VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
Zaterdag 29 November.
Anno 1924
Toch een Held.
«xj j j;«*
het Engelsch van E. LYSAGHT.
Vrij bewerkt door C. H.
IX.
Slot.
mijn teenen trad ik het Huis binnen
as er heel stil.
lIs wij gedacht hadden, was Tante
lan liggen. Oom liep in zijn kamer op
r. Ik kon zijn afgemeten voetstappen
ijk hooren.
mg naar boven om mij op te knappen
n .ik weer beneden kwam in de zitka-
ond ik Wim daar. Hij had juist den
ij in het oor te fluisteren
heeft- gelijk. Sam zal hem van
inde rdak verschaffen en vóór ik naar
zal ik stilletjes naar hem toe gaan
zeggen, hoe 't met haar ia."
Qom binnenkwam, gingen wij aan
Het was een droevige maaltijd en
•h ik hadden lust iets te 2eggon,
zoo stil was.
foest natuurlijk den gehcclcn tijd «aan
enken, aan Tom, die nu bij Sam Wa
it, en misschien dc les door hem ge
werd. En ik vroeg mij af *k geloof
dat V im hetzelfde dacht wat Oom
ggen zou. als hij wist, waar Tom op
genblik was.
spraken niet over het arme Elsje,
natuurlijk waren wij alle drie van
ervuld en hoopten wij vurig, dat 'zij
[ou worden. De doctoren hadden dien
crisis" gesproken, waarna er mis-
een goede wending in haar ziekte
zou.
tafel lieten wij Oom alleen en gin-
lar de aardige zitkamer, waar Elsje
eoo graag zat.
I het fijd wos om naar bed te gaat»
was blij, dat liet eindelijk zoo laat
sloop Wim weg om zijn belofte aan
vervullen en hem de laatste berieh-
in Elsje te brengen Er viel echter
heel weinig te vertellen het was
igenoeg hetzelfde. Maar gelukkig had
rlige ijlen opgehouden en scheen zij
r te zijn.
aoet ik jullie echter eerst een en an-
tcllen van de kamer, waarin zij lag.
jullie alles, wat er in dien vrecs*-
aoht gebeurde, beter begrijpen kunt.
doctoren hadejen gezegd, dat haar
;uner niet rustig genoeg was en een
aangewezen in een gedeeltewemr
idere slaapkamers waren en die zóó
was, dat geen enkel geluid er door-
|Er waren twee breede ramen en de
limop grooide zóó dik over den muur
gs de ramen, dat men niefs van de
I zag.
kamer en de aangrenzende waren
o-verige deel wan het huis door een
een trap afgescheiden. Het uitzicht
•g was prachtig, daar deze kamera
lagen dan de andere.
>n dien avond den slaap weer niet
zóó waren mijn gedachten met Tom
Elsje bezig. Maar eindelijk viel ik
slaap en had ik een heel benauw-»
•om. Plotseling schrikte ik wakker,
te® donker in do kamer.
Maar neen, heelemaal donker was het
toch niet: door de gordijnen zag ik een roe
den gloed. Buiten hoorde ik een stem, dio
alarm scheen tc maken.
Dit alles zag en hoorde ik in een enkele
secondè en ik had nog geen tijd gehad om
mijn slap rige oogen uit ie wrijven, toén
ik Wiin's stem vlak bij mij hoorde.
In het volgend oogenblik trok hij mij
aan mijn arm en riep ik uit:
..Lieve help! Wat is er toch?"
Hij schudde mij nog harder en schreeuw
de „Sta op! Sta onmiddellijk op! Waar
zijn jc schoenen'? Hier heb jc jc kousen.'-'
En ik hoorde hem ongedpldi" op den
grond stampen, terwiik hij voortging
„Hier ;s je mantel Trek dien aan cn doe
deren doek over je hoofd Hom mee
Hiï stampte opnieuw van ongeduld en ik
haastte mii zooveel als ik kon Hij gunde
mij nauweliiks den tiid het noodige aan te
trekken en duwde en trok mij de kamer uit.
„Het huis staat in brand!" riep hij.
,,Kom toch'mce
Nauwelijks was ik de kamer uit, of ïlc
rook een vroeselijke brandlucht.
..Weet iedereen het? Zijn aden in veilig
heid?" vroeg ik.
„Kom toch mee!" zei Wim weer. „Loop
zoo hard als je kunt!"
Ik liep mi zoo vlug mógelijk, maar de
benauwde rook maakte mij bijna blind.
Wo kwamen één der knechten tegen.
,/t Is vrecscliik hijerde hïi' ..En de wa
terbuizen zijn allemaal bevroren!"
In het volgend oogenblik was hij weer
verdwenen.
..Elsje!" riep ik plotseling uit.
Wim gaf geen antwoord. Hij dreef mij
slechts voort.
Nu bereikten wij de trap. Menschen hol
den langs ons been, terw.ijl het felle, roode
licht van alle kanten scheen te komen. Heel
duidelijk kon ik het knetters van bot vuur
hooien.
