No. 19819
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 October
TWEEDE KAMER.
UIT ONZE STAATSMACHINE.
Derde Blad. Anno 1924.
De nieuwe Tariefwet
(Vervolg van gisteren.)
Do heecr v. d. HEUVEL (A.-R.) juicht dit
ontwerp toe> omdat het een der bests midde
len is om het budget sluitend te maken.
Verhooging der directe belastingen is on
mogelijk, maar verlaging der successie-be
lastingen koma hat eerst aan de orde, juist
in het belang der landbouwers. Onjuist is
het, dat dit ontwerp den landbouw zal
schaden.
Misschien zullen eenige nevenverschijn
selen optreden, die den fabrikanten ten
goede zullen komen, maar nadeel zal de
landbouw er niet door ondervinden. Maat
regelen van het buitenland tegen ons vreest
hij niet, omdat het ontwerp daarvoor te
weinig beteekent. Geestdriftig is hij niet
voor dit ontwerp, maar als het een begjn
is van een poging om de successiebelasting
te verlagen, is hij er vóór. Deze belasting
{och is zeer nadeolig voor de landbouwers
met hun grondbezit, dat versnipperd wordt
door de successiebelasting. Natuurlijk is
iedere belastingverzwaring onaangenaam,
maar dit ontwerp geeft den minst onaan-
genamen vorm van belasting.
De heer H1EMSTRA (3-D.) vraagt het
woord voor een persoonlijk feit. De heer
v. d. Heuvel heeft o.a. gezegd, dat spr.
apekool verkoopt, als hij voor de kleine
boeren optreedt. Dit optreden vindt hij
vlegelachtig.
De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) verandert
het woord apekool in roode kool.
Het incident wordt gesloten.
Mevr. Bakker-Nort (V.-D.) wil do stem
der huisvrouw laten hooren tegen de Tarief-
wet. Als het iemand moeilijk zal hebben
wanneer alles duurder wordt, dan is het
wel de huisvrouw, die niet als de Minister
van Financiën aan anderen nieuwe lasten
kan opleggen. Spr. geeft eenige trieste
gevallen van armoede, die door den druk
der prijsstijging nog erger zal worden. Zij
wijst op het adres der Ver. van Huisvrou
wen, waarin de vrees wordt geuit, dat vele
artikelen duurder zullen worden.
De heer HERMANS (R.-K.) gelooft, dat
de druk van dit ontwerp op den buitenland-
schen producent zal neerkomen en niet
op den binnenlandschen consument. Het
verzet tegen dit ontwerp berust op de
oude liberale beginselen van vijftig jaar
geleden. Alsof er sinds dien tijd niets is
gebeurd, alsof er geen tolmuren van kilo
meters lengte zijn opgericht, alsof men
nog niet steeds bezig is deze uit to breiden.
Het duur te-bezwaar togen dit ontwerp
aangevoerd, acht spr. zeer eenzijdig ge
opperd.
Eenzijdig en overdreven acht spr. hel
duur tebezw aar.
Verhooging van invoerrecht zou iadentïek
zijn met verhooging van alle prijzen; spr.
beroept zich op Roeper Bosch, die deze
stelling krachtig heeft bestreden. De industrie
w Imar aanvangsjaren deed weli.cht dit
gevolg van tarietverhooging vreezen. Thans
nu de industrie veel grooter kapitalen om
vat, is de toestand geheel anders. Verhoo-
guig der productie is zeer gemakkelijk te
verkrijgen on onmiddellijk gevolg daarvan
is, dat de prijzen dalen. Die daling is in
het belang der consumenten en maakt tevens
den export eerder mogelijk, waardoor wo-
om den omvang der productie wordt op
gevoerd. In 31 jaar is h>t aantal arbeiders
iQ de industrie verdubbeld. Met eenige
cijfers toont spr. aau, dat de prgaen door
den grooteren offazet zzer dalen en dat de
buiteniandsche concurrentie den omvang be
perkt en de prijzen hoog deden blijven.
Nederland is het duurste land van Europa
meent spr., on dat in 't land van den
vrijhandel. Uitvoerig gaat spr. de gevolgen
van het Sclioenenwetje na, waarvan hij
vele goede resultaten heeft gezien.
Met een beroep op Roeper Bosch ver
dedigt spr. de stelling, dat de 3 pet. hooger
invoerrecht met op den consument wordt
verhaald, maar dat de importeur of de
buiteniandsche producent die zal betalen.
In België zijn vaak de prijzen van artikelen
die van dezelfde producenten als hier te
lande worden betrokken, Ihger dan hier.
Het kan niet anders of de producenten
houden bij het berekenen van hun prijzen
rekening met het land, waar de producten
heen gaan. Hiet dure Holland betaalt meer.
