milLLETON.
De Terugkeer van Klompvoet,
Tweede 8lad.
Anno i925.
UIT DE PERS.
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
LESiïSCrï DAGSL&D. Woensdag 25 Februari
De derde klasse.
Het „U tr echts c-h Dagblad" zegt
pver de derde klasse
„In de dagen van Olim moest een burger
of intellectueel, die derde klasse reisde, en
daarop betrapt werd. zulk een reis betalen
met zijn carrière.
'Al wie maar eenigszins netjes was ot net
jes deed behoorde, wanneer hij een spoor-
reis ondernam tusschen twee plaatsen bin
nen het Koninkrijk der Nederlanden zijn
zitvlak te doen wegzinken in het roode flu
weel of ten minste in het groene trijp. Eu
dat was evenzeer een wet van Perzen en
Meden, als dat hij thuis een „salon" moest
bezitten, waar 'fc duf en ongezellig was en
waar de kinderen geen vuile voeten mochten
zetten en waar men Zondags alleen Zon
dagsmiddags zich in statiekleedij begaf
om er onbeduidende gesprekken te voeren
met menschcn, die net precies zoowaren
als wij zelf, maar officieel deden, de liooge
hoed van meneer naast de erapaud, en me
vrouw in gitten e*i '»:d door haar lorg
non..
Die tijden ge.ak.»u oo bij. Wij zijn, God
dank! wat vrijer en ongedwongener gewor
den in onze verhoudingen, en we trachten
natuurlijk en gewoon tegen elkaar te zijn,
geen dames en heeren, maar mannen cn
vrouwen. En we hebben eindelijk geleerd
derde klasse te reizen!
Dat laatste heeft veel voeten in de aarde
'gehad! Want uit het tijdperk der sa
lons, gitten en hooge hoeden en het gewich
tig comediespel tusschen doodgewone men-
schen, dateert de inrichting van onze sta
tions, met hun twee ingangen, één voor de
bokken en één voor de schapen, of beter
nog één voor de hooge hoeden en één voor
de petten. En links, waar het vies rook, en
waar ruige mannen in slagerskielen heengin.
gen en boerinnen met een oneindig aantal
rokken omhuld, en aan ketenen geklonken
boeven, daar kéék de fatsoenlijke Hol
lander niet naar, dat was de spheer van
duisternis en ongedierte, terwijl het aange
naam was rechts te gaan, de fatsoenlijke
ingang door, en heel plezierig dan kennissen
te ontmoeten, wanneer men met een tweede
klas-inkomen eerste klas reisde.
De eerste derdeklasreiziger uit de krin
gen, die in de eerste en tweede klasse ge
bakerd zijn, was een bloodaard. Hij liep
langen tijd te ijsbeeren over het Stations
plein en keek schuw naar alle kanten, alsof
hij iets kwaads ging doen. Dan, eindelijk,
wanneer het sein veilig stond, glipte hij
door een kier van de onfatsoenlijke deur de
derde-klas-wachtkamer binnen en trachtte
zich dan nóg zoo onzichtbaar te malen als
wijlen Gyges. Hij had nauwkeurig zijn
voorbereidingen genomen. Op een geheel
ongewoon oogenblik had hij zich vluchtend
als een dief in den nacht aan zaken of fami.
leven ontrokken, hij had gewacht tot het
uiterste nippertje om door de haast bevrijd
te worden van al te dienstvaardig geleide en
aan zijn familie of zakenvrienden iq de an
dere plaats had hij een briefkaart geschre
ven, waarin hij meldde, dat het uur van zijn
komst onzeker was, en dat men vooral de
moeite moest besparen hem af te halen.
iWcrd hij naar 'fc spoor gebracht, dan moes
ten er allerlei plotselinge boodschappen ver
zonnen worden, om den arme van het in
die gevallen juist zich opdringende geleide
te bevrijden ja het is voorgekomen, dat er
opzettelijk treinen werden gemist.
