Dg Kluizenaar van Far-End. No. 19821 LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 October Tweede Blad. Anno 1924, Gemeenteraad van Leiden. FEUILLETON. (Vervolg van gisteren.) De heer ZUIDEMA is tegen het voorstel- T Stralen, omdat z.1 de raad zeil moet ba- Sissen, geleerd door de ervaring. Het voor stel is billijk, zie ook wat op de wethou dersconferentie der groote gemeenten l« overeengekomen, minder dan hier. Wethouder SANDERS tegt, dat dit voor- Itel van B. en W. beschouwd worden moet als een tegemoetkoming tijdens den winter, waarbij B. en W. zelfs verder gaan dan de grootplaatsen, de heer Zuidema wees Jaar al terecht op. Wat het voor8tel-v. Stralen betreft, B. en W. hebben de verantwoordelijkheid in dezen liever niet. Zij kunnen het toch niet naar den zin maken. Dat is gebleken. Dit mede gelet op het zoo snel wisselende weer yer te lande. De heer KNUTTEL: Geef dan, zoolang B en W. zelf stoken. Wethouder SANDERS wijst ei» dan nog op, hoe de laatsfe bon pa« half April ver- rilt. De heer v. STRALEN is teleurgesteld, dat dit kleine direct weer wordt geweigerd, fü hoeveelheid, die gegeven wordt, is zoo gering, dat van eenig sparen voor April geen sprake kan zijn. Z.i. zoeken de heeoren Heemskerk o.s. eenvoudig een argument om te weige.ren. Die vrees voor interpellaties is zeer over dreven. Vorig voorjaar was het een bijzon der geval. De heer HEEMSKERK komt op tegen jde insinuatie van den heer v. Stralen. Diens amendement is eenvoudig niet dui delijk genoeg, zooals hij nogmaals uiteenzet. De heer BAART wijst er ook nog eens op dat van overhouden voor April geen sprake kan zijn. Ook al, daar do arbeiders tié veelal niet kunnen voorzien zelfs van brwidstof tegen dezen gereduceerden prijs Wat is- V&ELL. per week bovendien? De in terruptie van Knuttel was zeer juist 1 Blijkbaar wordt weer bij dit amendement gevraagd: van wie komt hot, niet: wat is het. Wanneer men vaster lijnen wil, welnu, geef die dan. Kunnen de heeren met mud per week toekomen? De heer v d. REYDEN prijst B. en W. voor hun steun gedurende 3 maanden. (Ge roep: 5 maanden). Men denkt in de krin gen van den heer v. Stralen altijd aan de arbeiders, nooit aan iets anders. Blijkt het bovendien verder noodig, dan kan men al tijd nog weer in den raad komen. De heer v. STRALENEn dat wil men juisfc niet. Een aparte zitting zou don noo dig zijn 1 De heer WILBRINK wil den heer v. Stra len toevoegen: Zooals de waard is, ver trouwt hij zijn gasten. De heer ZUIDEMA komt op tegen de uitlatingen van den heer Baart, die zeer dfcnvi^ogifloh zijn. Men zou op hem zelf het- leWta kunnen toepassen. Onder het adres, waarin mud per week wordt gevraagd, afaat toch ook zijn naam I De heer BAART zegt, dat dit niets betee- fcent. Dat komt alleen, omdat heel goed be grepen is, dat er niets van gekomen zou zijn als iets meer was gevraagd, dat ziet men nu al heel duidelijk aan het amende- ment-v. Stralen. Wethouder SANDERS komt er tegen den heer v. Stralen tegen op, dat B. en W. vo rig jaar het voorstel van den raad gesabo teerd zouden hebben. Daarvan was geen sprake, zooals hij nogmaals uiteenzet. Het amendemen t-v. Stralen wordt verworpen met 1913 stem men. Voor de S. D. A. P. en de heeren Knut tel, Witmans, Sijtsma, mevr. v. Itallie en mevr. Dietrich.- Het v oorstel wordt z.h.st. aange nomen. 