In en om de Boerderij. om verte! je Üïefc niet aan juffrouw Armi- toge?" „Dan zouden ze mij nog veel meer pla gen en mij een klikspaan noemen. Het zijn allemaal spoken: ze roepen me zelfs na op straat". Nu Cathrientje eenmaal haar hartje ge ordend had, stortte zij dit geheel voor haar nieuw vriendinnetje uil Zij had heel wat grieven tegen haar medescholieren en Lies- beth luisterde aandachtig. Toen de bel luidde en zij allen naar bin nen gingen, begreep juffrouw Armifage niet. waarom Liesbeth zoo book keek. „Kun je geen vriendelijker gezichtje zet ten?" vroeg zij. ..Nee, heusch niet, juffrouw." En ze keek de-andere meisjes nog boozer aan. Jenny Henderson wilde weer met Lies beth naar huis gaan, maar deze zei flink: „Ik ga met Catihrientje Danvers naar huis; als je wilt, mag je wel -meegaan/' „Dank je wel," antwoordde Jenny. „Ik loop niet met een vogelverschrikker". „Cathrienije is geen vogelverschrikker. Zij ziet er veel aardiger uit dan jij. Jij hebt een Wipneus en «dat heeft Cathrienfcje niet eens." De twee nieuwe vriendinnetjes liepen ge armd naar huis. Natuurlijk had Liesbeth haar moeder heel wat te vertellen, toen zij thuis kwam en mevrouw Jones luisterde aandachtig toe. „Je moet niet overdrijven, lieve kind," zei zij. „Daarmee bereik je niets. Je moet wel lief tegen je nieuwe'/vriendinnetje zijn, maar daarom hoef je nog niet onvriendelijk tegen de andere meisjes te zijn." „Maar zij doen zoo akelig tegen Ca thrienije, Moeder." „Zeker, doch op die manier maak je de zaak niet beter. Als je hun leeron wilt vrien delijk te zijn, moet je zelf 'het voorbeeld geven." „Moeder," zei Bob nu, „zou het niet veel beter zijn, hel uit te vechten? Dat doen ze bij ons op school altijd. Dat is veel gemak kelijker dan er over te praten, omdiat zo dan net doen, alsof ze 'het niet hooren en als je vecht, moeten ze het wel voelen. Dat zal bij meisjes tooh wel niet eender zijn als bij jongens!" Allen lachten en hoewel Dick en Jo het zoo gek nog niet vonden, zei Jo: „Ja, hij meisjes is dat wel iets anders dan bij jongens. Ze weten heelemaal niet, hoe ze vechten moeleD. Ze trekken elkaar altijd aan het haar en dat is natuurlijk valsch „Nee", zei mevrouw Jones, „zachtheid overwint alles. Zeg dat aan je vriendinnetje en denk er zelf ook aan." Liesbeth reed1 den volgenden dag werke lijk haar best en juffrouw Armitage merkte op. dat zij weer vriendelijk keek. Na school tijd ging zij opnieuw met Cathrientje naar 'huis en deze vroeg, of zij even met haar mee naar bin-nen wilde gaa-n. Haar vrien dinnetje deed dit. Het huisje was zóó klein, dat Liesbeth niet begreep, hoe de familie Danvers er in kon wonen. Mevrouw was heel vriendelijk tegen haar. Zij had een lieve stem en -nam het kind bij de hand. ,.lk zal je niet lang hier houden, lieve kind," zei zij. „maar ik zou graag willen, dat mijn man je eens zag." Liesbeth was wel wat verlegen, maar zij ging toch de kleine zitkamer binnen, waar majoor Danvers, die 'heel sukkelend was, op een rustbank lag, waar haj het grootste gedeelte van den dag moest doorbrengen. Maar al was hij ook nog zoo zwak. hij kon toch zoo prettig vertellen en allerlei grap pen van vroeger ophalen en daartoe be hoort heel wat moed, als men zóó ziek is en zóóveel pijn. heeft. „Zoo, beste meid," zei hij legen Lies- beih, „ben jij nu het vriendin-el je van Cathrientje? Ik ben blij het ecnig meisje van de heele school eens te zien, dat weet, wat liefde is. Ik ken je ouders niet, maar toch weet ik iets van hen: zij voeden hun kinderen goed op/' Liesbeth kieeg een kleur en was wel wat verlegen, maar zij vond ^et toch