Dg Kluizenaar van Far-End.
No. 19821
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 October
Tweede Blad. Anno 1924,
Gemeenteraad van Leiden.
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren.)
De heer ZUIDEMA is tegen het voorstel-
T Stralen, omdat z.1 de raad zeil moet ba-
Sissen, geleerd door de ervaring. Het voor
stel is billijk, zie ook wat op de wethou
dersconferentie der groote gemeenten l«
overeengekomen, minder dan hier.
Wethouder SANDERS tegt, dat dit voor-
Itel van B. en W. beschouwd worden moet
als een tegemoetkoming tijdens den winter,
waarbij B. en W. zelfs verder gaan dan de
grootplaatsen, de heer Zuidema wees
Jaar al terecht op.
Wat het voor8tel-v. Stralen betreft, B.
en W. hebben de verantwoordelijkheid in
dezen liever niet. Zij kunnen het toch niet
naar den zin maken. Dat is gebleken. Dit
mede gelet op het zoo snel wisselende weer
yer te lande.
De heer KNUTTEL: Geef dan, zoolang
B en W. zelf stoken.
Wethouder SANDERS wijst ei» dan nog
op, hoe de laatsfe bon pa« half April ver-
rilt.
De heer v. STRALEN is teleurgesteld,
dat dit kleine direct weer wordt geweigerd,
fü hoeveelheid, die gegeven wordt, is zoo
gering, dat van eenig sparen voor April
geen sprake kan zijn.
Z.i. zoeken de heeoren Heemskerk o.s.
eenvoudig een argument om te weige.ren.
Die vrees voor interpellaties is zeer over
dreven. Vorig voorjaar was het een bijzon
der geval.
De heer HEEMSKERK komt op tegen
jde insinuatie van den heer v. Stralen.
Diens amendement is eenvoudig niet dui
delijk genoeg, zooals hij nogmaals uiteenzet.
De heer BAART wijst er ook nog eens
op dat van overhouden voor April geen
sprake kan zijn. Ook al, daar do arbeiders
tié veelal niet kunnen voorzien zelfs van
brwidstof tegen dezen gereduceerden prijs
Wat is- V&ELL. per week bovendien? De in
terruptie van Knuttel was zeer juist 1
Blijkbaar wordt weer bij dit amendement
gevraagd: van wie komt hot, niet: wat is
het. Wanneer men vaster lijnen wil, welnu,
geef die dan. Kunnen de heeren met mud
per week toekomen?
De heer v d. REYDEN prijst B. en W.
voor hun steun gedurende 3 maanden. (Ge
roep: 5 maanden). Men denkt in de krin
gen van den heer v. Stralen altijd aan de
arbeiders, nooit aan iets anders. Blijkt het
bovendien verder noodig, dan kan men al
tijd nog weer in den raad komen.
De heer v. STRALENEn dat wil men
juisfc niet. Een aparte zitting zou don noo
dig zijn 1
De heer WILBRINK wil den heer v. Stra
len toevoegen: Zooals de waard is, ver
trouwt hij zijn gasten.
De heer ZUIDEMA komt op tegen de
uitlatingen van den heer Baart, die zeer
dfcnvi^ogifloh zijn. Men zou op hem zelf het-
leWta kunnen toepassen. Onder het adres,
waarin mud per week wordt gevraagd,
afaat toch ook zijn naam I
De heer BAART zegt, dat dit niets betee-
fcent. Dat komt alleen, omdat heel goed be
grepen is, dat er niets van gekomen zou
zijn als iets meer was gevraagd, dat ziet
men nu al heel duidelijk aan het amende-
ment-v. Stralen.
Wethouder SANDERS komt er tegen den
heer v. Stralen tegen op, dat B. en W. vo
rig jaar het voorstel van den raad gesabo
teerd zouden hebben. Daarvan was geen
sprake, zooals hij nogmaals uiteenzet.
Het amendemen t-v. Stralen
wordt verworpen met 1913 stem
men.
