Oe Terugkeer van Klompvoet.
No. 19962.
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 7 April
Tweede Blad. Anno 1925.
Gemeenteraad van Leiden.
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren).
17o. .Voorsiel in zake de vaststelling van
het voorschot op de vergoeding voor 1925,
bedoeld in art 101 der Lager Onderwijswet
1920, aan de besturen van verschillende
bijzondere scholen uit te koeren. (S7)
De heer OOSTDAM vestigt er de aan
dacht op, dat elders eou andere wijze wordt
gevolgd. In Den Haag b.v. is een contact
commissie, waardoor processen kunnen
worden vermeden, die liior aan de orde van
den dag zijn. Kan ook hier zoo n commissie
niet worden ingesteld, waardoor de school
besturen zich meer en beter kunnen uiten
De heer UI DEM A doet een vraag, n.l.
of administratie-kosten der scholen op dc
begrooting mogen worden gebracht, wat
van invloed zou zijn op de rijksvergoeding.
De wethouder heeft vroeger verklaard, dat
het niet mocht, maar nu heeft do minister
in de Eerste Kamer verklaard van wel.
Voorte wijst hij op opmerkingen in Inge
zonden Stukken in een der plaatselijke bla
den. Kan de wethouder daar ook iets van
leggen?
Wethouder MEYNEN antwoordt den heer#
Oost dam, dat zal worden nagegaan of iets
in die richting is te doen.
Op de Iugezondcn Stukken had hij niet
in willen gaan, gezien de toon daarvan,
doch nu de heer Zuidcma dit vraagt wil hij
dit wel doen, al zal hij er geen gewoonte
van maken. Dit antwoord luidt als volgt:
Een voorstel als het onderhavige, be
treffende een voorschot op de vergoeding
•van de exploitatie-kosten aan de Besttlren
van de Bijz. Scholen bereikt den Raad elk
jaar eu is ook telkens door den Raad aan
vaard. Van het desbetreffend raadsbesluit
van 1923 zijn drie Katholieke Schoolbestu
ren en het Bestuur der Geref. Scholen in
beroep gegaan bij Gedep. Staten. Zonder
daarvoor positieve toewijzen te kunnen aan
voeren, achtten zij in gemoede de bedragen,
inzonderheid die voor het U.L.O. te laag.
De Besturen wezen o.a. ook op de hoogero
basis, die in andere gemeenten waren aan
genomen, o.a. Rotterdam en ook op hun
eigen ervaring- welke hun geleerd had, dat
de Leidsche bases, destijds f 17 per leerling
voor het L.O. en f 21 voor het U.L.O. on
toereikend waren. B. en W. Wethouder
van Onderwijs was destijds mr. v. d. Lip
uitten hun bevreemding over de instelling
van dit beroep, dat, omdat het raadsbe
sluit niet een definitieve verrekening, doch
slechts een niet bindend voorschot gold,
geen wezenlijk effect kon hebben, en deden
uitkomen, dat de gemeente uit den aard dei
zaak geen rekening kon houden met be
dragen, welke door andere gemeenten wer
den uitgekeerd en evenmin met hetgeen de
leerlingen der Bijzondere Scholen aan hun
Besturen kostten B. en W. voegden er aan
toe, dat de Besturen van de 8 Hervormde
icholen (te weten 7 scholen voor gewoon
L.O. en óén' voor U.L.O.) hun ongevraagd
hadden meegedeeld- dat zij zich, volkomen
overtuigd van de juistheid der toegekende
bedragen, geheel met het raadsbesluit kon
den vcreeuigen.
Het beroep der 4 Schoolbesturen had tot
resultaat (lat het raadsbesluit door Ged.
