TWEEDE KAMER.
HET BLOOKER-UURTJE
H. P. H. KEEREWEER,
billijk zou zijnvoorloopig werd een uni
forme aflrek toegepast, en daardoor werden
de hoogere ambtenaren andermaal gedu
peerd, nu om reden van tijdsgebrek.
In het Bezoldigingsbesluit 1925 had de
Regeering haar belolle, om nu ook de hoo
gere ambtenaren wat billijker te behande
len, aanvankelijk ingelost, zoodat de nivel
leering althans eenigszins werd getemperd.
.Toen meende de Tweede Kamer, dat het
minder juist was om aan sommige hoogere
.ambtenaren een salaris-„verhooging" te
geven op hetzelfde tijdstip, waarop van de
groolc meerderheid der ongehuwde ambte
naren een nieuw offer werd gevergd. Er
was evenwel geen sprake van een salaris-
„verhooging", doch slechts van een correc
tie van de voorloopige te hoog gestelde sala
riskorting; en bovendien verkeerde een
groot aantal middelbare en lagere ambtena
ren in hetzelfde geval. Dezen kregen hun
z.g. verhooging wèl, de hoogere ambtenaren
echter niet; dit maal waren zij de dupe
van overwegingen van psychologischen
aard.
Het bestuur neemt aan, dal het vooral de
gelijktijdigheid van voortgezette verlaging
eenerzijds cn verminderde verlaging ander
zijds was, die het bezwaar van psychologi
schen aard in het leven heelt geroepen, en
dat dit bezwaar dus in gewicht zal afne
men naarmate sedert 1 Januari méér lijd
zal zijn verloopen. Daarom verzoekt het be
stuur de Tweede Kamer, haar medewerking
wel te willen verleenen, opdat dc uitzonde
ringsbepaling zoo spoedig mogelijk zal wor
den ingetrokken.
Reorganisatie Centrale Commissie voor
Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken
Het Staatsblad n. 35 bevat het Kon. be
sluit van den llden Februari, tot reorgani
satie van de centrale commissie voor geor-
Êaniseerd overleg in ambtenarenzaken,
•aarbij is bepaald:
Artikel I. In Ons besluit van 20 Decem
ber 1919 (St.bl. no. 819), zooals dat is ge
wijzigd laatstelijk bij Óns besluit van 9
October 1922 (St.bl. no. 552), worden de
navolgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 1. a. Artikel 1 wordt gelezen:
„1. Er wordt ingesteld een centrale com
missie voor georganiseerd overleg in amb
tenarenzaken.
2. De commissie behandelt in bespreking
met door Onzen minister, voorzitter van
den ministerraad, aangewezen ambtenaren,
alvorens de beslissing door het bevoegd ge- I
zag wordt genomen, aangelegenheden van
algemeen belang voor den rechtstoestand
van ambtenaren in dienst van het Rijk of
yan Rijksinstellingen."
Art. 2. b. Art. 2 wordt gelezen:
,,1. De commissie bestaat uit door de in
artikel 3 to noemen organisaties aangewe
zen leden en plaatsvervangende leden.
2. De ingevolge artikel 1 in de commissie
to voeren besprekingen staan onder leiding
van een voorzitter of bij ontsteltenis van
dezen van een plaatsvervangend voorzitter,
beiden door Onzen minister, voorzitter van
den ministerraad, aangewezen.
3. De commissie wordt bijgestaan door
eenen secretaris en, zoo noodig, door een
of meer adjunct-secretarissen.
4. Bij de behandeling van bepaalde aan
gelegenheden kan op uitnoodiging of met
toestemming van den voorzitter ook door
anderen aan de besprekingen worden deel
genomen"
o. Art. 3 vervalt.
Art. 3. d. Art. 4 wordt artikel 3 en al-
due gelezen
,,1. Bevoegd tot aanwijzing elk van één
lid en één plaatsvervangend lid zijn:
a. het permanent comité van christelijke
organisaties van personeel in publieken
dienst
b. de centrale van hoogere rijksambtena
ren
c. het comité ter behartiging van de al-
gemeene belangen van overheidspersoneel;
d. de roomsch-katholieke centrale van
burgerlijk overheidspersoneel;
e. het comité van neutraal overheidsper
soneel
f. de centrale van vereenigingen van per
soneel in 'a rijks dienst.