Voor de S. D. A. P. en de heeren Knut
tel, Witmans, Sijtsma, mevr. v. Itallie en
mevr. Dietrich.-
Het v oorstel wordt z.h.st. aange
nomen.
12ö. Praeadvies op Het verzoek van den
Leidschen Besluurdersbond, om beschik
baarstelling van een ontspanningslokaal
Voor werkloozen. (267)
Conform besloten,
13o. Voorstel lot beschikbaarstelling van
fclden ten behoeve van den aanleg van
een voorloopigen verbindingsweg van de
Lingegracht naar den Maresingel. (268)
De heer EERDMANS acht den weg, dien
B. en W. inslaan, niet overeenkomend met het
toekomstig belang der stad. De besparing
van tijd en omweg is zeer gering en de nieuwe
toegang leidt niet naar het centrum.
B. en W. zullen licht denken hiermede
voldoende te hebben gedaan. Z. i. is er
nog wel een andere oplossing, al is die
niet direct aangenaam voor de lichtfabrie
ken. Maar onoverkomelijk voor die-fabrieken
is niet een weg vlak langs het kantoor
gebouw, aansluitend op de Voldersgracht
enz. naar de Hoogl. Kerkgracht. Gaat dit
niet in eens, dan over verloop van eenigen
tijd verdeeld toch wel. Nu geeft men z.i.
vi-<„ noodeloos geld uit voor weinig ver
bet ring, alleen voor voetgangers immers.
De heer GROENEVELD heeft niet zoo
zeer bezwaar tegen het voorstel als wel
tegen de wijze van voorbereiding.
Blijkbaar moet ieder initiatief uit den
raad worden stuk gemaakt Aan eenige
vooralen van hem toetst hij dit. Al die
voorstellen zijn* door B. en W. bestreden
en 'ie gehoorzame ra3d heeft ze verworpen,
maar al zjjjn voorstellen zijn toch verwezen
lijkt nadat B. en W. er zelf mee kwamen.
Spr. gaat dan de geschiedenis van het
voorstel van dit punt na. In Jan. 1920
kwain hij al met een voorstel in dezen geest
latw herhaald, het mocht niet baten. Nu
zijn B. en W. bekeerd, waarover hij zich
natuurlijk verheugt.
Ook de houding van den heer Eerdinang
vindt spr. vreemd, die in het „L?idsch Dag
blad zijn voorstel ongeveer naschreef,
waai up B. en W. toen zelfs praeadvies uit
brachten I
(Le raad wordt onrustig en de heer
Knuttel roept: en wat nu?).
Spr. gaat voort met zijn historie. Ten
slotte verklaart hij zich wel voor dat voor
stel, maar het is toch niet de oplossing^
Die zou z.i. zijn via de Voldersgracht etc.,
zooals hij nog kortelijks uiteenzet, de heer
Eerdmans had daarin gelijk.
B. en W. mogen het hierbjj niet laten.
De heer v. HAMEL brengt hulde aan B. en
W. voor dit voorstel, al brengt het niet alles,
wat men kan wenschen. Men kan dit heel
best aanvaarden in afwachting van latere
betere plannen.
De heer KNUTTEL meent niet dat de weg
Noord-Zuid via de Hooglandsche Kerk
gracht moet loopen gelijk de heeren Groe
neveld en Eerdmans voorstaan. Ilij acht de
weg van B. en W. zelfs beter meer passend
in een uitbreiding over de Hooigracht naar
de Korevaarstraat. Maar misschien kunnen
B. en W. vast leggen, dat geen nieuwe ge
bouwen der Lichtfabrieken zullen worden
gebouwd zonder voorkennis van den raad,
dan blijft elke mogelijkheid open.
Wethouder MULDER wijst er den heer
Eerdmans op, dat het niet aangaat een weg
over het terrein der Lichtfabrieken le ma
ken. Dat kan niet en als 't kon, zouden B.
en W. het niet prefereeren. De bewoners,
de gebruikers dus, zijn in hoofdzaak tusschen
de Gasfabriek en Heerensingel gelegen.