Staten werd vernietigd, d.w.z. dat de Raad
op drie belangrijke pimten in het gelijk
werd gesteld, maar dat Gedep. Staten op
2 punten het totaal-bedrag van het voor
schot, zijnde f 93.502 verhoogden met f 395
voor kosten van brandverzekering en met
f 3134 voor administratiekosten. Daardoor
zouden de bases respectievelijk rijzen tot
f 17.35 en f 21.67. Het Gemeentebestuur had
de kosten voor brandverzekering niet mee
gerekend, omdat, in overeenstemming met
Gedep. Staten van Groningen, èn door de
Iroon, en door Raad van State, was uitge
maakt, dat deze kosten buiten de bereke
ning moesten blijven. Het Gemeentebestuur
had ook dc kosten voor administratie met
meegerekend- omdat, eveneens in overeen
stemming met Gedep. Staten van Gronin
gen, èn door den Raad van State èn door
de Kroon, ofschoon op verschillende gron
den, was uitgemaakt, dat ook de kosten
voor administratie buiten berekening moes
ten blijven. Op 11 Maart j.l. hebben ook
Ged. Staten van Noord-Holland zich, naar
aanleiding van een beroep uit Bussum, met
deze zienswJjze der Kroon vereenigd. On
danks deze beslissingen hebben Ged. Staten
van Zuid-Holland gemeend, dat beiderlei
uitgaven, voor brandverzekering en voor
administratie, wèl berekend moesten wor
den. Van dit besluit is ons Gemeentebestuur
op zijn beurt in beroep gegaan bij de Kroon
Wij wachten nog op de beslissing. Zoolang
wij daarop wachten, laten wij de kosten
voor brandverzekering en voor administra
tie natuurlijk buiten de berekening. Daarom
staan ze ook niet op de aanhangige lijst.
In deze ingezonden stukken staat: -,Op
de gehecle gemeentebegrooting vindt u geen
cent bijv. voor drukwerk".
Deze. opmerking snijdt geen hout; ook al
vindt men niet voor elke uitgave voor de
scholen een afzonderlijke post op de be-
grootiog, toch worden al die uitgaven u*t
onderwijsposten betaald en alle volledig
voor vergoeding aan de Bijzondere Scholen
in aanmerking gebracht.
Even later lees ik in het ingezonden stuk:
„Voorts vindt men niets voor kosten van
toezicht op een pensionneering van "t ge-
meentepersoneel ,dat de scholen onderhoudt
schoonmaakt en verwarmt." Hierop ant
woord ik: lo. Het onderhoud wordt jaar
lijks aanbesteed on de kosten daarvan wor
den evenals die voor de groote schoonmaak,
oj) de onderwijsposten geboekt; voor zoo
ver het onderhoud zich beperkt tot kleine
reparaties, worden de arboidslooncn op den
onderwijspost geboekt; zo bedroegen in
1924 f 3168.41 voor het G.L.O. en f 245.57
voor het U.L.O.het personeel, dat Je
scholen schoonmaakt en verwarmt, is niet
in pensioengerechtigden dienst, maar werkt
op arbeidscontract; de verschuldigde ren-
tezegcls worden op onderwijsposten verant
woord en voor de vergoeding in aanmerking
gebracht.
De vièr in beroep gegane schoolbesturen
vinden de bases voor de exploitatie-ver
goeding- speciaal die voor U.L.O. laag. M.i.
niet ten onrechte. Ook ik vind die voor U.
L.O. aan den lagen kant. Maar B. en TV,
kunnen daaraan, langs wettelijke weg en
een andere is ér voor hen niet niets doen.
Ieder College, hetzij rechtsch of linksch
iedere Wethouder, hetzij rechtsch of linksch
heeft zicht te gedragen volgens de Wet en
die zegt in art. .101. al. 2, dat de vergoeding
bedraagt het gemiddelde bedrag der kosten
van de gewone openbare lagere scholen en
van de openbare Ulo-scholen. Welnu, de
zuivere kostenberekening over 1923 voor de
beide openbare Ulo-scholen bedroeg
f 9741.21. Omdat dit bedrag ook mij laag
voorkwam, heb ik mij door persoonlijk on
derzoek, post voor post, van de juistheid
vergewist. En het aantal leerlingen, let wel,
uitsluitend Ulo-leerlingen de lagere-
schoollccrlingen van de jongensschool Pie
terskerkstraat dus niet meegerekend
bedroeg 409. Bij deeling geeft dit een be
drag van f 23.82 per leerling. Dit betrekke
lijk lage bedrag vindt zijn verklaring in
verschillende oorzaken: lo. Deze beide Ge
meentescholen zijn groote scholen- die reeds
daardoor zuinig exploitceren2o. het zijn
bovendien reeds lang bestaande scholen, d:e
daardoor al behoorlijk voorzien waren van
leermiddelen en dus betrekkelijk weinig
nieuwe en dure leermiddelen behoefden aan
te schaffen; waarbij 3o. nog komt, dat op
deze scholen een lofwaardige zuinigheid
wordt betracht, waarbij ze o.a. betrekkelijk
lang met haar stellen boeken doen.
