No. 19889
LEID SC K DAGBLAD, Maandag 12 Januari
Tweede Blad. Anno 1925.,
BINNENLAND.
FEUILLETON.
De Christelijk-Historische Unie.
Het hoofdbestuur van de Cbristelpé-His-
torischo Unie heeft, naar ,,De Ned. meldt,
het volgende concept-verkiezingsmanifest
1925 vastgesteld:
De Christelijk-Historische unie, beseffend,
dat b'ó de komende verkiezing van leden
van de Tweede Kamer beslist zal worden
over veel, dat voor de toekomst van het
Nederlandsche volk van de grootste be
tekenis is, roept de kiezers op zich een
drachtig uit te spreken voor bewaring, be
vestiging en versterking van de Christelijke
grondslagen van het volksleven, die de be
staansvoorwaarde vormen van het Neder
landsche volk.
De volgende gedachten, ontleend aan het
program van beginselen der Unie, treden
daarbij op den voorgrond:
I. Handhaving en versterking van het
Christelifk-Historisch karakter van het Ne
derlandsche volk. Bp wetgeving en over
heidsbeleid trede op den voorgrond de eer
biediging van de Christelijke beginselen in
het Staatsleven.
In overeenstemming met de liïstoriscne
Hmtwikkeling van het Christendom op Ne-
derlandschen bodem worde Nederland be
stuurd als een Christelijken Staat in Pro-
testantschen zin.
Weerstand worde geboden tegen steeds
verder gaande groepeering des volks naar
godsdienstige en kerkelijke onderscheiding.
De Zondagsrust en de instandhouding van
de algemeen erkende Christelijke feestdagen
wordo bevorderd.
Gewaakt worde voor de openbare zede-
lglkheid en van het terrein des_ openbaren
levens worde geweerd wat te dien aanzien
in strijd komt met de duidelijke ordening
Cods.
De groote beteekenis van het gezin voor
let maatschappelijk leven worde erkend en
»r,ii ongereptheid blijve bewaard overal
waar de wetgever daarmede in aanraking
komt.
Bi) herziennig van de huwelijkswetgeving
wordo zorg gedragen, dat de Christelijke
grondslagen ran het huwelijk niet worden
aangetast.
IJ. Handhaving van onzen constitufcio-
neelen regeeringsvorm. Do constitutioneele
monarchie blijve gehandhaafd en worde ver
dedigd tegen elke revolutionaire bedreiging.
lli. Financieel beleid. Gestreefd worde
naar een financieel evenwicht op eea lager
peil van uitgaven en inkomsten dan het
tegenwoordige en in verband hiermede:
a. naar bezuiniging en vereenvoudiging
*an den Staatsdienst;
b. naar belastingvermindering, inzonder
heid naar een zoodanige, als strekken kan
ft bevordering van kapitaalvorming, tot
ferlaging van de productiekosten en tot
ïeriiohting van den druk op groote ge
winnen.
IV. Onderwijs. Bij pogingen tot het
brengen van technische veranderingen in
do regeling van het lager onderwijs, mede
tot voorkoming van stijging der uitgaven
boven de geldelijke draagkracht van het
Nederlandsche volk, worde niet te kort ge
daan aan de financioeie gelijkstelling van
het bijzonder en het openbaaar lager onder
was, worde de invloed der ouders of van
degenen, daartoe door dozen aangewezen,
op den gang van het onderwijs versterkt,
en worde aan het peil van het onderwijs,
tok ten platte lande, volle aandacht gewijd.
De overheid boude de openbare uaiversi-
jbit in stand, tot volle ontwikkeling van het
(votcnsohappolük karakter der natie, en
handhaven aan haar hoogcsohólen de facul-
leit van godgeleerdheid.
V. Bevordering van hetgeen kan strek
ken lot verhooging van het stoffelijk en
zedelijk peil van het Nederlandsche volks
leven. De gemeenschappelijke welvaart worde
bevorderd door aanmoediging der productie.