B. en W, geven dit voorstel echter als voor-
loopig. Er moei geroeid worden met de rie
men die men heeft. Met de brug zal reke
ning worden gehouden met de mogelijk
heid van breeder© wegen thans, niet moge
lijk, daar man niet over liet kerkhof mag,
straks wellicht wel mogelijk.
Wat d'e eer betreft, spr. heeft geen be
zwaar de brug bv. be noemen Groene veld
brug. Op.Ingezonden Stukken in de bladen
wordt heel vaak gelet, zoo is het gegaan
met het stuk in liet „L. D." van den heer
Eerdmans.
Groote verkeerswegen leiden altijd van
bui-ben af, dat moet de heer Knuttel niet ver
geten, al school er wel wat waars in wat
hij zei.
De VOORZITTER brengt gaarne alle hul
de aan den heer Groeneveld, dat hij aan
vankelijk dit idee heeft aangesneden (ap
plaus rechts.)
De lieer VERWEY: Jullie moet er geen
g^jntje van maken!
De VOORZITTER: maar destijds was h t
niet doenlijk. De raad heeft trouwens zelf
het idee Gr. toen verworpen.
Hoe kom je uit het midden in de bebouw
de kom, dat was direct de vraag. En dat
komt men alleen over de begraafplaats,
recht op de Pelikaanstraat aan, de heer
Knuttel had gelijk. Daarmee moet echter ge
wacht worden tot er aan de begraafplaats
is te roeren. B. en W/s huidig plan hoewel
een noodplan, beantwoordt niettemin in
hoofdlijnen aan wat verlangd wordt. Door
verbreoding later wordt in de toekomst hier
een hoofdweg geschapen.
De heer EERDMANS geeft gaarne de ver
klaring, dat hij den lieer Gr. geen vlieg
wilde afvangen. Daar gaat het niet om.
Het uilcangspunl van B, en W. lijkt hem
niet juist. Z.i. moet men nemen den kortsten
weg naar het centrum der stad en dat is
deze weg op de Hooigracht aan, niet. Deze
f 23.000 acht hij weggeworpen zonder noe
menswaard nut.
De VOORZITTER herhaalt, dat z,i. ge
nomen moet worden het midden der nieuwe
wijken.
De heer HUURMAN komt op tegen de
uitdrukking weggesmeten geld van den
heer Eerdmans.
Do heer Eerdmans heeft blijkbaar totaal
geen notie van stad-uitbreiding enz. voor
het huidig geslacht.
De heer EERDMANS. verzoekt den heer
H. matiging in zijn uitdrukkingen.
De heer HUURMAN zet aan de hand van
de kaart uiteen, dat de-ze weg van R. en
W. alleen voldoende rerbinding geeft, een
verbinding straks door verbreeding behoor
lijk te maken.
De heer HEEMSKERK meent, dat de
heer Eerdmans het centrum der sta.d teyeel
op één plaats ziet, Uit eigen ervaring heeft
spr. het nut van den weg van B. en AV.
leeren inzien.
De heer GROENEVELD is niet tevreden
en meont dat B. cn W. wel eens ter verant
woording mogen worden geroepen over hun
zwenkingen. Het centrum der stad is z.i.
zooals wethouder v. d. Pot- destijds op
merkte bij de Donkersteog. B. en AV, willen
het nu weer brengen bij de Pauwbrug. Heb
verkeer over de Mare moet ontlast wor
den.
De VOORZITTERDat is toch heel iets
andera
De lieer GROENEVELD aolit een ver
keersweg over de Hooigracht veel te kost
baar, want dan moet de Pelikaanstraat
over volle lengte verbreed.
Hij meent dat B. en W. de aaudacht moe
ten blijven richten naar eeo andere oplos
sing, al zal hij nu meegaan met hun voor
stel.