Twee voorbeelden ter illustratie: lo. Ik
heb een rekening van een bijz. school gezien,
waarop 400 rapportboekjes genoteerd ston
den voor f 70; dit jaar zijn voor de openbare
scholen rapportbockjes gedrukt, waarvan
400 exemplaren komen op f 20. 2o. Op de
openbare U.L.O. scholen bevindt zich o.a
een stel leermiddelen voor het onderwijs in
Plantkunde, dat f 180 kost. Dit bedrag
komt, verdeeld over 400 leerlingen op f 0.45
per leerling, Voor een school met 90 leerlin
gen zou het neerkomen op f 2 por
leerling- voor een school met 60 leerlin
gen op f 3 cn voor een school met 30 leer
lingen op f 6 per leerling.
De schrijver der ingezonden stukken acht
de inlichting, dat de beide openbare Ulo
scholen groote scholen zijn, onjuist; hij
vindt haar aantal leerlingen juist niet groot-
Dit is niet uit te maken: de een vindt groot
wat een ander klein vindteen objectieve
maatstaf ontbreekt. Maar stellig zijn ze met
haar 346 en 178 leerlingen toch de grootste
van alle Leidsche Ulo-scholen- die in 1924
respectievelijk 33.59,72,83 en 85 leerlingen
telden en samen hadden de beide openbare
scholen in 1924 meer leerlingen (424) dan de
vijf bijzondere met elkaar (332).
In het ingezonden stuk wordt verzekerd,
dat met een bedrag van f 22.42 per leerling
niet alleen scholen met een zeer klein,
doch ook scholen met een zeer groot
aantal leerlingen in dc knel komen. Ik ant
woord, dat nochtans dc beide openbare
scholen zich met dit bedrag niet in de
knel bevinden.
In het ingezonden stuk lees ik, dal de Ge
meente over 1922 vergoedingen van f 23.
voor G.L.O. en van f35 voor U.L.O. in liet
vooruilziclit stelde, maar later, toen het op
betalen aankwam, uit een ander vaatje
lapte ,cn wegens veranderd inzicht, slechts
resp. f 1G.,99 en i 22.12 betaalde. En daaraan
verbindt het ingezonden stuk dan in ge-
moede de vraag: „ICan een Schoolbestuur
daartegen waken?" Ik antwoord: „Neen, le
gen wat toen gebeurd is, kan geen School
bestuur, maar kan ook geen Gemeentebe
stuur waken. Want niet het Gcmeenlebe -
stuur lapte uil een ander vaatje en niet bij
het Gemeentebestuur was hel veranderd in
zicht. Ilel lappen uit. een ander vaatje ge-
.schicdde in Don Haag en hot veranderd in
zicht kwam uit Den Ilaag. Want lussehen
de vaststelling van het voorschot en de defi
nitieve verrekening kwam er een Koninkl.
besluit volgens hetwelk door de Gemeente
besturen over 1922 geen vergoeding voor
vakonderwijzers aan de Schoolbesturen kon
worden gegeven.
Tengevolge van dal Kon. Besluit moest liet
Gemeentebestuur hclaasl de aanvankelijke
bedoelde bedragen wel verminderen met de
bedragen voor de vakonderwijzers. Een an
dere gedragslijn door het Gemeentebestuur
ware ten eerste revolutionair en ten tweede
onmogelijk geweest Op grond van dalzelfde
Kon. besluit hebben Ged. Staten van Noord-
Holland op 11 Maart 1925 het beroep van
een Schoolbestuur tegen een raadsbesluit der
Gemeente Bussum ongegrond verklaard. Een
teleurstelling voor veel Schoolbesturen, maar
die men niet-moet wijlen aan de Gemeente
besturen.
