Oe Terugkeer van Klompvoet. No. 19962. LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 7 April Tweede Blad. Anno 1925. Gemeenteraad van Leiden. FEUILLETON. (Vervolg van gisteren). 17o. .Voorsiel in zake de vaststelling van het voorschot op de vergoeding voor 1925, bedoeld in art 101 der Lager Onderwijswet 1920, aan de besturen van verschillende bijzondere scholen uit te koeren. (S7) De heer OOSTDAM vestigt er de aan dacht op, dat elders eou andere wijze wordt gevolgd. In Den Haag b.v. is een contact commissie, waardoor processen kunnen worden vermeden, die liior aan de orde van den dag zijn. Kan ook hier zoo n commissie niet worden ingesteld, waardoor de school besturen zich meer en beter kunnen uiten De heer UI DEM A doet een vraag, n.l. of administratie-kosten der scholen op dc begrooting mogen worden gebracht, wat van invloed zou zijn op de rijksvergoeding. De wethouder heeft vroeger verklaard, dat het niet mocht, maar nu heeft do minister in de Eerste Kamer verklaard van wel. Voorte wijst hij op opmerkingen in Inge zonden Stukken in een der plaatselijke bla den. Kan de wethouder daar ook iets van leggen? Wethouder MEYNEN antwoordt den heer# Oost dam, dat zal worden nagegaan of iets in die richting is te doen. Op de Iugezondcn Stukken had hij niet in willen gaan, gezien de toon daarvan, doch nu de heer Zuidcma dit vraagt wil hij dit wel doen, al zal hij er geen gewoonte van maken. Dit antwoord luidt als volgt: Een voorstel als het onderhavige, be treffende een voorschot op de vergoeding •van de exploitatie-kosten aan de Besttlren van de Bijz. Scholen bereikt den Raad elk jaar eu is ook telkens door den Raad aan vaard. Van het desbetreffend raadsbesluit van 1923 zijn drie Katholieke Schoolbestu ren en het Bestuur der Geref. Scholen in beroep gegaan bij Gedep. Staten. Zonder daarvoor positieve toewijzen te kunnen aan voeren, achtten zij in gemoede de bedragen, inzonderheid die voor het U.L.O. te laag. De Besturen wezen o.a. ook op de hoogero basis, die in andere gemeenten waren aan genomen, o.a. Rotterdam en ook op hun eigen ervaring- welke hun geleerd had, dat de Leidsche bases, destijds f 17 per leerling voor het L.O. en f 21 voor het U.L.O. on toereikend waren. B. en W. Wethouder van Onderwijs was destijds mr. v. d. Lip uitten hun bevreemding over de instelling van dit beroep, dat, omdat het raadsbe sluit niet een definitieve verrekening, doch slechts een niet bindend voorschot gold, geen wezenlijk effect kon hebben, en deden uitkomen, dat de gemeente uit den aard dei zaak geen rekening kon houden met be dragen, welke door andere gemeenten wer den uitgekeerd en evenmin met hetgeen de leerlingen der Bijzondere Scholen aan hun Besturen kostten B. en W. voegden er aan toe, dat de Besturen van de 8 Hervormde icholen (te weten 7 scholen voor gewoon L.O. en óén' voor U.L.O.) hun ongevraagd hadden meegedeeld- dat zij zich, volkomen overtuigd van de juistheid der toegekende bedragen, geheel met het raadsbesluit kon den vcreeuigen. Het beroep der 4 Schoolbesturen had tot resultaat (lat het raadsbesluit door Ged. Staten werd vernietigd, d.w.z. dat de Raad op drie belangrijke pimten in het gelijk werd gesteld, maar dat Gedep. Staten op 2 punten het totaal-bedrag van het voor schot, zijnde f 93.502 verhoogden met f 395 voor kosten van brandverzekering en met f 3134 voor administratiekosten. Daardoor zouden de bases respectievelijk rijzen tot f 17.35 en f 21.67. Het Gemeentebestuur had de