De Terugkeer van Klompvoet, L£söbCH ürilafeLAii, uonderdag £6 Februari t weede Blad, Anno 1925. Naar het Binnenland van EERSTE KAMER. FEUILLETON. f'iO. Ï3928 Copyricht 1925 bij United Telegraph; na druk* ook gedeeltelijk, verboden. V. De expeditie van kolonel Fawcett De bewijzen voor het bestaan van verborgen steden. door Kolonel P. H. FAWCETT F.R.Q.S., D.S.O. Si] moeten de scheepvaart gekend hebben. Er zijn tenminste twee steden aanwezig, wier pracht en vroegere rijkdom op een buitengewoon hoog peil van de beschaving wijzen, welke zonder een of andere verbin ding met de buitenwereld niet te bereiken Plastische kunstwerken zijn in overvloed aanwezig; alle beeldhouw- en snijwerk is, zoover mij bekend, in bas-relief gemaakt. iVan zeer groote beteekenis is het feit, dat deze oude steden door muren omringd wa ren, die gewelfde toegangen hadden, niet met echte, maar met zoogenaamde valsche bogen. Bij een cultuur, die in het onbeperkt bezit van de Braziliaansche eilanden moet zijn geweest, kan deze merkwaardige aan wezigheid van de muren maar op één ma nier worden uitgelegd. De steden moeten hebben blootgestaan aan het gevaar voor overstrooming niet door rivieren, want het net van de Amazonerivier is nog veel te nieuw, maar in een tijd, dat zij in de buurt lagen van een kust of een zeearm. Iedere stad is door een aardbeving ver woest. Dat is volkomen duidelijk. Do ge weldige massa's zorgvuldig bewerkte steen, waardoor de cyclopische architectuur zich onderscheidt, kunnen op geen andere wijze 3oo van hun plaats verwijderd zijn. Hum boldt heeft zich, toen hij Trahuanaco als 'Óen onvoltooid werk beschouwde, vergist. Het beslaat een groote oppervlakte en bijna geheel en al begraven. Poorten, die van bergsteen gemaakt waren, werden In tweeën gekloofd. De fundamenten van de stad lig gen onder den tegenwoordigen waterspiegel yan het meer. De trapgewijze bouw van de Andes en voortdurende aardbevingen, die ook thans nog aan de kust van den Stillen Oceaan kunnen worden waargenomen, wa ren oorzaak, dat de stad op haar eiland in' het water wegzonk en dat de groote hoe veelheid water door de bres in de Andes (wegstroomde. De Incas besohouwen Tra huanaco als de geboorteplaats van hun voor. .vaderen, maar zoolang de stad niet ontgra ven is, moet ook dit nog geheim blijven. Alle stammen van Zuid-Amerika, waar- Snede het Europeeedie indringers gelukte, in aanraking te komen, beweren, dat hun Voorouders door een blank ras beheerscht Werden, dat in alle kunsten bedreven was. Twee verklaringen van deze overlevering Srfjn mogelijk. De eene is, dat Zuid-Amerika ia den voorhistoriechen tijd Is opgezocht docr koopvaarders en avonturiers uit een ander werelddeel, die daar koloniën stieht- ,ton. De andere veronderstelling is, dat er een ïnbooTlingencultuur bestond, die haar eigen kunst en beschaving ontwikkelde. De schatten van ophlr? Ofschoon de vroege Middellandsche-zee- volken groote zeevaarders waren de be woners van, Tyrus bezaten volgens Erato- etenes 150 steden aan de kust van Marokko en de Phoeniciër ondernamen van Europa Uit lange geheimzinnige expedities zij behoorden toch tot een tijd, toen de Brazi liaansche steden reeds zeer oud en voor het grootste deel verwoest moeten zijn geweest. Of er reizen naar Amerika zijn gemaakt, be hoort thans nog tot het rijk der vermoedens. Inderdaad vindt men in het Amazonedal verscheidene Phoenicische namen De sche pen van Salomon en Hyram van Tyrus hul den hun reizen, die drie jaren lang duurden in de diepste geheimzinnigheid. Waar