VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD 46. Zaterdag 22 November. Anno 1924 III' Toch een Held j i aar het Engelsch van B. LYSAGHT. Vrg bewerkt door C. H. Hoofdstuk VUL f Elsjes Ziekte. i moet alles, wat er gebeurde, toen Kerstvacantie aanbrak, zoo beknopt mo- vertellen, want als ik het uitvoerig :hreef, zou mijn verhaal zó 5 lang wor- da't jullie het nooit heelemaal uit It kunnen lezen en dat zou toch jammer Isje en ik hadden heel vrat plannen Kerstmis gemaakt Zjj voe d? zich voor doen bijzonder goed, maakte lange ►eren in haar pony-wagentje en haa lig pijn. Oom meende, dat haar ziekte goede wending had genomen en Tante met een opgewekt gezicht door huis. >o brak de Kerstvacantie aan. jj hadden het druk met geschenken allen en Oom had ons een mooi ex- tje ervoor gegeven. lsje had een verstandige keuze ge laan. kocht om met den armen Tom ginnen een étui mét een mes, een ir en' een kurkentrekker, verder een ren potlood, waarin ze zijn naam had graveeren. Dor haar -vader kocht ze een mooien se-papier. Dat was al een heel nuttig henk, want Oom sciireef veel en zijn vïtafel was altjd as b.za id met aLerlei ren. oor haar moeder had zg in het geheim wil zeggen, dat ik alleen er van st, maar verder ook niemand) een ie wollen sjaal gehaakt. Tante zei later, zg dit het prctjgste cadeau vond, om- de sjaal zoo heerlik warm was, enzg ükwijls behoefte aan had. oor Wim was Elsjei's keuze op een mooi ie gel-al bum gevallen. )k Juf 'enhet overige personeel werd door haar vergeten is Elsje het al raoeiiyk vond een keuze oen, dan zul je zeker wel kunnen be- - ►en, hoeveel hoofdbreken dit mij kostte. ?as den koning te rijk en dacht, dat oor het geld dat ik van Oom gekregen alle schatten van de wereld zou kaiii- koopen. Er was zooveel, wat ik mooi L dat ik geloof ik nooit vóór tmis met het maken van mijn keuze rijn klaar gekomen, als Elsje mg niet Ipen had tlukkig kwam ik tot de ontdekking Echien g^f hij mij een wenk, toen hij hoe moeilijk ik het vond) dat Oom nieuwen inktkoker op zijn schrijftafel ig had. Elsje zei, dat hrj graag een oudigen zou willen hebben. Tante had lief bloemvaasje, waar zjj erg op 'ld was, gebroken. Wat kon ik haar beter geven dan één, dat er precies leleek? a was Tom er, Tom, dien ik oog gezien had maar dien ik toch eigen- goed meende tè kennen, omdat Elsje zooveel van hem verteld had. Voor hem ik het al heel moeilijk wat te bedenken kon hem toch geen speelgoed geven, geen schip met volle zeilen, ai wilde Ian ook zeeofficier worden. Daar was hij natuurlijk te groot voor. Ook zou het niet verstandig zijn, hem versnaperingen te sturen, al hield hi) daar dan nog zoo veel van, want ik had gehoord dat Tante hem een g^oot pak vol lekkernijen wilde sturen. Na lang overleggen met Elsje besloot ik tot een electrische zaklantaarn. Ik was overtuigd dat hij die graag zou willen hebben. Voor Wim was het gemakkelijker. Ik kocht een doos chocola en een mes, een heel gewoon mes. Wel kreeg hij er een van Elsje, maar dat was veel te mooi voor dagelijksch gebruik. Natuurlr.k moest ik voor Elsje alleen iets bedenken. Daarover ken ik met haar toch niet spreken! Maar voor EHsje, die al zooveel moois had was het nog het moei lijkst van allemaal. Ten einde raad besloot ik Tante in den arm te nemen en bestelde deze voor mij eén mooie azalea met veel bloemen en knoppen er in. Tante zei, dat Elsje bijzonder veel van bloemen hi ld. Voor bet personeel kocht ik ook geschenk£n_ en met uitrekenen, hoeveel alles kostte en tot hoëve-r ik kon gaan, naderde Kerstmis Vóór wjj het wisten. Wim kwam thuis en het weer was plot ting omgeslagen. Het begon te sneeuwen en te vriezen en buiten zag het er nu op eens winterachtig uit. „We kunnen nu fgn schaatsenrijden Op den vijver!" zei Wim. ,,'t IJs zal gauw sterk genoeg zijn. Elsje kan goed ingepakt wprden en we kunnen haar sleden Je zult eens zien, wat 'o pret we zullen hebben!" Doch helaas, geen van d® prettige plannetjes, die hij maakte, zou ten uit eer gebracht worden. Ik denk, dat die plotseling ingevallen koude Elsje kwaad gedaan had en zij op de één of andere manier daardoor kou gevat had en ziek werd. want reeds den dag nadat Wim thuis was gekomen, werd zij hevig