van rijksbelang." Zulko woorden
gelden voor elke natieen iedereen 2al er
gaarne gretig mee instemmen. Maar int-us-
sohen is dat gansche Paleis voor Woning
bouw en Transport nog zoo goed als leeg.
De speciale tentoonstelling van noodhui-
zen of van nieuwe materialen gobouyjde
huizen is nog slechts m het allereerste sta
dium van haar ontwikkeling en er is nog
niets te zien. Hetzelfde geldt voor allerlei
andere afdeelingen. Het is nu, zoo bij een
eersten rondgang wel duidelijk, dat het
moeilijk js geweest firma's en particuliere
ondernemingen vinden, die bereid wa
ren hier voor de tweede maal t-s komen
tentoonstellen. Veel winkelruimte in gal©
rijen is nog te huur. In het groote gebouw
van Indië zijn nog heele zalen ongevuld.
En het zal dunkt me nog wel een maand
duren voordat de tentoonstelling weer den
indruk zal geven dat ze af is. De vermake
lijke zijde van het nieuwe Wembley is ech
ter in ver gevorderden staat van voltooiing
De lumineuze kikvorschen en pelikanen,
als nacbtmerrielijke glimwormen tusschcn
het gras van do meer-oevers zijn symbo
liek; ze vertegenwoordigen den nieuwen
van Wembley die meer aandacht
schenkt aan het vermaak dan aan de op
voeding van de massa.
Een groote verbetering vormen de wan
delpaden, die nu voor het grootste deel
zeer geriefelijk zijn ;en het donkerroode
grint, waarvan ze zijn gemaakt, geeft er
een frissche kleur aan. Het gansche uiter
lijk der tuinen en plantsoenen is prettiger
dan verleden jaar.
In het voorbijgaan heb ik twep „beeld
houwwerken" in boter gezien, een van den
Prins van Wales als Indianen-hoofdman,
in het paviljoen van Canada; en een van
een... cricketwedstrijd tusschen Australië
en Engeland, in het paviljoen van Austra
lië, In het Paradijs voor dc Kinderen, dat
men „Treasure Island" noemt, liepen Ro
binson Crusoe en "Vrijdag rond, alsof zij
zoo juist uit de platen van Defoe's beroem
de boek waren weggeloopen. Voor het Pa
viljoen van Newfoundland loopt een afge
richte Newfoundlander been en weer, een
braaf beest, dat u op zijn aantrekkelijke
hondenwijs bij het betreden van dit pavil
joen welkom heet.
In het Park des Yermaaks kunt ge de
20.000 mijlen onder zee afleggen, die Jules
Verne beeft beschreven. Uw schip heet
„Nautilus" en de geheimzinnige kapitein
Nemo voert het commando. Het is lang
zoo echt niet als in de verbeelding, maar
men ziet niettemin echte visschen en spoi^-
zen en de wonderlijke plantvisschen cn
vischplanten van den bodem der zee. Ik
had gehoopt, dat ik ook den pareldu *er
zou zien; want die was de grootste held
van mijn jongensjeugd, toen ik Jules Ver
ne's boeken verslond. Maar hij verscheen
niet. En toen was er hetpleizier voor
me af.
Bij deze indrukken en opmerkingen laat
ik het. Ik geloof niet, dat er aanleiding
zal zijn nog een extra-brief aan Wembley
te wijden, na de uitvoerige mededeelingen,
het vorige jaar er over gedaan.
XII.
De Fayüm.
