V ONTVOERD. 9 m k k m. 9 9 m m m 9 9 9 m 9 m 0. m m Nb. 19880 LE9D3CH GAGBLÖvo, Woensdag 31 December Vierde Blad. Anno 1924. SPORT. nt i i i i i jN'- i m (IÉ .V .-3 t'\ III I RADIO-PROGRAMMA FEUILLETON. SCHAKEN. De beginselen Tan het Schaken. I. Het schaken is een algemeen verbreid, ©en véél beoefend en zeer geliefd spel. Diepzinniger dan de meeste spelen, elegant, in zijne combinaties, bevredigt het de zin naar gezonde geestelijke inspanning op bij zonder aesthetische wijze. Het is een waar lijk koninklijk spel, dat zijne beoefenaars een genot schenkt, waarvan de buiten staande zich geen idee kan vormen. Maar het schaken is meer. Het is een •tuk eültureele geschiedenis van het mensch_ dom, het is een levensdeel geweest van tal- looze groote geesten, het heeft een rol ge speeld in vele belangrijke gebeurtenissen, het is een geestelijke uiting van een geheel tijdperk geweest. Groote schrijvers hebben het in hunne werken gebruikt. Ik citeer slecht8 de tweede acte, le scene van Götz van Berlichingen van Goethe, waar een tweetal schaakspelers ten tooneele werden gevoerd. Ik wil in dit eerste opstel U een over zicht geven over de geschiedenis van het schaakspel. "Was ik natuurlijk kort moet zijn, kan ik belangstellenden verwijzen naar het uitvoerige werk van onzen land genoot dr. A. van der Linde, nog altijd het standaardwerk op dit gebied. In de oudste Indische oorkonden, die over het ,,Tschatu- ranga" spreken, blijkt wel dat een onge veer aan ons schaakspel gelijk spel bedoeld wordt, doch de bron van ontstaan wordt niet genoemd. Deze oorkonden datceren zoo ongeveer 10 eeuwen voor Christus ge boorte Men kent misschien het verhaal, dat de uitvinder een geleerd priester zou geweest zijn, die zijn koning met het spel voor een wanhopige verveling behoedde Toen hij een belooning mocht kiezen, wenschte hij de hokjes van het bord gevuld te zien met graankorrels en wel op het eerste hokje één, op het volgende twee, op het daaraan volgende vier enz. De koning, die eerst om deze schramele belooning lachte, keek heel anders, toen zijn raads lieden hem vertelden, dat de hoeveelheid graan, die noodig was de geheele aardbol kon bedekkenU ziet zelf wel in, dat op het laatste hokje 264 graankorrels kemen .te liggen en dit is alleen al een getal van 20 cijfers. De som van alle graankorrels vindt men door een eenvoudige berekening als: 2,65 tweemaal zooveel als op 't laatste hokje thuis hoort. Dit verhaal is echter van veel later tijden. Wel vinden we in de Perzische geschriften herhaaldelijk ver halen t-ver te schaken, o.a. het verhaal dat koning Ohosroës I een schaakspel ontvangt met het verzoek eens tc willen uitvinden, hoe de stukken moeten staan. Een van de pienterstcn aan 's mans bof wist dit uit te denken; ik heb voel respoet voor die prestatie. Sporen van het schaakspel vinden we te rug bij de Chincezen en Japanners, de laatsten spelen nog een aantal andere vrij diepzinnige bordspelen, waaronder het ,,go" een groote plaats bekleedt Aan den anderen kant verspreidde zich 't spel even eens en de oude Grieken schijnen het ge kend te hebben. Immers het verhaal, dat Hermes de gunsten van de nimf Caïssa won door ha-ar een schaakbord te offreeren, i<? welbekend. Deze dame fungeert sindsdien als beschermgodin van ons edele spel. Sterker sporen van beoefening treffen we aan bij de Arabieren. Van een hunner (Ma- audi 958 n. C.) is het graanverhaal dat ik boven aanhaalde. Zij noemden het spel Schatrandsch'' en hadden stukken, onge veer gelijk aan dc onze, waarvan ook de beweging slechts weinig anders was. Sterk