Dit was de eerste overlooper van de eer
ste en tweede naar de derde klasse, de
slceds in het nauw-gedrevën spoorweg-haas-,
die de vriendelijkheid van altijd vaardige
ge-leiders vervloekte :*'s het groolste levens-
on gerief.
De tweede overloop." r was een held. Hij
verklaarde, lot verbazing en ontzetting
van elk die het hooren wilde, dat hij het
onzin vond, geld uit te geven voor een half
uur foevens op fluweclen kussens, en ging
parmantig tusschen de boeren en boeven,
al was het eerste, vooral na een Zaterdag-
sclie paardenmarkt, geen welriekend genoe
gen. Toen deze held het spit had afgebe
ten, kreeg hij navolging van de moedig-
sten onder zijn medeburgers. Er kwam toen
de tijd, waarin er al méér derde klasse werd
gereisd, waarin toch het fatsoen nog aller-
lie spitsvondige philosophieën uitdacht om
de nieuwe levenshouding te rechtvaardigen.
Een der bekendste pleidooien voor de
derde klasse, was het bekende woord, dat
een mcnsch die respect heeft voor zichzelf,
alleen eerste of derde kan reizen, en na
zulk een pleidooi verkreeg de derde-klasse
reiziger zonder pet en zonder door koeie-
of paardemest besmeurde kleeren zelfs een
aureool van geheimzinnigen rijkdom, van
kapitalistische excentriciteit
Totdat de twee groole revolutionnaire
machten kwamen: oorlog en crisis met in
hun gevolg zulke enorme spoorwegtarie
ven, dat negentig procent van onze bevol
king zich niet meer dan derde klasse kon
veroorloven. Men komt er thans eerlijk voor
uit, het is geen schande meer men ver
bergt zich niet langer achter schotten en
deuren, en de bezuiniging werd in zulke
mate een nationaal evangelie, dat in de
reis per derde klasse een brevet ging lig
gen van soliditeit.
Een algeheele ver-,.Kampen"-ing van ons
spoorwegwezen trad daarop in. Groole,
lange treinen loopen er tusschen onze
hoofdplaatsen, nog altijd volgens de tradi
tie, met eerste-, tweede- en derde klasse-
coupé's. In de eerste klasse zit één eenza
me vrijkaarlgenieter, tusschen een woestijn
van rood-fluweelen ledigheid, in de twee
de klasse eenige O. W.'ers en kaartende
handelsreizigers, die moeten aantoonen.dat
hun firma niet achteruit is gegaan; in de
derde klasse zit: de Nederlandsche bevol
king.
Wij hebben er hooge rechterlijke ambte
naren, magistraten, hoogleearen, groot-nij-
veren ontmoet, burgemeesters van vrij
aanzienlijke plaatsen. En vaak hebben wij
bij uitzondering tweede klasse nemende, op
een lusschenstation haastig onze tweede
voor een derde klasse verwisseld, omdat er
daar nooit schunnige anecdoten verteld
worden, nooit'op een onuitstaanbare ma
nier gedronken en gegeten wordt en om
dat het eenvoudige volk de arbeiders
die in deze bewegelijke vehikelen met in
tellectueel en en middenstander samenrei-
zen, aangenamer en beschaafder gezelschap
zijn, dan de medepassagiers, die men vaak
in de tweede klasse ontmoet.
Maar wordt het dan niet langzamerhand
tijd, om de wagens te verbouwen, om die
veel-gelede klassentegenstelling op de
spoorwegen op te heffen, en de derde klas
se wat behagelijker te maken, zooals ze in
Engeland zijn, waar men als derde klasse
reiziger niet in een houten kast. maar in
een plezierig kamertje met éénig comfort
het land doorsnelt?"
(Zitting van gisteren).
Herdenking jhr. de Jonge.
Mededeeling wordt gedaan, dat ingeko
men is een schrijven van de weduwe van jhr.
W. C. de Jonge, houdende mededeeling van
het overlijden van haar echtgenoot.