2. Desgewenscht kunnen de in het eerste
lid genoemde organisaties nevens het in die
alinea bedoelde lid en plaatsvervangend lid
een tweede lid en plaatsvervangend lid aan
wijzen.
3. De in het eerste lid genoemde organi
saties, die van de bevoegdheid tot aanwij
zing hebben gebruik gemaakt, doen aan
Onzen minister van justitie, zoomede aan
den voorzitter der centrale commissie, me-,
dedeeling van hare statuten en van de daar
in aangebrachte wijzigingen. Aan deze ge
ven zij voorts in den aanvang van ieder
kalenderjaar in dienst van het Rijk of van
Rijksinstellingen behoorendc leden".
e. artikelen 5, 6 en 7 vervallen.
Art. 4. f. Art. 8 wordt 4 en aldus gele
zen:
,,De commissie behandelt op den voet
van 't bepaalde in art.l de aangelegenheden
aan haar door de in art. i bedoelde amb
tenaren voorgelegd of door haar in overleg
met de in artikel 1 bedoelde ambtenaren
ambtshalve in behandeling genomen."
Art. 5. g. Artikel 9 wordt art. 5 en
aldus gelezen:
„Van de in zake de in de commissie be
handelde aangelegenheden door de regee
ring genomen beslissing wordt aan de com
missie mededeeling gedaan."
Art. G. h. Art. 10 wordt artikel 6 en
aldus gelezens
,,1. Dc commissie vergadert op plaats,
dag en uur door den voorzitter te bepalen.
2. Do vergaderingen worden in den regel
te 's-Gravenhage gehouden.
3. Dc voorzitter is verplicht do commis
sie bijeen te roepen, indien de door twee
van de in artikel 3 genoemde organisaties
aangewezen leden het verlangen daartoe
te kennen geven.
4. Hij leidt de vergaderingen."
Art. 7. i. Art. 11 wordt artikel 7 en
alclus gelezen:
„1. Dc commissie stelt in overleg met de,
in artikel 1 bedoelde ambtenaren zoo noo
dig een reglement van orde vast.
2. Do voorzitter doet door den secretaris
een communiqué opmaken, bevattende een
beknopte samenvatting van het in de ver
gaderingen verhandelde, voor zoover dat
voor openbaarmaking geschikt kan worden
geacht. Overigens is het verhandelde in de
commissie geheim, behoudens de besprekin
gen, waarin de in artikel 1 bedoelde amb
tenaren met Onze ministers, en de door de
organisaties aangewezen leden met de or
ganisatie, die hen aanwees treden."
Alt. 8. j. Art. 12 wordt artikel 8 en
aldus gelezen:
,,De secretaris en de adjunct-secretarissen
worden door Onzen minister van justitie
benoemd."
k. Art. 13 vervalt.
Art. 9. I. Art. 14 wordt artikel 9 en al
dus gelezen:
,,1. De bijzondere commissiën voor geor
ganiseerd overleg, van 's Rijkswege inge
steld of nog in te stellen voor een dienstvak
of een onderdeel van een dienstvak, behau-
delen uitsluitend aangelegenheden, welke
alleen voor de ambtenaren van dat dienst
vak of onderdeel van belang zijn.
2. Indien de behandeling der aangelegen
heid, welke bij een commissie voor georga
niseerd overleg aanhangig is gemaakt, niet
tot hare bevoegdheid behoort, verzoekt zij
het betrokken gezag de aangelegenheid bij
de bevoegde commissie aan te brengen.
3. In geval van twijfel beslist de voorzit
ter van de centrale commissie van overleg,
na overleg met die oommissie, of de behan
deling van een aangelegenheid tot de be
voegdheid van de commissie of tot die van
een der bijzondere commissiën voor georga
niseerd overleg behoort.
4. Het bevoegd gezag treft de vereischte
voorzieningen ten eiindo te verzekeren, dat
d-j centrale commissie voor georganiseerd
overleg kennis krijgt van de aangelegenhe
den, door de bijzondere commissiën behan
deld.