be vinden zich Tarahish en Ophir, van waar goud, zilver, ivoor, apen en pauwen meege bracht werden f Ivoor en apen kwamen waarschijnlijk van de Westkust van Afrika. Het is thans interressant, dat „allmug" geïdentificeerd kan worden met de woorden ,,alli", d.w.z. goed en „mucki", welriekend. Het Hebreeuwsche woord ,,Tuküm" is met pauwen" vertaald, nu is in de Qnichua- taal ,,tuk" de benaming voor „trotsch", de omschrijvende naam van den wilden kal- koenscfien haan, waarvan aldaar een groot en prachtig specimen aanwezig is. Maar veel interressant er zijn de letterte kens, die op rotsen diep in het binnenland van Brazilië zijn aangetroffen, zooals de opschriften op de architectonische reliquien van een ver verleden. Daaronder bevinden zich letterteekens, die gelijken op die in het oude Griekenland en op die van Chez^ Ibé- rië, Thugas, Magadha, Phoenicië, Lybië, Perispolis, Palmyras en op het geheimzin nige alphabet van R'mouz d'ethridj Ahmed en Heuchr-aynnechma en vele andere. Geen enkel teeken Is te ontcijferen. Deze oude Zuid-Amerikaansche en Mexicaansche let terteekens toonen eed treffende gelijkenis zelfs stemmen verscheidene letters ge heel met elkaar overeen met te ekens op steenblokken, die in Dokato zijn uitgegra- veD. Deze letterteekens en door muren omge ven steden schijnen mij een zoo interressant probleem, dat alle moderne archaeologische ontdekkingen er bij in bet niet verzinken. In het binnenland van Brazilië vindt men opschriften in overvloed. Een Franciskaner monnik, Ramon Bueno, gaf een deel van zulk een inschrift weer, dat in een hol tus- schen Orinoco en Amazonerivier ontdekt was. Een andere Jezuïet bezat een verza meling van meer dan honderd opschriften. Zij worden in aantal overtroffen door de onbegrijpelijke symbolen, die, dikwijls in roode kleur geschilderd, dikwijls ook met metalen werktuigen diep in de harde rotsen zijn gegrift. Men zou boekdeelen noodig hebben, om dë motieven uiteen te zetten voor de overtui- dat in de wildernis van Brazilië een nieuw en boelend hoofdstuk der geschiedenis van <fe vroegere menschheid ligt opgesloten. Ik geloof stellig, dat wij op deze expedi tie veel zullen doen om het aan het licht te brengen; misschien ook zal zij er toe kun nen bijdragen, het geheim van den oor sprong en de verspreiding van de mensche- lijke cultuur op te helderen. (Zitting van gisteren). STAATSBEGROOTINO VOOR 1930. Algemeene Beschouwingen. Aan de orde zijn de algemeene beschou wingen over de Staalsbegegrootlng 1926. De heer VAN LANSCHOT (R.-K.) ral geen speciale politieke beschouwingen hou den, maar eenige onderwerpen van den dag behandelen, met name de ontwapening en de financiën. Allereerst dan iets over de ontwapening die een zeer groote beteekenis kreeg door de actie van prof. van Embden en de zijnen. Over de zelfverzekerdheid, de zelfgenoeg zaamheid van de verdedigers der ontwape ning kan men verbaasd staan. Het is on mogelijk daartoe te komen los van Genève. Voor het nastreven van idealen die practdsch niet te verwezenlijken zijn is de Eerste Ka mer zeker ntet de plaats. Als verkiezings leuze verliest deze leuze veel van haar waarde als vaststaat dat zij" parlementair nieit uitvoerbaar is. De Hollander is aller minst oorlogszuchtig doch als een letter onze landgrens overschreed, dan liep ieder naar de grens en liet men den heer Van Embden in zijn hemd staan. Men heiinnere zich maar de verontwaardiging over de daad van Amerika die onze schepen vasthield, aan Limburg en dergelijke gevallen. De ver ontwaardiging was algemeen. Prof. van Embden heeft van de ontwapening® een verkiezingsleuze gemaakt en daarmede „een twistappel geworpen in de politieke arena". Zoo'n leuze zal wel trekken maar zij trekt kiezers van twijfelachtige waarde. Inmid dels is in het program van den Vrijz.