No. 19889 LEID SC K DAGBLAD, Maandag 12 Januari Tweede Blad. Anno 1925., BINNENLAND. FEUILLETON. De Christelijk-Historische Unie. Het hoofdbestuur van de Cbristelpé-His- torischo Unie heeft, naar ,,De Ned. meldt, het volgende concept-verkiezingsmanifest 1925 vastgesteld: De Christelijk-Historische unie, beseffend, dat b'ó de komende verkiezing van leden van de Tweede Kamer beslist zal worden over veel, dat voor de toekomst van het Nederlandsche volk van de grootste be tekenis is, roept de kiezers op zich een drachtig uit te spreken voor bewaring, be vestiging en versterking van de Christelijke grondslagen van het volksleven, die de be staansvoorwaarde vormen van het Neder landsche volk. De volgende gedachten, ontleend aan het program van beginselen der Unie, treden daarbij op den voorgrond: I. Handhaving en versterking van het Christelifk-Historisch karakter van het Ne derlandsche volk. Bp wetgeving en over heidsbeleid trede op den voorgrond de eer biediging van de Christelijke beginselen in het Staatsleven. In overeenstemming met de liïstoriscne Hmtwikkeling van het Christendom op Ne- derlandschen bodem worde Nederland be stuurd als een Christelijken Staat in Pro- testantschen zin. Weerstand worde geboden tegen steeds verder gaande groepeering des volks naar godsdienstige en kerkelijke onderscheiding. De Zondagsrust en de instandhouding van de algemeen erkende Christelijke feestdagen wordo bevorderd. Gewaakt worde voor de openbare zede- lglkheid en van het terrein des_ openbaren levens worde geweerd wat te dien aanzien in strijd komt met de duidelijke ordening Cods. De groote beteekenis van het gezin voor let maatschappelijk leven worde erkend en »r,ii ongereptheid blijve bewaard overal waar de wetgever daarmede in aanraking komt. Bi) herziennig van de huwelijkswetgeving wordo zorg gedragen, dat de Christelijke grondslagen ran het huwelijk niet worden aangetast. IJ. Handhaving van onzen constitufcio- neelen regeeringsvorm. Do constitutioneele monarchie blijve gehandhaafd en worde ver dedigd tegen elke revolutionaire bedreiging. lli. Financieel beleid. Gestreefd worde naar een financieel evenwicht op eea lager peil van uitgaven en inkomsten dan het tegenwoordige en in verband hiermede: a. naar bezuiniging en vereenvoudiging *an den Staatsdienst; b. naar belastingvermindering, inzonder heid naar een zoodanige, als strekken kan ft bevordering van kapitaalvorming, tot ferlaging van de productiekosten en tot ïeriiohting van den druk op groote ge winnen. IV. Onderwijs. Bij pogingen tot het brengen van technische veranderingen in do regeling van het lager onderwijs, mede tot voorkoming van stijging der uitgaven boven de geldelijke draagkracht van het Nederlandsche volk, worde niet te kort ge daan aan de financioeie gelijkstelling van het bijzonder en het openbaaar lager onder was, worde de invloed der ouders of van degenen, daartoe door dozen aangewezen, op den gang van het onderwijs versterkt, en worde aan het peil van het onderwijs, tok ten platte lande, volle aandacht gewijd. De overheid boude de openbare uaiversi- jbit in stand, tot volle ontwikkeling van het (votcnsohappolük karakter der natie, en handhaven aan haar hoogcsohólen de facul- leit van godgeleerdheid. V. Bevordering van hetgeen kan strek ken lot verhooging van het stoffelijk en zedelijk peil van het Nederlandsche volks leven. De gemeenschappelijke welvaart worde bevorderd door aanmoediging der productie. Naast bevordering van land- en tuinbouw, NudoJ en nijverheid, scheepvaart en vis- ipaorp, worde uitgezien naar alles, wat nieuwe bestaansmogelijkheden scheppen kan, in verband met de snelle toeneming der bevolking. Erkend worde de solidariteit der ver schillende maatschapeplijke groepen, met krachtig verzet tegen ieder pogen, om in dit opzicht tegenstellingen te voorschijn te