Art. 10. m. Artikel 15 wordt artikel 10.
Art. II. Dit besluit treedt in werking
met ingang van 1 Maart 1925.
Uit de bouwvakken.
De Ned. R.-K. Bond van Bouwpatroons
heeft Maandag vergaderd om eon beslissing
to nemen over het ontwerp-collectief con
tract.
Het bleek, dat er nogal wat oppositie
was tegen het voorstel, zooals dat namens
de onderhandelingscommissie werd verde
digd. Drie nieuwe artikelen konden geen
meerderheid vinden. De overige bepalingen
van het nieuwe contract zrjn goedgekeurd.
In verband met dit besluit van de ver
gadering is nu namens den R.-K. Patroons
bond de volgende brief aan de arbeiders
organisaties gezonden.
„Tot ons leedwezen moeten wij u melden,
dat ons bestuur, ondanks de door ons aan
u toegezegde krachtige verdediging van de
contractvoorstellen, er niet in geslaagd
is alle voorstellen aangenomen te krijgen.
De voorstellen betreffende de artikelen 2,
6 en 14 konden geen meerderheid verwer
ven, door het krachtig verzet, hetwelk
tegenover onze verdediging werd gesteld.
Wij moeten u dan ook in opdracht onzer
Bondsvergadering mededeelen, dat zij een
nieuw contract met u wenscht te sluiten,
mits de artikelen 2, 6 en 14 van het oude
contract ongewijzigd blijven. De overige
wijzigingen en afspraken door onze com
missie van onderhandeling met u overeen
gekomen, zijn door onze bondsvergadering
bekrachtigd."
De verworpen toevoeging uit art. 2 houdt
in, dat commissie kunnen worden benoemd
uit de contracteerende-n voor de naleving
van liet contract. In de oude overeenkomst
was het toezicht op de naleving aan de
bondsbesturen opgedragen.
Het nieuwe artikel 6 bepaalt, dat de
Bondsbesturen zooveel mogelijk zullen be
vorderen, dat georganiseerde arbeiders in
dienst worden genomen.
Het Dieuwe artikel 14 ten slotte brengt
de ziekteuitkeering van zes op 13 weken.
De meerderheid van den patroonsbond ging
met deze termqnverlenging niet accoord.
De Zomertijd.
In de gistermiddag gehouden vergadering
van de Kamer van Koophandel voor Am
sterdam kwam aan de orde een adres aan
de Tweede Kamer, met verzoek het wets
ontwerp tot intrekking van den Zomertijd
te verwerpen. Het zal verzonden worden.
Het lid van de Tweede Kamer, de
heer Duys heeft bericht gezonden, de
vergaderingen der Kamer vooreerst wegens
ongesteldheid niet te kunnen bijwonen. Even
zoo de heer Snoeok Henkemans wegens
ongesteldheid, de eerste dagen.
De leden der Eerste Kamer zjjn ter
vergadering bijeengeroepen tegen Dinsdag
24 Februari, des avonds te halfnegen.
Bedankt voor beroepen naar de Ned.-
Herv. Gem. te Rotterdam door ds. Warmolts,
te Beerde, en dr. Oberman, te Leeuwarden.
In een gisteravond te Amsterdam
gehouden vergadering van het comité van
obligatiehouders van het voormalig Chris
telijk dagblad „De Amsterdammer" is mede
gedeeld, dat de voorbereiding der civiele
procedure tegen de gewezen commissarissen
en commissarissen van „De Amsterdammer"
dal vermoedelijk half Maart de dagvaarding
tegen den gewezen president-commissaris,
den heer D. Wijnbeek-, zal worden uitge
bracht. Voorts is medegedeeld, dat het
comité in openbare vergaderingen lezingen
zal doen houden, waarin de politieke, kerke
lijke en financieele zijde van de débJcIe van
„Do Amsterdammer" zal worden behandeld.
De 26ste algemeene vergadering van
den Nationalen Vrouwenraad van Nederland
zal dit jaar te Amsterdam gehouden worden
op 1, 2 en 3 April.
Bij Kon. besluit van 5 dezer, no.