12ö. Praeadvies op Het verzoek van den Leidschen Besluurdersbond, om beschik baarstelling van een ontspanningslokaal Voor werkloozen. (267) Conform besloten, 13o. Voorstel lot beschikbaarstelling van fclden ten behoeve van den aanleg van een voorloopigen verbindingsweg van de Lingegracht naar den Maresingel. (268) De heer EERDMANS acht den weg, dien B. en W. inslaan, niet overeenkomend met het toekomstig belang der stad. De besparing van tijd en omweg is zeer gering en de nieuwe toegang leidt niet naar het centrum. B. en W. zullen licht denken hiermede voldoende te hebben gedaan. Z. i. is er nog wel een andere oplossing, al is die niet direct aangenaam voor de lichtfabrie ken. Maar onoverkomelijk voor die-fabrieken is niet een weg vlak langs het kantoor gebouw, aansluitend op de Voldersgracht enz. naar de Hoogl. Kerkgracht. Gaat dit niet in eens, dan over verloop van eenigen tijd verdeeld toch wel. Nu geeft men z.i. vi-<„ noodeloos geld uit voor weinig ver bet ring, alleen voor voetgangers immers. De heer GROENEVELD heeft niet zoo zeer bezwaar tegen het voorstel als wel tegen de wijze van voorbereiding. Blijkbaar moet ieder initiatief uit den raad worden stuk gemaakt Aan eenige vooralen van hem toetst hij dit. Al die voorstellen zijn* door B. en W. bestreden en 'ie gehoorzame ra3d heeft ze verworpen, maar al zjjjn voorstellen zijn toch verwezen lijkt nadat B. en W. er zelf mee kwamen. Spr. gaat dan de geschiedenis van het voorstel van dit punt na. In Jan. 1920 kwain hij al met een voorstel in dezen geest latw herhaald, het mocht niet baten. Nu zijn B. en W. bekeerd, waarover hij zich natuurlijk verheugt. Ook de houding van den heer Eerdinang vindt spr. vreemd, die in het „L?idsch Dag blad zijn voorstel ongeveer naschreef, waai up B. en W. toen zelfs praeadvies uit brachten I (Le raad wordt onrustig en de heer Knuttel roept: en wat nu?). Spr. gaat voort met zijn historie. Ten slotte verklaart hij zich wel voor dat voor stel, maar het is toch niet de oplossing^ Die zou z.i. zijn via de Voldersgracht etc., zooals hij nog kortelijks uiteenzet, de heer Eerdmans had daarin gelijk. B. en W. mogen het hierbjj niet laten. De heer v. HAMEL brengt hulde aan B. en W. voor dit voorstel, al brengt het niet alles, wat men kan wenschen. Men kan dit heel best aanvaarden in afwachting van latere betere plannen. De heer KNUTTEL meent niet dat de weg Noord-Zuid via de Hooglandsche Kerk gracht moet loopen gelijk de heeren Groe neveld en Eerdmans voorstaan. Ilij acht de weg van B. en W. zelfs beter meer passend in een uitbreiding over de Hooigracht naar de Korevaarstraat. Maar misschien kunnen B. en W. vast leggen, dat geen nieuwe ge bouwen der Lichtfabrieken zullen worden gebouwd zonder voorkennis van den raad, dan blijft elke mogelijkheid open. Wethouder MULDER wijst er den heer Eerdmans op, dat het niet aangaat een weg over het terrein der Lichtfabrieken le ma ken. Dat kan niet en als 't kon, zouden B. en W. het niet prefereeren. De bewoners, de gebruikers dus, zijn in hoofdzaak tusschen de Gasfabriek en Heerensingel gelegen. B. en W, geven dit voorstel echter als voor- loopig. Er moei geroeid worden met de rie men die men heeft. Met de brug zal reke ning worden gehouden met de mogelijk heid van breeder© wegen thans, niet moge lijk, daar man niet over liet kerkhof mag, straks wellicht wel mogelijk. Wat d'e eer betreft, spr. heeft geen be zwaar de brug bv. be noemen Groene veld brug. Op.Ingezonden Stukken in de bladen wordt heel vaak gelet, zoo is het gegaan met het stuk in liet „L. D." van den heer Eerdmans. Groote verkeerswegen leiden altijd van bui-ben af, dat moet de heer Knuttel niet ver geten, al school er wel wat waars in wat hij zei. De VOORZITTER brengt gaarne alle hul de aan den heer Groeneveld, dat hij aan vankelijk dit idee heeft aangesneden (ap plaus rechts.) De lieer VERWEY: Jullie moet er geen g^jntje van maken! De VOORZITTER: maar destijds was h t niet doenlijk. De raad heeft trouwens zelf het idee Gr. toen verworpen. Hoe kom je uit het midden in de