roepen of te verscherpen. Bestreden worde het streven naar voor ziening in de persoonlijke behoeften der burgers door uitkeeringen uit de openbare kas. Bij de sociale verzekering worde ge waakt tegen verdringing, door wettelijk ge vormde lichamen of instellingen, van kassen of foDdsen, uit eigen initiatief of door besparing gevormd. VI. Verhouding tot het buitenland. Ge streefd worde naar verhoudingen, die slechts door hot recht worden beheerscht. Krachtige steun worde verleend aan do oplossing van geschillen tusschen de volken door rechtspraak, arbitrage of bemiddeling en aan ieder middel, dat dienen kan tot het uit den weg ruimen van gerezen moei lijkheden, zonder dat naar de wapenen ge grepen wordt, In verband hiermede 'wordt bevorderd alles wat leiden kan tot inter nationale beperking van bewapening. VII. Defensie. De instandhouding van j leger en vloot ter voorbereiding van de I verdediging onzer nationale zelfstandigheid, zoowel hier te lande als in Indië, zij bepaald i tot datgene wat noodig is tot handhaving van de onzijdigheid en tot nakoming van inter nationaal aanvaarde verplichtingen. VIII. Koloniën. Bij de uitvoering van het nieuwe grondwetsartikel worde rekening gehouden met het tegenwoordig ontwikke- j lings-stadium der inlandsche bsvolding, zoo- 1 dat verzekerd worde een geleidelijke groei van het Indische Staatkundige leven op eigen grondslag en naar eigen behoeften. Het werk der Zending worde bevorderd, ook door het handhaven van regelen, die voorkomen, dat de eene zending verstorend zou ingrijpen in den arbeid der andere. In de Donderdag' gehouden vergadering van het hoofdbestuur der Unie, met de buitengewone afgevaardigden der Kamer- kring-vereenigingen is, naar ,De Ned." voorts meldt, besloten bij de a.s. Kamer verkiezing iu alle kieskringen uit te komen met éénzelfde Ijj'st van twintig namen. Afschaffing Staatsloterij. Verschenen is het wetsontwerp, houden de maatregelen tot afschaffing van de Staatsloterij. Aan de Memorie van Toelichting ont- leenen wij: Bij de wet van 6 Juni 1905 is het aan leggen of houden van een loterij hier te lande verboden. Bevatte art. 9 niet de be paling, dat zij op de Staatslolerij niet van toepassing was, dan zou met het in-wer- king-treden van die wot deze Staatsloterij vanzelf zijn afgeschaft. De toenmalige wet gever handhaafde haar alleen, omdat de afsohaffing een eigen regeling vorderde en daarom bij een afzonderlijke wet moest plaast hebben. De wetgever stolde zich in 1905 op het standpunt, dat het beteugelen van den spcelharlslocht een openbaar volksbelang is en dat de exploitatie van dien hartstocht van overheidswege veroordeeling verdient, en daarom moet betreurd worden, dat het door het toenmalig kabinet voorbereide wetsvoorstel tot afsohaffing der Staats loterij, ingediend hij IC. B. van 6 Juni 1903, den weg naar het Stbl. nief heeft kunnen voleindigen, doordat een opvolgend kabi net het introk. Het tegenwoordige kabinet, dat ook bovenomschreven standpunt inneemt, acht het noodig, ten einde de Loterijwet haar volledige toepassing te geven, dat de Ned. Staatsloterij wordt afgeschaft. Het erkent, dat een dadelijke afschaffing in hooge mate onbillijk zou werken tegen over dien breeden kring van personen, die in de inkomsten, voortvloeiende uit den verkoop van loten, een middel van beslaan vinden. Dezen zijn vooral de laatste jaren voornamelijk gekozen uit hen, die niet vol doende inkomsten hadden en dikwerf door anderen arbeid in hun levensbehoeften niet konden voorzien. Hun dit middel van beslaan rauwelijks te ontnemen, acht de Minister niet raad zaam. Hij wil de afschaffing der Staatsloterij in rechtstreeksch verband brengen met het overlijden of ontslag van do collecteurs. Indien en voorzoovcr daardoor loten vrijvallen, wil hij den omvang der staats loterij inperken, in dezer