12, is herzien het Kon. besluit van 23
December j.L, no. 21, waarbij met ingang
van 1 Januari regelen z^jn vastgesteld voor
de bezoldiging van o.a. de directeuren en
leeraren van Rijkshoogere burgerscholen.
De wijzigingen komen hierop neer, dat:
1. Artikel XX wordt gelezen als volgt:
Doctoren, gepromoveerd aan een Nederland-
sche universiteit of hoogesehoo!, krijgen,
behalve de twee dienstjaren als doctoranden,
volgens art. XXI, bovendien deswege 4
dienstjaren vergolden.
2. Aan art. XXVIII het volgende wordt
toegevoegd: Onder scholen, in dit artikel
bedoeld, zijn te verstaan: gymnasia, hoogere
burgerscholen (lycea), middelbare nijver-
heiösdagscholen, handelsdagscholen, middel
bare landbouwscholen en kweekscholen voor
onderwijzers en onderwijzeressen, voorzoo-
veei zij door het Rijk worden gesubsidieerd
of in stand gehouden.
3. Aan het besluit een nieuw artikel
XXXIV wordt toegevoegd, luidende: De be
zoldiging van de op 1 Januari 1925 in dienst
zijnde leeraren wordt vastgesteld naar den
diensttijd, welke door toepassing van de
artikelen XVni t.m. XXII van dat besluit
iu aanmerking kan komen, lenzrj voor hen,
ingevolge art. 26, eerste lid, van het Be
zoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1925 meer diensttijd zou gelden, in welk
gevai dat laatste artikel voor hen toepassing
vindt.
De R.-K. bladen melden: Ter uit
voering van de besluiten der laatste Bonds
vergadering en ter regeling van de ver
schillende verkiezingsaangelegenheden in
verband mede met de uitvoering van het
algemeen kiesreglement, vergadert het
BoLdsbestuur op Vrijdagavond en Zaterdag
20 en 21 Februari te Utrecht.
De Senaat van de Universiteit le
Utrecht heeft besloten aan dai heer R.
D. M. Verbeek, oud-chef van het mijnwezen
in Nederlandsch-Indië, het eeie doctoraat in
de wis- en natuurkunde te verleenen.
De promotio zal plaats hebben op den
stichtingsdag der HoogeschooJ, 26 Maart
a.s., na afloop van de rede van den rector-
magnificus.
De lieer Verbeek, die 7 April 80 jaar
wordt* was gedurende 33 jaren, tusschen
1868 en 1901 in Ned. Oost-lndië werkzaam
ais mijn-ingenieur, en, meer nog, als geo
loog. Toen hq naar Indië kwam, was de
kennis van de geologie van den archipel nog
zeer beperkt; toen hq Indië verliet, was
dit op weg een der geologisch best be-
1 kende landen in de tropen te worden. En
in menig opzicht was daarbij Verbeek de
grondlegger der geologische kennis ge
weest. Ongelooflik groot is de hosveriheid
geologisch waamemingsmateriaal, dat door
hem gedurende zijn lange tropische loopbaan
i is verzameld. Natuurlijk heeft Verbeek zich
j bjj het verwerken zijner op zichzelf
I exacte, maai- vaak ver uit elkaar liggende
waarnemingen wel eens vergast en werk-
I hypothesen opgesteld, die later bleken on-
j houdbaar te zijn, maar anderzijds heeft hij
I vroeger dan anderen de groote lijnen in
de geologie van den archipel doorzien. Over
het algemeen is zijn ondei^zoekingsarbeid
pionierswerk geweest en exploreerde hij
t moeilyk bereikbare en geheel onbekende
deelen van den archipel. In sommige ge
vallen echter was het hem gegeven in Indic
geologisch dètailwerk te verrichten, en twee
dezer ondernemingen hebben een bijzondere
vermaardheid verkregen: zftn onderzoek van
het Ombilieu-kolenvold in West-Sumatra en
zijn beschrijving van de Krakatau-uitbarstin-
gec van 1883. De laatste behoort ook nu,
I dertr. jaren na haar verschijning, nog tot
de allerbeste monographieën van vulkanische
uitbarstingen die er bestaan.