Rika, het keukenmeisje, stond handen
wringend in de hall.
„Neem Jennie meezei Wim (wat kun
nen jongens toch doortastend zijn,,en
ga samen naar het terras. Je kunt een vei
lige schuilplaats in den koepel vinden."
Zij gaf mij een hand en wij renden door
do voordeur naaT het terras.
Ik geloof, dat ik nooit zoo oud als ik
worden mag deze angstige oogenblikfcen
vergeten zai
Even had ik Oom ge«ien, terwijl hij ons,
gevolgd door een paar mannen, voorbij
snelde.
..Een ladder !"4iooide ik hem zeggen.
In het volgend oogenblik zag ik' Wim
met Juffie, dio hij naar een veilige schuil
plaats bracht. Zii was echter zóó hevig ge
schrikt, dat «ij heelemaal niet wist, wat
zii doen moest.
Rika ging haar halen en bracht haar bij
ons, waar wij ten minste veilig waven. Wij
konden natuurlijk kou vatten, maar er was
daar geen gevaar, dat wij in de vlammen
zouden omkomen.
„Ik denk, dat Oorn order gegeven had.
dat wij allemaal in dat gedeelte moesten
blijven, want langzamerhand verzamelde het
vrouwelijk personeel zich daar.
O, hoe verlangde ik te weten, waar Wim
\va»sIk zag hem nergens. Ik denk, dat hij
aan het andere einde, van het ternes was,
waar wij een menigte menschen zagen, clie
fel belicht werden door de vlammen. Waar
was Tante? Niet bij ons en zeker zou zij
ook niet buiten in de koude staan bij al die
menschen. Ik wist niet en zou vooreerst ook
niet te weten komen, dat zij op het eerste
alarmsein in veiligheid gebracht was.
Een paar dienstboden hadden in de haast
nog warme doeken en mantels meegenomen,
die uitstekende diensten bewezen.
Daar dc brand aan don anderen kant van
het huis was, zagen wij weinig van hetgeen
cr gebeurde. Maar Wim, die alles meege
maakt heeft, zegt dat hij het verdere ver
haal van den brand vertellen zal. Ik zal
hem dus ma.ir aan het woord laten.
VERTELD DOOR WIM.
Jennie kan heel goed iets beschrijven
en zij vertelde nauwkeurig van het begin
van den brand: hoe zij juist wakker werd,
toen ik naar binnen kwam stormen, aan
baar arm trok en haar toeschreeuwde.
Natuurlijk was ik niet erg angstig, wei
een beetje. Na den eersten schrik wen je
aan alles. Bovendien gaf Oom bevelen als
een commandant. Allo mannelijke bedien
den en dat waren er met het stalpersone el
en de tuinlui heel wat waren in de weer.
Het eerste, wat-er te doen valt, wanaeer
er brand uitbreekt, is de vrouwen in veilig
heid te brengen.
Het spreekt vanzelf, dat ik Jennie voor
mijn rekening nam en dat moet ik
tot haar eer zeggen ze was heelemaai
niet kinderachtig of eigenzinnig. Wij holden
de gange ndoor en de trappen af, naar de
hall. Iedereen weet, «dat, zoodra je maar
beneden bent er. geen gevaar meer is; zoo
lang je nog boven bent, heb je kans, dat
ds vlammen ook de trappen aantasten en
hoe moet je dan beneden komen? Ik ver
telde haar natuurlijk niet, wat het aller
ergste was. Zij vond het al erg genoeg,
al wist zij nog niet alles. Ik stuurde haar
raar het vrouwelijk personeel in den koepei,
waar haar geen gevaar bedreigde.
Het gebeele mannel rjke personeel was
eveneens in veiligheid. De brand woedde
in één gedeelte van het huis en ze hadden
het jjs stuk gehakt en groote vuren ont
stoken om de buizen te ontdooien. Iedereen
deed wat om te helpen. Je hadt den
ouden Thompson, dtn dikken koetsier, eens
moeten zien! Hij pufte en blies, maar werkte
uitstekend, en daar kwam ht4 toch maar op
aan, is het niet?
Tante was ook in veiligheid. Oom had
natuurlijk dadelijk voor haar gezorgd.
Maar Elsje, dat was het vreeselijke! Er
gaat mij nog een rilling door de leden, $ls
ik er aan denk!
De vlammen sloegen op verscheiden
plaatsen uit, en de mannen holden heen
ea weer. De brand was plotseling en nog
wei midden in den nacht uitgebroken, zoo
dat iedereen natuurlijk is bed lag.
Ik had Jennie dus en ook Juffie in vei
ligheid gebracht. Daarna holde ik weg om
t3 zien, of ik nog iets doen kon.
„De waterbuizen zijn allemaal bevroren
hoorde ik de mannen zeggen.
Dat was nog het ergste. Neen, hel aller
ergste was, dat de brand uitgebroken was