Te Bedrachiu, 't landelijke fellahdorpje
aan den Nijloever, van waaruit wij in den
aanvang onzer reis het tochtje naar Sac-
cürah begonnen waien, had ik mijn kameel
drijver Mahmüd bestelden bij mijn aan
komst aldaar stond de praatziekte Nubiëi
reeds op mij te wachten, mijn - rijdier be
pakt met een opgevouwen tentdoek als
zadel en met de verdere benoodigdheden,
als levensmiddelen, enz., die one bij onzen
woestijnrit te stade zouden kunnen ko
men. Mijn doel was, om lange de zuide
lijker gelegen pyramieden van Dachür west
waarts do woestijn in te trekken en tnet
een grooten bocht den noordrand dor
Fayüm-oase te bereiken langs een anderen
weg dan de meer „ondernemenden" on
der de toeristen soms kiezen. Voor korte
afstanden is de ezel als rijdier te prefe-
reeren, doch zoodra er meer dan 3 a 4
uien mede gemoeid zijn, doet men beter
een kameel te nemen. Aan de wiegende
beweging van het in telgang loopend dier
moet men altijd weer even wennen, doch
zoodra men op diens deinenden gang ia
ingesteld, wordt de rit een waar genot
Van Bedrachïn naar Dachür voert de weg
tusschen de bouwlanden door langs een
zwart kleipad. Na twee uren stappen wij
af bij de fraaie pyramieden van Dachür
met bun nederwaarts omgebogen wanden,
van waaruit men naar het Noorden toe de
gansche reeks koningsgraven van Sacca-
rah, Abüsir, Gizeh en Abu-RoüLch kan over
zien. Hier boog onze weg naar het westen
af en wij verlaten de vruchtbare dalvelden,
om onder de gloeiende stralen der tropi
sche middagzon de Libysche woestijn in te
rijden. Na een dagrit van zeven uur, zouden
wij onze tent voor het overnachten opslaan.
Eentonig is een woestijntocht nooit. De
zandgrond der Oostelijke Sahara is geen
homogene massa, doch een conglomeraat
van ontelbare soorten kwarts, welker kleu
ren zich vermengen tot een steeds afwisse
lende, onder elke andere belichting zich
veranderende tintenweelde. In gestrekten
draf ijlt ons rijdier over de eindelooze zand
vlakte, geen windje verkoelt de gloeiendo
handen en wangenhet vreemdsoortig go-
hinnik der kameelen is het eenige geluid
dat zoo nu en dan de diepe stilte ver
breekt. Een heerlijke eenzaamheid heerschfc
alom.
Als de zon begint te dalen, zien wij aan
den oostelijken horizon de grijze nevelbank,
die tegen het vallen van den nacht zich
uit het Nijldal verheft Wij moeten ons
haasten met het opslaan van onze tfent,
daar dadelijk na zonsondergang het diep
ste nachtduister intreedt, zonder eenigen
overgang van avondschemering. Langen
tijd vereischt dit werkje niet; de tent be
staat, heel primitief, uitvier stokken,
waarover het zeildoek gespannen wordt,
één zijde openlatend. De pure droge woes-
tijnlucht heeft ons hongerig gemaakt en
met gezonden honger vallen wij aan op de
voorraden, die wij hadden medegenomen.
Het water is lauw en het brood hard en
oudbakken geworden, terwijl do in de
warmte gesmolten boter overal is doorheen-
gedrong-en, behalve door het brood. Doch
honger maakt rauwe boonen zoet en wij
zouden ona karig maal voor niets ter wereld
hebben willen missen.
Onder de bedrijven door is de nacht in
gevallen bloedrood stijgt de liggende maan
sikkel op in het Oosten en werpt een bleek
licht over de onmetelijke zandvlakte. De
aanblik der woestijn in een helderen, tro
pischen maannacht is onvergetelijk. D©
stilte wordt nauwelijke verbroken do*f
het snuiven der buiten de t-ent geknield lïg-
gsnde kameelen en somtijds het lugubere
huilen van jakhalzen in de onbestemde
verte. Dit machtige gevoel van verratea-
held en eenzaamheid doortrekt de gansche
natuur met een waas van mysticisme. Do
brave Mahmüd, praatlustig als alle Nubicrs,
kort den tijd door het vertellen van spTook
jes en sagen Zijner stam. Het is niet de
Arabier, die rustig neerzittend kalm zijn
verhaal ontvouwt; de Nubiér is één en al
levendigheid, hij doorleeft zijn sprookje,
springt op, en gesticuleert, tegelijk vertel
ler en acteur.
In een vorigen brief deelde ik de sage
over den val van Memplis mede, zooals tfie
in den voikstoond voortleeft. De „opvoe
ring" duurde bijna een half uur, geen de
tail in de beschrijving werd overgeslagen.
Om nvgen uur 's avonds rolde ik mij in
mijn jas en legde mij ter ruste op het za-
delklced, dat op den zandbodem uitgestrekt
.lag," moede van zon en licht, moede van
het zien en hooren.