-Dem. Bond toch nog op het nippertje opgenomen dat de verplichtingen van den Volkenbond moeten worden nageleefd. Dit bewijst wel hoe voorzichtig men met leuzen moet zijn. Vele groote deskundigen op internationaal gebied zijn het niet met den heer March&nt eens dat het Pact en Protocol ons geheel vrij laten. Toch wil de V.-D. Bond die ver plichtingen nakomen. Begrijpe wie het kaal Het enthousiasme voor zftn idealen heeft den Ihoer v. Embden parten gespeetd; hij was een beminnelijke idealist. Bij bet debat met generaal Snijders had hij kieskeuriger moeten zijn met de keuze van zijn publiek, opdat dien tegenstander alle gelegenheid werd gegeven voor antwoord. Ook moet de heer v. Embden het in den lande niet voor stellen dat ontwapening ligt in den greep van het parlementair bereikbare. Intusschen hoopt spr. dat het Katholieke program wordt uitgevoerd en dat aanzien lijke beperking van bewapening mogelijk wordt. De Minister van Oorlog heeft staatscom missie toegezegd, die de gevolgen yan Genève zullen onderzoeken. Hij hoopt, dot hert den Minister van Buitenlandsche Za ken zal gelukken ons door alle moeilijkhe den heen te leiden. Thans het financieele vraagstuk. De gulden is veilig gesteJd en velen mee-f nen, dat wij er nu zijn. Dat is zeer overdre ven. Anderen stellen het voor alsotf het den Minister eigenlijk door meevallers is gelukt de begrooting sluitend te maken. Spr. acht dat klein en kinderachtig. Hij wijst op de verlaging van het disconto van de Ned. Bank, dat een onmiddellijk gevolg is van het sluitend zijn van de begrooting. En die verlaging leidt tot ruimer beschikbaar stel len van geld, tot ruimer arbeidsgelegenheid, tot bestrijding van werkeloosheid. Wat denkt de Minister nu van conversie van dure leeningen. De achttien millioen van het Invalidi- teitsfonds is een lapmiddel, dat op den duur niet helpt. Voor de opvatting van den heer Wibaut, dat de opbrengst van de Successie belasting eigenlijk voor buitengewoon moet gelden, valt wel iets te zeggen. De heer WTRAUT (S.-D.): Zooals voor al mijn opvattingen (gelach). De heer VAN LANSQHOT (R.-K.)< Maar dan wordt het tekort op gewoon weer aan- zienllijk. Spr. wijst op de opbrengst van de Inkomstenbelasting, die voor hen? een baro meter is. Graag wilde hij weten hoe de ver houding der opbrengst over het dienstjaar 1923 en 1924 is. We zijn nu op adem met onze belastingen en we kunnen nu eens gaan rondzien wat verbetering eischt. In dit verband wijst 6pr. op de salarissen der ambtenaren en hij vraagt den Minister nog. eens aan de hand der cijfers over 1924 te zeggen wat hij denkt te doen met betrek king tot die salarissen. Vooral eenige spoed. De heer MOLTMAKER. (S.-D.): "U wilt het vóór de verkiezingen klaar hebben. De heer VAN LANSCHOT (R.-K.): Ik denk heelemaal niet aan de verkiezingen. De heer STENHUIS (S.-D.): Nee, fiee, n denkt er niet aan. De heer VAN" LANSCHOT (R>K):Goed dan, ik sta er mee op en lk ga er mee naar bed. Het belang van taai-vorming is een zeer gioot belang. Volgens den Keer Wi baut is particuliere kapitaalvorming uit den booze. 