Het' Gemeentebestuur deed dus, ten aan
zien van de exploitatievergoeding, zijn plicht
het gedroeg zich naar wet en Koninkl. be
sluiten. Het mag bedragen, ook al zijn die
voor het bijzonder onderwijs wat laag, niet
maar willekeurig en buiten alle nauwgezette
berekeningen om, gaan verhoogen. Alleen
wetswijziging zou hierin verandering kun -
nen brengen.
-
In de ingezonden stukken lees ik verder:
„Acht U het in overeenstemming met de ge
lijkstelling, dat de leerkrachten der Geref.
Scholen voor Vervolgonderwijs nu reeds se
dert October 1923 geheel zonder salaris on
derwijs geven, terwijl hun collega's aan de
openbare school hun salaris onverkort al
dien lijd genoten hebben en is hier overdrij
ving, wanneer daarover geklaagd wordt?"
Ik antwoord: Neen, dat is niet in overeen
stemming met de gelijkstelling en hier is ook
geen overdrijving. Maar wel is hier ook voor
deze klacht, onjuiste adresseering. Wat is n.l.
de zaak? Sedert 1 Oct. 1923 staakte hel Rijk
let wel: h e t R ij k de vergoeding van
de salarissen voor het vervolg-onderwijs en
bond de Gemeenten aan den eisch, aan het
bijzonder vervolgonderwijs te vergoeden naar
den maatstaf van li et g e e n voor reke
ning der Gemeente bleef. Niet
minder, maar ook niet meer.
Toen nu in 1924 de aanvraag van het
Geref. Schoolbestuur inkwam betredende
vergoeding voor zijn vervolgonderwijs, moest
het Gemeentebestuur nagaan, welke kosten
voor rekening van de Gemeente gebleven
waren. Het Gemeentebestuur kon dit niet af
leiden uit de rekening van 1923, omdat die
teen nog niet vastgesteld en nog veel minder
door Ged. Stalen gesloten was. Dus moesten
B. en W. wel terugtastcn lot de laatst geslo
ten rekening, die van 1922. En welke kosten
voor liet openbaar Vervolgonderwijs, die voor
rekening der Gemeente gebleven waren,
stonden daarop? -Niet de salarissen, want die
waren in 1922 nog door het Rijk vergoed.
Alleen die voor leermiddelen, vuur en iicht.
Meer bleet niet voor haar rekening, meer
mocht' zij du.- niet vergoeden. Naar die be
trekkelijk geringe kosten moest de Gemeente
tiaar vergoeding aan liet Gemeentebestuur
bepalen. Dat ontving dus in 1921 slechts
weinig. Voor liet Schoolbestuur was dit een
teleurstelling, ook al heelt het die zien aan
komen. En voor het belrukken personeel was
de teleurstelling misschien nog gevoeliger.
l(ad de Itcgccring voor een overgangsbepa
ling gezorgd, dan ware deze teleurstelling
voorkomen. Maar dat heelt de Regeering niet
gc-daan, ofschoon ze vanwege B. en W. op
deze leemte attent is gemaakt. Op zijn aan
vrage van 1923 zal het schoolbestuur nu
ontvangen naar helgccn in 1923 voor reke
ning der Gemeente gebleven is; cn dat' zul
len zijn: lo. de gewone exploitatiekosten en
2o. nu ook do salarissen van 1 Oct.31 Dec.
'23; want door zijn raadsbesluit tot voort
zetting van liet Vervolgonderwijs, heelt de
ltaad voor het vervolg ook de salaris-ver -
gocding voor het bijzonder Vervolgonderwijs
aanvaard. Bij de aanvrage in 192C zal de
vergoeding geregeld worden naar de rekening
van 1921, dan loopt alles weer normaal, met
dien*verstande, dal de Gemeente dan de sa
larissen betaalt, die vroeger door het Rijk
werden vergoed. Dan zal het met de inbreuk
op de gelijkstelling weer uit zijn, een in
breuk, waarvoor niet het Gemeentebestuur,
maar het Rijk aansprakelijk kan worden
gesteld.
Dat telkens teruglasten naar een reke
ning van 1 2 jaar terug, is, volgens het
ingezonden sluk in slrijd met het geheele
stelsel der L. O.-wet en de lezing, door hel
Gemeentebestuur, van art. 102 is foutief.