De heer ZUIDEMA aoht deze oplossing
wel to aanvaarden, maar hij acht den heer
Groeneveld, zoo deze juist was, tooh wel
ietwat verongelijkt, gezien ook het gebeur
de na het Ingezonden Stuk van den lieer
Eerdmans.
De VOORZITTER zegt, dat aan klaoh-
ten of iets anders in Ingekomen stukken al
tijd aandacht pleegt te worden geschonken.
Zoo is hier ook gesohiéd.
De heer DUBBELDEMAN meent ook,
dat de heer Groeneveld toch wel het recht
heeft ontstemd te zijn. Zeker, de raad ver
wierp het voorstel-Groeneveld, maar op
instigatie van B. éa "W.
Hij vraagt, waarom het voorstel-Groene
veld later niet ter bestudcering aan de amb
tenaren is gegeven, wel heb Inge®. Stuk va
den lieer Eerdmans.
Ieder voorstel van onze zijde is blijkbaar
te voren al gedoemd verdoemd te worden.
De VOORZITTER zegt, dat de voorstel-
len-Groeneveld destijds ook aan de ambte
naren zijn gegeven. (De heer DUBBELDE
MAN: Dan begrijp ik er niets meeir van).
Do voorstellen zijn door den raad verwor
pen, maar B. en AV. zouden diligent blij
ven, zoo is do zaak en daarvan leggen B.
en W. nu getuigenis af. Voor bouwen aan
de Lichtfabrieken is altijd een uitspraak
Van den raad noodig, die de gelden moet
Voteeren, dit aan den heer Knuttel.
Z. h. st. wordt het voorstel van B.
on W. aangenomen. Alleen de
heer Eerdmans wil worden geacht tegen
gestemd te hebben.
Interpellatie-Van Eek.
Door den heer v, EOK zijn con tweetal
vragen tot B. en W. gericht:
I. Wat heeft B. en W. bewogen, tijdens de
3-October-feeston officieel een exemplaar
den raadsleden te doen toekomen van een
jeugdblad „Oranje Boven", waarin o.a.
staat:
„Vélen dio uit Leiden gevlucht waren
en tot de Spaausche par ij behoorden, schre
ven briefjes aan de trouwe Leidenaars,
hen smeekende zich toch aan de genade des
Konings over to geven en om tooh mede
lijden met hun bejaarde ouders dochters en
vrouwen te hebben.
„Glippers" werden dit soort van lafhar
tige verraders genoemd.
Een prachtwoord voor de geheele S. D.
A. P. met Dominee? de Ligt incluis van
tegenwoordig, die ook bezig zijn hun land
te verraden on te verkoopen en opstand
en bloedvergieten prediken en dat nog wél
onder de schijnbaar mooie kreet van „ont
wapening".
Bij het weder bezien van de moedige da
den en de weergalooze dapperheid onzer
voorouders van 3DO jaar geleden, kookt je
bloed van verontwaardiging dat, dergerlijk
gespuis (e n g e s p u i s i s al w a t r o o d
i s) zich Nederlanders durft noemen. Uit
het land moeten zo geranseld worden liefst
met de Russische knoet en dan regelrecht
naar het Russische paradijs, dan hebben
wij er Hier geen last. meer van."
II. Kunnen B. en W. toezeggen niet meer
zulke geschriften te verspreiden, niet be
boerend bij do t-aak van B. en W. en belee-
digend voor een belangrijk dcc] der inge
zetenen.
De heer v. EOK was in hoogc mate ver
baasd dit geschrift als officieel dienststuk
thuis te krijgen met zulke belcedigingen
voor zijn partij en een belangrijk deel der
burgerij.