Naast bevordering van land- en tuinbouw,
NudoJ en nijverheid, scheepvaart en vis-
ipaorp, worde uitgezien naar alles, wat
nieuwe bestaansmogelijkheden scheppen kan,
in verband met de snelle toeneming der
bevolking.
Erkend worde de solidariteit der ver
schillende maatschapeplijke groepen, met
krachtig verzet tegen ieder pogen, om in
dit opzicht tegenstellingen te voorschijn te
roepen of te verscherpen.
Bestreden worde het streven naar voor
ziening in de persoonlijke behoeften der
burgers door uitkeeringen uit de openbare
kas. Bij de sociale verzekering worde ge
waakt tegen verdringing, door wettelijk ge
vormde lichamen of instellingen, van kassen
of foDdsen, uit eigen initiatief of door
besparing gevormd.
VI. Verhouding tot het buitenland. Ge
streefd worde naar verhoudingen, die slechts
door hot recht worden beheerscht.
Krachtige steun worde verleend aan do
oplossing van geschillen tusschen de volken
door rechtspraak, arbitrage of bemiddeling
en aan ieder middel, dat dienen kan tot
het uit den weg ruimen van gerezen moei
lijkheden, zonder dat naar de wapenen ge
grepen wordt, In verband hiermede 'wordt
bevorderd alles wat leiden kan tot inter
nationale beperking van bewapening.
VII. Defensie. De instandhouding van
j leger en vloot ter voorbereiding van de
I verdediging onzer nationale zelfstandigheid,
zoowel hier te lande als in Indië, zij bepaald
i tot datgene wat noodig is tot handhaving van
de onzijdigheid en tot nakoming van inter
nationaal aanvaarde verplichtingen.
VIII. Koloniën. Bij de uitvoering van
het nieuwe grondwetsartikel worde rekening
gehouden met het tegenwoordig ontwikke-
j lings-stadium der inlandsche bsvolding, zoo-
1 dat verzekerd worde een geleidelijke groei
van het Indische Staatkundige leven op eigen
grondslag en naar eigen behoeften.
Het werk der Zending worde bevorderd,
ook door het handhaven van regelen, die
voorkomen, dat de eene zending verstorend
zou ingrijpen in den arbeid der andere.
In de Donderdag' gehouden vergadering
van het hoofdbestuur der Unie, met de
buitengewone afgevaardigden der Kamer-
kring-vereenigingen is, naar ,De Ned."
voorts meldt, besloten bij de a.s. Kamer
verkiezing iu alle kieskringen uit te komen
met éénzelfde Ijj'st van twintig namen.
Afschaffing Staatsloterij.
Verschenen is het wetsontwerp, houden
de maatregelen tot afschaffing van de
Staatsloterij.
Aan de Memorie van Toelichting ont-
leenen wij:
Bij de wet van 6 Juni 1905 is het aan
leggen of houden van een loterij hier te
lande verboden. Bevatte art. 9 niet de be
paling, dat zij op de Staatslolerij niet van
toepassing was, dan zou met het in-wer-
king-treden van die wot deze Staatsloterij
vanzelf zijn afgeschaft. De toenmalige wet
gever handhaafde haar alleen, omdat de
afsohaffing een eigen regeling vorderde en
daarom bij een afzonderlijke wet moest
plaast hebben.
De wetgever stolde zich in 1905 op het
standpunt, dat het beteugelen van den
spcelharlslocht een openbaar volksbelang
is en dat de exploitatie van dien hartstocht
van overheidswege veroordeeling verdient,
en daarom moet betreurd worden, dat het
door het toenmalig kabinet voorbereide
wetsvoorstel tot afsohaffing der Staats
loterij, ingediend hij IC. B. van 6 Juni 1903,
den weg naar het Stbl. nief heeft kunnen
voleindigen, doordat een opvolgend kabi
net het introk.
Het tegenwoordige kabinet, dat ook
bovenomschreven standpunt inneemt, acht
het noodig, ten einde de Loterijwet haar
volledige toepassing te geven, dat de Ned.