Na zijn terugkeer in Nederland heeft
Verbeek eerst 7 jaar lang de resal-
I taten zijner laatste onderzoekingen in de
Mclukken uitgewerkt. Maar ook na dien
tijö, toen zijn klimmende ouderdom geolo-
gische werkzaamheden in het veld onmo-
I geljjk maakte, bleef hij zich met de geologie
I van Nederlandsch-Indië bezig houden: jaar-
lijks verschijnt van hem een critische samen
stelling van de geologische literatuur over
den archipel en omliggende gebieden, en
voor eenige dagen verscheen van zijn hand
nog gen verhandeling over de vulkanische
erupties op Java op het einde der 16e eeuw.
Naar „De Rsb." verneemt, zal de
kindertoelage voor onderwijzers niet meer
berekend worden over het bedrag voor niet
bij de wet vastgesteld akten.
De Rijksmiddelen hebben in Januari
40.85 millioen opgebracht^ tegen 35.96
millioen een jaar geleden. Het versohil is
bijna geheel te danken aan de rijwielbefas-
ting, die 4.28 millioen gulden opleverde.
De heer Locrakker, lid van de Tweede
Kamer, heeft aan den Minister van Arbeid,
Handel en Nijverheid de volgende vragen
gesteld
I. Ligt het in de bedoeling van den Mi
nister, om, nadat het wetsontwerp, hou
dende bepalingen tot bescherming van de
landarbeiders in verband met de gewij
zigde inzichten omtrent de grondslagen
van een wettelijke regeling betreffende de
bescherming van landarbeiders zal zijn om
gewerkt, de indiening van een nieuw wets
ontwerp te bevorderen?
II. Zoo ja, kan de Minister dan mede
deelen, of deze indiening spoedig kan wor
den verwacht?
De gewone audiëntie van de Ministers
van Justitie en van Waterstaat zullen deze
week niet gehouden worden.
(Zitting van gisteren.)
Overijselsche en Drentsche Venen.
Dc heer WEITKAMP (O.-H.) vraagt de
Kamer verlof vragen te mogen richten tot
den Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw over den toestand in de Over-
selsche en Drentsche Venen.
Over deze aanvrage wordt morgen beslist
Indisch Regeezingsreglement.
Aan de orde zijn thans de wetsontwerpen
Herziening van het Reglement op het be
leid der Regeering van Nederlandsch-Indië
wijziging van de artikelen 8, 58, 67b, 67c
en 71 van het Reglement op het beleid
der Regeering van Nederlandsch-Indic;
RECLAME.
37»
('S MORGENS HALF ELF)
BREEK MET DE SLEUR; DRINK
ELKEN OCHTEND EEN KOP
BLOOKER'6 DAALDERS OACAO.
HET ZAL U WEL BEVALLEN
■HSSBSaHEKSSSRCS SSSSSBORaHai
nadere wijziging van de Indische Compt^
biliteitswet.
De algemeene beschouwingen worden
geopend.
Mej. VAN DORP (Lib.) acht deze wets
ontwerpen van veel gewicht voor Indië,
mijlpalen op den weg der ontwikkeling
onzer Kolonie naar zelfbestuur en zelfstan
digheid. De ontwerpen stellen zich op het
standpunt dat zelfbestuur goed is maar
dat de kolonie er nog niet rijp voor is.
Echter hinkt de uitvoering van het gestel
de plan op twee gedachten: niet wordt
tegemoet gekomen aan den wensch naar
zelfbeschikking maar anderzijds gaat men
verder, zoodat wel het nadeel maar niet
het voordeel van het parlementarisme voor
Indië wordt binnengehaald. Uitvoerig zet
spr. haar bezwaren uitéén gelijk die in
haar nota bij het voorloopig verslag reeds
uitvoerig zijn opgesomd.
In de hoofdlijnen der herziening is spr.
het niet eens met het voorstelin betails
acht zij het ook niet logisch. Spr. is voor
standster van de plannen van den heer
Ritsema von Eek, die voor de verschillen
de rassen verschillende machts-sferen wil
hebben. Het stelsel van den Minister wijkt
daarvan belangrijk af en het zal niet deug
delijk blijken.