1Wle die stolling aanvaardt, staat natuurLgk geheel andere tegenover de hooge belastingen, want dan bet eekent deze een overheveling van de productie-middelen van den particulier naar den Staat. Verhooging van de successie-belasting Is dan het middel om de particuliere kapita listen pijnloos van hun kapitaal te ontdoen. Natuurlek bestrijdt spr. deze opvatting, maar het ml er mee gaan al3 met de ontwapening. Het is natuurlek nooit te be- wjjtoen, dat de directe belastingen te hoog zftn, maar men zal moeten toegeven, dat wfl in ons land aan de grens zijn of reeds daarover, hetgeen o.a. hieruit bltfikt, dat dat zee-honderste procent van de belasting betalers reeds 24 pet van de opbrengst der belastingen betaalt 60 zelfs 80 pet. van bet inkomen wordt betaald. Er 13 zelfs een geval van 114 pot Dit geval deed zich voor bj) een groot-villabezitter. Hoe denkt de beer Wibaut dergelijke gevallen op te lossen. Ten slotte behandelt spr. het parlemen taire stelsei. In de Tweede Kamer Is dat ste*sel zelf al beoritiseerd, maar men ver geet dat die Kamer is het product van den vrijen volkswil. Een man als de heer Troel- etm moet dus voorzichtig zgn met critiek. Met bet algemeen kiesrecht heeft het volk de Kamer, die het hebben wiL Wat spr. elders ziet gebeuren, in Italië, Rusland en Denemarken, doet hem met kracht opkomen voor behoud der christelijke coalitie. Spr. RECLAME. 4159 w$st ook op artikelen' van Stenhuis, die- langs andere dan parlementaire wegen zjjn doel wil bereiken. Dat 13 revolutie en an ders niet. Met het oog <>p de verkiezingen is het gewenscht, dat er eerlijkheid bestaat ten aanzien van de plantten der partijen. De heer WIBAUT (S.-D.) acht inflatie een ramp voor de arbeiders en voor ieder, die zijn inkomsten niet kan vergrooten. De politiek van Minister de Vries had stellig tot inflatie geleid. Minister Colijn heeft dit voorkomen en de beteekenis van het slui tend-zijn der begrooting is niet gering. Het is echter de vraag of minister Colijn niet an dere gevaren in het leven riep met zijn snel handelen. Het bankroet harer salarispoli- tiek erkent de Regeering zelf, nu zij met een voordeeltje o.a. uit de rijwielbelasting de salarissen wil verbeteren. Dat is echter geen redelijk staatsbeleid, omdat het geen redelijke kans voor toewijding van de amb tenaren geeft, althans geen behoorlijke ar- beidspositie. Hij wijst bijv. op de inspec teurs der belastingen, die een belangrijke taak hebben en volgens 'n maatschappelij- ken stand moeten leven. De salarieering van deze inspecteurs is te laag en dat moet him toewijding verzwakken. Hetzelfde is het ge val bij de hoofdinspecteurs der Verzekering, waarbij ook hygiënische belangen zijn ge schaad. Hij wijst op do belangen der Poste rijen en Telegrafie. Het ware beter geweest een befaamd organisator bij dit bedrijf aan te stellen in plaat-s van een commissie te la. ten werken. Wa belastingverlaging aangaat, merkt spr. op, dat minister Colijn belastingver- echuiving wil in plaats van verlaging. Het heet, dat dit geschiedt om particuliere kapi taalvorming te bevorderen en dit gaat dan ten koste van verzwaring der belasting op de minst-dra agkrachti gen. Dat nu acht spr. uit den booze. De Regeering heeft niets te zeggen over de aanwending van dat kapitaal dat gewonnen wordt. Het gaat er hierbij niet meer om of het goed is kapitaalvorming door particulieren te bevorderen, maar wel of die vorming belangrijker is dan het -na deel dat bij deze belastingverschuiving aan anderen wordt toegebrachtt. Het paarden middel der belastingverplaatsing acht spr. niet gewenscht om de kapitaalvorming te bevorderen. Er is op dit oogenblik ruimte van belegging-zoekend geld, gelijk bij do uitgifte van schatkistpapieren