Staatsloterij wordt afgeschaft.
Het erkent, dat een dadelijke afschaffing
in hooge mate onbillijk zou werken tegen
over dien breeden kring van personen, die
in de inkomsten, voortvloeiende uit den
verkoop van loten, een middel van beslaan
vinden.
Dezen zijn vooral de laatste jaren
voornamelijk gekozen uit hen, die niet vol
doende inkomsten hadden en dikwerf door
anderen arbeid in hun levensbehoeften niet
konden voorzien.
Hun dit middel van beslaan rauwelijks
te ontnemen, acht de Minister niet raad
zaam.
Hij wil de afschaffing der Staatsloterij
in rechtstreeksch verband brengen met het
overlijden of ontslag van do collecteurs.
Indien en voorzoovcr daardoor loten
vrijvallen, wil hij den omvang der staats
loterij inperken, in dezer voege, dat, zoo
dra de onkosten, aan het beheer der
Staatsloterij verbonden, evenredig groot
worden in verhouding lot haar opbrengst,
de Staatsloterij wordt opgeheven.
Dit tijdstip mag geacht worden te zijn
aangebroken, indien het aantal uit te ge
ven loten tot beneden 5250 een vierde
van het tegenwoordig uitgegeven aantal
is gedaald.
Het geringe offer, dat de Rijksschalkist
voorloopig zal brengen, wordt, naar het
oordeel der Regeering, ten volle gerecht
vaardigd door het doel, dat de afschaf
fing der Staatsloterij beoogt en dat de
Loterijwet wel in uitzicht heeft gestold,
maar niet in haar geheel heeft bereikt.
Het voornemen bestaat om telkenmale
als door ontslag of overlijden van een col
lecteur een aantal loten vrij valt, dit aan
tal achterwege le laten en om telkens, als
dit aantal een veelvoud van -f20 heelt be
reikt, den voor elk lot te betalen inleg, den
koopprijs, dien collecteurs en debitantcn
mogen vorderen, de in art. 10, lid 2, van
do wet van 1885 bedoelde teruggaven en
de uit te loven prijzen en premiën te ver
minderen met in-acht-neming van de thans
geldende verhouding.
De Slaat zal bij deze regeling zijn in
komsten uit de Staatsloterij, nu circa
f 600.000 bedragende, geleidelijk zien ver
minderen, om ze eerst ten volle te missen,
indien het aantal uit te geven loten tot
5250 is gedaald. Het totaal bedrag der
rijksmiddelen in eenig jaar zal daarvan
geen invloed van eenig noemenswaardig
belang ondervinden. Wel zullen de collec
teurs en debitanten bij deze wijze van af
schaffing der Staatsloterij in den loop der
jaren in hun inkomsten worden getroffen,
want zij zullen de loten tegen een lageren
prijs moeten verkoopen.
Herhalingsoefeningen.
Officieel. Het ligt in het voornemen, om
in 1925 voor herhalingsoefeningen in wer-
kelijken dienst te doen komen de dienst
plichtigen van de lichtingen, korpsen en
korpsondcrdeelen, zooals hierna is aange
geven
Lichtingen 1919 en 1921: a. regiment in
fanterie der Ildo en IVde divisie; b. 3de en
4de schoolcompagnie van het regiment wiel
rijders; c. 1ste en 2de compagnie hospitaal
soldaten (met uitzondering van de zieken
verplegers der lichting 1921).
De duur van het verblijf in werkelijken
dienst bedraagt voor korporaals en soldaten
17 en voor de onderofficieren 24 dagen.
Lichting 1922: a regimenten infanterie
(waaronder begrepen het regïmeflt grena
diers en het reg. jagers) van alle divisies;
b alle schoolcompagnieën van het regiment
wielrijders; c. alle compagniën hospitaal
soldaten (met uitzondering van de zieken
verplegers).
De duur van het verblijf in werkelijken
dienst bedraagt voor de korporaals en solda
ten 17 en voor de onderofficieren 24 dagen.