De heer SOHEURER (A.-R.) betoogt,
dat de decentralisatie-wet van den heer
Idenburg het begin is geweest van een her
ziening van de bestuursregeling. Minister
Pleyte is daarop min of meer vooruitgc-
loopen. Er is een historische lijn in de her
ziening der wetgeving en een wijziging als
thans wordt voorgesteld was te eeniger tijd
te wachten. Met den bestaanden toestand
dient men bij herziening ernstig rekening
te houden. Hij acht deze ontwerpen niet
ondoordacht en hij zal er zich niet tegen
verzetten. Het nieuwe grondwetsartikel
eischte een herziening en de Regeering
heeft dien eisch ingewilligd.
Nu ia het alleen de vraag hoe de uitwer
king is van het voorstel. Het instituut van
den wetgevenden Raad vindt hij spr. niet
veel sympathie.
Hij vreest dat hat moeilijk zal zijn ore
daarvoor geschikte leden te vinden. Een
beperkte Volksraad zou volgens hem meer
bestuurskracht bezitten eai daarnaast zou
een wetgevende Raad geen zin hebben.
Wijziging in de goedkeuring der begroo
ting bevredigt spr. ook niet geheel, om
dat het praktisch niet veel te beduiden zal
hebben. Spr. hoopt dat elke poging om
langs normalen weg Indië tot meer zelf
standigheid te brengen, op prijs gesteld zal
worden. Gaarne geeft hij de verzekering
dat op zijn steun is te rekenen al is hij
het niet geheel met den Minister eens in
de uitvoering en de keuze der stappen.
De heer ALBA11DA (S.-D.) meent niet
dat er veel blijdschap over deze ontwerpen
bestaat, in Nederland noch in Indië. Onvol
daan, ongerust zijn velen over deze voor
stellen en de Minister vindt natuurlijk één
fractie die hem van harte steunt. Zelfs de
fractie van mr. Scheurer geeft niet vee!
steun, gezien de opvatting van den heer
Colijn. De steun van mr. Scheurer is dus
bijna een verrassing voor den Minister. De
Christ.-Hist, fractie geeft ook niet veel
hoop gezien de houding van ,,De Neder
lander." Dc heer Gerritsen zal er ook niet
mee gaan, gezien zijn vroegere houding en
de brochure van prof. Treub. Van de soc.-
dcm. en van de vrijz.-dcm. fractie heeft de
Minister geen hulp te wachten.
Dc Minister staat dus vrijwel alleen. De
oorzaak ligt in de halfslachtigheid van den
Minister in zijn voorstelhet is noch een
forsche stap vooruit noch een krachtig ver
zet tegen het streven naar vooruitgang. De
Minister wil zoo goedkoop mogelijk van
do verplichting tot reorganisatie afkomen.
Het bittere beetje dat de Grondwet heeft
gebracht wordt nog niet eens nagevolgd.
De Ondernemers-Raad deelt dc lakens uit
en de Minister tracht iedereen te bevredi
gen met het resultaat dat h:j niemand be
vredigt. Van staatsmanskunst noch van
schipperkunst getuigt het voorstel. Duf en
onduidelijk is het.
Een herziening moest zijn de opening van
een nieuwe aera voor Indië, een flinke stap
naar de zelfstandigheid. Het heeft er niets
van.
Van een nieuwe wet is geen sprake. Het
ia een nieuwe lap op een oude deken en
duidelijk demonstreert dit hoe het oude
blijft en alleen hier en daar iets wordt ge
prutst. De Minister is bang geweest voor
een algeheele herziening van het Regee-
ringsreglement, omdat hij dan allerlei
kwesties had ontmoet die hij liever niet
ontmoet, bijv. art. 123.
Is het de bedoeling als dit ontwerp U
aangenomen een nieuwe geheele herziening
aan te vangen? Als dat het geval is, moet
die dan niet in Indië worden voorbereid?
Spr. meent van wel en vraagt het oordeel
van den Minister.
Voor een ontwikkeling der wetgeving
woidt zelfs de weg niet geopend. Neder
land houdt de Regeering in handen en alle
verandering bijv. ten aanzien van de goed
keur mg der Begrooting is niets dan schijn.