Dc VOORZITTER houdt naar aanleiding
van dit schrijven ongeveer de volgende toe
spraak
Het is voor mij een onaangename taak de
doodsklok te moeten luiden over een lid, dat
van ons is heengegaan.
Jhr. W. C. de Jonge, geboren in 1866 tc
Middelburg, was eenige jaren adjunct-in
specteur der directe belastingen en later lid
der Tweede Kamer. Sedert 1923 vertegen
woordigde hij de provincies Noord-Brabant,
Zeeland, Utrecht en Limburg als lid der
Eerste Kamer. Als zoodanig zagen wij hem
aan den arbeid. Met veel aandacht hebben
wij steeds naar zijn redevoeringen geluisterd
De beschaafde, zaakrijke wijze, waarop hij
zich uitdrukte, de nauwgezetheid waarmede
hij zijn plichten waarnam, doen ons zijn
dood betreuren. We zullen hem niet verge
ten en ons hem blijven herinneren als een
vriendelijk mensch.
De toespraak wordt door de leden staande
aangehoord.
De VOORZITTER stelt voor morgen een
aanvang te maken met de behandeling der
Staatsbegrooting, nl. de algemeene beschou
wingen, Hoofdstuk II en Hoofdstuk ITI B.
Aldus besloten.
De vergadering wordt verdaagd tot mor
gen 11 uur.
RECLAME.
DE UITLEVERING VAN BRIDéE.
Op de vragen van den heer Ter Hall, be
treffende de uillevering van den op 23
Jan. 1.1. te Londen gearresteerden directeur
van de Brusselsche Bank, weid door den
Minister van Justitie onder meer geant
woord, dat er reeds van te voren getwijfeld
werd aan de mogelijkheid, of alle vereischte
stukken binnen 20 dagen te Londen zouden
kunnen zijn. daar het feit bestond, dat de
getuigen, die onder eede moesten worden
gehoord, buiten de provincie Noord-Holland
woonden en dit hooren een aanzienlijk tijd
verlies zou veroorzaken. Ten overvloede
komt hierbij, dat de persoon, met het afne
men van het verhoor belast, in hevigen
mate lijdende was aan eksteroogen, waar
door het reizen hem zeer lastig Adel en er
dus niet met de ..bekende spoed" kon wor
den gearbeid.
In verband hiermede is besloten, aan
diverse ambtenaren Kukirol-eksteroogen-
pleister te verstrekken, teneinde hen radi
caal van hunne eksteroogen te genezen en
hen een complete Kukirol-kuur te laten
doormaken; zoodra de kuur beëindigd is,
zal men ondervinden, boe vlot dan alles
„loopt". 4107
(Zitting van gisteren).
Overijsselsclie en Drentsche Venen.
Aan de orde is de interpellatie van don
heer Wcitkamp aan gaande den toestand in
de Overijsselsclie en Drentsche Venen.
De heer Weilkamp (A.-R.) licht zijn vra
gen toe. Deze vragen luiden aldus:
Is de Minister bereid, in verband met
den zeer ongunstigen toestand in de lurf-
industrie en de daaruit voortvloeiende werk
loosheid,
a. den afzet van turf te bevorderen, door
tijdelijk de hooge af vaartsgel den voor zijn
rekening te nemen, dan wel een toeslag
hierop te verleenen;
b. die verveners, welke na grondig on-
deTZoek daarvoor in aanmerking komen,
door rentelooze voorschoten het mogelijk te
maken, hun bedrijf voort te zeten of een
deel der loonen voor haar rekening te
nemen.
c. het gebruik van turf als brandstof te
bevorderen door onder bepaalde omstandig
heden aan fabrieken die turf gebruiken, een
toeslag te geven, welke hun in staat stelt
even goedkoop turf als steenkool te stoken;
d. te doen onderzoeken, in hoeverre het
aanbeveling zou vedienen zoo in Overijsel
als in Drente het stichten van electrische
centrales die turf als brandstof gebruiken,
te bevorderen;
Deze vragen toelichtend, zegt spr., dat de
groote oorzaak van de malaise in de turl-
industrie gelegen is in de concurrentie met
de steenkolen. De turf is duurder en dus
gaat het bedrijf achteruit. Om dezen lijd van
het jaar pleegt een vierde deel der jaarpro
ductie in voorraad te staan, thans is het
twee derde deel, dal onverkocht opgestapeld
ligt.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw de heer RUYS DE BEEREN-
BROUCK zegt, dat hij zich op de hoogte
gesteld heeft van hetgeen reeds tot stand
is gebracht.