Lichtingen 1919 en 1922: a. regiment ge
nietroepen; b. schoolcompagnie van den
raotordienst-, c. compagnie inlendancetroe-
pen; e. korps luchtdoel-artillerie; f. com
pagnie pontonniers.
De duur van het verblijf in werkelijken
dienst bedraagt voor de korporaals en sol
daten 17 en voor de onderofficieren 24 da
gen.
Lichtingen 1919 en 1922: regiment ves
ting-artillerie.
De duur van het verblijf in werkelijken
dienst bedraagt voor korporaals en soldaten
13 en voor onderofficieren 20 dagen.
Lichting 1922: compagnie torpediaten. De
duur van het verblijf bedraagt voor korpo
raals en soldaten 17, voor onderofficieren
24 dagen.
Lichting 1919: regiment kust-artillerie;
korporaals en soldaten 13, onderofficieren
20 dagen.
Lichting 1922: reg. kusl-art.; korporaals
en soldaten 17, onderoff. 24 dagen.
Lichting 1918: reg. huzaren; korporaals
en soldaten 13, onderoff. 20 dagen.
Lichting 1922: reg. huzaren; korporaals
on soldalen 24, onderoff. 31 dagen.
Lichting 1918: treinafdeeling der bereden
artillerie (alleen zij, die afkomstig zijn van
de cavalerist; korporaals en soldalen 13,
onderolf. 20 dagen.
Lichling 1919: regimenten veld artillerie,
korps rillende artillerie en treinafdeelingen
der arlilleriebrigades ;korporaals en solda
ten 13, onderofficieren 20 dagen
Lichting 1922: als voren; korporaals on
soldaten 17. onderofficieren 24 dagen.
Prinses Juliana hoelt Zaterdag, verge
zeld van den Prins en van eenige vriendin
nen, de middagvoorstelling bijgewoond van
de Nibelungenfilm in het Asla-thealer, in
Den Haag.
Zaterdag had de plechtige onthulling
plaats van liet gedenkraam in de hall van
de le H.B.S. met 5-jarigen cursus in Den
Haag, welk raam door de oud-leerlingen
dier school werd aangeboden ter gelegen
heid van het 00-jarig bestaan dor school
In den Haag had een bijeenkomst
plaals van belanghebbenden cn geïnteres
seerden bij een filmcentrale en wat daaraan
zou moeten worden verbonden. De bijeen
komst werd geleid door mr. Jonker in kwali
teit van directeur van de Vcrceniging van
Nederlandsche Gemeenten. De Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bad
van zijn belangstelling doen blijken door den
heer Laban, chef van de afd. Lager Onder
wijs aan diens Departement, als zijn verte
genwoordiger te zenden. In zijn openings
woord herinnerde mr. Jonker er aan, hoe
groot de moeilijkheden geweest zijn, om den
juisten vorm le vinden, waardoor allo scha
keeringen bij het onderwijs tevreden zouden
kunnen zijn. Om de Filmcentrale zullen zich
door dezen gekozen vorm verschillende
groepen kunnen formeeren, die elk voor zich
bijzondere belangen of verlangens hebben.
Na een geanimeerd debat, waarin op enkele
uilzonderingen na do plannen tot oprichting
van het voorloopig comité werden toege
juicht, werd besloten tot oprichting van de
Nederlandsche Vereeniging voor Onderwijs-
en Ontwikkelingsfilms (V.O.O.F.).
De statuien hiervan werden vastgesteld.
Verschillende vertegenwoordigers van ge
meenten of instellingen konden reeds de toe
zegging geven als lid te zullen toetreden.
Nu de ljjnen der Noord-Zuid-Hol-
sche Tramwag-Mrj. voortaan onder de Rijks
regeling vallen, zullen de loonen van het
personeel worden verlaagd en de werk
tijden verlengd.
