vlak bjj Elsje's kamer. De pleegzuster werd wakker van het geknetter en de brandlucht ünmiddelijjk liep zy naar het andere gedeelte van bet huis om daar hulp te halen. Maar vóór er nog iemand hulp kon verleenen, was de toegang naar Elsje's kamör ver sperd de eikenhouten parketvloer, die er heen leidde, stond in lichterlaaie. Een ladder! Gelukkig was er een ladder en er waren heel wat handen bereid om, hem op te zetten. Maar o, ik kan het byna niet rustig neerschrijven de ladder was te kort, veel te kort. In het andere gedeelte van het huis was nog wel een langere ladder, maar vóór die gebaald was, zou het arme Elsje in de vlammen omgekomen zyn. Toen gebeurde er geheel onverwacht iets. De zal het jullie heel nauwkeurig be schrijven. Iedereen keek naar de ladder, die slechts tot de halve hoogte reikte en dus evengoed gemist kon worden. Plotseling kwamen er een man en een jongen aangerend. Allen lieten hen door. Niemand wist, wie de jongen was ik wist het wel, maar verder niemand. Oom was met ©enige mannen naar den achterkant van het huis gehold om te pro- beeren, of ze van die zajde Elsje's kamer door het zijraam konden bereiken. Doch ook deze poging zou blijken te vergeefs te zijn. „Een touw!" riep Tom, want natuurlijk was het Tom wie anders had het kunnen rijn? Er was dadelijk touw, In het volgend oogenblik was Tom reeds halverwege de ladder. Het touw was om Zijn eenen arm gebonden. Hij riep naar be neden, dat zij goed moesten opletten, de ladder stevig vasthouden en dat iemand er zoo hoog mogelijk op moest klimmen om hem te kunnen helpen. f Dit ging alles goed, zoo ver als de ladder reikte. Daarboven was alleen de klimop om je aan vast te houden en je weet, wat dat zegt hoe het altijd afbreekt, als je denkt je er stevig aan vast te kunnen houden! Maar Tom kende geen vrees. Steeds hooger klom hij. In dit oogenblik was Oom teruggekomen. Het roode licht viel juist op zijn. bleek gezicht. Hij kon alleen de jongensfiguur de ladder zien opklimmen, maar dacht er in de verste verte niet aan, dat dit Tom was. En Sam Waters noch ik konden het hem vertellen. Nu was hij op de bovenste sport van den ladder. Maar Tom klom nog hooger. Ik geloof, dat hij meer van klimop af wist dan iemand anders, want hij klom als een aap naar boven. Het duurde niet lang, of ik zag. dat torj bet bewuste raam bereikt had, het op schoof en er door naar binnen klom. Ik had een gevoel, alsof er iets in mij barstte en ik had niets liever gedaan dan „Bravo Tom!" geroepen. Ik hield mij echter in: op hetzelfde oogenblik voelde ik een hand op mijn schouder en zag ik Oom achter mij staan, Oom, die mij met groote oog en aan keek en vroeg: „Wie is het?" „Tom!" antwoordde ik. Ik was heelemaal niet bang. Als hij ook maar één woord ten nadeele van Tom gezegd zou hebben, ge loof ik nooit, dat ik mij had kunnen in houden. Het kwam echter niet zoo ver. Hij mom pelde een paar woorden, die veel leken op „God vergeve het mij!" Onmiddellijk daarna gaf hij den manneif bevelen en stonden wij we waren met verscheiden personen met dekens in de hand om deze uit te hou den, zoodra zenoodig mochten zijn bij bet reddingswerk. Maar ik geloof toch, dat niemand onzer werkelijk hoop koesterde, want ledereen wist, hoe verraderlijk het vuur is en hoe weinig Vang Tom had zichzelf weer in veiligheid te brengen om nog niet eens te spreken van het arme Elsje, die natuurlijk, zwak als zü was, heelemaal niet kon meewerken. Sam Waters stormde de ladder op om hulp te verleenen, zoodra die gegeven kon worden. Eén kon dit natuurlijk maar doen en Sam was sterk, handig en moedig. Ik weet biet, hoe lang het duurde: mis achten was het