Ieder zal toegeven, dat het onjuist is
en niet te verdedigen. Spr. wil het niet
al te ernstig nemen, gezien hoe het een
jeugdblaadje betreft, al is het te betreuren,
dat kindereu op zulk een taal worden ver
gast. Spr. heeft den secretaris gevraagd
per telefoon, waarom officieel dit stuk werd
toegezonden en ook den voorz'tter. Deze
^zcide, dat aan B. en \V. was verzocht dit
blad rond te deden. Do voorzitter had dit
blaadje niet gelezen en wist niet van deze
beleedigingen. Spr. neemt den voorzitter
persoonlijk niet kwalijk, di? kan niet alles
nalezen, maar met d.t blaadje is tijdens de
feestdagen druk gecolporteerd. Een amb
tenaar had op de hoogte kunnen en moeten
zijn. Wanneer in die dagen stukken van
geheel tegenovergestelde strekking waren
gestuurd ter verdeeling, zouden B. en W.
dat dan ook gedaan hebben? Zelfs zou in
zulke stukken kunnen worden aangespoord
tot strafbare feiten!
De heer KNUTTEL: Of reclame voor
Blue Band.
De heer v. ECK: Anders zijn B. en W.
niet zoo gewillig. Zij zijn geen boodschap-
jongens, nemen integendeel wel eens z.i.
een te hoog standpunt in. Waarom zeggen
B. en W. nu niets met den inhoud te
maken te hebben?
Aan den anderen kant b.v. wordt „Aller
zielen", een waardig tooneelstuk geweigerd,
omdat het aanstoot lean geven aan een
deel der bevolking. En de zaalweigering
aan de Dageraad, hoewel reeds toegezegd,
om dezelfde reden.
Spr. is tegenstander van de censuur; deze
mag in geen geval dienstbaar zijn aan par
tijpolitiek.
Tegen het stuk zelf heeft spr. dus in het
algemeen geen bezwaar, alleen dat het een
officieel tintje heeft gekregen. Vandaar zijn
vragen. Het gaat z. i. niet aan, dat zulke
stukken den Taadsleden worden toegezonden
zonder port. Hij vraagt even goed erken
ning van zijn standpunt als zijn partij, hoe
zeer ook slaande tegenover de andere par
tijen, zich legen die andere partijen waar
dig gedraagt.
De VOORZITTER zegt, dat hij 't be
treft alleen hem niels verspreid heeft.
Hij heeft eenvoudig den raadsleden toeko
mende 9lukken hen doen toekomen. Hoe gek
een brief is. hoe gek stukken ziin, de raad
moet ze hebben. Spr. had de bladen nog
in de leeszaal kunnen neerleggen, waar
ieder er een had kunnen meenemen. Dat
had ook nog gekund, maar zoo doet men
ook bij de Kamers niet, waar den leden
alles wordt toegezonden.
(Geroep: Dit is heel wat anders.)
Spr. wiit den inhoud niet, het kan hem
ook niet schelen, hij moest ze doen toeko
men. Op zijn woord van eer kan hij ver
zekeren, dat hij een ander stuk van andere
strekking evenzeer had doen toekomen.
Wil men anders, dan moet de raad bepa
len, alleen hij is verantwoordelijk
dat de stukken in de leeskamer moeten
worden neergelegd, niet toegezonden.
De heer v. STRALEN: We hebben vroo-a
ger nooit iets ontvangen.
De VOORZITTER: Het komt zoo zelden
voor.
De heer KNUTTEL zegt, dat de raadsle-»
den telkens adressen thuis krijgen. Wan
neer die op het Stadhuis komen zouden B.
en W. die dan rondsturen?
De VOORZITTER: Zeker, of in de lees
kamer neerleggen. Ik heb niets gedaan dan
mijn plicht, gelijk in de wet is vastgelegd.
De heer v. Eek zou juist van mij censuur
verlangen wanneer ik de stukken lezen
moest, en dal gaat niet.
Stel cchteT eens, dat ik een stuk achter
houd omdat er een partij in wordt belee-
digd? Dan zou gezegd kunnen worden:
waarom is u zoo partijdig.
De heer VAN ECK heeft den voorzitter
niets persoonlijk verweten, maar de ver
dediging van den voorzitter lijkt hem on
juist. Hij is niet verplicht de stukken toe
te zenden.
De VOORZITTER: Of ia dj A fi
neer le leggen.