Het loon van den wagenbestuurder is
thans £54.20 en wordt f28.40 h f33, het
loon van een conducteur wordt £26.90 5
132.50, in plaats van f33.30, dat van een
remise-beambte £25.90 h 131.50 in plaats
van £31.95, dat van poetsers en wegwer
kers f28.50 5 f30, in plaats van f31.05.
Bovendien worden deze loonen voor bo
vengenoemde categorieën van het personeel
nog met bepaalde bedragen verminderd voor
elk jaar, dat zij minder dan 8, 8, 8 en 6
jaar in dienst zijn.
Do werktijden worden verlengd met on
geveer 2 uur per week. De pensioenbijdrage
wordt verhoogd van 7.7 tot 8.5 pet.
Er heerscht over deze verslechteringen,
die alleen gelden voor het personeel der
N. Z. H. T. M., dat op de stadslijnen ts Haar
lem dienst dóet (85 personen) groote ont
stemming. De Ned. Vereen, van Spoor- en
Tramwegpersoneel wil een rechtsgeding
tegen de directie gaan voeren, welke pro
cedure dan gegrond zou zijn op art. 1352
van het Burgerlijk Wetboek
Ook het gemeentebestuur van Haarlem
moet van plan zijn, zich te verzetten tegen
de, door den Minister genomen maatregelen,
omdat daarvan het gevolg zou zijn, dat
bet gemeentebestuur geen zegginschap meer
heeft over de loonen en de werktijden van
het trampersoneel.
De Fransche minister Godart en mevr.
Godart, minister Aalberse, do Fransche
zaakgelastigde cn de Fransche handels-
attaché Glaser, hebben Zaterdagmiddag
een bezoek gebracht aan het vliegveld
Waalhaven, de gemeentelijke luchthaven
van Rotterdam, waar zij door den haven
meester H. Nieuwenhuis rondgeleid werden
Na alle inrichtingen te hebben bezichtigd,
maakte het gezelschap een vlucht boven
Rotterdam in do nieuwste Fokker F Vit
(van hetzelfde type als het vliegtuig, dat
van Amsterdam naar Batavia vloog), doop
de K.L.M. aangekocht, dio heden op de
K.L.M.-lijn Amsterdam—Rotterdam—Lon
den in dienst is gesteld. Zoowel voor den
heer en mevr. Godart als voor minister AaL
borse was dezo vlucht de eerste in hun
leven. Allen waren verrukt over do wijze,
waarop men door de lucht reist in de weel
derige kajuit van dit verkeersvliegtuig eu
opgetogen over den overweldigenden aan
blik van Rotterdam en zijn grootsche haven
inrichtingen. Na het luchtuitstapje gebruik
te het gezelschap do thee in het K.L.M.
restaurant. Do Fransche delegatie wds zeer
getroffen door den doelmatigen en zeer
smaakvollen aanleg van de luchthaven van
Rotterdam en van de organisatie van het
luchtverkeer der K.L.M. Zij betuigden hun
bewondering voor hetgeen Nederland op
het gebied van het luchtverkeer reeds heeft
bereikt.
De dag werd besloten met een door de
gemeente aangeboden maaltijd in Hotel
Weimar.
Bij Kon. bosluit is aan den heer G. H.
A. Tjeenk Willink, op zijn verzoek, met
ingang van den dag, waarop zijn opvolger
als notaris te Wormerveer zal zijn beëdigd,
eervol ontslag verleend uit zijn betrekking
van notaris aldaar.
In hot gebouw voor Kunsten en We
tenschappen te Utrecht werd een buitenge
wone algemeene vergadering gehouden van
den Bond van ambt-naren iu dienst bij de
Ned. Spoorwegen, ouder voorzitterschap van
den heer J. G. Balkestein.
In zijn openingswoord wees de voorzitter
er op, dat deze vergadering noodig is ge
worden na de Kon. goedkeuring der statuten,
waardoor een zestal hoofdbestuursleden di
rect door de algemeene vergadering ge
kozen zal worden. Daardoor zal het mogeljjk
zjn de beste mannen uit den Bond te kiezen
tot hoofdbestuurslid. Daarnaast zullen de
vakgroepen do overige vier bestuurstalen
aanwijzen, zoodat ook die voldoende ver
tegenwoordigd zullen zjjn.