waren zij in het vervaardigen van „mansu- ben", een soort schaakproblemen, waarbij de vervaardiger gewoonlijk wedde met een tegenstander dat hij de oplossing niet kon vinden. Helaas is ook hiervoor ons spel misbruikt. De Arabieren brachten het spel tijdens hun veroveringen naar Spanje en van hier uit verspreidde zich het schaakspel over Europa. Vooral iu de Zuidelijke landen werd het dus veel beoefend, maar. ook aan het hof van Karei dc Groote was het een geliefd spel. Een van zijn zoons sloeg een» met het bord een tegenstander de hersens in, nadat hij een spel verloren had! Het werd een „ridderlijk'spel, waarin de ccnve ridder bedreven moest zijn. Het gaf aanlei ding tot geheele romans. Een zwevend schaakbord verschafte avonturen aan dc ridders van de ronde tafel. Dit tijdperk bij uitstek ik zei het boven reeds, werd door het schaakspel gekenmerkt. Reden te meör voor ons, schakers, om zich als ridders te gedragen aan het bord gezeten en niet door onhoofsche manieren onze tegenstanders te grieven. Ik wil U ii» een volgend artikel nog iets vertellen van de latere beoefening van het spel en hoop dan een uiteenzetting te geven van het spel en de beweging der stukken, toegelicht door eenvoudige voorbeelden. P. FEENSTRA KUIPER. Goede oplossingen van probleem-Hartong van de heeren Schrama, Paulidcs, Van Os, en v. d. Burgh. Van probleem Oosterholt van de heeien: v. d. Burgh, Van Osf Blom, Pauli Jes Schoneveld en De Nie. De crxfsing van het probleem van Har tong is 1. Kf2. Daarna kan volgen Ke4 2. Tdl dl of f3, 3. Td4± of dl, 2. Kf3, 3. Pb4± of f3, 2. Kf3d-1 of Pb2, 3. Pb4± of Tc3±. Het probleem van Oosterholt heeft als oplossing 1 Xc2. Aardig zijn dan de varianten Dc3t, 2. Tc3:±, Ddl:f, 2. TelDd2f, Td2:±. Met het oog op de Kerstdagen willen we, zooals gewoonlijk eens iets bijzonders be spreken. Kennen mijn lezers het onderdeel van onze edele kunst, dat „retrograde ana lyse" heet? Waarbij men dan nagaat hoe een gegeven stand ontstaan ka.n zijn. Dit levert soms heel aardige beschouwingen. Beschouwen we het volgende probleem van Dawson. iü m m pi§p|iu Wit begint en geeft mat in twee zetten. Wit; Kei, Dc7, Tal en gl, Lb8, pi c2, c3, d-2, e2, f2, f3 en h3. Zwart: Kh2, Ta8, Lhl, Pg3, pi a7, b7, c6, f7, f6, g7, g2 en h<3. De oplossing ia natuurlijk Dg3 :t en DhS-** Maar kan ook niet 0—00? Om dit te vin den redeneeren we als volgt: de zwarte pion nen op f6 en g2 beteekenen, dat er 4 maal door zwart geslagen is. Dit stemt overeen met 4 ontbrekende witte stukken: looper, I 2 paarden en pion. Wat is nu zwarts laat ste zot geweest? Er kan alleen gebeurd I zijn h7, h3. Want Pg3, dat oppervlakkig I ook in aanmerking komt, kan niet gebeurd zijn, omdat Lb8 en Dc7 beide schaak gaven en voor wit twee zetten noodig geweest zou den zijn om dit te bereiken. Het schaak is dus al eerder gedekt. Ook kan zwart op g3 niets geslagen hebben, want dit is door de pionnen gebeurd. Als echter h7, he nog niet gespeeld is, is de stand van zwart zóó, dat er geen daaraan voorafgaande zet voor zwart te bedenken is. Dus moet wit een zet gedaan hebben, die de voorafgaande zet van zwart mogelijk maakte. Dit kan alleen zijn Ta-1al, met daaraan voorafgaand Tf4—a4. Er is gebeurd: Tfl—a4f, Pg3 Ta-1—al, h6. Zoodat 0—0—0 uitgesloten is. Ter toepassing de volgende stelling van Dawson. Wit: KgS, Df4, Tf.3, Lc8, Pg7, pi a7, b7, (13, dö, e3, e5, hl en hG. Zwart: Kh3, De4, Tg3 en h2, Plil, pi a6, b5. c", d4, f5, f2, g2 en h7. Mat in twee zetten. P FEEKSTRA KUIPER. DAMMEN. Alle inzendingen betreffende deze rubriek le zenden aan het Bureau van ons Blad of aan den Red C. de Xie, De Riemerstraat 46, 's Gravcnhagc. PROBLEEM No. 46. Zwart 16 schijven op: 1, 3, 5, 7, 8, 9, 10, 13, 16, 17, 19, 20, 23, 21, 25 en 26. (Zwart). mp, V/,./>.