De heer AAN ECK: Alleen door t weinig
voorkomen kon u zoo welwillend zijn. Au*
ders konden B. en W. wel dagwerk krijgen
van menschep, die zoo de port zouden ont
duiken.
De VOORZITTER: Vrijdom van port heeft
hier niels mee ie maken.
De heer VAN ECK: Ook aansporingen tot
strafbare daden zou u dan moeten doen toe
komen.
De VOORZITTER: Zeker.
De heer v. ECK verlangt geen nalezing,
doch vraagt in ieder geval dan toch alléén
stukken rond te doen brengen, die behoo-
i ren tot de laak van D. en W.
De VOORZITTER: maar dan moet ik allea
al lezen, om dat te beoordeelen.
De heer v. ECK: uw plicht schrijft u
rondzenden niet voor, en uw standpunt
wordt onhoudbaar zoo het publiek hel algie-
mecn weet.
De VOORZITTER: u zorgt al genoeg voor
de publiciteit In do Kamers wordt ook
alles toegezonden. Dit is van uw kant spij
kers op laag water zoeken.
De beer DUBBLDEMAN krijgt na een
korte wrijving met den Voorzitter of hij
hierover wel mag spreken, het woord. Hij
is ook onaangenaam getroffen, temeer, door
dat hij van B. en W. nog nooit iets anders
dan de officieel© stukken ontving. Iets an
ders zou hij echter wenschen: nl. dat do
parlijgenoolen van dat jeugdblad opkomen
tegen hot geschrevene. Hoofdzaak lijkt hem
te wolen of de heeren dit voor hun rekening
nemen.
De VOORZITTER zegl dat dit hiermee
niets te maken heeft. Het gaat alleen over
hel rondsturen
De heer DUBBELDEMAN: Dal is juris
terij. U hebt voor die jongens toch wel hot
blaadje rondgestuurd.
De VOORZITTER: dat is niet mooi van u
dit te zeggen.
De heer DUBBELDEMAN wil, zoo hij iets
te scherp was, dit wel terugnemen.
De heer ZUIDEMA zegt, dal hij niet weet
wie het blaadje heeft geschreven maar hol
maakt een onsympathieke indruk, is vree-
selijk onbenullig en. met uitdrukkingen, die
onbehoorlijk zijn.
De heer DUBBELDEMAN: ik ben blij dit
te hooren.
De heer ZUIDEMA kan echter wel begrij
pen, dat er jongelui zijn, die zoo iels schrij
ven, gezien de toon der socialistische pers
maar daarom gaat het hier niet. Z. i. heeft
de Voorzitter den eenig goeden weg inge
slagen.
De lieer GROENEVELD merkt op dat het
hier toch geen gewoonte was, het rondzen
den.
L>c VOORZITTER: u wüt zeggen dat iE
onbetrouwbaar ben enz., good.
De heer GROENEATELD: ik zal zelf wol
zeggen, wat ik te zeggen heb. Het was geen
gewoonte en dat was maar goed ook want
dan hadden B. en W. zeker wel dagwerk.
Hij ziet het zoo: 't was op oranje-papier ge
drukt dus goed. Was T op rood papier ge-
door MARGARET PEDLER,
Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT.
59)
In haar verbeelding kon zij de vree-
selijke spanning voelen, toen dag na
dag verstreek zonder dat de lang ver
wachte hulptroepen kwamen opdagen.
Het was zelfs niet eens bekend of de
boden, die de commandant had gezon
den, veilig het garnizoen, dat op verren af
stand lag, hadden kunnen bereiken, om
dringend hulp te vragen. En elke avond
vond de belegerden in het fort met een
verminderd rantsoen, minder hoop en een
of twee dooden méér ten bewijze, dat de
waakzaamheid van den vijand niet ver
slapte.
Toen was het geheimzinnige schijnbare
terugtrekken van de vijandelijke stammen
t&komen. Uren lang was er niets van den
vijand le zien geweest en geen enkel schot
was er gevallen, toen een paar van de be
legerden zich bij een onbewaakte opening
hadden gewaagd, hetgeen tot dien lijd altijd
bijna gewissen dood heleekend had.