Vervolgens herinnerde spr. aan de afge
sprongen fusie. De vorige algemeene ver
gadering stelde haar standpunt vast, doch
de andere organisaties konden dat niet aan
vaarden, waardoor de fusie afsprong. Hot
spijt spr., dat het zoo afgeloopen is en dat
daarvan het gevolg is, dat men nu onder
ling gaat strijden, in plaats van strijd tegen
do werkgevers. Het hoofdbestuur zal over
wegen hoe zijn standpunt in deze zal zjjn,
docl j pr. is overtuigd, dat de Bond el
geen noemenswaardige verliezen door lie
den zal. Integendeel, in den laatsten tqld is
het ledental zolfe groeiende. Dan herinnerde
spr. aan de afwijzing van een onderhoud door
den Raad van Commissarissen met de orga-
nasaties en constateerde, dat dit in strijd
is met zijn houding van vroeger in zake
de tekorten. De bonden zullen thans over
wegen wat hun verder te doen staat. Den
Minister is thans om een onderhoud verzacht.
Het verheugt spr., dat deze vergadering,
die de laatste is die hij presideert, zoo druk
bezocht is. (Langdurig applaus).
Mevrouw Balkestein en dochter kwamen
ter vergadering en 'worden met een hartelijk
applaus begroet.
De notulen der vorige vergadering wer
den goedgekeurd.
Vervolgens was aan de orde de verkiezing
van een nieuwen voorzitter.
De heer Balkestein wees er op, dat de
werkzaamheden voor den Bond hem de
laatste jaren zwaar drukten. Het is tijd
om do functie neer te leggen.
Tot voorzitter werd met bjjna algemeene
stemmen gekozen de heer K. Bloothoofd,
uit Nijmegen.
In verband met de nieuwe statuten wer
den tol hoofdbestuursleden gekozen de hee-
ren L. Willemsen, uit Utrecht; J. 1L Peters,
uit Amsterdam; H. Bosch, uit Amsterdam;
A. v. d. Heij; uit Utrecht; H. Borema, uit
Zwolle, en j. Veenhuizen, uit Amsterdam.
De overige leden van het hoofdbestuur
zullen door de vakgroepen gekozen worden.
Daarna werden besprekingen gevoerd over
de propaganda.
Vervolgens had de huldiging plaats van
den scheidenden bondsvoorzitter, den heer
Balkestein.
De heer Lyfering, uit Amsterdam, wees
er op, hoe de heer Balkestein gedurende
Van ROBERT LOUIS STEVENSON.
Geautoriseerde vertaling van J. G. L. B. Pet.
(Nadruk verboden.
'A)
De pijn en de zwakte van mijn lichaam,
het bonzen van mijn hart, d-e wonden aan
mijn handen en het branden van mijn keel
en oogen in don voorldurenden walm en
het slof waren weldra zóó ondraaglijk ge
worden, dat ik het graag zou hebben opge
geven. Niets dan vrees voor Alan gaf mij
genoeg valsehen meed om door te gaan.
[Wat hemzelf betreft (men bedenke, dat hij
gehinderd werd door een overjas), hij was
eerst purper geworden, maar later begon de
rcode kleur onderbroken te worden door
witte vlakjes, zijn keel gierde en floot, wan
neer hij ademde, en zijn stem klonk, wan
neer hij mij een opmerking in het oor fluis
terde op onze rusbpoozen, bijna niet meer
menschelijk. Toch scheen zijn geestkracht
niet verminderd te zijn, noch zijn leven
digheid, zoodat ik 's mans uithoudingsver
mogen bewonderde. Ten laatste, bij het eer-
Si6 schemeren van den nacht, hoorden wij
piet geluid van eetn trompet en toen wij van
int de hei terugkeken, zagen wij, dat de
troep zich begon te verzamelen. Even daar-
F hadde? Zli gemaakt en kampeer
den voor den nacht, ongeveer midden in de
vlakte.