Tegen dat terugtaslen en tegen die lezing is
van 1921 af nooit door eenig Schoolbestuur
bezwaar gemaakt. Thans komt de schrijver
er legen op en dat is wel eenigszins ver-
_klaarbaar. Want als we in 1925 mochten te
rugtaslen tol de rekening van 1921, in
plaats van tot die van 1923, dan zou het
Bestuur de volle vergoeding van 1921 en
niet de gedeeltelijke van 1923 ontvangen.
Doch dit kan eenvoudig niet, omdat thans,
6 April '25, de rekening over 1921 nog niet
eens vastgesteld, veel minder gesloten is.
Ook is hier gt.on strijd met het geheele stel
sel der wet, hier is alleen een 2de stelsel
naast het eerste. Bij.de exploitatie-vergoe
ding voor het gewone L. 0. en voor het U.
L. O., krijgen we eerst te doen met een
voorioopig en nog niet bindend voorschot
en eerst later met de welbindende defini
tieve vergoeding. Maar bij het vervolgonder
wijs hebben' we direct te maken met de de
finitieve bijdrage, waarvoor de gegevens
slechts te putten zijn uit reeds gesloten re
keningen. L-a onderscheid heeft""de schrij
ver van het ingezonden stuk niet in liet oog
gevat; vandaar zijn or.ji .e conclusie cy
zijn ongegronde beschuldiging, lk ioeg
hieraan toe, dat de zeer d -kundige Redac
tie van het Weekblad „De Gemeente-Stom"
ill haar nummer van 11 Maart j.l., de door
B. en \T. gevolgde gedragslijn juist noemt;
van strijd logen het geheele stelsel der wet
is dus geen sprake.
Van 1 Jan. tol 1 Mei 1922 had het Geref.
Schoolbestuur de inning van de schoolgel
den aan zich gehouden. Daarom was, vol
gens art. 89 der L. O.-wet, het Bestuur ook
aansprakelijk voor de .versohuldigdo"
schoolgelden. Die aansprakelijkheid leidde
voor hel Bestuur lot moeilijkheden en ten
slotte tot een schadepost van ruim 188.
Naar aanleiding hiervan wordt in het inge
zonden stuk vragenderwijs de klacht ge
uit, of het Gemeentebestuur niet de schuld
draagt van het stopzetten dezer voor de
Gemeente zoo gemakkelijke, goedkoopc ma
nier van inning en wordt verder beweerd,
dat deze houding van het Gemeentebestuur
indruischt tegen alle olticieele en offi
cieuze wetsuitleggingen. Mijn antwoord is,
dat ik de schuldvraag ontkennend beant
woord en dat de bewering onjuist is. Verder
zeg ik er alleen dit van: Als een Schoolbe
stuur eigener beweging, om ideëele rede
nen, bijv. meer contact met de ouders, zelf
de schoolgelden wenschte te innen, dan
moest het en dit was ook de zienswijze
van niemand minder dan Jhr. Mr. de Sa-
vornin Lobman ook de wettelijke conse
quenties, eventueel ook hel materieel na
deel aanvaarden. Maar de schuld mag niet
op het Gemeentebestuur worden geworpen,
In liet ingezonden stuk wordt verzeikerd,
dat bij den schrijver geen wantrouwen be
slaat tegen de Gemeente-ambtenaren. Inte
gendeel: hot zijn alleszins bekwame, eer
lijke en voorkomende mensehen. Maar hun
inzichten kunnen, naar hel gevoelen van
de voorstanders der bijzondere scholen,
toch wel absoluut verkeerd zijn. En dan
zegt de schrijver: De Besturen mogen toch
de belangen hunner scholen niet opottcrcn
aan de inzichten van ambtenaren, lioe be
kwaam deze ook zijn. lk antwoord: Op
offeren niet, toevertrouwen
wel.