voege, dat, zoo dra de onkosten, aan het beheer der Staatsloterij verbonden, evenredig groot worden in verhouding lot haar opbrengst, de Staatsloterij wordt opgeheven. Dit tijdstip mag geacht worden te zijn aangebroken, indien het aantal uit te ge ven loten tot beneden 5250 een vierde van het tegenwoordig uitgegeven aantal is gedaald. Het geringe offer, dat de Rijksschalkist voorloopig zal brengen, wordt, naar het oordeel der Regeering, ten volle gerecht vaardigd door het doel, dat de afschaf fing der Staatsloterij beoogt en dat de Loterijwet wel in uitzicht heeft gestold, maar niet in haar geheel heeft bereikt. Het voornemen bestaat om telkenmale als door ontslag of overlijden van een col lecteur een aantal loten vrij valt, dit aan tal achterwege le laten en om telkens, als dit aantal een veelvoud van -f20 heelt be reikt, den voor elk lot te betalen inleg, den koopprijs, dien collecteurs en debitantcn mogen vorderen, de in art. 10, lid 2, van do wet van 1885 bedoelde teruggaven en de uit te loven prijzen en premiën te ver minderen met in-acht-neming van de thans geldende verhouding. De Slaat zal bij deze regeling zijn in komsten uit de Staatsloterij, nu circa f 600.000 bedragende, geleidelijk zien ver minderen, om ze eerst ten volle te missen, indien het aantal uit te geven loten tot 5250 is gedaald. Het totaal bedrag der rijksmiddelen in eenig jaar zal daarvan geen invloed van eenig noemenswaardig belang ondervinden. Wel zullen de collec teurs en debitanten bij deze wijze van af schaffing der Staatsloterij in den loop der jaren in hun inkomsten worden getroffen, want zij zullen de loten tegen een lageren prijs moeten verkoopen. Herhalingsoefeningen. Officieel. Het ligt in het voornemen, om in 1925 voor herhalingsoefeningen in wer- kelijken dienst te doen komen de dienst plichtigen van de lichtingen, korpsen en korpsondcrdeelen, zooals hierna is aange geven Lichtingen 1919 en 1921: a. regiment in fanterie der Ildo en IVde divisie; b. 3de en 4de schoolcompagnie van het regiment wiel rijders; c. 1ste en 2de compagnie hospitaal soldaten (met uitzondering van de zieken verplegers der lichting 1921). De duur van het verblijf in werkelijken dienst bedraagt voor korporaals en soldaten 17 en voor de onderofficieren 24 dagen. Lichting 1922: a regimenten infanterie (waaronder begrepen het regïmeflt grena diers en het reg. jagers) van alle divisies; b alle schoolcompagnieën van het regiment wielrijders; c. alle compagniën hospitaal soldaten (met uitzondering van de zieken verplegers). De duur van het verblijf in werkelijken dienst bedraagt voor de korporaals en solda ten 17 en voor de onderofficieren 24 dagen. Lichtingen 1919 en 1922: a. regiment ge nietroepen; b. schoolcompagnie van den raotordienst-, c. compagnie inlendancetroe- pen; e. korps luchtdoel-artillerie; f. com pagnie pontonniers. De duur van het verblijf in werkelijken dienst bedraagt voor de korporaals en sol daten 17 en voor de onderofficieren 24 da gen. Lichtingen 1919 en 1922: regiment ves ting-artillerie. De duur van het verblijf in werkelijken dienst bedraagt voor korporaals en soldaten 13 en voor onderofficieren 20 dagen. Lichting 1922: compagnie torpediaten. De duur van het verblijf bedraagt voor korpo raals en soldaten 17, voor onderofficieren 24 dagen. Lichting 1919: regiment kust-artillerie; korporaals en soldaten 13, onderofficieren 20 dagen. Lichting 1922: reg. kusl-art.; korporaals en soldaten 17, onderoff. 24 dagen. Lichting 1918: reg. huzaren; korporaals en soldaten 13, onderoff. 20 dagen. Lichting 1922: reg. huzaren; korporaals on soldalen 24, onderoff. 31 dagen. Lichting 1918: treinafdeeling der bereden artillerie (alleen zij, die afkomstig zijn van de cavalerist; korporaals en soldalen 13, onderolf. 