-> .„/w 4ti 47 *6 4S> 50 (Wit) Wit 16 schijven op: 27, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 41, 43, 43, 14, 48 en 50. EINDSPEL No. 47. Zwart 1 schijf op16 dam op 47. (Zwattö f I 'i m N ■A JfcV: 2 6 I c n e d w e O h o d bi 1c Z' k ti t* w di si n li d o: altijd te lellen bij zwart. Op bovenstaande diagrammen is dit duidelijk aangegeven. De nummering van het bord zooals dio thans gebezigd wordt, is van den Franscheu speler en schrijver „Manourij", die in 'fc midden der 18e eeuw te Parijs woonde. Het noteeren der partij is zeer nuttig, daar men door het naspelen de partij kan bestudeeren. Het noteeren geschiedt als volgt: wanneer wit begint en schijf 33 naar 28 brengt, 3328. Speelt zwart daarna 19—23, dan moet wit slaan naar 19, en noteert „28 x 19." Slaat men gelijktijdig meer schij ven dan noemt men het vak vanwaar de slagschijf genomen en het veld waarop deze, na den slag, neergezet wordt. Bij een weinig oefening is men liet noteeren spoe dig meester. Op de diagrammen kan men zien dat dc oneven en even nummers onder elkander liggen. Op de eerste rij, naar beneden, 1, 11, 21, 31, 41, de tweede rij, 6, 16, 26, 38 en 46 enz. Onthoudt men dit dan gaat het zeer gemakkelijk. Wanneer een schijf do tegenoverliggende laatste rij heeft bereikt, plaatst men er een tweede op cn met deze dubbele schijf of dam, heeft men het recht om in schuine richting voor-/>f achterwaarts te gaan over onbedekte vakkenbijv. staat een dam op vak 1, mag men deze plaatsen op 6 of eon der vakken der diagonaal van 1 tot 45, zoo er geen andere schijven op deze vakken staan. Een schijf wordt dan alleen dam, wanneer zij de laatste rij heeft be reikt en daar blijft staan. Plaatst men een zwarte schijf op 9 en 10, een witte op 15, ©n wit is dan aan de beurt van zetten, eraat VOOR DONDERDAG, 1 JANUARL V 11.50. Manchester (375 M. 2ZY). Con. cert door the „2ZY"-Quarlet Newcastle (400 M. 5N0). Concert. Tilley'g Restaurant Orchestra. 12.50. Parijs (1780 M. SFR). Het Tzigane Orkest van Radio-Paris. O.a. Danse Moldava, Razigade, Serenata, Sadun, Chant du Matin, Massolini, Meditation de Thaïs (viool), Mas senet. 1.20. Londen (365 M. 2L0). Tijdsein vaO Greenwich. Wekelijksch concert v. nieawa Gramophoneplaten. 3.20 Cardiff (351 M. 5WA). Ciaire Alexan der (mezzosopraan). The Station Orchestra. Warwick Braithwaite. 3.30. Birmingham (375 M. 5IT). Tha Station Piano Quintet. Aberdeen (495 M. 2BD). Concert. The Wi reless Septet. Dorothy Forest (sopraan). Berlin (330 en 505 M.) Concert O.a, Herbstklanken, Labinsky. Ouverture zu der Oper „Indra' Fr. v. Flotow. Delirien Wal- zer, Strausz. Intermezzo aus der Oper Ca,- valeria Rusticana van Mascagni. 4.20. Londen (365 M. 2L0). Tijdsein van Greenwich. Concert: het Orkest van het Trocadero Restaurant. 5.05. Parijs (1780 M. SFR). Concert met medewerking van de verschillende Radio» Paris-solisten, o.a. Bachanale de Samson et I Delila, St. Saen, Rondo Capricioso, St Saens, I Romance en Scherzo de ia Suitel (fluit), Widor. Cardiff (351 M. 5WA). 