In enkele gevallen zal de verhooging
op de consumenten worden verhaal!; waar
tegenover staat, dat er meer werkgelegen
heid zal komen en de werkloosheid zal
dalen.
Wat de productie zelf betreft, de vrij
handel heeft als belang daarvoor al fang
afgedaan. De theoretische vrij handelaren
ïnogon dien nog verdedigen; de pratici weten
ai lang, dat het anders is, en dat betere
arbeidsverdeeling in de verschillende lan
den noodig is.
Bescherming tegen de macht van trusts
wordt door den meest verstokten vrijhande-
laar niet verworpon. Spr. beroept zich o.a.
cp prol Treub, die wel degelijk een bedrijf,
dat hier een natuurlijken ondergrond heeft^
beschermen wil als het dreigt onder te gaan
door de concurrentie van het buitenland.
Ten slotte zegt hij met genoegen de
mededeeling te hebben vernomen, dat de
Minister yan Arbeid overweegt voor bepaal
de bedrijven bijzondere maatregelen te tref
fen. Het algemeen belang daarbij in het
oog houdend, meent hij te kunnen zeggen,
dat het streven der Regeering zijn sympathie
heeft.
De heer FLESKENS (R.-K.) spreekt zijn
waardeering uit voot het werk, dat de
Minister heeft geleverd. Protectie is het
ontwerp heclemeel niet en al was het een
beetje wel_ zoo, dan was het nog niet erg.
•Vermindering der werkloosheid is van dezen
maatregel to wachten en dat is een groot
belang voor do ganscho gemeenschap. Spr.
wijst vooral op den enormen strijd, dien
Duitschland voert om de concurrentie te
kunnen doorzetten. Die bedreigt ook ons
land en de toekomst zal somber zijn indien
daartegen niet gewaakt wordt. Duitschland
zal den 8-urendag, door Washington aan
genomen, niet ratificeeren, om den strijd
te kunnen doorzetten mat alle macht. Spr.
beroept zich op Van Aalst, die vrijhandelaar
is, maar groote reserves daarbij in acht
wil nemen. Tegen de Duitsche dumping
heeft spr. reeds eerder gewaarschuwd. Onze
industrie te handhaven is een groot belang
voor de arbeiders. Onze bevolking gaat
jaarlijks met honderdduizend zi:Ln vooruit.
Voor allen moet een plaats komen cn daarom
dient alles in het werk gesteld te worden
om de werkgelegenheid te verruimen.
De vergadering wordt verdaagd tot Dins
dag één uur.
RECLAME.
Het groote nieuws gaat thans van mond
tot mond.
Daar was eens een beroemd advocaat die
beweerde, dat men hel publiek alles, zelfs
liet ongelooflijkste, kon doen geloovcn, mits
men het maar vaak genoeg herhaalde. In
dien deze rechtsgeleerde een zakenman ge
weest ware. zou zijn oordeel anders, en
tevens juister, geweest zijn. Want in zaken
laat het publiek zich niel3 op de mouw
spelden. 8292
Wij kenden- indertijd een straatfiguur, die
honderden malen per dag op de hebzucht
der Amsterdammers speculeerde met een
quasi-tergend „liadl je me maar!" en
toch stelde niemand er prijs op hem te heb-
i ben. Zijn hardnekkigheid baatte hem niet;
hij werd alleen verschrikkelijk vervelend.
En waarom? Eenvoudig omdat hetgeen hij
aanbood voor het publiek geen waarde
bezat.
Waarde, daar gaat het om in de maat
schappij.
Wie een geoorloofd middel weet om gul
dens tot rijksdaalders te maken, mag het ge
rust tot in 't oneindige herhalen, zonder
vrees dat iemand het hem kwalijk zal ne
men. Daar heb-je bij voorbeeld.,,C. A. is
toch voordeeli-ger". Dit is als 't ware een
spreekwoord geworden. liet gaat van mond
tot mond. Het begon in de kranten, vervolg-
de zijn weg op schuttingen en muurvlakken,
en nu is hef ook doorgedrongen lot de bios
cooptheaters, waar geen voorstelling com
pleet is zonder do vermaning „G. A. is
toch voordeeliger". En de menschen? Zij
lachen goedgeluimd en zij steken do verma
ning in hun zak in letterlijken zin, want
nauwelijks koopen zij bij C. A., of zij be
vinden zich beter bij kas, gaan beter ge
kleed en loopen opgeruimd in hun moderne,
degelijke kleeding langs 's hecren wegen
met hun nog steeds zware porlemonnaie,
bedenkend, dat het leven met G. A. toch
zoo kwaad niet is. Toen G. A. hun strijd
legen de duurte begonnen, waren er velen,
die twijfelden aan hun succes, maar nu
hebben C. A. het pleit glansrijk gewon
nen. Men hoeft allerwege den ernst van hun
streven leeren inzien en ieder heeft ervan
geprofiteerd. Daarom hopen wij, dal C. A.
