De Bom.
Van mij!
De Sneeuwman.
Van alles wat.
CORRESPONDENTIE.
voor zorgen zon, dat de kok niet in moei
lijkheden kwam.
Zoodra de fazant op tafel verscheen, be
merkte de hertog, dat het dier maar één
poot had. Hij vroeg met een boos gezicht,
wat hiervan de reden was.
„Wel, weet u dan niet," zei nu de hofnar,
dat alle fazanten maar één poot hebben?"
„Dat is wat nieuws!" antwoordde de her
tog reeds een weinig bedaard. ,„Dat moet
je mij bewijzen!"
„Dat zal ik u ook bewijzen," verklaarde
de nar.
„Gaat u vanavond maar eens mee naar
het fazanten hok, dan kunt ge er van
overtuigen."
De hertog nam dit voorstel aan en begaf
zich des avonds met den hofnar naar het
fazantenhok. De fazanten zaten aUen reeds
•p hun stokje en hadden één poot Opgelicht.
De hofnar zei:
„Zie u nu wel, Öat de fazanten maar
'één poot hebben?"
Daarop klapte de hertog in de handen;
de fazanten vlogen op en lieten nu beide
pooten zien.
„Zie je wel," zei hij, „dat de fazanten
twee pooten hebben?"
„Ja," antwoordde de hofnar lachend, „als
U vanmiddag aan tafel in de handen ge
klapt had, zou uw fazant misschien ook
den anderen poot uitgestrekt hebben."
Toen Karei XII, Koning van Zweden,
zich in Straateund bevond, dicteerde hij op
zekeren dag eem brief aan zijn secretaris.
Plotseling viel een bom uit het vijande
lijk leger, dat Straalsund belegerde, op het
huis, waarin de Koning vertoelde, door
boorde het dak en ontplofte vlak bij de
de werkkamer van den Koning.
Door het ontzettende geraas, dat deze bom
veroorzaakte, viel de pen uit de hand van
den secretaris.
„Wat is er?" vroeg de Koning dood
bedaard. „Waarom schrijft ge niet door?"
De secretaris kon slechts stamelen:
„O, Sire, een bom!"
„Welnu, hernam de vorst, „wat heeft
üe bom te maken met den brief, dien ik
V dicteer? Ga verder, alsjeblieft."
I
Koning Frederik IV van Pruisen bezocht
eens, toen hij nog kroonprins was, een sclui-
derijen-tentoonstelfing.
Bén der beambten, die nogal eem hoogen
dunk van zichzelf had, had es- een door
hemzelf geschilderd stuk neergehangen, in
de hoop, dat hij daardoor de opmerkzaam
heid van den prins op zich vestigen zou.
Zijn plan gelukte, ten minste: de prins
zag met bevreemding het slechte stuk aan
en vroeg den schilder, die in gespannen ver
wachting er bij stond:
„Van wien ft dat stuk?"
„Van mij!" rei de ander mei een ddeipe
budging en een glans van genoegen op irêt
gelaat
„Van wien?" herhaalde de pine.
„Van mij'" luidde hert antwoord voor den
tweeden keer.
„Dien man ken ik niet", Bei de prins en
ging verder.
Daar stond hij midden in den tuin;
Zijn hoedje op, een beetje schuin,
Zijn bezem dragend ale geweer,
Zoo leek hij wit een deftig heer.
Bij dacht: Ik kan wel koning zijn:
Ik draag een jas van wit satijn,
Een echten, grooteo heereahoed,
Ja, ja, ik ben van vorstenbloed
I»e boomen, die rondom hem staan,
Kijkt hij daarbij hoogmoedig aan,
Met hen kan hij niet praten, hoor!
Daar is hij veel te deftig voor.
3k beo de Koning van dit oord!
Zoo klonk zijn hoog en waardig woord,
ft— Be ben des Winters afgezant
fe km S* WoikenW,
Gij boomen, mager, dor en kaal
En grauw, 'k veracht je allemaal.
Ik houd niet van dien stokkentooi.
Ziet mij toch aan! Ben ik niet
mooi
De boomen zeiden niet heel veel.
Zij ruiftebten slechts! Elk krijgt zijn
deel
Wacht daarom heusch je tijd maar af,
Jij deftig heertje met je staf!