5 „WA" 's Five o Van ROBEIir LOUIS STEVENSON. Geautoriseerde vertaling van J. C. L. B. Pet. (N3druk verboden 02) „Met uw verlof, nir. Balfour, zal ik ze u tóch vertellen,", zei Alan, „de man, moet je welen, was op een rots in zee geworpen, waar het goede volk geregeld kwam om uit te rusten op de reis naar Ierland. Dc naain van deze rots is Skerryvore, en het is niet ver van de plaats, waar wij schipbreuk le den. Wel, 'het schijnt, dat de man zóó lang smeekte zijn kleine dochtertje le mogen zien, vóór hij slierf, dat ten laatste de Ko ning van het goede volk medelijden mot hem kreeg en oen van zijn ondergeschikten "uitzond, om het dochtertje in een zak te haler, en naast den man neer te leggen, terwijl hij sliep. Dus, toen de man wakker ^*erd, lag een zak naast hem en iels daarin bewoog. Wel, hij scheen een van die heeren te zijn, die altijd direct het ergste denken, en voor alle zekerheid stak hij zijn dolk door den zak vóór hij dien openmaakte, en daar vond hij zijn dochtertje, dood. Me dunkt, mr. Balfour, dat die man en jij veel gemeen hebben." „Bedoel je, dat je er niets mee te maken hadt?" riep ik, en ging rechtop zitten. ..Ik wil in de eerste plaats vertellen, mr. Balfour, van Shaws, als vriend legen Triend," zei Alan, „dat als ik van plan was, een meneer dood te schieten, ik dat nooit in mijn eigen land zou doen, om mijn clan niet in moeilijkheden le brengen, en ik zou niet op weg gaan zonder zwaard cn geweer cn met een langen vischhengel op mijn rug. „Wel," zei ik, „daar heb je gelijk in." „En nu," vervolgde Alan, terwijl hij zijn dolk le voorschijn haalde en zijn hand er op een bepaalde wijze op legde .zweer ik op liet heilige ijzer, dat ik er geen nart of deel aan had. middellijk of on middel b"1- „Goddank!" riep ik en stak hem mijn hand toe. Hij scheen hot niet te bemerken. „En nu is er genoeg drukte gemaakt voor een Campbell", zei hij. „zij zijn niet zoo schaarsch, voor zoover ik weet." „In ieder geval," antwoordde ik, „had ik van mijn standpunt gelijk, want je weet wat ik op de brik aan je heb gezegd. Maar de geuaciile en de uitvoering is niet hetzelf de. Goddank, wij kunnen allen in verlei ding komen, maar iemand in koelen bloede vermoorden.En weet je, wie het deed?" vervolgde ik „Ken je dien inan in de zwar te jas?" Ik herinner mij zijn jas niet precies meer," zei Alan listig; „maar het staat me voor, dat hij blauw was." „Blauw of zwarl, ken je hem?" vroeg ik. „Ik zou er niet op durven zweren," ant woordde Alan; „hij was vlak bij me, dat is waar, en het was wel toevallig, dat ik juist bezig was miin schoen vast le maken." „Kan je zweren, dat u hem niet kent, Alan?" riep ik, half boos en half geneigd le lachen om zijn uitvluchten. „Ook niet," zei hij, „maar ik heb een erg slecht geheugen, Daira." „En toch heb ik één ding duidelijk ge zien," vervolgde ik, „en dat was, dat je jozelf en mij voortdurend liet zien, om de soldaten op ons spoor te houden." „Dat is erg waarschijnlijk," zei Alan; „dal zou ieder gentleman hebben gedaan. Wij waren onschuldig aan het gebeurde." „Een reden te meer, dat wij vrij-uit zou den gaan, omdat wij nu onschuldig worden verdacht,riep ik: „de onschuldigen behoo- rep. vóór de schuldigen le gaan." „Wel, David," zei hij, „de onschuldigen hebben altijd een kans om vrijgesproken te worden door het gerecht; maar wat den jon gen betreft, die het schot loste, ik denk, dat de heide de beste plaats voor hem zal zijn. Degenen, die niets le maken hebben met een moeilijkheid, moeten altijd denken om degenen, die er wel mee le maken hebben. Want al9 het nu eens andersom was ge weest, en de jongen, dien ik niet duidelijk kon onderscheiden, in onze schoenen had gestaan, en wij in de zijne, wat heel goed bet geval kon zijn geweest, dan zouden wij hem toch erg dankbaar zijn geweest, wan neer li ij de soldaten had weggelokt." Toen ik dit hoorde, gaf ik Alan op. Maar hij zag er al dien lijd zoo onschuldig uit