kosten voor brandverzekering niet mee gerekend, omdat, in overeenstemming met Gedep. Staten van Groningen, èn door de Iroon, en door Raad van State, was uitge maakt, dat deze kosten buiten de bereke ning moesten blijven. Het Gemeentebestuur had ook dc kosten voor administratie met meegerekend- omdat, eveneens in overeen stemming met Gedep. Staten van Gronin gen, èn door den Raad van State èn door de Kroon, ofschoon op verschillende gron den, was uitgemaakt, dat ook de kosten voor administratie buiten berekening moes ten blijven. Op 11 Maart j.l. hebben ook Ged. Staten van Noord-Holland zich, naar aanleiding van een beroep uit Bussum, met deze zienswJjze der Kroon vereenigd. On danks deze beslissingen hebben Ged. Staten van Zuid-Holland gemeend, dat beiderlei uitgaven, voor brandverzekering en voor administratie, wèl berekend moesten wor den. Van dit besluit is ons Gemeentebestuur op zijn beurt in beroep gegaan bij de Kroon Wij wachten nog op de beslissing. Zoolang wij daarop wachten, laten wij de kosten voor brandverzekering en voor administra tie natuurlijk buiten de berekening. Daarom staan ze ook niet op de aanhangige lijst. In deze ingezonden stukken staat: -,Op de gehecle gemeentebegrooting vindt u geen cent bijv. voor drukwerk". Deze. opmerking snijdt geen hout; ook al vindt men niet voor elke uitgave voor de scholen een afzonderlijke post op de be- grootiog, toch worden al die uitgaven u*t onderwijsposten betaald en alle volledig voor vergoeding aan de Bijzondere Scholen in aanmerking gebracht. Even later lees ik in het ingezonden stuk: „Voorts vindt men niets voor kosten van toezicht op een pensionneering van "t ge- meentepersoneel ,dat de scholen onderhoudt schoonmaakt en verwarmt." Hierop ant woord ik: lo. Het onderhoud wordt jaar lijks aanbesteed on de kosten daarvan wor den evenals die voor de groote schoonmaak, oj) de onderwijsposten geboekt; voor zoo ver het onderhoud zich beperkt tot kleine reparaties, worden de arboidslooncn op den onderwijspost geboekt; zo bedroegen in 1924 f 3168.41 voor het G.L.O. en f 245.57 voor het U.L.O.het personeel, dat Je scholen schoonmaakt en verwarmt, is niet in pensioengerechtigden dienst, maar werkt op arbeidscontract; de verschuldigde ren- tezegcls worden op onderwijsposten verant woord en voor de vergoeding in aanmerking gebracht. De vièr in beroep gegane schoolbesturen vinden de bases voor de exploitatie-ver goeding- speciaal die voor U.L.O. laag. M.i. niet ten onrechte. Ook ik vind die voor U. L.O. aan den lagen kant. Maar B. en TV, kunnen daaraan, langs wettelijke weg en een andere is ér voor hen niet niets doen. Ieder College, hetzij rechtsch of linksch iedere Wethouder, hetzij rechtsch of linksch heeft zicht te gedragen volgens de Wet en die zegt in art. .101. al. 2, dat de vergoeding bedraagt het gemiddelde bedrag der kosten van de gewone openbare lagere scholen en van de openbare Ulo-scholen. Welnu, de zuivere kostenberekening over 1923 voor de beide openbare Ulo-scholen bedroeg f 9741.21. Omdat dit bedrag ook mij laag voorkwam, heb ik mij door persoonlijk on derzoek, post voor post, van de juistheid vergewist. En het aantal leerlingen, let wel, uitsluitend Ulo-leerlingen de lagere- schoollccrlingen van de jongensschool Pie terskerkstraat dus niet meegerekend bedroeg 409. Bij deeling geeft dit een be drag van f 23.82 per leerling. Dit betrekke lijk lage bedrag vindt zijn verklaring in verschillende oorzaken: lo. Deze beide Ge