Daarop bad en smeekte ik te mogen lig-
Ban en slapen.
*,Er ral vannacht geen slaap zijn," zei
Alan, ..van nu ai zullen die vervelende
dragonders in het veen blijven en geen ster
veling dan de vogels zal Appin uitkomen.
Wij kwamen er op het nippertje door en
zullen wij nu wagen, wat wij gewonnen
hebben Neen, neen, wanneer de dag komt,
zal die ons vinden op een veilig plekje van
den Ben Aider."
x „Alan," zei ik, „het is geen gebrek aan
goeden wil; het is de kracht, die me ont
breekt. Als ik kan, zou ik het doen; maar
zoo waar als ik leef, ik kan niet."
„Heel goed," zei Alan, „dan zal ik je
dragen."
Ik zag hem aan, of hij schertste; maar
neen, de kleine man was in vollen ernst, en
het gezicht van zooveel wilskracht be
schaamde mij.
„Vooruit," zei ik, „ik ga mee."
ITij wierp mij een blik toe, alsof hij zei:
„Goed zoo, David," en ging weer op weg,
zoo vlug hij kon.
Het werd koeler en zelfs een beetje don
kerder, maar niet veel, toen de nacht in
viel. De hemel was zonder wolken, het was
nog in het begin van Juli en vrij hoog in
het noorden, in het donkerste deel van den
nacht, zoy iemand goede oogen moeten
hebben om lezenmaar toch heb ik dik
wijls een donkerder winternamiddag ge
zien. Hei dauwde zwaar, het veen werd
nat, alsof het regende, en dat frischte mij
een beetje op. Toen wij stilhielden om op
adem te komen en ik tijd had rond te zien
naar de helderheid en zachtheid van den
nacht, de vormen van de heuvels als sla
pende wezens en het flikkerende vuur ach
ter ons, als een lichte vlek in het midden
van het veen, kreeg ik een aanval van woe
de, dat ik mij nog in doodsangst moest
foortslenen en stof eten als een worm.
Te oordeelen maar wat ik in hoeken heb
gelezen, geloof ik, dat weinige schrijvers
ooit werkelijk moe zijn geweest, want dan
zouden zij het beter hebben beschreven. Ik
dacht niet meer aan mijn leven, om het
verleden noch om de toekomst, en ik her
innerde mij nauwelijks, dat er een David
Balfour bestond. Ik dacht niet aan mezelf,
maar wanhoopte, dat iedere nieuwe stap de
laatste zou zijn, en met 'woede aan Alan,
die er de oorzaak van was. Alan was ge
knipt voor officier, want het is de plicht
van een officier de manschappen dingen te
laten doen, waarvan zij het doel niet ken
nen, en als het noodig is hen te laten neer
liggen om doodgeschoten te worden. En ik
geloof, dat ik een vrij goed soldaat zou zijn
geweest, want in die laatste uren kwam het
niet in me op, dat ik iets anders kon doen
dan gehoorzamen, zoo lang ik kon, en dan
te sterven.
Het scheen mij toe, dat het jaren duurde
vóór de dag begon, en wij het grootste ge
vaar ontloopen waren, zoodat wij op onze
voeten konden loopen als menschen, in
plaats van als beesten te kruipen. Maar,
goede genade, wat een gezicht moeten wij
hebben opgeleverd, dubbel gebogen ais
oude grootvaders, struikelend als kleine
kinderen en wit als doodenl Wij spraken
geen woord, onze gezichten stonden strak,
wij keken voor ons uit, lichtten onze voeten
op en zetten ze weer neer, als menschen,
die gewichten tillen op een dorpskermis,
terwijl de korhoenders piepten en het licht
in het oosten helderder werd. Ik zag, dat
Alan deed ais ik. Niet, dat ik ooit naar
hem keek, want ik had genoeg werk, over
eind te blijven; maar omdat hij zeker even
geslagen moest zijn als ik door vermoeid
heid en even weinig keek waar hij liep, an
ders zoüdcn wij niet ais blinden in een hin
derlaag zijn geloopen.