En ten slotte, .M. d. V., aJs in het inge
zonden stuk wordt gezegd, dat door recht-
sohe Wethouders de belangen der bijz.
scholen zij het te goeder trouw on-
vodloende worden behartigd en dat het
rechtsclie College van B cn W. een hou
ding aanneemt legen het bijz. onderwijs,
waardoor dit in groote, moeilijkheden komt,
dan kom ik daartegen op en dan plaats ik
daartegen mijn protest en dan herhaal ik,
dat het bij al deze moeilijkheden, die ik
niet ontken, geen kwestie geldt van rechtsch
of linksch. maar van recht door zee langs
den wettelijkcn weg. En als er, hetgeen ik
erken, aan de kostelijke zaak der gelijkstel
ling die nationaal geiegeld moet worden,
wat hapert, dan verge men de correctie niet
van de Gemeentebesturen, ook niet van het
Leidsche, maar dan wende de schrijver ziah
bijv. tot een invloedrijk A. R. staatsman tot
Mr. Rutgers, die volgens het citaat tn het
ingezonden stuk, gezogd heelt: „Indien wij
ooit in wetgevend latent gefaald hebben,
dan is het geweest bij het maken der L. O.-
wet", of anders tot den Minister van Finan
ciën, wiens invloed, meen ik, zich ook wel
uitstrekt over het onderwijsgebied.
Het voorste! wordt z. h. st. aangenomen.
18o. Voorstel tot wijziging van de begroo
ting, dienst 1924, in verband met de kosten
van uitvoering van kunstwerken ten be
hoeve van den aanleg van de electriache
tramlijn Den HaagVoorburgLeiden en
met het leggen van rioleeringen c.a. in de
verbreede Jodonkerksteeg. (83)
Conform besloten.
Door VALENTINE WILLIAMS.
Geautoriseerde vertaling van W. E. POX'L
(Nadruk verboden).
56. SLOT.
Zoo goed ik kon, kraste ik den steen
sohoon met mijn handen en toen zag
rk, dat er een schildpad ingesneden was,
op dezelfde manier als op de tafel- in de
grot. Ik kon den kop zien en het schild en
de vier ruwgehou-wen poolen.
„lohnl" riep ik luid. „Kom eens hier 1
Mijn slem weergalmde akelig in die lage
ruimte, lk ging op mijn kr.teên liggen en
trachtte den steen op te hellen. Maar die
zat stevig vast en weerstond al mijn geruk.
Toen hoorde ik Bards voetslappen weerklin
ken door de gang.
„Kijk eens naar dit!" zei ik, toen hij ver
scheen.
„Allemachtig!" riep hij uit. „Kapitein
Roberts, 't is zijn toeken! Kun je den steen
oplichten? Wacht! Ik zal de gereedschap
pen krijgen!"
En hij stoof de gang uit.
Met behulp van het houweel kregen wij
den steen omhoog. Er was blijkbaar een
gleuf voor uitgehouwen in den rotsbodem.
Nu werd een ondiepe opening zichtbaar en
op den bodem daarvan stond een zwarte
kist.
Zij was van zwart leer, verkleurd, maar
blijkbaar nog in goeden staat; de hoeben
wnren bezet met een of ander dol metaal,
dal ik voor koper hield. De kist was onge
veer ader voet lang en het#* rondgebogen
deksel was met koperen spijkertjes versierd.
Bard lichtte een van de lantaarns op, ter-
wijl ik, voorover liggend, een arm in de
holte stak. Mijn vin-gore voelden een hand
s'v. aan don zijkant van de kist. Ik probeer
de het ding op te lichten, maar het was ge
weldig zwaar en ik kon er nauwelijks be
wering in krijgen. Ik kreeg het. echter eonig-
zins opzij geschoven en zoodoende kwam er
een ruimte vrij. Toen ging ik er in staan,
zette de kist overeind en met vereende
krachten trokken wij haar op den ghond in
de gang.
Ik keek Bard aan en Bard keek mij aan.
„Jij.... moet het openmaken!" zei ik
heesch.
De kis! scheen van Spaar.seh maaksel te
zijn, svant het leer avas prachtig bewerkt op
de wijze zooals dat in Cordova wel gedaan
wordt. Er as-as een rijk bearerkt, gedreven
slot aan met een grendel, die knarste, toen
Bard er aan raakte. Zonder complimenten
stak hij de punt van het houweel onder het
slot, wrong even, en terwijl do spijkers niet
meer hielden in het verrotte leer, liet het
hcele slot los. Toen opende hij het deksel en
wij zagen een bos-enlaog van verkleurd
bruin linnen. Dit trok ik zij en wij vielen
bijna om van verbazing.