20 dagen. Lichling 1919: regimenten veld artillerie, korps rillende artillerie en treinafdeelingen der arlilleriebrigades ;korporaals en solda ten 13, onderofficieren 20 dagen Lichting 1922: als voren; korporaals on soldaten 17. onderofficieren 24 dagen. Prinses Juliana hoelt Zaterdag, verge zeld van den Prins en van eenige vriendin nen, de middagvoorstelling bijgewoond van de Nibelungenfilm in het Asla-thealer, in Den Haag. Zaterdag had de plechtige onthulling plaats van liet gedenkraam in de hall van de le H.B.S. met 5-jarigen cursus in Den Haag, welk raam door de oud-leerlingen dier school werd aangeboden ter gelegen heid van het 00-jarig bestaan dor school In den Haag had een bijeenkomst plaals van belanghebbenden cn geïnteres seerden bij een filmcentrale en wat daaraan zou moeten worden verbonden. De bijeen komst werd geleid door mr. Jonker in kwali teit van directeur van de Vcrceniging van Nederlandsche Gemeenten. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bad van zijn belangstelling doen blijken door den heer Laban, chef van de afd. Lager Onder wijs aan diens Departement, als zijn verte genwoordiger te zenden. In zijn openings woord herinnerde mr. Jonker er aan, hoe groot de moeilijkheden geweest zijn, om den juisten vorm le vinden, waardoor allo scha keeringen bij het onderwijs tevreden zouden kunnen zijn. Om de Filmcentrale zullen zich door dezen gekozen vorm verschillende groepen kunnen formeeren, die elk voor zich bijzondere belangen of verlangens hebben. Na een geanimeerd debat, waarin op enkele uilzonderingen na do plannen tot oprichting van het voorloopig comité werden toege juicht, werd besloten tot oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor Onderwijs- en Ontwikkelingsfilms (V.O.O.F.). De statuien hiervan werden vastgesteld. Verschillende vertegenwoordigers van ge meenten of instellingen konden reeds de toe zegging geven als lid te zullen toetreden. Nu de ljjnen der Noord-Zuid-Hol- sche Tramwag-Mrj. voortaan onder de Rijks regeling vallen, zullen de loonen van het personeel worden verlaagd en de werk tijden verlengd. Het loon van den wagenbestuurder is thans £54.20 en wordt f28.40 h f33, het loon van een conducteur wordt £26.90 5 132.50, in plaats van f33.30, dat van een remise-beambte £25.90 h 131.50 in plaats van £31.95, dat van poetsers en wegwer kers f28.50 5 f30, in plaats van f31.05. Bovendien worden deze loonen voor bo vengenoemde categorieën van het personeel nog met bepaalde bedragen verminderd voor elk jaar, dat zij minder dan 8, 8, 8 en 6 jaar in dienst zijn. Do werktijden worden verlengd met on geveer 2 uur per week. De pensioenbijdrage wordt verhoogd van 7.7 tot 8.5 pet. Er heerscht over deze verslechteringen, die alleen gelden voor het personeel der N. Z. H. T. M., dat op de stadslijnen ts Haar lem dienst dóet (85 personen) groote ont stemming. De Ned. Vereen, van Spoor- en Tramwegpersoneel wil een rechtsgeding tegen de directie gaan voeren, welke pro cedure dan gegrond zou zijn op art. 1352 van het Burgerlijk Wetboek Ook het gemeentebestuur van Haarlem moet van plan zijn, zich te verzetten tegen de, door den Minister genomen maatregelen, omdat daarvan het gevolg zou zijn, dat bet gemeentebestuur geen zegginschap meer heeft over de loonen en de werktijden van het trampersoneel. De Fransche minister Godart en mevr. Godart, minister Aalberse, do Fransche zaakgelastigde cn de Fransche handels- attaché Glaser, hebben Zaterdagmiddag een bezoek gebracht aan het vliegveld Waalhaven, de gemeentelijke luchthaven van Rotterdam, waar zij door den haven meester H. Nieuwenhuis rondgeleid werden Na alle inrichtingen te hebben bezichtigd, maakte het gezelschap een vlucht boven Rotterdam in do nieuwste Fokker F Vit (van hetzelfde type als het vliegtuig, dat van Amsterdam naar Batavia vloog), doop de K.L.M. aangekocht, dio heden op de K.L.M.