Het gebeurde aldus. Wij gingen over een
met beide begroeide hoogte, Alan voorop,
en ik een paar passen achter hem, als een
schooier en zijn vrouw, toen plotseling iets
ritselde in de heide, drie of vier mannen te
voorschijn sprongen en wij het volgende
oogenblik op onzen rug lagen, ieder met
een dolk op de keel.
Ik geloof niet, dat het mij iets kon sche
len; de pijn van deze ruwe behandeling
zonk geheel in het niet bij de pijnen, die ik
overal voelde, en ik was te blij, dat ik niet
meer liep, dan dat ik iets gaf om een dolk.
Ik lag te kijken naar het gezicht van den
man, die mij vasthield, en ik herinner mij,
dat het zwart verbrand was door de zon en
zijn oogen bijzonder licht waren; maar ik
was niet bang. Ik hoorde Alan en een an
der in het Keltisch fluisteren; maar wat ze
zeiden, kon me niet schelen.
Toen werden de dolken opgestoken, onze
wapens werden ons afgenomen en wij wer
den tegenover elkaar gezet in de hei.
„Dat zijn die mannen van Cluy," zei
Alan. „Wij hadden het niet beter kunnen
treffen. Wij moeten hier met deze twee
wachten, die zijn schildwachten zijn, tot zij
het hoofd bericht hebben gezonden van
onze komst."
Nu was Gluny Macpherson, het hoofd
van de clan Vourich, een van de leiders
geweest van den grooten opstand, zes jaar
geleden; er stond een prijs op zijn leven en
ik dacht, dat hij al lang in Frankrijk was,
met de andere leidiers van dien roekeloozen
troep. Zoo vermoeid als ik was, werd ik
half wakker van verbazing.
„Watl" riep ik, „is Cluny nog hier?"
„Ja zeker," zei Alan, „nog in zijn eigen
land, en nog het hoofd van zijn eigen clan.
Koning George kan niet meer verlangen."
Ik denk, dat ik nog meer zou hebben ge
vraagd, als Alan mij niet had doen ophou
den.
„Ik ben nogal moe," zei hij, „en ik zou
graag wal willen slapen."
En zonder verder iels te zeggen, rolde hij
met zijn gezicht in een diepen heistruik en
scheen direct le slapen. Het was mij onmo
gelijk. Hebt ge ooit 's zomers sprinkhanen in
het gras hooren sjirpen? Wel, ik had nau
welijks mijn oogen gesloten of mijn heelc
lichaam ent vooral mijn hoofd scheen vol
sjirpende sprinkhanen te zijn en ik moest
mijn oogen weer openen en gaan zitten en
weer gaan liggen en kijken naar den hemel,
die mij verblindde, of naar Cluny's woeste
en vieze schildwachts, die over den top van
den heuvel loerden en mot elkaar praatten
in het Keltisch.
Dat was al de rust, die ik kreeg, tot de
boodschapper terugkeerde, en wij, daar het
scheen, dat Cluny on3 met genoegen zou
ontvangen, weer overeind moesten komen
en voorwaarts gaan. Alan was erg vroolijk,
verfrischt door zijn slaap, en hongerig bij
het vooruitzicht van een borrel en een
schotel warm vleesch, waarvan de bood
schapper blijkbaar iets had losgelaten.
Wat mij betreft, ik werd ziek, toen ik
over eten hoorde praten. Ik was moe en
zwaar geweest, maar voelde nu een soort
verschrikkelijke lichtheid, waardoor ik niet
kon loopen. Ik slingerde heen en weer ale
spinrag in den wind, de grond leek wel een
wolk, de heuvels bergen veeren, en de
lucht scheen le stuwen als een snels troo-
mende beek, die mij een en weer wierp.
(Wordt vervolgd).