nog langen lijd zullen voortgaan onze gelde
lijke zoTgen to verlichten door er telkens en
lelken3 weer op te wijzon dat zij „toch voor
deeliger zijn. En gij lezer, zult Uw oprechte
vrienden kunnen herkennen wanneer zij,
na den gebruikelijken morgengroet, in plaats
van „mooi weer vandaag", U op het hart
drukken „C. A. is toch voordeeligeT",
waarop gij dan met warmte antwoordt; „Ook
voor Heerenkleedung";
Staatsboschbedrijf.
(Nadruk verboden);
Bij de wet van 19 Maart 1921 is het Staats
boschbeheer aangewezen als een Staatsbe
drijf. Dat was het gevolg van de aanneming
van een motie van het toenmalige lid der
Tweede Kamer, den heer Teenstra. Vaa
harte is door de Ministers van Landbouw,
Nijverheid en Handel en van Financiën aan
die motie niet voldaan. Immers, in de Me
morie van Antwoord betreffende die aanwij
zing van liet Staatsboschbeheer tot Staats
bedrijf leest men
Zij (deze Ministers) zijn van meeniug,
dat inderdaad het Staatsboschbeheer niet
in alle opzichten past in het leader van
een gewoon commercieel bedrijf; doch
hebben, mede overeenkomstig den door de
Tweede Kamer uitgesproken wensch,
maatregelen overwogen, ten einde dit be
heer aan zoodanig bedrijf aan te passen.
Er is in latere jaren nogal eens bij Rijk
en Gemeenten aangedrongen op aanwijzing
van een. of anderen tak van dienst als b e-
d r ij f Men moet echter soms in dat be
drijf" niet meer zoeken dan een woord;
want soms wordt het bedrijf genoemd, wat
in de maatschappelijke beteekenis van het
woord dat niet is. Immers, in het gewone
dagelijkseli leven is er eerst van een bedrijf
sprake, wanneer de uitgaven en inkomsten
tegen elkander opwegen of wanneer er ge
gronde hoop bestaat, dat er winst zal wor
den gemaakt Zoo is het bijv met de gemeen
telijke levering van gas cn clectriciteit en
water en al wist de gemeente vooruit, dat
er verlies zou volgen, toch kon de distributie
in do crisisjaren als een bedrijf worden aan-
gemerkt. Maar bijv. den gemeentelijken rei
nigingsdienst kan men moeilijk een bedrijf
noemen.
Zoo heeft ook het Rijk diensten, die be
drijf kunnen heeten, en andere, die maar
zoo genoemd worden en tot deze laatsteu
behoort het Staatsboschbedrijf. Het komt
ons voor, dat de wensch van Gemeenteraden
of van de Tweede Kamer, om zekeren tak
van dienst een bedrijf te noemen, hierop
neerkomt, dat men een heel gemakkelijk
overzicht wil hebben van de uitgaven en de
(toevallige) inkomsten van dien tak van
dienst, dien men anders uit zeer verschil
lende posten van de begrooting zou moeten
bijeenscharrelen, terwijl men vooruit weet,
dat de uitgaven de inkomsten .verre over
treffen.
Om aan te toonen, dat dit bij het Staats
boschbedrijf het geval is, willen wij enkele
cijfers uit do begrooting voor 192-1 van dit
bedrijf uit het desbetreffende stuk van de
„Bijlagen" aanteekenen.
Voor 1924 worden onder de inkomsten
geraamd:
f255.000 ais opbrengst van hout en ge
wassen, van verpachtingen en
jachtvergunningen. Wat hout en
gewassen aangaat, vooral, is dit
een onzekere post.
f 9.100 weeens andere inkomsten, maar
daaronder zijn begrepen de kor
tingen.
Onder de uitgaven vinden wij:
f221.410 aan jaarwedden en toelagen voor
vast personeel,
f 5.500 voor tijdelijk personeel en schrijf
loon.
f 8.000 voor Ziekenverpleging,
f 53.000 voor reis-, bureel- en verplaat
singskosten en vergoeding voor
't gebruik van rijwielen.
f570.008 als kosten van onderhoud en ver
betering; nitkoeringen aan arbei
ders wegens invaUuiteit of t.'de
lg ke verhindering van werken, aan
weduwen en weezen, enz.
f372.975 wegens 5Va procent rente over
kapitaal door het Rijk aan het
bedrijf vcrrstrekl en nog niet te
rugbetaald.