prettig,, dat meneer Danvers dit zei. „Vader en Moeder zijn de liefste men- beste wereld.'' zed m* m i zien er ook heel lief uit. Mag ik hun por tretten eens meebrengen? Dan zult u het zelf zien/' Meneer Danvers zei, dat hij dit heel pret tig zou vinden en babbel-de nog wat met Liesbeth. Maar toen mevrouw bang was. dat haar ouders ongerust zouden zijn over haar lang uitblijven, nam hij afscheid van haar. Hij richtte zich een weinig op en keek het kleine figuurtje glimlachend na. Toen Cathrientje en Liesbeth den vol genden dag samen speelden, bemerkten zij iniet, dat de andere meisjes al fluisterend elkaar aanstootten en haar aankeken. 's Middags pas werd het Liesbeth duide lijk, want toen zij en haar vriendinnetje de schoolkamer binnenkwamen, vonden zij daar hoewel het nog vroeg was al de anderen reeds, terwijl juffrouw A^mitage er nog niet was. Een groot meisje gaf het afgesproken teeken, waarop allen opston den. „Dag juffrouw Kaatje!" zeiden zij, terwijl zij C^hrientje aankeken. De™ antwoordde niet. Toen keken zij Liesbeth aan en zeiden: „Dag juffrouw Lijs!" Liesbeth vergat op dat oogenblik heele- maal, wat haar Moeder over zachtheid ge zegd had en zei driftig: „Jullie zijn allemaal spoken en ik haat jullie! Ik houd alleen van Cathrientje. Als ik een jongen was, zou ik met jullie vechten en je één voor één verslaan. Cathrientje's vader is officier en als hij beter wordt, hoop ik, dat hij jullie aüemaa-1 dood zal schieten!" fWerdt vervolgd). Door O. E. DE LILLE HOGERWAARD. Kuikentjes. Vandaag zullen wij weer eens naar de boerderij van baas Japiks gaan. Jullie herinnert je zeker nog wel, dat de boer bij ons vorig bezoek zei, over een paar weken eens naar de kuikentjes te komen kijken en dat vooral niet te vergeten. Toe® hjj dit zei, zat de groote witte kip al te broeden. Weet je wel, dat Moeder Kukel één-en-twintig dagen en één-en-twin tig nachten op de eieren moest zitten, om ze uit te broeden? Wat zoo'n kip een ge duld heeft: 'Zij komt er niet af en faat dit baantje ook niet aan Vader Haan over. Hij mocht het eens niet goed doen: In de vogelwereld is dit uitbroeden der eieren heel verschillend. Vader en Moeder Zwaan lossen elkaar af, evenals Vader en Moeder Duif om beurten op de eieren zitr ter, terwijl Moeder. Struis daarentegen niet meer naar de eieren omkijkt, nadat zij ze gelegd heeft en Vader Struis ze uitbroedt Dat werkje duurt ne^en-en-dertig dagen. Vader Struis zal wel heel blij agn» aLs de kleine Struisjee uit het ei komen en hy eens wat anders mag doen -r Juist vanmorgen zyn de kuikentjes van Moeder Kukel uit het ei gekropen. Wat zrjn ze pietepeuterig f Ze hebben nog precies den Tonden vorm van het ed, die kleine donsbolletjes op hun dunne pootjes. En wijs, als ze dadelijk z'rjtnf Bedrijvig loopen zij rond, alsof zij dit reeds dagen lang gedaan hebben. Moeder wijst hun, hoe ze pikken moeten en werkelijk, ze doen het al heel parmantig. Vlug trippelen ze, al pikkende, heen en weer. Maar bij het minste geluid schrikken ze en komen naar Moeder toe, die hun een veilig plaatsje onder haar vleugels aanbiedt. Daar kan hun niets overkomen en wanneer alles weer rustig is*, gaan de kleine din gen opnieuw op avontuur/ uit, want onder zoekend of nieuwsgierig zooals je het maar noemen wilt zijn ze in hooge mate. De kinderen van boer Japiks en vrouw Trijntje hebben de kuikentjes reeds allerlei aardige namen gegeven, als: Donsje, Geeltje, Trippeltje, Paaschkuakentje, 't kleine geeltje, dat er precies uitziet alsof het zóó uit een mandje met Paascheieren weggetrippeld is, Piksnaveltje, Spring-in- 't-veld