een paar minuten, misschien ook langer. Wij keken er natuurlijk allemaal naar en konden de oogen er niet afhouden Plotseling zagen wij één, neen twee gedaan ten vóór het raam. „Hij heeft haar!" „Hij houdt haar in zijn armenI" „O, zè zullen vallen! Hij kan onmogelijk net haar de ladder bereiken Iedereen riep wat, 't leek wel, of niemand kon blijven zwijgen. Was het ook niet ont zettend: wij allen veilig daar beneden en Tom en Elsje zoo ver boven onze hoofden, omringd door de vlammen, die hem bijna schenen te raken! Maar nu begreep ik, waarom hij het touw meegenomen had. Hij kon den klimop dezen keer niet ver trouwen, omdat hij Elsje droeg. Hij had het touw niet gehad, dan waren zij stellig ver ongelukt. Hij had het om haar middel vast gebonden en met Elsje in zijn armen, slaag de hij er in. zich aan het touw uit het raam te laten zakken. Het andere* einde van het touw had hij aan een ijzeren ledikant in de kamer vastgemaakt. Natuurlijk moest hij al zijn krachten in spannen om op die manier de ladder te be reiken. Hij slaagde er echter wonder boven wonder in en zag, dat Sam Waters met opgeheven armen op de ladder stond om Elsje van hem over te nemen. Niemand van ons wist, of zij dood of levend was. Zij was in een deken gewikkeld en Sam hield haar in zijn sterke armen, alsof zij een klein kindje was. En Tom? Toen Sam Elsje van hem overgenomen had, schenen Tom's krachten hem te bege ven, want hij liet plotseling het touw los en viel naar beneden, waar hij als een blok bleef liggen. Was hij d o o d Elsje was weggedragen, maar Tom lag nog op den grond. Tk knielde naast hein neeT en zei wat tegen hem. Er werd water eu wijn gebracht en de menschen deden, wat ze kónden. Sam klopte hem zachtjes op den schouder en vroeg hem de oogen op te slaan om te zien. hoe vol bewondering iedereen voor hem was Maar Tom scheen hem niet te verstaan en de tranen rolden den stoeren Sam over de wangen. Heel voorzichtig namen wij Tom nu van den hard-bevroren grond op en brachten hem naar een vertrek in het andere gedeelte van het huis. Het vuur doofde langzamerhand uit. Ik dacht eigenlijk heelemaal niet meer aan den brand, doch alleen aan Tom en Elsje. Later hoorde ik echter, dat zij er in geslaagd waren een paar pijpen te ontdooien en het i/s in het groole reservoir stuk te hakken De brandspuit uit de naburige stad kwam juist bijtijds om te voorkomen, dat het andere gedeelte van het huis door het vuur werd aangetast. De brand had zich gelukkig tot één vleugel bepaald. Natuurlijk was er dadelijk om den dokter gestuurd. Vóór hij echter kwam, sloeg Toin de oogen op. Hij keek verward om zich heen en scheen heelemaal niet te weten, waar hij was. Ik meende, dat hij iets mompelde over „Elsje" en „Kerstmis", maar kon het niet goed verstaan. Toen knielde er iemand naast het bed, waarop hij .neergelegd was. Tom keek en zag Vader. „God zegene je, mijn jongen," zed Oom. Tom probeerde nu te spreken en zei: „Ik ben weggeloopen. Ik moest haar zien, al was het ook maar één keer, Vader. 13 bent er immers niet boos om?" Boos?! O* je hadt Oom's gezicht eens moeten zien! „Je hebt haar hét leven gered, Tom," zei Oom. Er gleed een dankbare glimlach over zijn gezicht Hij legde zijn rechterhand in die van zijn vader en wij wisten allemaal, dat alles vergèven en vergeten was en dat Va der en zoon elkander teruggevonden hadden Sam Waters legde Oom nu uit, hoe het kwam, dat hij den brand bijwoonde. „Als de jongeheer niet zoo'n uitstekend klimmer geweest was, zou hij de jongejuffrouw nooit hebben kunnen redden," eindigde hij zijn verhaal. Toen de dokter kwam, ging hij eerst naar Elsje en daarna naar Tom, <üe 