-lijn Amsterdam—Rotterdam—Lon den in dienst is gesteld. Zoowel voor den heer en mevr. Godart als voor minister AaL borse was dezo vlucht de eerste in hun leven. Allen waren verrukt over do wijze, waarop men door de lucht reist in de weel derige kajuit van dit verkeersvliegtuig eu opgetogen over den overweldigenden aan blik van Rotterdam en zijn grootsche haven inrichtingen. Na het luchtuitstapje gebruik te het gezelschap do thee in het K.L.M. restaurant. Do Fransche delegatie wds zeer getroffen door den doelmatigen en zeer smaakvollen aanleg van de luchthaven van Rotterdam en van de organisatie van het luchtverkeer der K.L.M. Zij betuigden hun bewondering voor hetgeen Nederland op het gebied van het luchtverkeer reeds heeft bereikt. De dag werd besloten met een door de gemeente aangeboden maaltijd in Hotel Weimar. Bij Kon. bosluit is aan den heer G. H. A. Tjeenk Willink, op zijn verzoek, met ingang van den dag, waarop zijn opvolger als notaris te Wormerveer zal zijn beëdigd, eervol ontslag verleend uit zijn betrekking van notaris aldaar. In hot gebouw voor Kunsten en We tenschappen te Utrecht werd een buitenge wone algemeene vergadering gehouden van den Bond van ambt-naren iu dienst bij de Ned. Spoorwegen, ouder voorzitterschap van den heer J. G. Balkestein. In zijn openingswoord wees de voorzitter er op, dat deze vergadering noodig is ge worden na de Kon. goedkeuring der statuten, waardoor een zestal hoofdbestuursleden di rect door de algemeene vergadering ge kozen zal worden. Daardoor zal het mogeljjk zjn de beste mannen uit den Bond te kiezen tot hoofdbestuurslid. Daarnaast zullen de vakgroepen do overige vier bestuurstalen aanwijzen, zoodat ook die voldoende ver tegenwoordigd zullen zjjn. Vervolgens herinnerde spr. aan de afge sprongen fusie. De vorige algemeene ver gadering stelde haar standpunt vast, doch de andere organisaties konden dat niet aan vaarden, waardoor de fusie afsprong. Hot spijt spr., dat het zoo afgeloopen is en dat daarvan het gevolg is, dat men nu onder ling gaat strijden, in plaats van strijd tegen do werkgevers. Het hoofdbestuur zal over wegen hoe zijn standpunt in deze zal zjjn, docl j pr. is overtuigd, dat de Bond el geen noemenswaardige verliezen door lie den zal. Integendeel, in den laatsten tqld is het ledental zolfe groeiende. Dan herinnerde spr. aan de afwijzing van een onderhoud door den Raad van Commissarissen met de orga- nasaties en constateerde, dat dit in strijd is met zijn houding van vroeger in zake de tekorten. De bonden zullen thans over wegen wat hun verder te doen staat. Den Minister is thans om een onderhoud verzacht. Het verheugt spr., dat deze vergadering, die de laatste is die hij presideert, zoo druk bezocht is. (Langdurig applaus). Mevrouw Balkestein en dochter kwamen ter vergadering en 'worden met een hartelijk applaus begroet. De notulen der vorige vergadering wer den goedgekeurd. Vervolgens was aan de orde de verkiezing van een nieuwen voorzitter. De heer Balkestein wees er op, dat de werkzaamheden voor den Bond hem de laatste jaren zwaar drukten. Het is tijd om do functie neer te leggen. Tot voorzitter werd met bjjna algemeene stemmen gekozen de heer K. Bloothoofd, uit Nijmegen. In verband met de nieuwe statuten wer den tol hoofdbestuursleden gekozen de hee- ren L. Willemsen, uit Utrecht; J. 1L Peters, uit Amsterdam; H. Bosch, uit Amsterdam; A. v. d. Heij; uit Utrecht; H. Borema, uit Zwolle, en j. Veenhuizen, uit Amsterdam. De overige leden van het hoofdbestuur zullen door de vakgroepen gekozen worden. Daarna werden besprekingen gevoerd over de propaganda. Vervolgens had de huldiging plaats van den scheidenden bondsvoorzitter, den heer Balkestein. De heer Lyfering, uit Amsterdam, wees er op, hoe de heer Balkestein gedurende Van ROBERT LOUIS STEVENSON. Geautoriseerde vertaling van J. G. L. B. Pet. (Nadruk verboden. 