Wan', de kist was tot den rand gevuld
met prachlige gouden en zilveren bekers
en daarlussehen rijk bewerkte wapens en
een paar degens, waarvan de gevesten be
zet waren met edelgesteenten.» Or.der meer
waren er een kan en kom, prachtig be
werkt, die beide van massiet goud schenen
ie zijn, een platte gouden schaal, bezet met
diamanten en robijnen, een crucifix, over-
laden met juweelen, en de Christusfiguur
van zoover goud; verder een enorme ver
scheidenheid van gouden en zila-eren vor-
ken en lepels. Wij stalden ai deze schatten
uit op den bodem van de gang en (oen kw&v
men wij, onder een lap dubbelgevouwen
rijko brocaatstof, aan een lange, ebbenhou
ten doos, waarin zich, los omwikkeld met
een door ouderdom vergeelden laip batist,
een schitterende verzameling juweelen be
vond. Er waren niet minder dam drie prach
tige halssieraden van paarlen, zooate
vorstinnen ze droegen in de dagen vam dem
Merry Monairoh", een aantal diamanten
en paarlenhangera, zooals op het voorhoofd
werden gedragen, dianvamtenringen, een
reusachtige smaragd, als broche gezet, ver
scheiden zware gouden kettingen en een
paar diamanten gespen. Naast de ebben
houten doos lag, in een gebloemd zijden lap
gewikkeld, een merkwaardig bezette «itv»-
rer. aardbol, waarop de hoofdsteden der we
reld met verschillende kostbare steenen
waren aangegeven.
Ba id loosde een diepe zucht en keek mij
aan.
„Op mijn woord, ouwe jongenl" riep hij
uit, „nu ben je er ten slotte tocht"
„Wat wat denk je, dat dat alles wel
waard is?'" vroeg ik met onvaste stem.
„Een honderd duizend, tweehonderd dui-
•zend ponden," antwoordde Bard. „Wie zal
het zeggen? De oudheidkundige waarde,
nog afgescheiden van de werkelijke va arde
van sommige van deze dingen dat cru
cifix en dien aardbol, bijvoorbeeld moet
heel aanzienlijk zijn.
„Die smaragd en die briljanten bijvoor
beeld maar je luistert niet eens
Dat deed ik ook niet. Ik had plotseling
een visioen van een paar heldere, grijze
oogen, die vol vertrouwen tot mij opgeheven
waren, een kopje met goudbruin haar, dat
tegen mijn schouder rustte, een stonk, warm
lichaam, dat zich vertrouwend aan mij vast
klemde. De verkleurde leeren kist, die aan
onze voeten lag. was bestemd om mijn hee-
len verderen levenstoop te veranderen. De
Hoop, die ik tegelijk met MarjorU had vaar
wel gezegd, kwam weer terug in mijn hart.
Onze eilanddroom was niet ten einde
tenzij het geluk te laaf zou zijn gekomen.
„Wanneer kan de „Naomi" in Panama
zijn?" vroeg ik plotseling.
„Ongeveer in een week, een dag of tian,"
antwoordde John. „Waarom vraag je dat?"
„Omdat ik haar per telegram moet be
reiken!"
Het was ten slotte uit Rodriguez, dat lk
mijn bericht afzond. Akawa, Bards Japan-
scha kok, bracht het den heuvel af naar het
telegraafkantoor.
„Ik lag in bed met een bevigen aanval
van malaria, dien ik moot hebben opgedaan
in die vochtige wouden van Oock Island.
Mijn telegram was gericht aan Itarjorie en
het luidde als volgti
„De scheidsmuur ia gevallen. Wanneer
wil je mijn vrouw worden?"
Desmond."
Maar er kwam geen antwoord. Voortdu
rend tijdens de dagen van mijn dokte
spookte mij in mijn koorts een telegram,
dat aan mij gericht was, door bet hoofd.