bebouw de kom, dat was direct de vraag. En dat komt men alleen over de begraafplaats, recht op de Pelikaanstraat aan, de heer Knuttel had gelijk. Daarmee moet echter ge wacht worden tot er aan de begraafplaats is te roeren. B. en W/s huidig plan hoewel een noodplan, beantwoordt niettemin in hoofdlijnen aan wat verlangd wordt. Door verbreoding later wordt in de toekomst hier een hoofdweg geschapen. De heer EERDMANS geeft gaarne de ver klaring, dat hij den lieer Gr. geen vlieg wilde afvangen. Daar gaat het niet om. Het uilcangspunl van B, en W. lijkt hem niet juist. Z.i. moet men nemen den kortsten weg naar het centrum der stad en dat is deze weg op de Hooigracht aan, niet. Deze f 23.000 acht hij weggeworpen zonder noe menswaard nut. De VOORZITTER herhaalt, dat z,i. ge nomen moet worden het midden der nieuwe wijken. De heer HUURMAN komt op tegen de uitdrukking weggesmeten geld van den heer Eerdmans. Do heer Eerdmans heeft blijkbaar totaal geen notie van stad-uitbreiding enz. voor het huidig geslacht. De heer EERDMANS. verzoekt den heer H. matiging in zijn uitdrukkingen. De heer HUURMAN zet aan de hand van de kaart uiteen, dat de-ze weg van R. en W. alleen voldoende rerbinding geeft, een verbinding straks door verbreeding behoor lijk te maken. De heer HEEMSKERK meent, dat de heer Eerdmans het centrum der sta.d teyeel op één plaats ziet, Uit eigen ervaring heeft spr. het nut van den weg van B. en AV. leeren inzien. De heer GROENEVELD is niet tevreden en meont dat B. cn W. wel eens ter verant woording mogen worden geroepen over hun zwenkingen. Het centrum der stad is z.i. zooals wethouder v. d. Pot- destijds op merkte bij de Donkersteog. B. en AV, willen het nu weer brengen bij de Pauwbrug. Heb verkeer over de Mare moet ontlast wor den. De VOORZITTERDat is toch heel iets andera De lieer GROENEVELD aolit een ver keersweg over de Hooigracht veel te kost baar, want dan moet de Pelikaanstraat over volle lengte verbreed. Hij meent dat B. en W. de aaudacht moe ten blijven richten naar eeo andere oplos sing, al zal hij nu meegaan met hun voor stel. De heer ZUIDEMA aoht deze oplossing wel to aanvaarden, maar hij acht den heer Groeneveld, zoo deze juist was, tooh wel ietwat verongelijkt, gezien ook het gebeur de na het Ingezonden Stuk van den lieer Eerdmans. De VOORZITTER zegt, dat aan klaoh- ten of iets anders in Ingekomen stukken al tijd aandacht pleegt te worden geschonken. Zoo is hier ook gesohiéd. De heer DUBBELDEMAN meent ook, dat de heer Groeneveld toch wel het recht heeft ontstemd te zijn. Zeker, de raad ver wierp het voorstel-Groeneveld, maar op instigatie van B. éa "W. Hij vraagt, waarom het voorstel-Groene veld later niet ter bestudcering aan de amb tenaren is gegeven, wel heb Inge®. Stuk va den lieer Eerdmans. Ieder voorstel van onze zijde is blijkbaar te voren al gedoemd verdoemd te worden. De VOORZITTER zegt, dat de voorstel- len-Groeneveld destijds ook aan de ambte naren zijn gegeven. (De heer DUBBELDE MAN: Dan begrijp ik er niets meeir van). Do voorstellen zijn door den raad verwor pen, maar B. en AV. zouden diligent blij ven, zoo is do zaak en daarvan leggen B. en W. nu getuigenis af. Voor bouwen aan de Lichtfabrieken is altijd een uitspraak Van den raad noodig, die de gelden moet Voteeren, dit aan den heer Knuttel. Z. h. st. wordt het voorstel van B. on W. aangenomen. Alleen de heer Eerdmans wil worden geacht tegen gestemd te hebben. Interpellatie-Van Eek. Door den heer v, EOK zijn con tweetal vragen tot B. en W. gericht: I. Wat heeft B. en W. bewogen, tijdens de 3-October-feeston officieel een exemplaar den raadsleden te doen toekomen van een jeugdblad „Oranje Boven", waarin o.a. staat: „Vélen dio uit Leiden gevlucht waren en tot de Spaausche par ij behoorden, schre ven briefjes aan de trouwe Leidenaars, hen smeekende zich toch aan de genade des Konings over to geven en om tooh mede lijden met hun bejaarde ouders dochters en vrouwen te hebben. „Glippers" werden dit soort van lafhar tige verraders genoemd. Een prachtwoord voor de geheele S. D. A. P. met Dominee? de Ligt incluis van tegenwoordig, die ook bezig zijn hun land te verraden on te verkoopen en opstand en bloedvergieten prediken en dat nog wél onder de schijnbaar mooie kreet van „ont wapening". Bij het weder bezien van de moedige da den en de weergalooze dapperheid onzer voorouders van 3DO jaar geleden, kookt je bloed van verontwaardiging dat, dergerlijk gespuis (e n g e s p u i s i s al w a t r o o d i s) zich Nederlanders durft noemen. Uit het land moeten zo geranseld worden liefst met de Russische knoet en dan regelrecht naar het Russische paradijs, dan hebben wij er Hier geen last. meer van." II. Kunnen B. en W. toezeggen niet meer zulke geschriften te verspreiden, niet be boerend bij do t-aak van B. en W. en belee- digend voor een belangrijk dcc] der inge zetenen. De heer v. EOK was in hoogc mate ver baasd dit geschrift als officieel dienststuk thuis te krijgen met zulke belcedigingen voor zijn partij en een belangrijk deel der burgerij. Ieder zal toegeven, dat het onjuist is en niet te verdedigen. Spr. wil het niet al te ernstig nemen, gezien hoe het een jeugdblaadje betreft, al is het te betreuren, dat kindereu op zulk een taal worden ver gast. Spr. heeft den secretaris gevraagd per telefoon, waarom officieel dit stuk werd toegezonden en ook den voorz'tter. Deze ^zcide, dat aan B. en \V. was verzocht dit blad rond te deden. Do voorzitter had dit blaadje niet gelezen en wist niet van deze beleedigingen. Spr. neemt den voorzitter persoonlijk niet kwalijk, di? kan niet alles nalezen, maar met d.t blaadje is tijdens de feestdagen druk gecolporteerd. Een amb tenaar had op de hoogte kunnen en moeten zijn. Wanneer in die dagen stukken van geheel tegenovergestelde strekking waren gestuurd ter verdeeling, zouden B. en W. dat dan ook gedaan hebben? Zelfs zou in zulke stukken kunnen worden aangespoord tot strafbare feiten! De heer KNUTTEL: Of reclame voor Blue Band. De heer v. ECK: Anders zijn B. en W. niet zoo gewillig. Zij zijn geen boodschap- jongens, nemen integendeel wel eens z.i. een te hoog standpunt in. Waarom zeggen B. en W. nu niets met den inhoud te maken te hebben? Aan den anderen kant b.v. wordt „Aller zielen", een waardig tooneelstuk geweigerd, omdat het aanstoot lean geven aan een deel der bevolking. En de zaalweigering aan de Dageraad, hoewel reeds toegezegd, om dezelfde reden. Spr. is tegenstander van de censuur; deze mag in geen geval dienstbaar zijn aan par tijpolitiek. Tegen het stuk zelf heeft spr. dus in het algemeen geen bezwaar, alleen dat het een officieel tintje heeft gekregen. Vandaar zijn vragen. Het gaat z. i. niet aan, dat zulke stukken den Taadsleden worden toegezonden zonder port. Hij vraagt even goed erken ning van zijn standpunt als zijn partij, hoe zeer ook slaande tegenover de andere par tijen, zich legen die andere partijen waar dig gedraagt. De VOORZITTER zegt, dat hij 't be treft alleen hem niels verspreid heeft. Hij heeft eenvoudig den raadsleden toeko mende 9lukken hen doen toekomen. Hoe gek een brief is. hoe gek stukken ziin, de raad moet ze hebben. Spr. had de bladen nog in de leeszaal kunnen neerleggen, waar ieder er een had kunnen meenemen. Dat had ook nog gekund, maar zoo doet men ook bij de Kamers niet, waar den leden alles wordt toegezonden. (Geroep: Dit is heel wat