onlangs is ge bleken. Behalve slecht is die belastingverplaat- sing ook onrechtmatig. Over het erfrecht zal spr. niet spreken, spreken. Daarvoor komt nog wel eens een gelegenheid. Ten slotte maakt spr. een enkele opmer king over de Rotterdamsche Bank. De .re geering hoeft zich van de vragen in het V. V. met een Jantje-van-Leyden afgemaakt. Waarom gebood het belang, dat de Regee ring de gestie volgde, die zij heeft gevolgd? Is het juist, dat het voordeelig saldo van de N. U. M. gebruikt is om hier hulp te ver- leenen. De heer RINK (V.-B.) wil wel bij 1918 beginnen als hij dit kabinet wil beoordeelen. Het iv echter moeilijk aan te geven wie de types zijn geweest van dit kabinet, omdat er zoovele types aan de verschillende depar tementen zijn geweest. Er is altijd onvast-» heid van lijn en koers geweest, nog onlang! blijkend uit de voorstellen tot afschaffing van de stemplicht en van den zomertijd. Het Kabinet heeft bewezen, dat een' sterke meerderheid geen zekerheid geeft voor een vaste koers. Maar de coalitie was niet homogeen en daarom was dit Kabinet zwak. Eenheid van geloof waarborgt geen eenheid van inzicht en de eenheid van geloof bij de coalitie was juist de grondslag der samen werking. De grondslag is aan de coalitie ontvallen en dat is juist samengevallen mot de uitvoering der Evenredige Vertegenwoor-i diging, die voor de nieuwe methode van Ka-i binetsformatie van beteekenis. Het denk beeld van gemengde of nationale Kabinet-, ten acht spr. aannemelijk, omdat daarvoor alle reden bestaat. Van verschillende zijden wordt dit echter afgewezen, van democratie sche zoowel als van reactionnaire zijde. Het landsbelang kan meebrengen, dat eenige partijen zich vereenigen om een be-i paald vraagstuk tot oplossing te brengen, waarbij partijpolitiek zwijgt. Spr. ziet bijv, de bezuiniging, het onderwijs en de ontwa pening als de drie belangrijke vraagstukken, die gemeenschappelijk moeten worden op-, gelost. Voortgaande merkte spr. op, dat er, wat' de bezuiniging aangaat, nog meer en doel treffender moet worden te werk gegaan, waarvoor aller medewerking noodig ia. Ook de mentaliteit, van hoog tot laag moet ge reorganiseerd worden. Spr. wijst aan de hand van een uitspraak van het Gerechtshof in Den Haag hoe dtei mentaliteit in den ambtenaarskring bedor ven kan zijn. Hij wijst ook op de verslagen der Rekenkamer. Het onderwijsvraagstuk eisebt ook her ziening. Bij de gelijkstelling bestaat thani geen gevaar voor het openbaar onderwijs. Spr. herinnert aan de waarschuwing Van den heer Nolens tegen achterstelling van het openbaar onderwijs, noch opzettelijk noch toevallig. Niemand wil dat wel, maar de zekerheid daarvan moet bestaan. De toestand der gelijkstelling is nog niet ideaal, maar het is daarom noodig nog eens ernstig te ovterwegen wat er te verbeteren valt. Spr. zou wenschen dat alle partijen daaraan meewerkten. Ten slotte het ontwapeningavraagstuk. Discussie daarover is alleen mogelijk tne- schen hen die op den gemeenschappelijke!! grondslag van do onafhankelijkheid vaiï ons land staan. Ontwapening moet blijven beteekenen onmiddellijke weerloosheid. Voortgezette vermindering van bewapening is wat anderszij kan ten slofte tot een ontwapening leiden, maar in de verre toe komst. Spr. geeft minister Van Karnebeek in overweging zoo mogelijk het protocol van Genève te aanvaarden. Practisch is ontwa-. pening onaannemelijk want zij is oen uifc noodiging om binnen to komen aan ieder een. Het onderzoek omtrent den ohcmisokefï oorlog was nog aan den gang toen de heet Van Embden al er op uittrok om te betocn gen wat die oorlog wel zou zijn. Dat was geen juiste politiek. Voor deze drie vraagstukkken vraagt Door VALENTINE WILLIAMS. Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT. (Nadruk verboden). 22) Marjorie deed eerst smeekend, toen ver ontwaardigd, en eindelijk werd zij kwaad, jk herkende het opvliegende karakter van haar vader.in de manier, waarop zij haar hoofd acht/rover wierp met blijkbaren af keer van mijn onverrnurwbaarheid. Zij draaide zich om en tiet mij op het dek slaan. En met het misdadig gevoel, dat iedere man heeft, wanneer hij een bekoor lijk meisje onaangenaam is geweest, sloop i v naar mijn hut. ik had mijn pyama aangetrokken, toen Luslrin, die een hut naast de mijne had, Z'jn uoofd^ om de deur slak.- Jk ga juist naar boven om een Mzoopje" e »alen. zei hij. „U ziet er uit, alsof u er ,n"€l eer> gebruiken kon. Zal ik er u een meebrengen?" /r'^SChj drank was iuisl' waarnaar jksnalk. in den gemoedstoestand, waarin ak mi) bevond, dus nam ik zijn aanbod dankbaar aan. „Maak hel maar wal slerk!" riep ik hem nog na. Carslairs, die dien lieelen avond als een Trojaan bezig was geweest, had gepakt geweren gesmeerd en laarzen ingevet] kwam mij weghalen naar een soort van bij-' keukentje aan het eind van het dek, dat zijn speciaal domein was, om met mij te over leggen welke kleeren ik zou meenemen. Toen ik in mijn hut terugkwam, stood een groot glas voor mij op mijn tafet, Oeen spoor van Custrin te bekennen. Carslairs, in zijn overhemd, zwom letter lijk. Hij zag er doodvermoeid uit. „Hier," zei ik, „ik geloof,-dat jij een „zoopje" meer noodig hebt dan ik, Car»- tairs. Als jij dat glas nu eens nam en H«t zien, of je er weg mee weet." Het aanbod strookte ntet heelemaal met de regels van discipline op de „Naomi" en Caretairs keek voorzichtig de gang in voor dat hij 't glas durfde nemen en met een ge fluisterd: „Op uw gezondheid, mijnheer!" ledigde bij het. Ik weet niet hoe lang ik geslapen had, toen ik ontwaakte met dein indruk, dat de deur van mijn hut opengedaan was. Toen herinnerde ik mij plotseling, dat ik, toen lk die had willen afsluiten vóór ik in mijn k'ooi ging. den sleutel gemist had. Vergeefs had ilc op den vloer van mijn hut en in de gang er naar gezocht. Carslairs was al naar bed gegaan en ik had hem niet willen sto ren na zijn ingespannen werkdag. De maan scheen niet dien nacht en het was pikdonker in mijn hut. De „Naomi" trilde telkens, wanneer de schroef stampte, en bij de waschtafel tinkelde een of ander voorwerp, dat heen en weer kon bewegen, een vroolijk deuntje. Voor het overige was alles stil. Ik was op het punt mij weer om te draaien, om weer te gaan slapen, toen een licht getuid mijn oor trof. Onmiddellijk vloog mijn hand naar het knopje van het eleclrische licht en de hut was helder ver licht. Custrin stond in de deur. Hij was bloots voets, in zijn pyama. Zijn oogen wanen ge stoten en de eene hand rustte op de com mode, die juist om den hoek stond. Hij mompelde In zichzelf. Toen lk uit mijn kool sprong, draalde hij zich om en ging, steeds in zichzelf mompelend, naar zijn kamer te rug, die naast de mijne Lag. Ek sprong hem achterna. De gang was pikdonker en toen ik eindelijk hè* knopje In Custrins hut .gevonden had, lag de dok ter ha zijn bed, en sliep vreedzaam alsof er niets gebeurd was. „Vertrouw iedereen, maar houd ze tn de smiezen I" Is een geliefkoosd gezegde van mijn broer Francis. Zoolang ik het bewuste geheimschrift in mijn bezit had, was ik er niet op gesteld door