VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
•1.
4ll;
411'
o. 44.
Zaterdag 8 November,
Anno 1924
Toch een Held.
«v» A >r»
Naar het Engelsch van E. LYSAGHT.
Vrij bewerkt door G. EL
Hoofdstuk VI.
Ons Neefje Tom.
Ik heb zooveel te vertellen over denjon-
q, dien wij nog nooit gezien hadden, maar
et wien ik diep medelijden had, dat £k
uwelijks weet, waarmee ik beginnen moet.
Toen wij een paar dagen op het Huis
iren, hoorden wij, waar hij was en waar-
d hij zijn vacanties niet thuis mocht door-
angen. Wat Elsje betreft, wisten wij al
oedig, dat ze zóó zwak was en zulke pij-
in had, dat zij nooit hard loopen of sprin-
n kon als wij en dus haddén we ook met
,ar medelijden Het was duidelijk, dat
iar ouders zielsveel van haar hielden en
aeds plannetjes bedachten om haar ple-
er te doen.
Als Oom met haar sprak, was de uitdruk -
ng op zijn gezicht altijd even vriendelijk.
„Zij heeft twee jaar geleden rheumatisch^
-ortsen gehad," zei Tante tegen mij, „en
^durende eenigen tijd waren wij bang, dat
|j haar beenen nooit meer zou kunnen ge-
Lrme Elsje, die door zooveel moois om
jd werd en zulke aardige jurken aanhad!
geloof, dat het op dat oogenblik voor
t eerst tot mij doordrong, dat er dingen
ju, welke men vpor geld niet koopen kan.
Ik bemerkte echter, dat Tante liever niet
er Elsje's ziekte sprak-
Wim voelde zich met een paar dagen go
thuis in zijn nieuwe omgeving en ge-
o[ nog zooveel mogelijk van zijn vacan-
die nu op een eind hep.
Elsje mocht zich niet te veel inspannen
et leeren, hoewel de doctoren hoopten, dat
langzamerhand sterker zou worden. Te-
n dien tijd waarschijnlijk na Kerst-
ti is zou er. een gouvernante op het Huis
men, die ons beiden les zou geven. Voor-
ipig zou ik les krijgen van een juffrouw
de naburige stad.
otjllsje's boudoirtje was het liefste kamer
dat ik ooit gezien had. Het behang en
meubeltjes waren rose en wit.
.Juffie," die al bij Elsje gekomen was,
tc öi deze zes weken was, hield'dol veel van
lar.
Elsje's zitkamertje had een- deur naar
aar slaapkamer en als zij één van haar
lechte dagen" had en die kwamen he-
las maar al te dikwijls voor werd zij
een heel gemakkei ijken ruststoel door de
tide knechten naar beneden gedragen.
Toen wij een paar dagen op het Huis
aren en met ons drieën: Elsje, Wim en
in haar lief boudoirtje zaten, verteld1.
c.je ons voor het eerst wat van Tom.
5ij had juist een brief aan hem geschre-
en zei-
Ik heb aan Tom geschreven. Maar nu
l ik jullie eerst zijn portret eens laten
an."
Zij nam een leeren portefeuille uit haar
ïhrijfcasseltQ en terwijl zij die aan mij
rerhandigde, zag ik. dat haar oogen zich
>*t tranen vulden.
Tom scheen volgens het portret, dat in
portefeuille zat, donkere oogen en krul-
te hebben. Er was iets ia zijn gezicht,
t<
itt
dat mij aantrok en ik dacht, dat hij een
aardige jongen moest zijn.
..Een leuke baas!" zei Wim.
Wij waren alle twee erg verlangend te
weten, waarom Tom in de vacanties niet
thuiskwam, maar wij wilden Elsje toch lie
ver nk«i naar de reden ervan vragen
„O, als jullie hem eens kende!" zei'Elsje.
„Tom is zoo'n lieve jongen. Met Vader en
Moeder spreek ik liever niet over hem en
daarom ben ik zoo blij, dat ik het met jullie
doen kan."
Nu kon Wim zijn nieuwsgierigheid niet
langer bedwingen en vroeg hij:
„Waarom komt hij in de vacanties niet
thuis?"
„Vader wil het niet hebben," antwoord-
woordde Elsje op gedempten toon.
Wim trapte onder de tafel op* mijn voet
en ik meende aan zijn lippen te zien, dat
hij iets in zichzelf mompelde over Oom, dat
ETsjè niet hooren mocht.
„Natuurlijk hield Vader heel veel van
Tom," ging zij voort. „Jullie kunt je niet
voorstellen, hoeveel hij wel van hem hield.
Maar de arme Tom verkeerde dikwijls in
moeilijkheden. Hij haalde allerlei katte-
kwaad uit zonder eigenlijk te bedenken wai
hij deed. Vader werd boos om zijn ondeu
gende streken. Maar ik weet zeker, dat hij
nooit- jemand met opzet kwaad zou doen
en ik "hoop, dat Vader hem éénmaal ver
geven zal.'7'"
„Maar wat heeft hij dan toch gedaanY*
vroég Wim nu.
De tranen stroomden Elsje echter over de
wangen en het speet hem vreeselijk, dat
hij de vraag gedaan had. Ik gaf haar een
zoen en wij trachtten haar te troosten door
het portret van Tom te bewonderen. Ik be
greep, dat dit portret haar liefste schat
was, al had zij dan ook nog zulke mooie
dingen in haar bejde kamera.