's Nachts om vier uur wekte Mahmüd
mij om den tocht te hervatten. De woestijn
nacht is vrij kil en rillerig stijf stond' ik
op om op den rug van mijn kameel door
de duisternis verder te rijden, onder het
bleeke licht van maan en sterren. Onge
looflijk indrukwekkend en tooverachtig is
deze nachtrit. Met nooit falende pas draaft
de kameel door het mulle, zand, waarin
men iu de onzekere schemering de onge
lijkheden bespeuren kan. Daar begint de
oosterkim helder te worden en in nog geen
kwartier tijds is de duisternis geweken-voor
den dageraad. De eerste zonnestralen wer
pen hun warmen gloed over de zandvlakte
en verbreken de bijna magische betoovering
van den maannacht. Wonderlijk is het, hoe
bij zonsopgang de ontwaking door geen go
luid wordt aangekondigd; geen vogelgezang
geen gedruisch van meDschelijke bedrijvig
heid luidt den dag in. Met de zon in den
rug rijden wij in de verfrissohende morgen
koelte wederom in gestrekten draf verder.
Daar verschijnen aan den horizon, als de
kuststreep in zee, de eerste boomtoppen der
oase in de woestijn. Dra onderscheiden wij
do ronde omlijning der palmen en de gril
lige takvormen der syoomoren; het is de
Eayüm, do vruchtbaarste en rijkste oase
der oostelijke Sahara, die eens door de
kundige hand van een groot Pharao van
moerasland in akkerland en weiden her
schapen werd.
Bij het dorpje Tamieh, aan den noorde
lijken rand der Fayüm, hadden wij een on
aangename ontmoeting met de bevolking,
die (het was kort na den moord op den
Sirdar) meende uiting te moeten geven aan
hun anti-europeesch fanatisme. De kleine
schermutseling eindigde gelukkig zonder al
te kwade gevolgen. De Fayüm wordt door
sneden door de Agricultural Light Railway,
een smalspoor locaaltje, dat via Biahmü
naar de hoofdplaats Mediuêt, „de stad",
genoemd. De Fayüm wordt bewaterd door
den Bahr Yu6suf, een zijtak van den Nijl,
welke echter, dank zij de vele natuurlijke
bronnen in haar bedding, een geregelden
watertoevoer naar de oase garandeert. Bet
te-over aan water vloeit in den regentijd
naar het Noordwesten af in het prachtige
Birket Karüu, een uitgestrekt meer, dat
door zijn tallooze vogels een geliefd jacht
terrein is. In het niveau is een gestadige
stijging merkbaar en de vele tamarisken-
boschjes, die boven het meeroppervlak uit
steken, doen aan onze ondergeloopen uiter
waarden denken. Ter plaatse waar bij Iia
hün de Bahr Yussuf door een grooten regu
lator den Fayüm binnenstroomt, heeft men
een buitengewoon mooi vergezicht over dit
gedeelte der oase. De rivier scheidt woestijn
en bouwland; terwijl de linkeroever ont-
■Vruchtbare zandgvoei is, is de rechteroever
overtogen met dien weelderigen planten
groei, die alleen in het Oosten denkbaar is.
Op den achtergrond verrijst de trotsche pv-
ramide van den Koninklijken bouwer van
het labyrinth. De volkstraditie schrijft do
irrigatie van het kanaal aan den bijbelschcn
Joseph toe. Pharao zou hem spottend heb
ben verweten „Gij zult, met al uw wijsheid
dit watergebied (el-Fayüm) zelfs uiet in
duizend dagen (arabisch: elf-yóm) kunnen
droogleggen", waarop de slimme Israëliet
zich door het aanleggen van dit kanaal uit
een lastige impasse zou hebben gered.
Door een gedeelte der oase loopt een
reusachtig aquaduct, waarin door schepra
deren het water uit het Famiyeh-kauaal
vier meter hoog \*ordt opgewerkt. Schilder
achtig is de ligging der Kait-bey moskee ia
de hoofdstad van het district. Het oude ge
bouw is over den stroom heengebouwd en
vertoont den aanblik als van een overwnlft
sluiswater in een Hollandech provincie
stadje.