meentescholen zijn groote scholen- die reeds daardoor zuinig exploitceren2o. het zijn bovendien reeds lang bestaande scholen, d:e daardoor al behoorlijk voorzien waren van leermiddelen en dus betrekkelijk weinig nieuwe en dure leermiddelen behoefden aan te schaffen; waarbij 3o. nog komt, dat op deze scholen een lofwaardige zuinigheid wordt betracht, waarbij ze o.a. betrekkelijk lang met haar stellen boeken doen. Twee voorbeelden ter illustratie: lo. Ik heb een rekening van een bijz. school gezien, waarop 400 rapportboekjes genoteerd ston den voor f 70; dit jaar zijn voor de openbare scholen rapportbockjes gedrukt, waarvan 400 exemplaren komen op f 20. 2o. Op de openbare U.L.O. scholen bevindt zich o.a een stel leermiddelen voor het onderwijs in Plantkunde, dat f 180 kost. Dit bedrag komt, verdeeld over 400 leerlingen op f 0.45 per leerling, Voor een school met 90 leerlin gen zou het neerkomen op f 2 por leerling- voor een school met 60 leerlin gen op f 3 cn voor een school met 30 leer lingen op f 6 per leerling. De schrijver der ingezonden stukken acht de inlichting, dat de beide openbare Ulo scholen groote scholen zijn, onjuist; hij vindt haar aantal leerlingen juist niet groot- Dit is niet uit te maken: de een vindt groot wat een ander klein vindteen objectieve maatstaf ontbreekt. Maar stellig zijn ze met haar 346 en 178 leerlingen toch de grootste van alle Leidsche Ulo-scholen- die in 1924 respectievelijk 33.59,72,83 en 85 leerlingen telden en samen hadden de beide openbare scholen in 1924 meer leerlingen (424) dan de vijf bijzondere met elkaar (332). In het ingezonden stuk wordt verzekerd, dat met een bedrag van f 22.42 per leerling niet alleen scholen met een zeer klein, doch ook scholen met een zeer groot aantal leerlingen in dc knel komen. Ik ant woord, dat nochtans dc beide openbare scholen zich met dit bedrag niet in de knel bevinden. In het ingezonden stuk lees ik, dal de Ge meente over 1922 vergoedingen van f 23. voor G.L.O. en van f35 voor U.L.O. in liet vooruilziclit stelde, maar later, toen het op betalen aankwam, uit een ander vaatje lapte ,cn wegens veranderd inzicht, slechts resp. f 1G.,99 en i 22.12 betaalde. En daaraan verbindt het ingezonden stuk dan in ge- moede de vraag: „ICan een Schoolbestuur daartegen waken?" Ik antwoord: „Neen, le gen wat toen gebeurd is, kan geen School bestuur, maar kan ook geen Gemeentebe stuur waken. Want niet het Gcmeenlebe - stuur lapte uil een ander vaatje en niet bij het Gemeentebestuur was hel veranderd in zicht. Ilel lappen uit. een ander vaatje ge- .schicdde in Don Haag en hot veranderd in zicht kwam uit Den Ilaag. Want lussehen de vaststelling van het voorschot en de defi nitieve verrekening kwam er een Koninkl. besluit volgens hetwelk door de Gemeente besturen over 1922 geen vergoeding voor vakonderwijzers aan de Schoolbesturen kon worden gegeven. Tengevolge van dal Kon. Besluit moest liet Gemeentebestuur hclaasl de aanvankelijke bedoelde bedragen wel verminderen met de bedragen voor de vakonderwijzers. Een an dere gedragslijn door het Gemeentebestuur ware ten eerste revolutionair en ten tweede onmogelijk geweest Op grond van dalzelfde Kon. besluit hebben Ged. Staten van Noord- Holland op 11 Maart 1925 het beroep van een Schoolbestuur tegen een raadsbesluit der Gemeente Bussum ongegrond verklaard. Een teleurstelling voor veel Schoolbesturen, maar die men niet-moet wijlen aan de Gemeente besturen. Het' Gemeentebestuur deed dus, ten aan