anders.) Spr. wiit den inhoud niet, het kan hem ook niet schelen, hij moest ze doen toeko men. Op zijn woord van eer kan hij ver zekeren, dat hij een ander stuk van andere strekking evenzeer had doen toekomen. Wil men anders, dan moet de raad bepa len, alleen hij is verantwoordelijk dat de stukken in de leeskamer moeten worden neergelegd, niet toegezonden. De heer v. STRALEN: We hebben vroo-a ger nooit iets ontvangen. De VOORZITTER: Het komt zoo zelden voor. De heer KNUTTEL zegt, dat de raadsle-» den telkens adressen thuis krijgen. Wan neer die op het Stadhuis komen zouden B. en W. die dan rondsturen? De VOORZITTER: Zeker, of in de lees kamer neerleggen. Ik heb niets gedaan dan mijn plicht, gelijk in de wet is vastgelegd. De heer v. Eek zou juist van mij censuur verlangen wanneer ik de stukken lezen moest, en dal gaat niet. Stel cchteT eens, dat ik een stuk achter houd omdat er een partij in wordt belee- digd? Dan zou gezegd kunnen worden: waarom is u zoo partijdig. De heer VAN ECK heeft den voorzitter niets persoonlijk verweten, maar de ver dediging van den voorzitter lijkt hem on juist. Hij is niet verplicht de stukken toe te zenden. De VOORZITTER: Of ia dj A fi neer le leggen. De heer AAN ECK: Alleen door t weinig voorkomen kon u zoo welwillend zijn. Au* ders konden B. en W. wel dagwerk krijgen van menschep, die zoo de port zouden ont duiken. De VOORZITTER: Vrijdom van port heeft hier niels mee ie maken. De heer VAN ECK: Ook aansporingen tot strafbare daden zou u dan moeten doen toe komen. De VOORZITTER: Zeker. De heer v. ECK verlangt geen nalezing, doch vraagt in ieder geval dan toch alléén stukken rond te doen brengen, die behoo- i ren tot de laak van D. en W. De VOORZITTER: maar dan moet ik allea al lezen, om dat te beoordeelen. De heer v. ECK: uw plicht schrijft u rondzenden niet voor, en uw standpunt wordt onhoudbaar zoo het publiek hel algie- mecn weet. De VOORZITTER: u zorgt al genoeg voor de publiciteit In do Kamers wordt ook alles toegezonden. Dit is van uw kant spij kers op laag water zoeken. De beer DUBBLDEMAN krijgt na een korte wrijving met den Voorzitter of hij hierover wel mag spreken, het woord. Hij is ook onaangenaam getroffen, temeer, door dat hij van B. en W. nog nooit iets anders dan de officieel© stukken ontving. Iets an ders zou hij echter wenschen: nl. dat do parlijgenoolen van dat jeugdblad opkomen tegen hot geschrevene. Hoofdzaak lijkt hem te wolen of de heeren dit voor hun rekening nemen. De VOORZITTER zegl dat dit hiermee niets te maken heeft. Het gaat alleen over hel rondsturen De heer DUBBELDEMAN: Dal is juris terij. U hebt voor die jongens toch wel hot blaadje rondgestuurd. De VOORZITTER: dat is niet mooi van u dit te zeggen. De heer DUBBELDEMAN wil, zoo hij iets te scherp was, dit wel terugnemen. De heer ZUIDEMA zegt, dal hij niet weet wie het blaadje heeft geschreven maar hol maakt een onsympathieke indruk, is vree- selijk onbenullig en. met uitdrukkingen, die onbehoorlijk zijn. De heer DUBBELDEMAN: ik ben blij dit te hooren. De heer ZUIDEMA kan echter wel begrij pen, dat er jongelui zijn, die zoo iels schrij ven, gezien de toon der socialistische pers maar daarom gaat het hier niet. Z. i. heeft de Voorzitter den eenig goeden weg inge slagen. De lieer GROENEVELD merkt op dat het hier toch geen gewoonte was, het rondzen den. L>c VOORZITTER: u wüt zeggen dat iE onbetrouwbaar ben enz., good. De heer GROENEATELD: ik zal zelf wol zeggen, wat ik te zeggen heb. Het was geen gewoonte en dat was maar goed ook want dan hadden B. en W. zeker wel dagwerk. Hij ziet het zoo: 't was op oranje-papier ge drukt dus goed. Was T op rood papier ge- door MARGARET