Ad vraag e. Deze aangelegenheid heeft
spr's. aandacht reeds geruimen tijd. Met de
provincie en de gemeente Groningen hec-Tt
spr. overleg gepleegd over de sluis- en brug
gelden, opdat deze verlaagd zouden worden.
Die gelden zijn noodig om de verliezen, op
die kanalen geleden, te dekken. Aangezien
in 1925 de concessie voor de bruggelden af
loopt, zegt spr. toe, dat dit aanleiding zal
zijn om nieuw overleg le plegen. Spr. ziet
in. dat het van belang is. dat de kanaal -
rechten niet. le hoog zijn. Deze zaak is al
in onderzoek. De afvaartsgeldcn voor het
departement le nemen, kan spr. nog niet
toezeggen, vooral niet met het oog op de
mogelijke consequenties bijvoorbeeld ten
aanzien van de spoorwegen. Op verlaging
der spoor-larieven voor het vervoer van turl
is ook reeds aangedrongen. Er is dus een
algemeen vervoervraagstuk, dat in onder
zoek is.
Ad vraag b. en c. De strekking van
beide vragen is dezelfde, omdat zij beide
steunverleening vragen. Spr. vraagt zich at
of het wel gewenscht ia, dat de Regeering
aan een industrie geldel ijken steun verleent.
Zal de induslie blijven bestaan? Kunstma
tige instandhouding zal niemend wenschen.
Spr. wijst bijvoorbeeld op den steun aan de
Irawlvisscherij te Scheveningen. Die steun
is ingehouden omdat die niet meer onver
mijdelijk was. Het resultaat is geweest, dat
dertig schepen toch de trawlvisscherij zijn
blijven uitoefenen, hoewel van te voren was
beweerd, dat zulks onmogelijk zou zijn. De
prijzen van de fabrieksturf regelen zich
naar de prijzen van de steenkolen en dat
kan niet anders. Loonsverlaging is onver
mijdelijk gebleken en wanneer de Regeering
steun gaat verleenen, houdt zij stellig de
productiekosten kunslmaig hoog en ver
schuift ze dus de moeilijkheden. Bovendien
zou dit den tijd van de mijnen verzwaren
en dat leidt slaks tot het vragen van steun
voor dezen. De loonen in de venen bedra
gen thans 230 pet. van die in 1914; die in
de mijnen zijn 170 pet. van die in 1914.
De Min. citeert uit een rapport van de
Vervenersbond in Drente, waarin bevorde
ring van hel gebruik van turf wordt be
pleit. Voorloopig is spr. van meening geble
ven, dat geen toeslag aan de veveners kon
worden gegeven. Geheel afwijzend staat
spr. niet maar wacht nader overleg af. Met
hel verleenen van voorschotten moet men
zeer voorzichtig zijn.
Ad vraag d. Spr. is bezig gegevens en in
lichtingen te verzamelen. Een voorloopig
plan daarvoor zou f 500 kosten. Meer kan
spr. daarvan nog niet zeggen.
Ad vraag e. Besprekingen over deze kin
dertoeslag zijn vaak gevoerd. Eerstdaags
hoopt spr. een beslissing te kunnen nemen
ten gunste van de groote gezinnen in de
streek waar de bijslag volstrekt noodzake
lijk zal blijken.
Bevordering van ontginning zegt spr. toe.
Spr. is van de noodzakelijkheid daarvan ten.
zeerste doordrongen.