De vegetatie der Fayüm is een gansch
andere dan die van het Nijldal. De loofboo-
me werpen hier in grooten getale hun ver-
kwikkenden schaduw over de bouwlanden,
welke het grootste gedeelte der korenvo r-
raad van gansch Egypte opleveren. Vaak
zou men zich in de boomgaarden der Be
tuwe wanen; de frischgroene bladeren heb
ben niet die stoffige vermoeide kleur, wel
ke het loof in het eigenlijke Nijldal zelf een
dor aanzien geeft, .Wonderlijk genoeg, is
dit paradijs nog niet door den toeristen*
stroom bedorven; geen moderne hótels ver-;
breken er de harmonie der omgeving. TocK
zijn er in den Fayüm vele plekken, die ecu
bezoek alleszins loonen. Bij Illahün viadti
men de grondvesten eener gansche Oud
egyptische stad; de straten en wijken, de
indeeling der huizen met kamers en binnen
plaatsen zijn duidelijk te onder8cheideü.-
Het eigenaardige is, dat van dit alles alleen
de fundamenten over zijn, zoodat men dö
stad aan zijn voeten uitgestrekt ziet liggeri
als in vogelvlucht gezien vanujt een lucht
schip. Het ingewikkejd systeem van straat
jes en nauwe doorgangen in dit uitgestrekte!
ruïnenveld maakt het begrijpelijk, dat late
re Helleensche reizigers de stad een doolhof
(Labyrinth) genoemd hebben en aan hanï
bouwmeesters een phantastische macht toe-,
schreven. De bewondering voor het moder
ne kan nooit en nergens in het machtigs'
Egypte den eerbied voor het oude over
vleugelen.
RECLAME.
veroorzaakt Slapeloosheid, maakt Benauwd
en Onrustig, Mijnhardt'fi Zenuwtabletten
maken Kalm en geven U een Verkwikken-1
den slaap. Buisje 75 et. Bij Apoth. en Dro
gisten. 8429
Mijn vorigen brief eindigde ik. met eeii
paar stoffen op te itoemen, die geschikt zijn
voor tennis-jurken. Daar wil ik nu nog
even op terugkomen.
Er is n.l. op het gebied der tennis-kleedij
een groote verandering ontstaan in de laat
ste jaren. Nog niet zoo heel lang geleden
tennisten wij in zwaar geplooide wijde rok-:
ken, vrij lang en om het middel zoo nauw,
dat wij er, bij het hard naar een bal toe-
loopen, buiten adem van geraakten. Tot
overmaat van ramp droegen wij er dan nog
lief gegarneerde hoeden bij met een stijven
breeden rand of een dito slappen, die ons
het vrij uitzien beletten, en een absolute
lastpost waren op de tennisbaan!
Hoe heel ander9 is liet nu! Kijk maar
eens in de geïllustreerde tijdschriften naar
de foto's van Suzanna Lenglcn en haar col
lega's! Aardiger plaatjes zijn er al haast
niet denkbaar! Vrijer, vlotter kleeding even*
mini Er zijn natuurlijk ook al weer tennis
speelsters, die het „te erg" vinden, maar dat
zullen wij maar boeken op rekening der jar
loezie, want geen meisje of jonge vrouw,
die zelve de heerlijk verruimende en sta
lende tennissport beoefent, zal een voor
standster van knellende banden en lange,
het loopen-bemoeilijkende, nauwe rokken
zijn. Als ik ooit die om mijn beenen slin
gerende dracht van een rok verfoeid heb,
dan is h^t op de tennisbaan, waar zoo'n
ding er schuld van kan zijn, dat je nèt een
bal moet missen!
De tegenwoordige mode van jurken aan
één stuk, of jumpers met plooirokjes zonder
ceintuurband, is wel uiterst geschikt voor
de sport; Zij zijn kort en met heel kleine
mouwen, zoodat wij er ons in alle opzich
ten vrij in kunnen bewegen.
Een tennisjurk moet zóó zijn, dat wij,
welken slag we ook maken: fore- of back
hand, overhead service of volley, nooit
eenigen hinder van onze kleeren ondervin
den. Het ondergoed behoort daar reeds op
berekend te wezen, want het geeft natuur*
lijk niets, al valt een bovenjurk nóg zoo;
ruim, als het schouderbandje van uw
dessous een lus om uw arm maakt en H
hindert bij eiken slag!