PEDLER, Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT. 59) In haar verbeelding kon zij de vree- selijke spanning voelen, toen dag na dag verstreek zonder dat de lang ver wachte hulptroepen kwamen opdagen. Het was zelfs niet eens bekend of de boden, die de commandant had gezon den, veilig het garnizoen, dat op verren af stand lag, hadden kunnen bereiken, om dringend hulp te vragen. En elke avond vond de belegerden in het fort met een verminderd rantsoen, minder hoop en een of twee dooden méér ten bewijze, dat de waakzaamheid van den vijand niet ver slapte. Toen was het geheimzinnige schijnbare terugtrekken van de vijandelijke stammen t&komen. Uren lang was er niets van den vijand le zien geweest en geen enkel schot was er gevallen, toen een paar van de be legerden zich bij een onbewaakte opening hadden gewaagd, hetgeen tot dien lijd altijd bijna gewissen dood heleekend had. Konden de opstandelingen er achter zijn Sekomen, dat hulptroepen in aantocht wa- dat er een expeditie op weg was, om hen te straffen, en waren zij daarom zoo Beruischloos en geniepig in de stilte van den n«cht geslopen? De gemoederen van het moedige belegerde Wöepje werden hoopvol gestemd, doch weer werd het avond zonder dat er hulp kwam opdagen. Maar de vijand volhardde bij zijn onverklaarbaar, onafgebroken stilzwijgen. Eindelijk werd er in het fort haastig krijgs raad gehouden en Garth Trent werd met enkele manschappen uitgekozen om op ver kenning le gaan. Sara kon zich voorstellen, hoe de kleine groep heimelijk op deze gevaarlijke expedi tie uittrok, inderdaad gevaarlijk, wanneer het terugtrekken van de vijandelijke stam men niet meer dan een schijnbeweging was, om de belegerden in den valschen waan te brengén, dat zij veilig waren, en hem dan later zooveel te gemakkelijker te kunnen aanvallen .Zij hoorde in gedachten het plot selinge afgaan van een schot, toen een ge knal aan alle kanten in de dichte duister nis I De verkenningstroep was in een hin derlaag geval lenl Sara kon zich wel begrijpen, dat de man nen. die langen tijd maar weinig eten had den gehad, veel slaap le kort waren geko men en uitgeput waren van het voortdurend op-hirn-hoede-zijn dag en nacht, niet meer over veel geestkracht en tegenwoordigheid van geest beschikten. Maar kon het moge lijk zijn, dat Engelschen op liet kritieke mo ment gefaald hadden, dat hun zenuwen hun de baas waren geworden en zij in wilde vlucht er vandoor gegaan wanen? Engel schen, die op dat oogenblik de eer van hun Rijk in handen hadden, dat die lafhartig ge vlucht waren voor een horde opstandige in boorlingen! Het was niet te denken! Sara, die grootgebracht was met de oude, dege lijke begrippen van den fermen Patrick Lo- vel 1, weigerde het te gelooven. Zij zuchtte sidderend. „Ik kan het niet gelooven," zei ze. Elisabeth keek haar medelijdend aan; zij Begreep welk een slag zij haar juist had toegebracht. „Ik vrees," zei ze zacht, bijna smeekend, „dat de uitspraak van den krijgsraad de kwestie van gelooven of niet gelooven bui tensluit. Garth moet zijn hoofd verloren hebben bij den on verwachten aanval. Een paniek is altijd een eigenaardig, onbereken baar iets, moet je denken." „Ik kan het niet gelooven," hield Sara koppig yoI. Elisabeth boog zich naar haar toe. „Beste kind," zei ze, „er is geen twijfel mogelijk. Garlh werd gewond; zij brachten hem later terug met oen schot in den rug I O! het was afschuwelijk 1 En het ellendigste van alles was nog, dat het in werkelijkheid maar een paar inboorlingen waren, waarop onze mannen gestuit waren. Misschien dacht Garth, dat de inlanders oen groote over macht waren, ik weet het niet. Maar in ieder geval had die onverwachte aanval in de duisternis, met