'A) De pijn en de zwakte van mijn lichaam, het bonzen van mijn hart, d-e wonden aan mijn handen en het branden van mijn keel en oogen in don voorldurenden walm en het slof waren weldra zóó ondraaglijk ge worden, dat ik het graag zou hebben opge geven. Niets dan vrees voor Alan gaf mij genoeg valsehen meed om door te gaan. [Wat hemzelf betreft (men bedenke, dat hij gehinderd werd door een overjas), hij was eerst purper geworden, maar later begon de rcode kleur onderbroken te worden door witte vlakjes, zijn keel gierde en floot, wan neer hij ademde, en zijn stem klonk, wan neer hij mij een opmerking in het oor fluis terde op onze rusbpoozen, bijna niet meer menschelijk. Toch scheen zijn geestkracht niet verminderd te zijn, noch zijn leven digheid, zoodat ik 's mans uithoudingsver mogen bewonderde. Ten laatste, bij het eer- Si6 schemeren van den nacht, hoorden wij piet geluid van eetn trompet en toen wij van int de hei terugkeken, zagen wij, dat de troep zich begon te verzamelen. Even daar- F hadde? Zli gemaakt en kampeer den voor den nacht, ongeveer midden in de vlakte. Daarop bad en smeekte ik te mogen lig- Ban en slapen. *,Er ral vannacht geen slaap zijn," zei Alan, ..van nu ai zullen die vervelende dragonders in het veen blijven en geen ster veling dan de vogels zal Appin uitkomen. Wij kwamen er op het nippertje door en zullen wij nu wagen, wat wij gewonnen hebben Neen, neen, wanneer de dag komt, zal die ons vinden op een veilig plekje van den Ben Aider." x „Alan," zei ik, „het is geen gebrek aan goeden wil; het is de kracht, die me ont breekt. Als ik kan, zou ik het doen; maar zoo waar als ik leef, ik kan niet." „Heel goed," zei Alan, „dan zal ik je dragen." Ik zag hem aan, of hij schertste; maar neen, de kleine man was in vollen ernst, en het gezicht van zooveel wilskracht be schaamde mij. „Vooruit," zei ik, „ik ga mee." ITij wierp mij een blik toe, alsof hij zei: „Goed zoo, David," en ging weer op weg, zoo vlug hij kon. Het werd koeler en zelfs een beetje don kerder, maar niet veel, toen de nacht in viel. De hemel was zonder wolken, het was nog in het begin van Juli en vrij hoog in het noorden, in het donkerste deel van den nacht, zoy iemand goede oogen moeten hebben om lezenmaar toch heb ik dik wijls een donkerder winternamiddag ge zien. Hei dauwde zwaar, het veen werd nat, alsof het regende, en dat frischte mij een beetje op. Toen wij stilhielden om op adem te komen en ik tijd had rond te zien naar de helderheid en zachtheid van den nacht, de vormen van de heuvels als sla pende wezens en het flikkerende vuur ach ter ons, als een lichte vlek in het midden van het veen, kreeg ik een aanval van woe de, dat ik mij nog in doodsangst moest foortslenen en stof eten als een worm. Te oordeelen maar wat ik in hoeken heb gelezen, geloof ik, dat weinige schrijvers ooit werkelijk moe zijn geweest, want dan zouden zij het beter hebben beschreven. Ik dacht niet meer aan mijn leven, om het verleden noch om de toekomst, en ik her innerde mij nauwelijks, dat er een David Balfour bestond. Ik dacht niet aan mezelf, maar wanhoopte, dat iedere nieuwe stap de laatste zou zijn, en met 'woede aan Alan, die er de oorzaak van was. Alan was ge knipt voor officier, want het is de plicht van een officier de manschappen dingen te laten doen, waarvan zij het doel niet ken nen, en als het noodig is hen te laten neer liggen om doodgeschoten te worden. En ik geloof, dat ik een vrij goed soldaat zou zijn geweest, want in die laatste uren kwam het niet in me op, dat ik iets anders kon doen dan gehoorzamen, zoo lang ik kon, en dan te sterven. Het scheen mij toe, dat het jaren duurde vóór de dag begon, en wij het grootste ge vaar ontloopen waren, zoodat wij op onze voeten konden loopen als menschen, in plaats van als beesten te kruipen. Maar, goede genade, wat een gezicht