VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
No. 14.
Zaterdag 4 April
Anno 1928
iiSvi^T*iiinii'ii;;;i;i;*iiii;*;*;i;*iii*i*iiii'*;i;ii*iv
Een half dozijn Kinderen
•1*
Naar het Engelsch van B. FISHER.
Vry bewerkt door C. H.
e)
HOOFDSTUK Xn.
Kitty belooft wat.
In de eerste oogenblikken, welke Kitty
een eeuwigheid toeschenen, hoorde zij niets.
R, Toen onderscheidde zij duidelijk een geluid,
dat haar deed denken aan schoenen, die
1 langs een muur schuurden. Daarna was het
net. alsof er iets zwaars in het gras viel.
Zonder er aan te denken, dat zij zich
misschien aan gevaar blootstelde en het
verstandiger zou zijn, in huis een veilige
schuilplaats te zoeken, dook het meisje in
de struiken en viel bijna over iemand, die
daar lag. Zij pakte hem bij de armen.
„0, ik heb je gevonden I" riep zij uit en
er klonk iets als triomf in haar stemmetje.
„Jou slechte jongen, jij hebt onze konijnen
gestolen! Waar
Plotseling zweeg zij zonder haar slacht
offer echter los te laten. Zij hoorde iemand
in den aangrenzenden tuin springen en het
geluid van voetslappen, die zich verwijder
den, drong tot haar scherpe ooren door.
„Lafaard!" mompelde zij en tegen haar
gevangene
„Dat is een mooie vriend van je! Hij
loopt weg op het oogenblik, dat jij hem juist
I het meest noodig hebt. Wie is het? Hoe
heet jij? En wat heb je met Toby uitge
voerd?"
De jongen trachtte zich los te worstelen,
naar dit mocht hem door zijn lastige hou-
ling niet gelukken. Kitty was bovendien
slerk en vlug, al was zij niet groot voor
haar leeftijd. De spieren van haar dunne
polsjes leken op ijzer, terwijl zij den jongen
zijn armen vasthield.
„Waar is Toby ons konijn?" vroeg
lij dreigend.
„Dat weet ik niet," mompelde de deug
niet, die zijn stem plotseling teruggevon-
den scheen te hebben.
„Je weet het wel. Wie ben je? Geel
antwooidl"
„Nee, ik zeg het niet."
„Als je niet dadelijk zegl, wie je bent,
1 ik mijn broertje fluiten."
„Nee, Paul hoeft me niet te zien," zei
gevangene nu angstig. „Hij heeft het
nd aan me en zou maar al te graag naar
^Ttle politie loopen."
„Hoe heet je?" klonk de herhaalde vraag
reng.
Weer deed de jongen een mislukte po
ling om te ontsnappen.
Eindelijk, toen hij het nultelooze er van
nzag, zei hij norsoli:
„Dick Wilson."
i „De vriend van Willem Peiers!" rièp
fitly uit. „Maar dan was het Willem ook,
die wegliep en jou in den steek liet!"
Daar zij geen antwoord hierop kreeg,
vroeg zij op den man af:
„Was het Willem?"
„Dat zeg ik niet."
„Je jzult het wel zeggen. Je kunt nu op
staan, zei Kitty, terwij] zij den jongen los
liet, „want je zult we] niet probeeren te
ontsnappen, nu ik weet, wie je bent en ik
als ik dat wil naar je vader kan gaan
«m hem te vertellen, wat je uitgevoeid
hebt. Zeg dus, wie je geholpen heeft bij
het stelen van onze konijnen."
,Jk durf het niet zeggen," zei Dick ml.
„Ik wou, dat ik het zeggen kon, want het
is niet eerlijk, als één zich uit de voeten
maakt en de ander er voor moet opdraaien.
Maar hij slaat me dood, als ik hem verraad
Ik ben bang voor hem, dat wil ik je wel
zeggen."
Kitty keek den jongen met diepe verach
ting aan, terwijl zij zei:
„Ik weet haast wel zeker, dat het Willem
was. die je hielp om ons te bestelen, maar
ik wil er heelemaal zeker van zijp."
„Wil je mij als ik het zeg beloven,
aan niemand te vertellen, dat ik er bij
was?" vroeg Dick nu.
„J-ja," antwoordde Kitty weifelend.
„Je belooft me dus op je eerewoord, dat
ik er niet door in moeilijkheden zal komen,
als ik het vertel?"
„Ja," antwoordde het meisje opnieuw.
„Nou dan, het was Peters, die wegliep.
Hij had het heele plan bedacht en mij
tegen mijn wil overgehaald om jullie
konijnen te helpen stelen. Maar we hadden
alleen maar tijd om het groots konijn uil
zijn hok te halen Toen kwam jij er aan."
„Het 'groote konijn!" riep Kitty nu ver
schrikt uit, zich op eens weer herinnerend,
dat hel lot van Toby nog een geheim voor
haar was.
„Waar is Toby, ons groote, grijze konijn?
Als Willem hem meegenomen heeft, moet
jij zorgen, dat wij 'm terugkrijgen. En als
je er niet voor zorgt, zal ik Moeder alles
moeten vertellen en Moeder zeker naar
meneer Hope gaan. Jij en Poters krijgen
dan natuurlijk straf, misschien worden jul
lie wel voorgoed van school gestuurd. Je
verdient het ten minste."