Gebleken is dat er thans allerwege be
langstelling bestaat voor de venen
De heer SGILVPER (S.-D.): Vooral nu liet
tegen de verkiezingen gaat (gelach).
De MINISTER zegt, dat uit de cijfers
blijkt, aan hoe vele arbeiders reeds werk
wordt verschaft. Groote bedragen worden
voor ka naai aanleg en ontginning uitgege
ven en zullen nog worden uitgegeven. In
1923 is in Drente aan wegverbetering 625
duizend gulden uitgegeven en is alleen in
die provincie aan werkverschaffing twee
mil linen uitgegeven.
Tal van plannen voor ontginning zijn in
overweging, o. a. van de N. V. Landschap
Drenthe, tot een oppervlakte van 1000 H.A.
Regccringsbijdrage is daarbij niet uitgeslo
ten. Drenthe zal hard moeten werken en
sober leven. Uit Emmen zijn in 1924 nog
gezinnen met 850 leden vertrokken naar
andere plaatsen, o.a. 92 gezinnen naar
Z.-Limburg.
In Overijssel is ook al veel gedaan, o.a.
bij Ambt-Ilardenberg. Plannen voor verbe
tering zijn aanhangig voor de Dinlel, het
waterschap de Regge en Yollenhoven.
Dc heer WEITKAiMP (G. H.J is maar ma
tig tevreden met de toezeggingen en hij
hoopt, dat de Minister vooral spoed zal ma
ken met al zijn onderzoekingen.
Spr. dient een motie in, waarin de Ka
mer uitspreekt, dat van regeeringswege
alles moet worden gedaan wat mogelijk is
om de moeilijke omstandigheden, waarin
de turfindustrie verkeert, te verzachten.
Mevr. DE VRIES—BRUINS (S. D.) be
toogt, dat er te veel arbeiders zijn in de
venen en dat de woningtoestanden, er slecht
zijn. Proeven voor een lurf-cenlrale en voor
turf-brikelten zijn al eerder gedaan. Tal
van vraagstukken zijn cr voor deze streken,
die onderzocht moeten worden, o. a. Iret
machinale afgraven van lurf. Dc regcering
laat te veel over aan particulieren en aan
kleine plaatselijke commissies. Een alge
meen onderzoek is noodig, opdat afdoende
plannen worden gemaakt.
De heer VAN VUUREX (R. K.) meent ook
dat er te veel bevolking is in Drente. Inlus-
schcn doet de regeering zeer veel voor de
veenarbeiders. Speciaal dringt hij aan op
uitbreiding der ontginning. Het denkbeeld
van de slichting van een centrale steunt
spr. en hij hoopt, dal de Minister zelf
krachtig en met spoed de leiding van Hef
onderzoek zal leiden.
Mevr. BAKKER—KORT (V. D.) is vtu*
oordeel, dat donkere wolken boven Drent®
hangen. Veertig procent van alle door d®
regeering te werk gestelde arbeiders woonfi
in Drente. Spr. is van oordeel, dat de regee*
ring veel meer moet doen voor deze streek»
De loonen acht spr. te laag bij de werkvei>
schaffing. i
De heer SMEENK (A. R.) spreekt de liootf
uil, dat de regeering al het mogelijke zal
doen om deze streek ie helpen. De venen
zullen nooit meer op de vroegere hoogte ko
men. omdat zij de concurrentie met dei
steenkolen niet kunnen volhouden. Men
moet dus verder zien dan naar een tijde-;
lijke hulp. Inmiddels steunt spr. het ver-»
zoek voor kindertoeslagen.
De vergadering wordt verdaagd tot Don-»
derdag één uur.
RECLAME.
SCHEEPSTIJDINGEN.
STOOMVAART-MIJ „NEDERLAND",
JOHAN DE WITT, uitr., 21 Febr. të
Genua
BORNEO, thuisr., 24 Febr. te Genua.
KAXGEAN, uitr., 23 Febr. te Port-Said.
LO^fBOK, uitr., 23 Febr. to Sabang-.
KAMBANGAN, thuis., 22 Febr. te Sabang^.