en Piep-Piep. Het laatste noemen we zoo, omdat het telkens angstig piept. En dan hebben ze nog pen leuken naam be dacht voor een klein brutaaltje, dat steeds vooraan is: Vera Vlug. Ja, Moeder Kukel hlfeft het ook al ge merkt: Vera Vlug is anders dan de anderen Zij durft veel meer en schijnt heelemaal niet bang te zijn voor water, iets waarvoor Moeder Kukel en zelfs Vader Haan, die op het heele erf bekend is om zijn moed, eer bied hebben. Op een oogenblik, dat Moeder Kukel even een anderen kant uitkijkt ze komt werkelijk oogen te kort met al dat trippe lende grut om haar heen .heeft me die ondeugende Vera Vlug zelfs al een pootje midden in een plas gezet. 't Heeft wel niet geregend, maar de boerin is aan het schrobben en plassen en dan ben je, denkt Moeder Kukel, je leven niet zeker, want overal ligt water. En daar moet ze niets van hebben. Waarom de boerin tooh altijd zoo met water plast? Dat begrijpt Moeder Kukel niet. Eens beeft zij zelfs gezien, dat de boerin de kleine vlaskopjes in een grooien bak met water stopte! „Vóór ik zoo iels tooh met mijn Lieve kinderen deed!" kakelt zij verontwaardigd. „En zijn mijn kuikentjes van verleden jaar geen mooie kippen en flinke hanen gewor den, ook zonder water-geplas? Neen, dat kan met goed voor ze zijn! Water dient alleen om te drinken en dan nog met mate. Gek, dat de mensohen toch zoo dom kunnen zijn! Hoe zou dat komen?" Moeder Kukel heeft er Vader Haan wel eens naar gevraagd, maar ook Vader Haan moet het antwoord schuldig blijven. Fier is hij den mesthoop bestegen, heeft een hooge borst opgezet, en met luider stem gekraaid, zóó fluid, dat de menscken he wel 'hooren moesten: Kukleku kukleku! 't ls toch vrees'lijk dom van u, Mensohen, om uw kind te wasschen, 't Is niet noodig al dat plassen! Neem een Voorbeeld aan mijn vrouw, Zij weet, wat is moedertrouw r En doet niet zoo dom als u, Kukleku kukleku Maar je moet denken, dat het gehol pen heeft. Vader Haan trekt er zijn hart verder maar van af en Moeder Kukel maakt er zich ook geen zorgen meer over Als de mcnschen dan eenmaal niet wijzer wille® zijn, moete® zij het zelf maar weten. Ze zijn er groot genoeg voor. Alleen kraait Vader Haan nog eiken moi^en zijn bed. Dat geeft hij niet op. Hij kan het niet laten. 't Is bepaald, alsof Vera Vlug al naar de mcnschen gekekon heeftZe staat zoo waar met haar beide pootjes in bet water Wacht, stout ding! Moeder Kukel haalt Vera uit den plas en. pikt haar voor straf. Dat vindt Vera niet prettig en zij blijft nu werkelijk eenigea tijd bij de anderen. •Moeder Kukel heeft het echter druk met haar kleuters. Ze denkt er niet meer aan, op Vera Vlug te Ietten en komt plotseling tot de vrecselijke ontdekking, dat Vera weg is. Waar kan ze zijn Moeder Kukel kakelt van schrik en loopt als een kip zonder kop heen en weer. Ze is radeloos en weet niet wat te doen. Steed3 verder loopt zij het erf af. Zou het ondeu gende, kleine ding, zóó ver weggeloopcn zij11'* Daar nadert zij een klein vijvertje. En o schrik! ziet ze goed? Ze durft haar eigen oogen niet gelooven. AVat ze daar ziet, is te vreeselijk om waar te kunnen zijn! Het kuikentje zwemt lustig in het water 1 Dc arme Moeder Kukel beeft over haar heele lichaam. Al haar veeren trillen cn ze krijgt echt kippenvel van angst. Hoe zal dat af loopen? Maar dat kan immers niet goed gaan! En zij kakelt* kakelt en kakelt, maar Vera Vlug stoort zich daar geen sikkepitje aan Steeds verder zwemt de kleine on deugd weg. Eindelijk komt Vader Haan aangerend. Hu beeft bei angstig gekakel vaa Moe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 18