„Als Peiers gesnap! wordt, zal hij mij
zeker verraden," zei Dick somber, „en jij
hebt beloofd, dat ik er niet door in moei
lijkheden zou komen," herhaalde hij.
„Ja, dat heb ik ook beloofd." zei Kitty
nu langzaam. „En ik zal mijn belofte hou
den. Maar zeg me nu, waar Toby is."
Vóór de jongen haar echter nog had kun
nen antwoorden, wist zij het antwoord reeds,
want plotseling had zij met baar voet iets
zachts in het gras gevoeld. In het volgend
oogenblik lag zij geknield bij een grooten
zak. Met bevende vingers maakte zij het
touw, dat er, omheen zat, los Daar zag zij
een klein, levenloos lichaam. Dat
moest Toby zijn
Toby lafhartig vermoord lag dood
op het grasveld, waar hij gewend was vroo-
lijk rond te springen Arme Toby, die reeds
eenige keeren een prijs gewonnen had en
het lievelingskonijn der heele familie was,
dat meneer Dane geleerd had over een
stok te springen en te komen, wanneer het
geroepen werd. Toby, die Kitty als een
hondje door den tuin volgde en zoo vol
vertrouwen en heelemaal niet schuw was,
omdat hij lot op dil droevig oogenblik
slechts vriendelijkheid en goedheid van de
menschen ondervonden had!
Kitty staarde het doode dier met groote,
droge oogen aan.
„Ik heb het niet gedaan," zei Dick op
half-huilenden toon. meer ontsteld door
haar stilzwijgen dan hij zichzelven wel wil
de bekennen. „En je hebt beloofd, dat ik
er. niet door in moeilijkheden zou komen.
Willem heelt het gedaan. Het is natuur- -
lijk heel naar voor je, maar je hebt be
loofd
Plotseling zweeg hij en deinsde hij ont
steld achteruil. want Kitty keek hem zóó
woedend aan. dat hij er bang van werd.
„Ga weg!" riep zij uit. „Ga onmiddellijk
weg, dief en moordenaar! Als je nog één
woord zegt, zal ik mijn belofte vergeten.
Ga dan toch!"
Zij stampte met haar voetje op den grond,
maar Dick was al weg. En terwijl zijn voet
stappen wegstierven, wierp het arme, be
droefde kind zich naast Toby op den grond
en streelden haar bevende handjes het zach
te vel van haar lieveling, daarbij allerlei
lieve naampjes fluisterend. Haar tranen vie
len op de groote, fluweelachtige ooren.
HOOFDSTUK XIII.
Kitty houdt haai belofte.
De gekeele zaak had zich in enkele mi
nuten toegedragen, maar mevrouw Daue
vToeg zich toch af, wat Kitty zoo lang ia
den tuin deed en eindelijk ging zij zon
der meneer Holms of den anderen kinde
ren iets te zeggen de kamer uit cu door
de achterdeur naar de konijnenhokken
Toen zij deze naderde hoorde zij plot
seling Kitty's stem diep bedroefd zeggen-
„Toby, arme, lieve Toby, ze hebben je
vermoord 1 O, hoe kondon zij zoo wreed
en slecht zijnJe hebt hun nooit kwaad
gedaan, jo was altijd oven Hef en vroolijk.
Toby, arme Toby, herinner je je nog, hoe
Vadertje met je speelde? Vadertje, Va
dertje, waarom bent u van ons wegge
gaan V'
„Kitty, lieveling!"- riep mevrouw Dane
nu verschrikt uit. „Waar ben je! Wat
scheelt er aan?"
De moeder hooide ceu haastige bewe
ging en een gesmoord snikken. Iu bet vol
gend oogenblik hield zij ecu bevend, schrei
end meisje in de armen.
„Moeder! Moedertje!" nnikte Kitty.
„Toby is dood bij ie vermoord, maar u
moet niet vragen, wie het gedaan heeft. Ia
het niet vreesclijk, dat zoo'n lief, onschul
dig dier als Tobij vermoord is?"
Zij beefde over haar geheele lichaam en
nadat mevrouw Dane zich overtuigd had,
dat. de arme Toby werkelijk met meer leef
de, de andere konijnen in bun hokken wa
ren- en zij hun de koolbladeren gegeven
had, nam zij Kitty meo in huis.
Toen zij in de huiskamer gckomc-n waren,
zei mevrouw Dane tegen het nog altijd be
vende kind, terwijl zij op ccn leunstoel
wees:
,,Ga daar zitten, lievoliiig. Lydia, maak
eens een beker warme melk voor baar
klaar. Kitty beeft in het gras geknield ge
legen en is heelemaal koud geworden."
O Wat heb je van avond lang werk ge
had om de konijnen te voeren. Kit", zei
Paul. „Maarwat is er gebeurd?"
voegde hij er haastig aan toe, toeD bij bet
beechreide gezichtje vam zijn zusje zag.
„O. Paul 1" snikte het arme kind. ,,'fc Is
Toby. Hij is dood!"
„Dood?!" riepen dc drie anderen nu in
één adem uit.
In het volgend oogenblik naren de stoe
ten om de tafel alle verlaten en stonden
de kinderen meneer Hokt» was wssr