Konden de opstandelingen er achter zijn
Sekomen, dat hulptroepen in aantocht wa-
dat er een expeditie op weg was, om
hen te straffen, en waren zij daarom zoo
Beruischloos en geniepig in de stilte van den
n«cht geslopen?
De gemoederen van het moedige belegerde
Wöepje werden hoopvol gestemd, doch weer
werd het avond zonder dat er hulp kwam
opdagen. Maar de vijand volhardde bij zijn
onverklaarbaar, onafgebroken stilzwijgen.
Eindelijk werd er in het fort haastig krijgs
raad gehouden en Garth Trent werd met
enkele manschappen uitgekozen om op ver
kenning le gaan.
Sara kon zich voorstellen, hoe de kleine
groep heimelijk op deze gevaarlijke expedi
tie uittrok, inderdaad gevaarlijk, wanneer
het terugtrekken van de vijandelijke stam
men niet meer dan een schijnbeweging was,
om de belegerden in den valschen waan te
brengén, dat zij veilig waren, en hem dan
later zooveel te gemakkelijker te kunnen
aanvallen .Zij hoorde in gedachten het plot
selinge afgaan van een schot, toen een ge
knal aan alle kanten in de dichte duister
nis I De verkenningstroep was in een hin
derlaag geval lenl
Sara kon zich wel begrijpen, dat de man
nen. die langen tijd maar weinig eten had
den gehad, veel slaap le kort waren geko
men en uitgeput waren van het voortdurend
op-hirn-hoede-zijn dag en nacht, niet meer
over veel geestkracht en tegenwoordigheid
van geest beschikten. Maar kon het moge
lijk zijn, dat Engelschen op liet kritieke mo
ment gefaald hadden, dat hun zenuwen hun
de baas waren geworden en zij in wilde
vlucht er vandoor gegaan wanen? Engel
schen, die op dat oogenblik de eer van hun
Rijk in handen hadden, dat die lafhartig ge
vlucht waren voor een horde opstandige in
boorlingen! Het was niet te denken! Sara,
die grootgebracht was met de oude, dege
lijke begrippen van den fermen Patrick Lo-
vel 1, weigerde het te gelooven.
Zij zuchtte sidderend.
„Ik kan het niet gelooven," zei ze.
Elisabeth keek haar medelijdend aan; zij
Begreep welk een slag zij haar juist had
toegebracht.
„Ik vrees," zei ze zacht, bijna smeekend,
„dat de uitspraak van den krijgsraad de
kwestie van gelooven of niet gelooven bui
tensluit. Garth moet zijn hoofd verloren
hebben bij den on verwachten aanval. Een
paniek is altijd een eigenaardig, onbereken
baar iets, moet je denken."
„Ik kan het niet gelooven," hield Sara
koppig yoI.
Elisabeth boog zich naar haar toe.
„Beste kind," zei ze, „er is geen twijfel
mogelijk. Garlh werd gewond; zij brachten
hem later terug met oen schot in den rug I
O! het was afschuwelijk 1 En het ellendigste
van alles was nog, dat het in werkelijkheid
maar een paar inboorlingen waren, waarop
onze mannen gestuit waren. Misschien dacht
Garth, dat de inlanders oen groote over
macht waren, ik weet het niet. Maar in
ieder geval had die onverwachte aanval in
de duisternis, met alles, wat er aan vooraf
gegaan was, zijn zenuwen totaal in de war
gebracht. Hij deed zelfs geen poging om
stand te houden. Hij gaf zich eenvoudig
over zonder meer. Wat er volgde was een
vlucht, hals over kop, wie zich het eerst
zou redden l Ik zal nooit Garths terugkomst
vergeten, na den krijgsraad."
Zij sidderde weer bij de herinnering. „Ik
ik was verloofd met hem in dien lijd.