Do Volksraad zal een paar maal per jaar
kort bijeenkomen. Om nu daaraan tegemoet
to komen wordt de tretgevende raad inge
steld die feitelijk de macht van den Volks
raad inneemt en dezen tot een lichaam van
ondergeschikte beteelcenis maakt.
De getrapte verkiezing voor den Wetge
venden Raad zal maken, dat kleinere groe
pen worden uitgesloten on dat acht spr. een
groot nadeel.
Dat de Raad van Indië ongew ijzigd blijft,
acht spr. ook een fout van deze voorstel
len. Kan die Raad niet worden opgeruimd?
De Minister meent van niet, want die Raad
wordt iets als de Raad van StateIs een
Raad van State, wat betreft zijn advisee-
rende bevoegdheid, voor Nederland van be-
tcekenis? Spr. gelooft van niet.
De geheime adviezen zijn niet gewenscht,
want die adviseurs kunnen niet ter ver
antwoording worden geroepen.
Spr. erkent dat niet mogelijk is het Ne-
derlandsche parlementaire stelsel over te
brengen naar Indië, maar het is wel moge
lijk dat bij conflicten een andere oplossing
wordt gegeven dan in het voorstel wordt
voorgesteld. In spv.'s amendementen heeft
hij een oplossing gegeven.
Het recht van Enquête kent de Minister
niet toe aan den Volksraad, maar het rcchfc
van interpellatie wel en de grondslag van
beide rechten is dezelfde. De Minister
vreest van het recht van enquête een'on
dermijning van het gezag. Spr deelt die
vrees niet als het recht in een wet wordt
geregeld gelijk in Nederland is geschied.
De kiesrechtregeling acht hij uiterst on
gelukkig omdat zij op den indirecten grond
slag is gevestigd. Dc tegenstelling tusschen
de rassen die gemaakt wordt bij de verkie
zingen maakt den kiezersstrijd tot een ras-
senstrijd en dat is een groot gevaar.
Wat de exorbitante rechten betreft, valt"
het te betreuren dat de Regecring niet
deze gelegenheid aangreep om deze op te
heffen en uit de handen der Regeering
over te brengen in die der Rechterlijke
Macht.
Het ontwerp zooals het hier ligt, is voor
spr. onaannemelijk. De aanneming door deni
Volksraad beteekent niets want toen zag
het ontwerp er anders uit. Het is zeer da
vraag of de Volksraad dit ontwerp zou
aanvaarden.
Van spr.'s stem over dit ontwerp hangt
alles af van het overleg in deze Kamer bij
de artikelen. Mocht een tegenstemmen"
worden uitgelegd als een bewijs dat men
dit weinigje niet aan Indië wil geven, dan'
verzet spr. zich bij voorbaat tegen die opj
vatting. De reactie zal bij spr stellig geen
steun vinden.
De heer GERRITSEN (V.-B.) mist lei
ding in deze herziening en daardoor is een
slapte in het ontwerp ontstaan die niemand
tot steun uitlokte Hij hoopt dat dc Minis
ter door een Staatscommissie zal laten on
derzoeken hoe de reorganisatie van het
Bestuur in InëF.ë moet worden tot stand
bracht.
Dc verhouding tusschen G.-G. en de Ké-
geering is voel te vaag geregeld.
Den Wetgevenden Raad acht hij ook
geen gelukkig instituut. Wie krijgt nu
eigenlijk de wetgevende macht eu wie *ar-
len dien Raad vormen? Spr. vreest dat de
leden daarvoor weinig geschikt zullen zijn.
De regeling voor de goedkeuring der Be
grooting acht spr. ook niet ideaal. Hij
vreest daling der belangstelling in Neder
land voor Indië en juist Nederland moet
arbiter zijn bij conflicten. Deze wijziging
is overbodig want het bestaande stelsel
niet slecht te achten en beter dan het voor^
gestelde Van liet recht van amendement
is steeds een matig getriuk gemaakt
De vergadering wordt verdaagd tot he
den 1 uur.
RECLAME.
AALMARKT 16 - TEL. 861
MEUBELMAKER - STOFFEERDER.
ALLE REP4RATIEN. 98»