alles, wat er aan vooraf gegaan was, zijn zenuwen totaal in de war gebracht. Hij deed zelfs geen poging om stand te houden. Hij gaf zich eenvoudig over zonder meer. Wat er volgde was een vlucht, hals over kop, wie zich het eerst zou redden l Ik zal nooit Garths terugkomst vergeten, na den krijgsraad." Zij sidderde weer bij de herinnering. „Ik ik was verloofd met hem in dien lijd. SaTa, en ik had geen andere keus dan ons engagement te verbreken. Garth werd ont slagen, viel in oDgenade; het was uit met hem." Sara's ineengedoken geslalte richtte zich plotseling op. „Jij was jij verloofd met Garth?" vroeg ze met vreemde, hooge slem. „Ja," wa3 het eenvoudige antwoord. „Ik had beloofd met hem be zullen trouwen." Sara zweeg lang. Toen mompelde zij: „Dat heeft hij mij nooit verteldDat heeft hij mij nooit verteld." „Niet? Maar dat was ook niet te denken, dat hij dat nooit doen zou, wel? Hij kon je dat niet vertellen, zonder de rest er bij te zeggen." Sara antwoordde niet. Zij zat daar hulpe loos, niet in staat een woord le uiten, met een gevoel alsof haar een zware slag was toegebracht door die kalme, onverbidde lijke stem, die langzaam, stukje voor stukje, den sluier van haar onwetendheid had op- geLicht en haar al de ellende, de armelijk heid. van wat daaronder lag, had doen zien. „Ik kan het niet gelooven 1" had zij geroe pen met oen vruchlelooze pogin g zich zelve te overtuigen, door aan die ontkenning vast te houden. Maar niettemin geloofde zij het. De heele afschuwelijke geschiedenis stemde te zeer overeen met de bittere, veelbeteeke- nende opmerkingen, die Garlh zichzelf nu en dan had laten ontvallen. Dien dag van het hondengevecht bijvoor beeld. Wat had hij toen ook weer gezegd? „En toch gelóóf ik, dat zenuwen dikwijls een groote rol spelen." En ook nog dit. „Ik geloof, dal niemand altijd volkomen zeker van zichzelf kan Viel verband was te duidelijk, om niet be grepen te worden. Hij had haar bovendien verteld, dat hij een man was die schipbreuk had geleden in zijn leven, dat hij in een oogenblik van ver dwaasdheid: een oogenblik van lafheid, wist zij nu, dal de ware beschrijving wast Alle kansen van zijn leven had hij ver gooid. De man. dien zii had liefgehad en in haar liefde geïdealiseerd, was, loon hij op de proef werd gesteld, het meest verachte lijke geweest, wat er bestaat, een lafaardl De pijn, die dit besef haar deed, was bijna ondraaglijk. Maar plotseling schoot er door de vreese- lijke duisternis een enkele straal van hoop< Triomfantelijk wendde zij zich tot Elisa beth. „Maar als hel waar i3, dal Garlh zich als oen lafaard gedragen had, waarom werd hij dan niet doodgeschoten? Zij fusilleeren zulke menschen lochzei ze bitter. „Er waren veel verzachtende omstandig heden, Sara," antwoordde Elisabeth vrien delijk. „Verontschuldigingen? Voor lafheid." Haar toon was ijzig van verachting. „Ik ge loof, dat ik die nooit zou kunnen vinden l „Maar de krijgsraad vond ze wèl. Dij het verhoor heeft de getuige décharge, in dit geval de kolonel van Garlh, die erg o!> hem gesteld was en altijd een hoogen dunk van hem had, verzachtende omstandigheden voor hem aangevoerd. Garths jeugd, zijn vroegere goede gedragslijst, hun omstandigheden op het oogenblik van den aanval, de voortdu rende geestelijke en lichamelijke inspan ning in de dagen, voorafgaande aan zijn plotselinge slapheid, al die dingen werden aangevoerd door den getuigen en het vonnis werd veranderd in een ontslag uit den dienst." „Het was Beter geweest, als hij doorge schoten was," zei Sara dof. Toen sloeg zij plotseling beide handen voor haar mond. „O-o-ohl 5Val zeg ik? Garth.. ..t Garlh!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5