zien van de exploitatievergoeding, zijn plicht het gedroeg zich naar wet en Koninkl. be sluiten. Het mag bedragen, ook al zijn die voor het bijzonder onderwijs wat laag, niet maar willekeurig en buiten alle nauwgezette berekeningen om, gaan verhoogen. Alleen wetswijziging zou hierin verandering kun - nen brengen. - In de ingezonden stukken lees ik verder: „Acht U het in overeenstemming met de ge lijkstelling, dat de leerkrachten der Geref. Scholen voor Vervolgonderwijs nu reeds se dert October 1923 geheel zonder salaris on derwijs geven, terwijl hun collega's aan de openbare school hun salaris onverkort al dien lijd genoten hebben en is hier overdrij ving, wanneer daarover geklaagd wordt?" Ik antwoord: Neen, dat is niet in overeen stemming met de gelijkstelling en hier is ook geen overdrijving. Maar wel is hier ook voor deze klacht, onjuiste adresseering. Wat is n.l. de zaak? Sedert 1 Oct. 1923 staakte hel Rijk let wel: h e t R ij k de vergoeding van de salarissen voor het vervolg-onderwijs en bond de Gemeenten aan den eisch, aan het bijzonder vervolgonderwijs te vergoeden naar den maatstaf van li et g e e n voor reke ning der Gemeente bleef. Niet minder, maar ook niet meer. Toen nu in 1924 de aanvraag van het Geref. Schoolbestuur inkwam betredende vergoeding voor zijn vervolgonderwijs, moest het Gemeentebestuur nagaan, welke kosten voor rekening van de Gemeente gebleven waren. Het Gemeentebestuur kon dit niet af leiden uit de rekening van 1923, omdat die teen nog niet vastgesteld en nog veel minder door Ged. Stalen gesloten was. Dus moesten B. en W. wel terugtastcn lot de laatst geslo ten rekening, die van 1922. En welke kosten voor liet openbaar Vervolgonderwijs, die voor rekening der Gemeente gebleven waren, stonden daarop? -Niet de salarissen, want die waren in 1922 nog door het Rijk vergoed. Alleen die voor leermiddelen, vuur en iicht. Meer bleet niet voor haar rekening, meer mocht' zij du.- niet vergoeden. Naar die be trekkelijk geringe kosten moest de Gemeente tiaar vergoeding aan liet Gemeentebestuur bepalen. Dat ontving dus in 1921 slechts weinig. Voor liet Schoolbestuur was dit een teleurstelling, ook al heelt het die zien aan komen. En voor het belrukken personeel was de teleurstelling misschien nog gevoeliger. l(ad de Itcgccring voor een overgangsbepa ling gezorgd, dan ware deze teleurstelling voorkomen. Maar dat heelt de Regeering niet gc-daan, ofschoon ze vanwege B. en W. op deze leemte attent is gemaakt. Op zijn aan vrage van 1923 zal het schoolbestuur nu ontvangen naar helgccn in 1923 voor reke ning der Gemeente gebleven is; cn dat' zul len zijn: lo. de gewone exploitatiekosten en 2o. nu ook do salarissen van 1 Oct.31 Dec. '23; want door zijn raadsbesluit tot voort zetting van liet Vervolgonderwijs, heelt de ltaad voor het vervolg ook de salaris-ver - gocding voor het bijzonder Vervolgonderwijs aanvaard. Bij de aanvrage in 192C zal de vergoeding geregeld worden naar de rekening van 1921, dan loopt alles weer normaal, met dien*verstande, dal de Gemeente dan de sa larissen betaalt, die vroeger door het Rijk werden vergoed. Dan zal het met de inbreuk op de gelijkstelling weer uit zijn, een in breuk, waarvoor niet het Gemeentebestuur, maar het Rijk aansprakelijk kan worden gesteld. Dat telkens teruglasten naar een reke ning van 1 2 jaar terug, is, volgens het ingezonden sluk in slrijd met het geheele stelsel der L. O.