Van Juffie hoorden wij echter de hee*b
geschiedenis.
Hééft ze dus met jullie over Torn gespro
ken?" vroeg Juffie mij. ,,'t Lieve kind! En
ze heeft geen woord gerept over hetgeen haar
die ziekte-op den hals gehaald heeft?!
Het is geen geheim en natuurlijk verwon
dert het jullie, dat hjj niet thuis is. Het
besté is dus, ik het je vertel. Je zou anders/
maar allerlei wragen doen. Hij haalde altiju
ondeugende streken uit en zag daar geen
kattekwaad in, al onderhield zijn vader
hem ook gedurig hierover. Hij was met
vacanëe thuis en het huis scheen nog te
klein voor hem te zijn, zóó zette hij alles
op stelten.-
Op een keer kwamen er verscheideiv
menschen, waaronder ook een oude heer,
eten. Deze had een pruik op en wat denk
je, dat Tom. deed? Hij hing over de trap-
leunning, toen de gasten naar de eetkamer
gingen en hield een hengel in de hand. De
niets kwaad vermoedende oude heer slaak\e
plotseling een kreet, greep naar zijn hoofd
en stond daar zonder pruik, terwijl
deze aau-den hengel op en neer danste
Natuurlijk kreeg Tom een geweldig standje
maar toen hij zei, dat het hem speet, ver
gaven zijn ouders het hem. Maar och, na
een tijdje was hij het weer vergeten en
haalde hij den éénen ondeugenden streta
na den anderen uit Maar het ergst van all es t
was, dat hij iets deed, wat Dooit weer goed
gemaakt kon worden. O, wat had hij het
land, want hij hield dolveel van zijn zusje
ze zi5'n maar met hun tweeën."
„Ja," zei ik zacht en ik dacht aan Wim
en mijzelf: wij waren immers ook maar met
ons tweeën.
„Elsje zou het- je zelf wel verteld heb
ben," ging Juffie voort, „maar het maakt
haar zoo bedroefd er over te spreken en zij
zal het prettiger vinden, dat ik jullie op de
hoogte breng. Op een keer had hij Neeltje,
het linnenmeisje, doodelijk verschrik ge
maakt door voor „spook" te spelen en in een
laken gehuld op haar af te komen, toen zij
in schemerdonker de wasch binnen haalde.
Zij was heelemaal van streek er door. je
oom hoorde het leven en kwam er op af. Na
tuurlijk was hij erg boos op Tom en zei hij,
dat het nu uit moest zijn met zijn streken,
want dat hij anders andere maatregelen
nemen zou.
Maar Tom verviel toch--weer in zijn oude
fout. Hij kwam m het bézit van een stuk
speelgoed. Het was uet een reuzen-kikvorsch
er was niejs geen moois aan. Het ding was
varf gummi em-how web-water gevuld wor
den. Bij de minste aanraking begon het net
als een echte kikker te springen. Nu moet
je weten, dat het lieve Elsje heelemaal niet
van kikvorschen hield en zelfs een beetje
bang ër_vpor was. Hij wilde haar dus eens
laten schrikken, maar vermoedde in de
verste verte niét, welke vreeselijke gevol
gen zijn onnadenkendheid hebben zou. Hij
vulde het ding met water en legde het
kon het erger? in haar bed, denkende
dat het, zoodra zij zich bewoog, opspringen
zou. Steltig heeft hij gemeend, dat zij
wanneer zij van den eersten schrik beko
men was er om zou moeten lachen.
Maar zij schrikte heelemaal niet, het
lieve kind. Als zij alleen nog maar ge
schrikt was .zou het zoo erg niet geweest
zijn' Maar het liep veel en veel erger af.
Ik denk, dat hij het niet goed dicht ge
schroeid had, want het sprong heelemaal
niet. Zij wist niet eens, dat het in haar bed
lag en merkte evenmin, dat het akelige ding
lekte en heel langzaam haar bed kletsnat
maakte. Maar toen ik den volgenden mor
gen bij haar kwam, zei zij, dat zij het den
geheelen nacht zoo koud gehad had en maar
niet warm had kunnen worden. Zij rilde
over haar gèhéele lichaam. Toen ik haar bed
afhaalde, schrikte ik vreeselijk: alles was
nat en toen ik het ongelukkige ding vond,
wist ik, wie de schuldige was.
Zoodra je oom er van hoorde hij
scheen onmiddellijk te begrijpen, welke ont
zettende gevolgen het hebben zou zei hij
tegen Tom, dat de maat nu vol was. Och,
och, wat had Tom een spijt, toen hij hoorde,
dat zijn zusje door zijn schuld een vreese
lijke rheumatische ziekte opgeloopen had!
Het arme Elsje leed ondragelijke pijnen en
had hooge koortsen. En het ergste van al
les was nog, dat zij soms zóó ijlde, dat zij
niemand van ons kende; haar vader niet;
de arme man was radeloos haar moeder
niet, die in-bedroefd was en mij niet, die
haar verzorgd had vanaf den tijd, dat zij
zes weken was
„En Tom kende zij Tom?" vroeg ik.
juffie schudde het hoofd.
„Neen," zei ze ernstig, „de arme Tom
.mocht niet bij haar komen. Den dag, waar
op de doctoral zeiden, gat rfeetsattiaphe