moeten wij hebben opgeleverd, dubbel gebogen ais oude grootvaders, struikelend als kleine kinderen en wit als doodenl Wij spraken geen woord, onze gezichten stonden strak, wij keken voor ons uit, lichtten onze voeten op en zetten ze weer neer, als menschen, die gewichten tillen op een dorpskermis, terwijl de korhoenders piepten en het licht in het oosten helderder werd. Ik zag, dat Alan deed ais ik. Niet, dat ik ooit naar hem keek, want ik had genoeg werk, over eind te blijven; maar omdat hij zeker even geslagen moest zijn als ik door vermoeid heid en even weinig keek waar hij liep, an ders zoüdcn wij niet ais blinden in een hin derlaag zijn geloopen. Het gebeurde aldus. Wij gingen over een met beide begroeide hoogte, Alan voorop, en ik een paar passen achter hem, als een schooier en zijn vrouw, toen plotseling iets ritselde in de heide, drie of vier mannen te voorschijn sprongen en wij het volgende oogenblik op onzen rug lagen, ieder met een dolk op de keel. Ik geloof niet, dat het mij iets kon sche len; de pijn van deze ruwe behandeling zonk geheel in het niet bij de pijnen, die ik overal voelde, en ik was te blij, dat ik niet meer liep, dan dat ik iets gaf om een dolk. Ik lag te kijken naar het gezicht van den man, die mij vasthield, en ik herinner mij, dat het zwart verbrand was door de zon en zijn oogen bijzonder licht waren; maar ik was niet bang. Ik hoorde Alan en een an der in het Keltisch fluisteren; maar wat ze zeiden, kon me niet schelen. Toen werden de dolken opgestoken, onze wapens werden ons afgenomen en wij wer den tegenover elkaar gezet in de hei. „Dat zijn die mannen van Cluy," zei Alan. „Wij hadden het niet beter kunnen treffen. Wij moeten hier met deze twee wachten, die zijn schildwachten zijn, tot zij het hoofd bericht hebben gezonden van onze komst." Nu was Gluny Macpherson, het hoofd van de clan Vourich, een van de leiders geweest van den grooten opstand, zes jaar geleden; er stond een prijs op zijn leven en ik dacht, dat hij al lang in Frankrijk was, met de andere leidiers van dien roekeloozen troep. Zoo vermoeid als ik was, werd ik half wakker van verbazing. „Watl" riep ik, „is Cluny nog hier?" „Ja zeker," zei Alan, „nog in zijn eigen land, en nog het hoofd van zijn eigen clan. Koning George kan niet meer verlangen." Ik denk, dat ik nog meer zou hebben ge vraagd, als Alan mij niet had doen ophou den. „Ik ben nogal moe," zei hij, „en ik zou graag wal willen slapen." En zonder verder iels te zeggen, rolde hij met zijn gezicht in een diepen heistruik en scheen direct le slapen. Het was mij onmo gelijk. Hebt ge ooit 's zomers sprinkhanen in het gras hooren sjirpen? Wel, ik had nau welijks mijn oogen gesloten of mijn heelc lichaam ent vooral mijn hoofd scheen vol sjirpende sprinkhanen te zijn en ik moest mijn oogen weer openen en gaan zitten en weer gaan liggen en kijken naar den hemel, die mij verblindde, of naar Cluny's woeste en vieze schildwachts, die over den top van den heuvel loerden en mot elkaar praatten in het Keltisch. Dat was al de rust, die ik kreeg, tot de boodschapper terugkeerde, en wij, daar het scheen, dat Cluny on3 met genoegen zou ontvangen, weer overeind moesten komen en voorwaarts gaan. Alan was erg vroolijk, verfrischt door zijn slaap, en hongerig bij het vooruitzicht van een borrel en een schotel warm vleesch, waarvan de bood schapper blijkbaar iets had losgelaten. Wat mij betreft, ik werd ziek, toen ik over eten hoorde praten. Ik was moe en zwaar geweest, maar voelde nu een soort verschrikkelijke lichtheid, waardoor ik niet kon loopen. Ik slingerde heen en weer ale spinrag in den wind, de grond leek wel een wolk, de heuvels bergen veeren, en de lucht scheen le stuwen als een snels troo- mende beek, die mij een en weer wierp. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1925 | | pagina 5