En toen het blijde Lentekind
In 't beekje keek en Zuidewind
Den tuin inzweefde, werd o wee!
De trot-saard' plots een tranenzee!
En weet je, wat er over was
Van al zijn deftigheid 1 Eenpias,
Waarom dc boomen spieg'lend staan
Een ras crpnieiiw weer bloeien gaan.
TRUUS SALOMONS.
Kunstje.
Deze kleine fopperij kan eigenlijk nauwe
lijks een kunstje worden genoemd, maar
ik denk toch, dat je er veel succes mee zult
hebben.
Je vraagt aan iemand uit het gezelschap
een horloge te leen. I}3*11 bekijk je het nauw
keurig, alsof je er iets bijzonders aan ziet
en zeg je tegen den eigenaar
„Dit is een heel grappig horloge: het is
heelemaal zacht".
Daarna neem je het met de wijzerplaat
naar je toegekeerd in je handen. Je houdt
twee vingers van elke hand tegen de achter
zijde en de beide duimen op de wijzerplaat.
Nu breng je je handen buitenwaarts en
gelijktijdig de toppen van je vingers, die
zich aan de achterzijde van het horloge be
vinden, dichter bij elkaar. Onmiddellijk
daarna breng je ze weer in hun vorigen
stand terug.
Deze beweging herhaal je zoo dikwijls als
je maar wilt. Door een grappig gezichtshe
lft drog, dat we niet kunnen verklaren, maar
dat we aannemen, dat door de veranderde
schaduw der vingers op het glimmende me
taal veroorzaakt wordt, lijkt het wel op
eenigen afstand, of het horloge bijna dub
bel gevouwen wordt, telkens wanneer je je
vingers buitenwaarts buigt.
Het gezichtsbedrog is zóó sprekend, dat
de eigenaar van het horloge dikwijls ern
stig ongerust wordt, dat je zijn horloge be
schadigt.
Emeritus.
Emeritus beteckeude oudtijds bij de Ro
meinen een krijgsman, die zijn tijd uitge
diend had.
In later tijden heeft men die benaming op
burgerlijke betrekkingen toegepast en ge
geven aan oude, getrouwe staatsdienaren,
die wegens gevorderden leeftijd rust ge
noten.
In ons land wordt deze benaming tegen
woordig uitsluitend gebruikt voor hoogleer
aren en predikanten, die om hun hoogen
leeftijd en langdurige werkzaamheid, eervol
van bun betrekking ontheven worden.
Geestig antwoord.
Een groot, sterk gebouwd man, die echter
toch als een lafaard bekend stond, zei eens
in een woordenstrijd tegen een kleinen man:
„Als je je mond niet houdt, steek ik je in
mijn zak!"
De ander antwoordde hierop gevat: „Dan
badt je meer moed in je zak dan in je hart
Natuurlek hebben bijna alle brieven het
over den giooten feestdag van 9 Febr. in
Leiden. 0, wat zou ik dolgraag wat hebben
gezien, in de eerste plaats zou ik graag
de plechtigheid in de Pieterskerk hebben
bijgewoond. Nu, er zullen wel honderden
en nog eens honderden dien wensch van
m j gedeeld hebben, maar dat kan nu eenmaal
niet. In gedachten volgde ik alles in Leiden
en verheugde mqj ja morgeus aooy toen de
zon zoo mooi scheen, do Oranje-zon. Al
was ik tot mijn grooteo spijt niet in Leiden
op 9 Februari, ik heb er toch veel aan
gedacht en met belangstelling alles gelezen.
Annie Looyensteyn, zag je, ebt ik nu
je beide brieven ontving. Nog 'een paar
weken wachten en dan komen er weer prijs
raadsels. Ik heb nog zooveel raadsels liggen,
dus heb ik liever uog geen nieuwe er bjj.
Nu ik de beide brieven vergelijk, zie ik
wel het verschil. Gelukkig, dat je weer
gauw beter was.
Fiippy Wilkes, er zijn o zooveel kinderen,
die mij Tante noemen, niet alleen de heele
raadseljeugd, maar verder ook nog velen,
maar ik heb geen enkel eigen neefje of
nichtje meer, die zijn gestorven.