SIMALOER, 2-1 Fobr. v. Bat. n. Amst.
ROTTERDAMSCHE LLOYD.
SAMARINDA, thuisr., 23 Febr, v.
lombo.
HOLLAND—AMERIKA LIJN.
ROTTERDAM, 23 Febr. v. Algiers te Tunis.
STOOMVAART-MAATSCHAPPIJ „OCEAAN"
OITY OF KARACHI, Japan n. R'dam,
pass. 23 Febr. Perim.
MERIONES, Japan n. Amst., 30 Febr.
Tsingtao.
TANTALUS, 24 Febr. v .Bat. te Amst.
HOLLAND—OOST-AZIE LIJN.
OOSTKERK, uitr,, pass. 23 Febr. Ouës*
sant.
KON. WEST-IND. MAILDIENST
ALMELO, 24 Febr. v. Amst. n. Ohili.
DEUCALION, 18 Febr. v. Curasao n. Sati
Domingo.
HOLLAND AFRTKA-LIJN.
HEEMSKERK, thuisr., paw. 23 Febr. Gi
braltar.
KON. HOLL. LLOYD.
FLANDRIA, uitr., 25 Febr. te Lew PalmoA
verwacht.
GELRIA, uitr., 21 Febr, van Santo®,
OR.ANTA, thuisr 25 Febr. te Santol ver
wacht.
NEDERL. EN VREEMDE SCHEPEN.
DUBHE, R'dam n. Montevideo, pass. 2S
Febr. Las Palmas.
WAAL, 22 Febr. van Bilbao n. R'dam.
HAGNO, 21 Febr. v. Axim n. N.-York.
VALKENBURG, arr. 21 Febr. te Gotiie~5j
burg.
MERAK, Rosario n. Las Palmas, pass. 24
Febr. Fernando Noronha.
EEM, 23 Febr. van Cadix n. R'dam.
JONGE JACOBUS, 23 Febr. v. Antwerpetf
te Napels.
JONGE ANTHONY, 23 Febr. v. Cnrtha-
gena n. Londen.
LICK HAVEN, 23 Febr. v. Alexandrië ft'.-
Rangoon
PEURSUM, 22 Febr. v. Now Orleans if
Ma tan zas.
LARENBKRG 22 Febr. r. Conception W
Las Palmas.
OOTMARSUM, 23 Febr. v. Liverpool fa«
New-York.
Door VALENTINE WILLIAMS.
Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT.
'Nadruk vrLcden).
21)
,,Maar Luslrin is ook etn eersle-kias-geo-
doog, pleitte Sir Alexander, ,,©n zijn kennis
zou ons bij ons onderzoek van veel waarde
kunnen zijn!"
JiC kreeg een vermoeden, dat mij een on
aangenaam gevoel gaf. Was het mogelijk,
dat Garth Cuslrin verleid had van het graf
op het eiland en van het berichtje, dat ik
in mijn portefeuille had?
„Ifceft u Cuslrin iels verleid van den
schol?" vroeg ik op den man af.
Garth keek bepaald, alsof hij zich niet op
zijn gemak voelde.
„De dokter is een zeer bclrouwbare kerel
en j5 mij zeer aanbevolen. U kunt zijn refe
renties 2ien, wanneer u wilt, majoor. Ilij is
sen van de or. zen, ziet u, en ik dacht niet,
dal cr ecnig kwaad bij was, datWerke
lijk. ik geloof, dal hij bepaald een aanwinst
zou zijd. Bovendien, hij zal verschrikkelijk
teJeu! gesteld zijn, wanneer we hem nu niet
meenemen!