-wet en de lezing, door hel Gemeentebestuur, van art. 102 is foutief. Tegen dat terugtaslen en tegen die lezing is van 1921 af nooit door eenig Schoolbestuur bezwaar gemaakt. Thans komt de schrijver er legen op en dat is wel eenigszins ver- _klaarbaar. Want als we in 1925 mochten te rugtaslen tol de rekening van 1921, in plaats van tot die van 1923, dan zou het Bestuur de volle vergoeding van 1921 en niet de gedeeltelijke van 1923 ontvangen. Doch dit kan eenvoudig niet, omdat thans, 6 April '25, de rekening over 1921 nog niet eens vastgesteld, veel minder gesloten is. Ook is hier gt.on strijd met het geheele stel sel der wet, hier is alleen een 2de stelsel naast het eerste. Bij.de exploitatie-vergoe ding voor het gewone L. 0. en voor het U. L. O., krijgen we eerst te doen met een voorioopig en nog niet bindend voorschot en eerst later met de welbindende defini tieve vergoeding. Maar bij het vervolgonder wijs hebben' we direct te maken met de de finitieve bijdrage, waarvoor de gegevens slechts te putten zijn uit reeds gesloten re keningen. L-a onderscheid heeft""de schrij ver van het ingezonden stuk niet in liet oog gevat; vandaar zijn or.ji .e conclusie cy zijn ongegronde beschuldiging, lk ioeg hieraan toe, dat de zeer d -kundige Redac tie van het Weekblad „De Gemeente-Stom" ill haar nummer van 11 Maart j.l., de door B. en \T. gevolgde gedragslijn juist noemt; van strijd logen het geheele stelsel der wet is dus geen sprake. Van 1 Jan. tol 1 Mei 1922 had het Geref. Schoolbestuur de inning van de schoolgel den aan zich gehouden. Daarom was, vol gens art. 89 der L. O.-wet, het Bestuur ook aansprakelijk voor de .versohuldigdo" schoolgelden. Die aansprakelijkheid leidde voor hel Bestuur lot moeilijkheden en ten slotte tot een schadepost van ruim 188. Naar aanleiding hiervan wordt in het inge zonden stuk vragenderwijs de klacht ge uit, of het Gemeentebestuur niet de schuld draagt van het stopzetten dezer voor de Gemeente zoo gemakkelijke, goedkoopc ma nier van inning en wordt verder beweerd, dat deze houding van het Gemeentebestuur indruischt tegen alle olticieele en offi cieuze wetsuitleggingen. Mijn antwoord is, dat ik de schuldvraag ontkennend beant woord en dat de bewering onjuist is. Verder zeg ik er alleen dit van: Als een Schoolbe stuur eigener beweging, om ideëele rede nen, bijv. meer contact met de ouders, zelf de schoolgelden wenschte te innen, dan moest het en dit was ook de zienswijze van niemand minder dan Jhr. Mr. de Sa- vornin Lobman ook de wettelijke conse quenties, eventueel ook hel materieel na deel aanvaarden. Maar de schuld mag niet op het Gemeentebestuur worden geworpen, In liet ingezonden stuk wordt verzeikerd, dat bij den schrijver geen wantrouwen be slaat tegen de Gemeente-ambtenaren. Inte gendeel: hot zijn alleszins bekwame, eer lijke en voorkomende mensehen. Maar hun inzichten kunnen, naar hel gevoelen van de voorstanders der bijzondere scholen, toch wel absoluut verkeerd zijn. En dan zegt de schrijver: De Besturen mogen toch de belangen hunner scholen niet opottcrcn aan de inzichten van ambtenaren, lioe be kwaam deze ook zijn. lk antwoord: Op offeren niet, toevertrouwen wel. En ten slotte, .M. d. V., aJs in het inge zonden stuk wordt gezegd, dat door recht- sohe Wethouders de belangen der bijz. scholen zij het te goeder trouw on- vodloende worden behartigd en dat het rechtsclie College van B cn W. een hou ding aanneemt legen het bijz. onderwijs, waardoor dit in groote, moeilijkheden komt, dan kom ik daartegen op en dan