'n pols verrekt en z'n beide handen gebrand had. Verder h; hij behalve een paar brandwonden enkele lichte kneuzingen gelukkig ge> di letsel bekomen. „Dat komt allemaal terecht", zei de doi ter opgewekt „Het is alleen een kwesi van tijd. In een paar dagen is hij weer b ter." j* Met Elsje scheen een wonder gebeurd r zijn, want zij was niet alleen in leven, ma zelfs hoegenaamd niet erger geworden dc den schrik. De dokter zei, dat haar ziei een goeden wending genomen scheen hebben en dat zij, indien goed verzorgd 0 'a dat zou ze zeker zij!) naar alle waarschii lijkheid herstellen zou Zij moest echter heel rustig gehouderw worden en de dokter oordeelde het bet<0 dat zij Tom nog niet dadelijk zag. Maar i e een paar dagen gaf hij toch zijn toestemmii daartoe. Jullie hoeft me echter niet ra u vragen over die eerste ontmoeting aan komen, want ik geef er toch geen antwoo °P- ra Dc ken Tom en weet, wat hij graag hee en niet. En als hij zegt, dat zijn ooge.M toen hij uit Elsje's kamer kwam, rood wiM ren, omdat hij nog last van den rook ha< x dan had hij natuurlijk laat van den rook. Later vertelde Elsje ons allee hoe z door een luoht van brandend hout en c v stem der ontstelde verpleegster wakker g< B worden was uit een rustigen slaap, waari M zij eindelijk gevallen was. En hoe zij, toe zij bemerkte, dat zij alleen gelaten wen niet anders dacht dan .te moeten ste ven S), Zij vertelde, dat zij niet erfe geschni jv was ik denk, dat zij daar té zwak vcx was en een paar woorden tegen onze Vader in den Hemel zei om Hem om hul te smeet en. „En Hij zond Tom", eindigde rij nas verhaal. Zij was overtuigd geweest, dat zij eed maal in Tom's armen veilig was h was Immers altijd zoo sterk en flink! O, als ik nog aan dien tijd terugdeni r lijkt alles mij een droom en .geen werkclij: j keid. De dokter had drie patiënten op h< Huis: Elsje, Tom en Tante, die door ai; ontzettende angsten, welke rij uitgestaatc had, ook ziek geworden was. P Jennie meisjes kunnen soms toch weir< kelijk heel nuttig zijn deed Tante e j3 Elsje veel genoegen door tijdens haar ziekt 1' dikwijls bij haar te zijn. „Bijna zou ik, „mijnheer Watts" nog vei. geten. Al was Tom onder dokters hancre en had hij veel pijn, hij dacht toch aan de hond. „Ik zou hem graag eens willen trakte*^ ren, nu het Kerstmis is", zei hij. „Hie kan hij natuurlijk niet komen- hij zou veel leven in huis maken en Elsje hind<^ ren Maar wil jii voor hem zorgen Wim? Ik ging dus naar de keuken Rika wa niet gemakkelijk, zooals de andere dienst j, boden zeiden, maar toen ik vertelde, da T ik kwam voor „mijnheer Watts", Tom'J lieveling toonde zij werkelijk, dat rij ee hart van goud had g Zij maakte een heerlijk maal voor hei a klaar, met vlee-sck, botten en jus en ik bi dacht een leuk plannetje. v Al was „mijnheer Watts" dan ook gee geschikte hond om bij Tom in de kame te komen, ik zag niet in, waarom Tom' wanneer hij door het raam op het terrar keek, „mijnheer Watt" niet zou mogen zie:1 smullen. En ik zorgde er voor, dat dit ge beurde. ,,'t Is maar heerlijk, weer thuis te zijnl'jj zei Tom dankbaar. Alles Bcheen prachtig in orde te komen p Het leek wel. alsof Oom Tom niet genoe kon laten voelen, dat alles vergeven en vei T geten en hij weer heelemaal in genade aai (j genomen was. t Tom was een echte held. Vinden julli dat ook niet? Maar als iemand dat zei j wilde hij er niet. van hooren. Hij vond he heel gewoon, wat hij gedaan had Natuurlijk had Oom een langen brief ge I 1 schreven aan het hoofd van Tom's school et deze schreef vol lof over Tom terug. Tom ging niet weer naar die school. Bi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 18