Joon wist ik natuurlijk zeker, dal Garth
aar; Cuslrin de heele geschiedenis verteld
had en hem ten slott fop don koop toe be
loofd, dal hij ook var. do partij zou zijn. Ik
hennnerde mij nu, d. -. „ij j..:-ïd«a meer dan
uur alIeea geweest u reu in het rook-
•wwi ra de lunch. Heimelijk was ik dank
baar. dal mijn bijna geheele Iersche aard
ook een kleinen voorraad voorzichtigheid,
zeker liet erfdeel van een of anderen onbe
kenden voorvader, herbergde. Tijdens mijn
geheele loopbaan bij den Geheimen Dienst
heb ik als vaste gewoonte aangenomen, om,
wannéér ik ie.ls moest vertellen, altijd maar
zóó weinig los te laten als absoluut nood
zakelijk is voor de zaak, waarmee ik mij
bezighoud. Mijn broer Francis, waarschijn
lijk de beste rechercheur, dien ons land ooit
gehad heeft, gaf nïjj dien wenk.
Dus had ik aan Garth niets verteld
van El Cojo, den geheimzinnigen man, van
zijn verschijning in de deur van Adams'
hut of van dc waarschuwing van den vice-
consul.
Dit instinct waarschuwde mij voorzich
tig le zijn, maar OA*erigens wist ik niets van
dezen roniantischen schurk en zoolang ik
dat niet deed, was ik niet van plan mijn
kansen op een mooie reis met Garth in de
waagschaal te stellen, door den eigenaar
van de „Naomi" te verontrusten. Ik begreep
nu. dat ieder ding, dat ik aan Garth zou
verteld hebben over El Cojo, onvermijdelijk
door hem aan den dokter zou zijn over
verteld.
Wat Cuslrin betreft, ik had hoegenaamd
niets tegen hem. Maar hij was voor mij een
onbekende, en in ons beroep zijn wij, a!
geven wij een vreemde niet noodzakelijk
een slag in het gezicht, toch heel koel
tegenover hem. Custrin was een volmaakt
beleefd, bescheiden Engelschman; maar in
mijn loopbaan heb ik verscheiden landge-
nooten, van wier betrouwbaarheid ik heel
wat beter cp de hoogte was, toch niet in
mijn vertrouwen genomen. Zijn tamelijk ge
mengde opvoeding, om alvast één ding te
noemen, zou mij al lot voorzichtigheid ge
maand hebben, en het feit, dal Garth maar
dadelijk zoo goed van vertrouwen was ge
weest, deed mij de haren te bergen rijzen.
Ik was vast besloten hem niet met mij mede
te nemen op het eiland en ik zeide dit zoo
openhartig mogelijk. Op dat punt gaf Garth
toe, hoewel niet op zijn vriendelijkst.
De „Naomi" bezat een kleine kampeer
uitrusting met twee lichte, draagbare Arm-
slronghutten, die uit elkaar genomen kon
den worden. Er was een opvouwbaar bed
voor Garth, terwijl ik mijn verweerd oud
VVohelcy-valies en mijn slaapzak nog had
uit Frankrijk. Bij onzen mondvoorraad, zoo
als beschuit, allerlei eetwaren in blik, krui-
denierswai^n en een behoorlijken voorraad
dranken, waaronder een kist met flesschen
soda-water, voegden wij nog verschillende
dingen, die in 't algemeen goede diensten
konden bewijzen; enkele electrische zak
lantaarns, een paar scheepslampen en een
groote bezending kaarsen, en groole pic-
nic-mand, een paar bijlen, twee schoppen
en twee houweclen. die Lawless den stoker
afhandig had gemaakt. Er waren keuken-
benoodigdheden voor CaTslairs. die een uit
stekend kok moest zijn. Garth had een
paar jachtgeweren en een Winchester en
alle drie hadden wij een revolver. Dat was
onze uitrusting. Ik dacht aan die „vulkani
sche pieken", waarvan de „Zeilaanwijzin-
gen" spraken, en zuchtte verlangend om een
doos schietkatoen, een busje met ruimnaal-
den en eenige meters lont, zooals wij bij
de batterij in Frankrijk altijd bij ons had
den.
Maar al was de „Naomi" nog zoo goed
uitgerust, zij was geen oorlogsschip, dat
munitie en springstoffen meevoerde.