plaats ik daartegen mijn protest en dan herhaal ik, dat het bij al deze moeilijkheden, die ik niet ontken, geen kwestie geldt van rechtsch of linksch. maar van recht door zee langs den wettelijkcn weg. En als er, hetgeen ik erken, aan de kostelijke zaak der gelijkstel ling die nationaal geiegeld moet worden, wat hapert, dan verge men de correctie niet van de Gemeentebesturen, ook niet van het Leidsche, maar dan wende de schrijver ziah bijv. tot een invloedrijk A. R. staatsman tot Mr. Rutgers, die volgens het citaat tn het ingezonden stuk, gezogd heelt: „Indien wij ooit in wetgevend latent gefaald hebben, dan is het geweest bij het maken der L. O.- wet", of anders tot den Minister van Finan ciën, wiens invloed, meen ik, zich ook wel uitstrekt over het onderwijsgebied. Het voorste! wordt z. h. st. aangenomen. 18o. Voorstel tot wijziging van de begroo ting, dienst 1924, in verband met de kosten van uitvoering van kunstwerken ten be hoeve van den aanleg van de electriache tramlijn Den HaagVoorburgLeiden en met het leggen van rioleeringen c.a. in de verbreede Jodonkerksteeg. (83) Conform besloten. Door VALENTINE WILLIAMS. Geautoriseerde vertaling van W. E. POX'L (Nadruk verboden). 56. SLOT. Zoo goed ik kon, kraste ik den steen sohoon met mijn handen en toen zag rk, dat er een schildpad ingesneden was, op dezelfde manier als op de tafel- in de grot. Ik kon den kop zien en het schild en de vier ruwgehou-wen poolen. „lohnl" riep ik luid. „Kom eens hier 1 Mijn slem weergalmde akelig in die lage ruimte, lk ging op mijn kr.teên liggen en trachtte den steen op te hellen. Maar die zat stevig vast en weerstond al mijn geruk. Toen hoorde ik Bards voetslappen weerklin ken door de gang. „Kijk eens naar dit!" zei ik, toen hij ver scheen. „Allemachtig!" riep hij uit. „Kapitein Roberts, 't is zijn toeken! Kun je den steen oplichten? Wacht! Ik zal de gereedschap pen krijgen!" En hij stoof de gang uit. Met behulp van het houweel kregen wij den steen omhoog. Er was blijkbaar een gleuf voor uitgehouwen in den rotsbodem. Nu werd een ondiepe opening zichtbaar en op den bodem daarvan stond een zwarte kist. Zij was van zwart leer, verkleurd, maar blijkbaar nog in goeden staat; de hoeben wnren bezet met een of ander dol metaal, dal ik voor koper hield. De kist was onge veer ader voet lang en het#* rondgebogen deksel was met koperen spijkertjes versierd. Bard lichtte een van de lantaarns op, ter- wijl ik, voorover liggend, een arm in de holte stak. Mijn vin-gore voelden een hand s'v. aan don zijkant van de kist. Ik probeer de het ding op te lichten, maar het was ge weldig zwaar en ik kon er nauwelijks be wering in krijgen. Ik kreeg het. echter eonig- zins opzij geschoven en zoodoende kwam er een ruimte vrij. Toen ging ik er in staan, zette de kist overeind en met vereende krachten trokken wij haar op den ghond in de gang. Ik keek Bard aan en Bard keek mij aan. „Jij.... moet het openmaken!" zei ik heesch. De kis! scheen van Spaar.seh maaksel te zijn, svant het leer avas prachtig bewerkt op de wijze zooals dat in Cordova wel gedaan wordt. Er as-as een rijk bearerkt, gedreven slot aan met een grendel, die knarste, toen Bard er aan raakte. Zonder complimenten stak hij de punt van het houweel onder het slot, wrong even, en terwijl do spijkers niet meer hielden in het verrotte leer, liet het hcele slot los. Toen opende hij het deksel en wij zagen een bos-enlaog van verkleurd bruin linnen. Dit trok ik zij en wij vielen bijna