bezoekers verrast te woiden, zelfs niet al waren het slaapwan delaars. Ik verweet mijzelf mijn nalatig heid, dat ik Carslairs niet naar den sleutel van mijn deur had laten zoeken. Recht streeks ging ik naar zijn hut. Garstairs lag op zijn rug en snorkte lus tig. Ik klopte eens tegen den rand van zijn kool, en toen tk bemerkte, dat hij hierdoor niet wakker werd, schudde tk hem bij den arm. Hij verroerde zich niet. Het snurken hield op, maar hij bleef slapen. Ik schudde hem nog eens flink door elkaar. Nooit had ik een mensch zóó vast in slaap gezien! Met beide handen pakte lk hem onder zijn schouders, heesch hem overeind en schudde hem heen en weer. Maar hij bleef als een blok onder mijn han den en sliep door. Ik hoorde een stap ln de gang buiten. Ik stak mijn hoofd buiten de deur en zag Maekay, den machinist, die op weg was naar zijn hut, „PsstI" fluisterde ik, „Mackay, wat denk jij er van? Ik kan Castairs niet wakker krijgen Mackay stak zijn grijzen kop in de hut, boog zich over den slapenden man en snoof hoorbaar. „De vent is dronken I" zet hij op van- zelf-sprekemden toon. Mijn geweten maakte mij een verwijt. Maar toen dacht ik na. Kon één borrel Carslairs, die altijd een voorbeeld was, in dezen staat gebracht hebben? Tenzij hij na tuurlijk van te voren dien avond reeds veel gedronken liad. Ik hid niets aan hem be merkt ..Zou ik den doktor er bij halen?" be gon ik. „Welneenl" viel de machinist in, „laat u den kerel maar liggen. Hij is een goeje vent, maaT hemell" wat zal hij zijn hoofd morgen voelen I Ik denk, dat Sir Alec hem wel alle medicijn zal geven, die hij noodig heeftl" „Alles wèl beschouwd," zei ik, „geloof ik, dat we den dokter niet behoeven te sloren!" Custrins nieuwsgierigheid naar het be richt, het onverklaarbare verdwijnen van mijn sleutel, de drank, dien de dokter voor mij had klaargemaakt en dien ik aan Carslairs gegeven had, en de stijve, dron kenschap van dien bediende, Custrins ver schijning in mijn hutat die eigen aardige gebeurtenissen waren als een lad.- der, waarop mijn geest sport voor sport ver der klom. Wat had John Bard mij verteld van de bende van El Cojo „een gewel dige organisatie met een reusachtig netwerk van spionnen, zoo doeltreffend verspreid ai» de Maüa in Italië I" Instinctmatig ging mijn hand naar de binnenzak van mijn pyama, een speciaal vervaardigd zakje, dat met een knoop «loot, en dnt mij goede diensten heeft bewezen in slaapwagens en hutten, de halve wereld door. Ik voelde met mijn vingers, dat het geóliede papier kraakte onder het flanel. Mijn geheim had ik dus nog bewaard. Mc wenschte mezelf geluk met mijn vastbera den weigering dien opdringerigen Custrin mee te laten gaan op onze expeditie. Maar wij hadden het eiland nog niet bereikt. Ik moest op mijn hoede zijnsteeds op mijn hoede Een halfuur later, toen ik op den rand van mijn kooi een sigaret zat te rooken, werd er aan mijn deur geklopt. Het was Garth, die er buitengewoon groot en log uit zag in zijn pyama. „Kom eens dadelijk boven!" fluisterde hij. „Kleed je maar niet eerst aan. Er i» toch niemand!" Weg was hij alweer. Toen ik op het dek kwam, was de hemel in het oosten al licht. Lawless stond op de brug, Garth naast hem. Zwijgend wees de kapitein naar den ho rizont. Ver weg aan bakboordzijde was op de rechte lijn van den gezichtseinder een flauw grijs streepje te zien, zooals men ln den vroegen morgenstond een vlakke nevel op een meer ziet. „Cock Island!" zei de schipper. {Wordt verrolgdj,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5