SaTa, en ik had geen andere keus dan ons
engagement te verbreken. Garth werd ont
slagen, viel in oDgenade; het was uit met
hem."
Sara's ineengedoken geslalte richtte zich
plotseling op.
„Jij was jij verloofd met Garth?" vroeg
ze met vreemde, hooge slem.
„Ja," wa3 het eenvoudige antwoord. „Ik
had beloofd met hem be zullen trouwen."
Sara zweeg lang. Toen mompelde zij:
„Dat heeft hij mij nooit verteldDat
heeft hij mij nooit verteld."
„Niet? Maar dat was ook niet te denken,
dat hij dat nooit doen zou, wel? Hij kon je
dat niet vertellen, zonder de rest er bij te
zeggen."
Sara antwoordde niet. Zij zat daar hulpe
loos, niet in staat een woord le uiten, met
een gevoel alsof haar een zware slag was
toegebracht door die kalme, onverbidde
lijke stem, die langzaam, stukje voor stukje,
den sluier van haar onwetendheid had op-
geLicht en haar al de ellende, de armelijk
heid. van wat daaronder lag, had doen zien.
„Ik kan het niet gelooven 1" had zij geroe
pen met oen vruchlelooze pogin g zich zelve
te overtuigen, door aan die ontkenning vast
te houden. Maar niettemin geloofde zij het.
De heele afschuwelijke geschiedenis stemde
te zeer overeen met de bittere, veelbeteeke-
nende opmerkingen, die Garlh zichzelf nu
en dan had laten ontvallen.
Dien dag van het hondengevecht bijvoor
beeld. Wat had hij toen ook weer gezegd?
„En toch gelóóf ik, dat zenuwen dikwijls
een groote rol spelen."
En ook nog dit. „Ik geloof, dal niemand
altijd volkomen zeker van zichzelf kan
Viel verband was te duidelijk, om niet be
grepen te worden.
Hij had haar bovendien verteld, dat hij
een man was die schipbreuk had geleden in
zijn leven, dat hij in een oogenblik van ver
dwaasdheid: een oogenblik van lafheid,
wist zij nu, dal de ware beschrijving wast
Alle kansen van zijn leven had hij ver
gooid. De man. dien zii had liefgehad en in
haar liefde geïdealiseerd, was, loon hij op
de proef werd gesteld, het meest verachte
lijke geweest, wat er bestaat, een lafaardl
De pijn, die dit besef haar deed, was bijna
ondraaglijk.
Maar plotseling schoot er door de vreese-
lijke duisternis een enkele straal van hoop<
Triomfantelijk wendde zij zich tot Elisa
beth.
„Maar als hel waar i3, dal Garlh zich als
oen lafaard gedragen had, waarom werd hij
dan niet doodgeschoten? Zij fusilleeren
zulke menschen lochzei ze bitter.
„Er waren veel verzachtende omstandig
heden, Sara," antwoordde Elisabeth vrien
delijk.
„Verontschuldigingen? Voor lafheid."
Haar toon was ijzig van verachting. „Ik ge
loof, dat ik die nooit zou kunnen vinden l
„Maar de krijgsraad vond ze wèl. Dij het
verhoor heeft de getuige décharge, in dit
geval de kolonel van Garlh, die erg o!> hem
gesteld was en altijd een hoogen dunk van
hem had, verzachtende omstandigheden voor
hem aangevoerd. Garths jeugd, zijn vroegere
goede gedragslijst, hun omstandigheden op
het oogenblik van den aanval, de voortdu
rende geestelijke en lichamelijke inspan
ning in de dagen, voorafgaande aan zijn
plotselinge slapheid, al die dingen werden
aangevoerd door den getuigen en het vonnis
werd veranderd in een ontslag uit den
dienst."
„Het was Beter geweest, als hij doorge
schoten was," zei Sara dof. Toen sloeg zij
plotseling beide handen voor haar mond.
„O-o-ohl 5Val zeg ik? Garth.. ..t Garlh!"
(Wordt vervolgd).