om van verbazing. Wan', de kist was tot den rand gevuld met prachlige gouden en zilveren bekers en daarlussehen rijk bewerkte wapens en een paar degens, waarvan de gevesten be zet waren met edelgesteenten.» Or.der meer waren er een kan en kom, prachtig be werkt, die beide van massiet goud schenen ie zijn, een platte gouden schaal, bezet met diamanten en robijnen, een crucifix, over- laden met juweelen, en de Christusfiguur van zoover goud; verder een enorme ver scheidenheid van gouden en zila-eren vor- ken en lepels. Wij stalden ai deze schatten uit op den bodem van de gang en (oen kw&v men wij, onder een lap dubbelgevouwen rijko brocaatstof, aan een lange, ebbenhou ten doos, waarin zich, los omwikkeld met een door ouderdom vergeelden laip batist, een schitterende verzameling juweelen be vond. Er waren niet minder dam drie prach tige halssieraden van paarlen, zooate vorstinnen ze droegen in de dagen vam dem Merry Monairoh", een aantal diamanten en paarlenhangera, zooals op het voorhoofd werden gedragen, dianvamtenringen, een reusachtige smaragd, als broche gezet, ver scheiden zware gouden kettingen en een paar diamanten gespen. Naast de ebben houten doos lag, in een gebloemd zijden lap gewikkeld, een merkwaardig bezette «itv»- rer. aardbol, waarop de hoofdsteden der we reld met verschillende kostbare steenen waren aangegeven. Ba id loosde een diepe zucht en keek mij aan. „Op mijn woord, ouwe jongenl" riep hij uit, „nu ben je er ten slotte tocht" „Wat wat denk je, dat dat alles wel waard is?'" vroeg ik met onvaste stem. „Een honderd duizend, tweehonderd dui- •zend ponden," antwoordde Bard. „Wie zal het zeggen? De oudheidkundige waarde, nog afgescheiden van de werkelijke va arde van sommige van deze dingen dat cru cifix en dien aardbol, bijvoorbeeld moet heel aanzienlijk zijn. „Die smaragd en die briljanten bijvoor beeld maar je luistert niet eens Dat deed ik ook niet. Ik had plotseling een visioen van een paar heldere, grijze oogen, die vol vertrouwen tot mij opgeheven waren, een kopje met goudbruin haar, dat tegen mijn schouder rustte, een stonk, warm lichaam, dat zich vertrouwend aan mij vast klemde. De verkleurde leeren kist, die aan onze voeten lag. was bestemd om mijn hee- len verderen levenstoop te veranderen. De Hoop, die ik tegelijk met MarjorU had vaar wel gezegd, kwam weer terug in mijn hart. Onze eilanddroom was niet ten einde tenzij het geluk te laaf zou zijn gekomen. „Wanneer kan de „Naomi" in Panama zijn?" vroeg ik plotseling. „Ongeveer in een week, een dag of tian," antwoordde John. „Waarom vraag je dat?" „Omdat ik haar per telegram moet be reiken!" Het was ten slotte uit Rodriguez, dat lk mijn bericht afzond. Akawa, Bards Japan- scha kok, bracht het den heuvel af naar het telegraafkantoor. „Ik lag in bed met een bevigen aanval van malaria, dien ik moot hebben opgedaan in die vochtige wouden van Oock Island. Mijn telegram was gericht aan Itarjorie en het luidde als volgti „De scheidsmuur ia gevallen. Wanneer wil je mijn vrouw worden?" Desmond." Maar er kwam geen antwoord. Voortdu rend tijdens de dagen van mijn dokte spookte mij in mijn koorts een telegram, dat aan mij gericht was, door bet hoofd. Soms, wanneer ik ijlde Bard vertelde het" mij later verbeelde ik mij, dat Marjorie had geantwoord en dat Akawa mij het tele gram kwam brengen... Maar wanneer ik weer bij bewustzijn kwam, scheen de heele wereld mij duister en zelfs de leeren kist, die in Bards brandvrije kluis