en was blijkbaar zoo le goeder trouw in wat hij zei en zoo bereid zich op le offeren voor wat hij zijn plicht achtte, dat ik mijn mond hield. Ik dacht aan het gezegde van mr. Henderland, dat wij dikwijls een voorbeeld konden nemen aan deze woeste Hooglan ders. Wel, hier nam ik het mijne. Alan9 opvattingen waren alle omgekeerd, maar hij was bereid zijn leven er voor te geven, zooals zij waren. „Alan," zeide ik, „ik zeg niet, dal hel menschenpliclit is, zooals ik het opvat; maar het is goed genoeg. En nu steek ik je voor de tweede maal mijn 'hand toe." Ilii nam haar in de zijne en verklaarde, dial ik hem zeker had behekst, daar hij mij alles kon vergeven. Toen werd hij ernstig en zei, dal wij niet veel lijd le verliezen hadden, maar beiden het land moesten uit vluchten; hij, omdat hij deserteur was en heel Appin nu zou worden doorzocht als een huis, en ik, omdat ik zeker met den moord in verband zou worden gebracht. „0," zei ik, verheugd hem oen lesje le kunnen geven; „ik vrees niet voor de ge rechtigheid van inijn land." „Alsof dit jouw land was," riep hij, „en alsof je hier zou worden berecht in een land van Stewarts." „Het is alles Schotland,zei ik. „Man," zei hij, „soms verbaas ik me over je. Er i9 een Campbell gedood. Nu zal Ie zaak voorkomen in In verara, de hoofd plaats van de Campbells, met vijftien Campbells op de jurybank en de grootste Campbell van allen, dat is de Hertog, op d<en rechterstoel. Gerechtigheid, David? De zelfde gerechtigheid als Glenure een poos geleden hier op den weg vond." Ik moet bekennen, dal dit mij een beelje beangstigde, en het zou mij nog meer be angstigd hebben, als ik had geweten hoe juist Alan voorspellingen waren; er was maar één punt, waarop hij overdreef, daar er slechls elf Campbells op de jurybank za len, ofschoon de andere vier ook afhanke lijk waren van den Herlog, zoodat het wei nig verschil maakle. Maar ik zei, dat hij onrecht deed aan den herlog van Angyle, die, al was hij dan ook een Why, toch een wijs en eerlijk edelman was. „Goed," zei Alan, „de man is een Wfcp, maar ik zal niet ontkennen, dat hij een goed overste voor zijn clan is. En wat zou de clan denken, als er een Campbell werd doodgeschoten en niemand opgehangen, I terwijl hun eigen hoofd opperrechter is?! Maar ik heb dikwijls opgemerkt," vervolgde» hij, „dat jullie, Laaglanden», geen juist denkbeeld hebt van wat recht of on-? recht is." Daarop lachte ik luid en tot mijn verba zing begon Alan ook en laohte even harte-? lijk als ikzelf. „In elk geval,' 'zei hij, „zijn we in de Hooglanden, David, en als ik je den raad geef le vluchten, geloof mij dan en vlucht. Het is zonder twijfel hard je le versloppen en honger le lijden in de heide, inaar hot is nog harder geboeid in een gevangenis van de roodjassen te liggen." Ik vroeg hem, waarheen wij zouden vluchten, en toen hij mij vertelde naar do Laaglanden, was ik meer geneigd hem te volgen, want ik begon le verlangen terug te koeren en mijn oom onderhanden te ne men. Bovendien was Alan zoo zeker er van, dal geen gerechtigheid in deze zaak te vin den zou zijn, dat ik bang begon te worden, dat hij wel eens gelijk kon hebben. Van alle dooden leek die door de galg mij het minst, verkieslijk en de voorstelling van dit hui veringwekkende instrument kwam met bui tengewone duidelijkheid in mijn hoofd, daar ik er eens een plaatje van had gezien boven een slTaalzangersballade, cn nam mijn voorliefde voor gerechtshoven weg. „Ik zal het warn^n. Aion." z^i ik; „ik gai mee." (Wordt vervolgd).^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 13