Soms, wanneer ik ijlde Bard vertelde het"
mij later verbeelde ik mij, dat Marjorie
had geantwoord en dat Akawa mij het tele
gram kwam brengen... Maar wanneer
ik weer bij bewustzijn kwam, scheen de
heele wereld mij duister en zelfs de leeren
kist, die in Bards brandvrije kluis wegge
sloten was, gaf geen licht in die duister
nis
Het duurde weken eer ik naar New-York
l»on reizen, en daar gaf ik den schat in
handen van een firma in antiquiteiten. Zij
gaven mij don raad, dat de voorwerpen niet
alle tegelijk aan de markt zouden komen,
maar geleide-tijk, sluk voor sluk, om de
waarde er van niet te verminderen. Ik weet
dus nu zelfs ook nog niet, hoevéél de waar
de zal zijn, maar naar wat ze mij vertel
len, kan ik mijzelf gerust als een betrekke
lijk rijk man beschouwen. Bard wil geen
cent van den schat hebben. Hij heeft liet
niet noodig, zegt hij, en het behoort mij
toe.
Een telegram van den chef, .aan wien ik
mijn adres te New-York had meegedeeld,
wachtte mij bij mijn aankomst uit Panama.
Ik kreeg opdracht voor verdere instructies
naar Washington te gaan. Toen ik alle re
gelingen met het oog op den schat getroffen
had, stapte ik gehoorzaam in den trein,
en trok naar de hoofdstad.
Van uit mijn hotel te Washington telefo
neerde ik mijn ouden vriend Vincent Par-
gett, die aan de Legatie is, en inviteerde mij -
zelf voor het diner. Vincent verwelkomde
mij op zijn gezellige, gerieflijke heerenka
mera, en onder Ket genot van een bittertje,
schoof hl) mij een heelen stapel telegram
men onder den neus.
„Je moest dit maar eerat lezen, Desmond,"
zei hl). „Dat kwam pas vanmorgen. De rost
heeft hier al een week geSegen," en bij
reikte mij het telegram over.
Het was van Marjorie. Mijn hart slond
stil, toon ik baar naam als onderteekenlng
van het bericht zag. Het was uit Lonu.n
en ik begreep, dat mijn telegram -iaar .n
Panama niet meer bereik! had en haar naar
4iuis wu nageseind.
Haar antwoord luidde:
„Wanneer je maar wilt. Je Marjorie."
Er zijn oogcnlitikken, waarop zelfs een
agent var. den Geheimen Dienst zijn gewone
terughoudendheid mag' afleggen. Met het
heuglijke bericht van Marjorie in de hand,
vertelde ik mijn ouden vriend,dien ik al
van mijn jeugd af kende het goed nieuws.
„Bravol" riep hij uit, zijn glas opheffend.
En met spottende plechtigheid: „Ik drink op
liet heengaan van Engeland's eersten speur
hond!"
't Zal rnij verwonderen I Zal ik, met dc
vrijstelling van dienst, die de chef mij be
zorgde en gelukkig in het bezit van Marjorie
als mijn vrouw altijd den wenkenden vin
ger kunnen weerstaan, die mij lokt naar het
•avontuurlijke? Zal ik tot het eind toe dool
kunnen blijven voor het roepen van mijn
natuur, vér blijven van avontuurlijke men-
schen-jicht? Quien sabe? Wie zal het zeg
gen?
Van Klompvoet heb ik nooit meer ge
hoord, on lot op dozen dag weet ik niet of
hij, zwak ate hij was en alleen in die kleine
sloep, ooit de kust bereikt heeft. Garth, die
eerat geneigd was moeilijkheden te maken,
eindigde ten slotte met zich goedschiks in
onze huwelijksplannen te voegen. Ik denk,
dat het argument, dat mijn deel van Kapi
tein Roberts' schat in de familie zou blij
ven, bepaald indruk maakte op zijn Lan-
cashiresche koppigheid. Carstairs is nog bij
ons in dienst en ontpop', zich als een uil-
stekende huisknecht.
Wat den Vice-corn..! in Rodringuez be
treft, wiens- vriendelijke diensten ik niet
had vergeten, hij kraag door bemiddeling
van den chef de „Order of fbe BnUsh Em-
pire". Er is mij verteld, dat b,j de ridckr-
orfe heel indrukwekkend aan het roodc lint
OP zijn bors'. Iaat bengelen, wanneer hij in
giiakostuum, zooals voorgeschreven is, bij
da opening der Kamera, zijn opwachting
maak! bij den President van Rodri
guez.