wegge sloten was, gaf geen licht in die duister nis Het duurde weken eer ik naar New-York l»on reizen, en daar gaf ik den schat in handen van een firma in antiquiteiten. Zij gaven mij don raad, dat de voorwerpen niet alle tegelijk aan de markt zouden komen, maar geleide-tijk, sluk voor sluk, om de waarde er van niet te verminderen. Ik weet dus nu zelfs ook nog niet, hoevéél de waar de zal zijn, maar naar wat ze mij vertel len, kan ik mijzelf gerust als een betrekke lijk rijk man beschouwen. Bard wil geen cent van den schat hebben. Hij heeft liet niet noodig, zegt hij, en het behoort mij toe. Een telegram van den chef, .aan wien ik mijn adres te New-York had meegedeeld, wachtte mij bij mijn aankomst uit Panama. Ik kreeg opdracht voor verdere instructies naar Washington te gaan. Toen ik alle re gelingen met het oog op den schat getroffen had, stapte ik gehoorzaam in den trein, en trok naar de hoofdstad. Van uit mijn hotel te Washington telefo neerde ik mijn ouden vriend Vincent Par- gett, die aan de Legatie is, en inviteerde mij - zelf voor het diner. Vincent verwelkomde mij op zijn gezellige, gerieflijke heerenka mera, en onder Ket genot van een bittertje, schoof hl) mij een heelen stapel telegram men onder den neus. „Je moest dit maar eerat lezen, Desmond," zei hl). „Dat kwam pas vanmorgen. De rost heeft hier al een week geSegen," en bij reikte mij het telegram over. Het was van Marjorie. Mijn hart slond stil, toon ik baar naam als onderteekenlng van het bericht zag. Het was uit Lonu.n en ik begreep, dat mijn telegram -iaar .n Panama niet meer bereik! had en haar naar 4iuis wu nageseind. Haar antwoord luidde: „Wanneer je maar wilt. Je Marjorie." Er zijn oogcnlitikken, waarop zelfs een agent var. den Geheimen Dienst zijn gewone terughoudendheid mag' afleggen. Met het heuglijke bericht van Marjorie in de hand, vertelde ik mijn ouden vriend,dien ik al van mijn jeugd af kende het goed nieuws. „Bravol" riep hij uit, zijn glas opheffend. En met spottende plechtigheid: „Ik drink op liet heengaan van Engeland's eersten speur hond!" 't Zal rnij verwonderen I Zal ik, met dc vrijstelling van dienst, die de chef mij be zorgde en gelukkig in het bezit van Marjorie als mijn vrouw altijd den wenkenden vin ger kunnen weerstaan, die mij lokt naar het •avontuurlijke? Zal ik tot het eind toe dool kunnen blijven voor het roepen van mijn natuur, vér blijven van avontuurlijke men- schen-jicht? Quien sabe? Wie zal het zeg gen? Van Klompvoet heb ik nooit meer ge hoord, on lot op dozen dag weet ik niet of hij, zwak ate hij was en alleen in die kleine sloep, ooit de kust bereikt heeft. Garth, die eerat geneigd was moeilijkheden te maken, eindigde ten slotte met zich goedschiks in onze huwelijksplannen te voegen. Ik denk, dat het argument, dat mijn deel van Kapi tein Roberts' schat in de familie zou blij ven, bepaald indruk maakte op zijn Lan- cashiresche koppigheid. Carstairs is nog bij ons in dienst en ontpop', zich als een uil- stekende huisknecht. Wat den Vice-corn..! in Rodringuez be treft, wiens- vriendelijke diensten ik niet had vergeten, hij kraag door bemiddeling van den chef de „Order of fbe BnUsh Em- pire". Er is mij verteld, dat b,j de ridckr- orfe heel indrukwekkend aan het roodc lint OP zijn bors'. Iaat bengelen, wanneer hij in giiakostuum, zooals voorgeschreven is, bij da opening der Kamera, zijn opwachting maak! bij den President van Rodri guez.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5