ongesteld. De dokter kwam en zei, dat hg een anderen dokter in consult wepschte te nemen. „Arme lieveling!" snikte Juffie, die zelve een hevigen aanval van rheumatiek had, ."zoodat zijhet bed moest houden. „En dan te denken, dat ik hier als. een nutteloos voorwerp lig en heelemaal niets voor haar doen kan!" „Ie zij erg ziek?" vroeg ik. Ik mocht niet bij haar komen. De doctoren hadden haar volstrekte rust voorgeschreven. Zij kende heelemaal niemand en als zg iets zei. ijlde zij Oom had aan Tom geschreven om nem op de hoogte te brengen van Elsje's ziekte en' ik "koesterde een vage hoop, dat er in dien brief iets" over vergiffenis en Tom's thuiskomst zou staan. Maar al zette ik mijn oogen en oor en ook nog zoo wgd open om elk teeken, dat mi, zeggen zou, dat Tom vergeven was, op te vangen, ik zag noch hoorde iets, dat daarop zelfs maar zinspeelde. Er werd geen kamer in orde gebracht voor hem en ik hoorde Oom tegen Tante zeggen: - „We moeten Tom eiken dag bericht zen den, hoe het met Elsje i6, al verdient de jongen dit misschien niet en zal hg er weinig dankbaar voor zijn." Tante zuchtte slechts. Ik wist zeker, dal zij Tom beter begreep, dan Oom deed. De koude werd steeds strenger, maar Wim had nu niet den minsten lust schaat sen te gaan rgden. Hg liep wal rond met mij en wjj spraken op bedroefden toon over Elsje. Wjj vroegen ons af, of zjj spoedig beter zou zgn. Wjj wilden elkaar niet bekennen, dat zg wel eens niet meer beter zou kunnen worden, hoewel wjj diep in ons hart heel goed begrepen, waarom de doctoren zoo ernstig keken en Tante en Oom er zoo bedroefd uitzagen. Daar Juffie door haar rheumatiek Elsje niet verzorgen kon, kwam er een verpleeg ster. een ernstige vrouw, die een zwarte japon en een witte scnort en dito muts droeg. Oom's gezicht was nog net vreeseigkst om naar te kgken. Zjjn oogen waren wel niet rood, zooals die van Tante en ik ge loof ook met, dat hij één traan liet in die vreeselgke dagen, maar zjjn gezicht was zóó veranderd, alsof hij een overweldigmd verdriet gehad had. Hg sloot zich veel in zgn kamer op en als wjj hem zagen, sprak hij nauweigks. Aan onze Kerstgeschenken dachten wg nu niet meer, of ten minste maar heel, heel weinig. Alle aardigheid was er immers af! „Zouden ze Tom niet laten komen V' vroe gen wg ons gedurig af. „ik denk, dat Oom boozer dan ooit op hem is' zei Wim, „want als Elsje met zoo zwak was geweest, zou zjj nu misschien niet zoo ziek zijn geworden." Het groote pak met alle geschenken en lekkernijen was aan Tom verzonden, lig zou dus met komen 1 Wat ha-duen we toen eon medelijden met Tom! AJs Elsje maar by kennis geweest was, zou zy zeüer naar hem gevraagd heb ben en alles misschien nog in orde zyn ge komen. Maar zij herkende niemand en merk te met eens, ais er iemand de kamer in- of uitging. Haar beelderig, biond naar was allemaal afgeknipt om haar hoofd koel te koudot^ zeiden zy en dé arme Jutfie, die nu weer Loopen kon, ad ging het nog moeilijk, kwam uit de ziekenkamer gestrompeld, terwijl de tranen over naar gezicht stroomden en zij het mooie, blonde haar m haar schort weg bracht. Zij nam het mee naar haar eigen kamer en legde het daar in een lade bij allerlei herinneringen. Natuurlijk waren Wim en ik in die dagen veel samen. De aardige, groene slingers van hulst en klimop, die wg juist begon nen waren te maken, lagen nog op de tafel en de stoelen in de kamer, waar wij er mee bezig waren geweest. Wij konden er zelfs met meer naar kij ken, zóó vervuld waren wij van Elsje en haar ziekte. De koude hield nog steeds aan en het was volop winter. De menschen zeiden, dat het in lange jaren niet zóó koud was geweest. De boomen wanen met sneeuw bedekt en do geheele natuur bood een schitterend schouwspel. Wij letten er echter nauwelijks op. De dag vóór Kerstmis brak aan. Wat een treurige dagl Het was ongeveer halfelf in den morgen, boen er iets bijzonders gebeurde. Een besteller van het naburige telegraaf kantoor kwam fluitende de oprijlaan op ge fietst Buiten is een telegram iets bijzon ders en Wim en ik keken dan ook nieuws gierig naar den jongen. Voor wien zou het telegram kunnen zijn? Vooi ons geen van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 17