Nelie Oostveen, wat heb jij goed veel
kunnen zien, 9 Februari, dat trof je wef
bijzonder. Stond je op straat of was je in
huis?
Jo Reyngoud en Sientje Mulder, dat was
best boor, dat Jo uit naam van beiden
schreef, nu Sientje nek was. Ik hoop spoe
dig te hooren, dat ze beter is.
Jannv Jansen, later wil ik graag je raad-
seis hebben, maar nu eerst eens opmaken
alles wat ik heb liggen. Ik waarschuw dan
wel, als ik ze kan gebruiken.
Annie Bavelaar, zoo, was dat eene briefje
van Jan! Zal je het niet meer vergeten om
!je naam er bij te zetten. Ja, ik moest ook
altijd vroeg naar bed, ik zag ook altijd erg
bleek. Sohurijf dan maar een paar woordjes
bij de raadsels, daar ben ik heusch mee
tevreden.
Lientje de Graaf, 2 brieven van je van
daag. 0 foei, wat een storm was bet 's avonds
9 Febr., ik vond het afschuwelijk, want
oan denk ik altijd aan de vele ongebakken,
die er wel weer zullen gebeuren door den
storm. Heb jij veel kunnen zien 9 Februari?
Nelly vau Leeuwen, ik hield ook altgd veel
van zingen, ik heb veel in koren meegezongen'
en veel alleen, en nu zing ik nog dikwijls als
ik alleen ben; ik bezit gelukkig een piano.
Als het zomer wordt ga ik weer eens mar
Oegstgeest naar het Groene Kerkje. Wil je
nog wachten met nieuwe raadsels te sturen?
Jannie en Marietje Gordijn, neen hoor, ik
ben 9 Febr. niet in Leiden geweest, dus
jullie hebt meer gezien dan ik. Wonen jullie
op den Eaagweg?
Marie Vogelenzang, zeker mag je een
raaöselnicbtje van rnjj worden. Zijn dat jonge
tortelduifjes, waar je mij over schreef?
Je behoeft maar 4 goede oplossingen in
te zenden, als je niet meer weet.
Marietje Kwaadgras, dal soort raadsel,
waar je over schreef, gaf ik we! eens als
priisraadsel, ik beloof je, dat ik het nog
eens zal doen.
Clazina en Anten Ruytenbeek, ja gebik'rig
was bet prachtig weer zoolang de Konink
lijke familie in Leiden was. Verbeeld je,
dat het toen al zóó gestormd had, zooals
's avonds.
Louis Hartkamp, jammer, dat je het niet
precies had nagekeken in de courant, Waar
en hoe Iaat je de Koninklijke familie kon
Ken, nu heb je daar vergeefs staan wachten.
Catbarina van Egmond, dat trof je goed,
dat de stoet bij jou voorbij kwam. Jleb
je alles goed gezien? Je raadsel zal ik
later eens plaatsen.
Emanuel Eljou, ik heb vele jaren in Leiden
gewoond, dus o zoo dikwijls verkleede sta
ten gezien, ook wel broers gehad, die mee
deden. Jij ook alles mooi gezien, Maandag?
Franoisca Giezen, dat begrijp ik> dat je
naar je Moeders verjaardag verlangt, want
dat is wel een heerlijke feestdag thuis!
Drietal Meyers, jullie ook zoo blij, dat
je 9 Februari de vorstelijke personen zoo
goed hebt gezien; dat doet mij genoegen.
Nico Spaargaren, was je op straat en heb
je daar alles zoo mooi gezien, of bij vrien
den in huis?
Bep Spierenburg, jij staat dan alleen en
je naamgenootje staat met Jaap samen,
dan kan het geen verwarring geven, vindt
je dat niet het beste?
Marinus Smit, je bent welkom en noem
mij gerust maar Tante.
Maartje Coljee, ik heb nog veel raadsels
liggen, maar ik zal re bewaren.
Wim de Koning, ook welkom bij de raad-
seljeugd.
Gretha Smit, zoodra je raadsel aan de
beurt komt, zal ik het plaatsen.
ynimia on Ina ülfljffrHrft lKg