Dit gebeurde op den derden dag nadat wij
Rodriguez verlaten hadden. Bij het diner
dien avond kondigde de kapitein aan, dal
wij, als alles goed ging, Cock Island op den
morgen van den tweeden dag zouden zie,».
Dien avond in de kaartenkamer pleitte
Custrin bij mij of ik toch niet op mijn be
sluit, hem niet mee aan land te nemen,
wilde terugkomen. Ik vertelde hem zoo
vriendelijk mogelijk, dat al onze maatregelen
genomen waren en nu niet meer veranderd
konden worden. Toen vroeg hij mij of ik'
hem het bericht dan eens wilde laten zien.
Nu had ik dit niet aan Garth laten zien
(noch aan iemand anders, behalve aan
Bard) en ik had onzen gastheer ook geen
enkele mededeeling gedaan op dat punt. Ik
tastte nog zóó in het duister omtrent de be-
teekenis er van en ik waardeerde het In
Garüh, dat hij niet verder aandrong op dit
onderwerp. Dus zei ik aan Custrin, dat ik
nog bezig was dat bericht te ontcijferen cn
dat ik het aan niemand kon laten zien
„Neem mij niet kwalijk," ze» hij dade
lijk, „ik wilde niet onbescheiden zijn. Oke-
wood. Maar ik ben nogal op de hoogte van
talen, Fransch, Spaansch, ÏIolland<Lch of
Duitsch en dergelijke. Ik dacht, dat ik mis
schien van dienst kon zijn. Of is het mis
schien in cijferschrift?"
Custrin's voorgewende achteloosheid was»
prachtig. Maar ik heb indertijd zooveel
ervaring opgedaan van dergelijke manieren
van iemand uithooren, dat ik zonder moeite
ec-n tikje verlangen in zijn stem ontdekte.
Een zeer nieuwsgierig jongmensch, was de
aanteekening, die ik in mijn brein maakte.
Maar hardop zei ik:
„Dank u voor hel aanbod, dokter. Ik zal
er aan denken. Wanneer ik meen, dat twee
thoofden beter zijn dan één, zal ik het u
laten weten!"
Dat was duidelijk genoeg, zou men ge
dacht hebben. Maar hij was een volhardend#
bedelaar, die Custrin. Ik mag een boon zijn,
wanneer hij Garth niet overhaalde mij eens
uit te hooren. De vrij onhandige diploma*
tieke pogingen van onzen waarden gastheer
waren echter niet moeilijk af te slaan en ik
vond gelukkig de manier, om het bericht
voor mijzelf le houden zonder zijn eigen
liefde te kwetsen. Ik zou aan het heele in
cident niet meer gedacht hebben, als zien
niet den volgenden avond een vreerad, nog
al onrustbarend geval had voorgedaan.
Ik was naar beneden gegaan met
plan mij ter ruste te begeven na i
nieuwe verongelukte ontmoeting m#
j Marjoric. Toen ik van de brug af kwafft"
na mijn beurt aan het stuur, vond ik
haar alleen staan bij de verschan
sing. Sedert onze kleine schermutseling
dien eersten avond had zij mij, hoewel zij
mij niet merkbaar had vermeden, toch niet
de gelegenheid gegeven lol een tweede léte-
i-téle. Haar vader, scheen het, had haar
verleid, dat zij niet met ons ian land kon
gaan op Cock Island en zij wilde, dat ik, als
zijnde de leider van de expeditie, voor liaar
een goed woordje bij hem zou doen.
Wij zouden door dik en dun moeten
gaan op liet eiland en een vrouw zou daar
onmogelijk mee kunnen. Dat vertelde rlÉ
haar. Ik achtte het ook i waarschijnlijk
dal de zandbank, waar* \dams gespro
ken had (men vindt dergelijke banken al
tijd rondom afzonderlijkgelegen eilandje#
zooals dit), een landing gevaarlijk zou ma
ken, en wij mochten blij zijn, veronder
steld© ik, als wij er met een nat pak afkwam
men.
(Wordt yervqlgd},.