De totale uitgaven beloopsn zoo met an
dere niet hier genoemde f 1.354.123 en het
verlies op de exploitatie wordt geschat cp
f 1.009.110, bij inkomsten van f255.000,
als men do korting voor woning en uniform
niet als ontvangst aanmerkt,
j Men ziet, aal hier geen sprake is van
j eeu b e d r ij f in den gewonen zin. Ook is
de begrooting niet eens zuiver samen te
i stellen, omdat niet in aanmerking geno-
i meu is de waarde van houtaangroei, van
j nieuwen, boschgrond, van ontgcnn?n gras-
en bouwland, die het verliescijfer zouden
I doen dalen, maar niet in cijfers zijn uit
I te drukken. Daar komt nog bq dat het
Staals-boschbeheer adviezen geeft aan de
j gemeenten en andere lichamen, waarvoor
I niets in de begrooting is opgegeven.
Een zuivere begrooting en zelfs een
j zuivere balans is voor dit z.g. bcdrjf niet
op te maken.
De Ministers van Binnonlandsche Zaken
en Landbouw en van Financiën rijn dan
ook van oordeel, dat de aanwijzing van
het Staatsboschbeheer als Staatsbedrijf moet
worden ingetrokken.
In de M. v. T. tot het voorstel
om daartoe te geraken, wijzen de Mi
nisters er op, dat d9 moeilijkheden, om
het Staatsboschbeheer te doen aanpassen
aan de Bedrijvenwet, nog grooter zijn ge
bleken, dan gevreesd werd, en dat toch
geen nauwkeurig overzicht van het beheer
do wijze van besteding der gelden en de
bereikte resultaten verkregen is. Van oen
eigenlijk boschbedrjjf is nog geen sprake,
omdat wij te weinig Staatsbosschs-n hebben.
Eu daarentegen is aan het Staatsboschbe
heer al onttrokken de behandeling van
rentclooze voorschotten aan gem:ent n voo:
de bebossching van haar woeste gronden.
(Boschwet 1922). En daartegenover staat
I weer, dat op hit z.g. bedrqf de personeels
uitgaven drukken voor het toezicht op
gemeentelijke bebosschingen en het ver-
leenen van technische hulp.
Van een juiste balans van het bedrijf kan
geen sprake zijn, omdat een scherpe lijn tus-
schen kapitaals- en onderhoudsuilgaven
moeilijk te trekken is en de wisselende hout-
prijzen invloed hebben op het kapitaal. En
de toeneming van het houtgewas In waarde,
al was die te berekenen, blijft fictief, omdat
het onmogelijk is de meer-waarde in geld
om te zetten. Van een en ander is een boek
houding het gevolg, die vrij ingewikkeld
wordt, terwijl herhaalde schattingen noodig
zouden zijn, die heel wat werk en tijd
eischen.
Meer heil dan van een afzonderlijke be
grooting verwachten de Ministers van de in
diening van een jaarverslag. Zulk een ver
slag, waarin uitgaven en inkomsten worden
vermeld en waarin opgave wordt gedaan
van verrichte werkzaamheden.
Intrekking van het bedrijf als zoodanig
zou heel veel werk onnoodig maken.
Nu wij toch over het boschbeheer schrij
ven, is het niet van belang ontbloot te ver
nemen wat bij de behandeling van de be
grooting voor 1924 daaromtrent werd uitge
sproken.
Toen waren eenige leden van meening,
dat er wel wat al te veel ijver voor bebos
sching was, en het beter zou zijn de gron
den voor bouw- en grasland te ontginnen;
ook meenden zij, dat het bosch wildschade
in de hand werkte. Daarentegen werd er op
gewezen door anderen, dat bebossching het
natuurschoon bevordert cn het Staatsbosch
beheer waakt, volgens deze sprekers, voor
in-stand-houding van de duinen, tegengaan
van zandverstuivingen, en zorgt voor werk
verschaffing. Intusschen gaven allen toe,
dat het verlies op de exploitatie, meer dan
1 millioen, veel te groot wa3. Maar werd die
verliespost verminderd door de waardever
meerdering van gronden en gewas in aan
merking te nemen, dan zou dat kapitaaluit
breiding zijn en zou dus weer de rente van
dat kapitaal moeten vermeerderen.
Een uitspraak van den Minister als ant
woord op gemaakte opmerkingen willen wij
hier vastleggen;
„De verzorging der aan het Staatsbosch
bedrijf toevertrouwde beledigen kan niet
aan particulieren worden overgelaten. Het
scheppen van een blijvend boschbezit ligt
meer op den weg van Staat en gemeente, of
andere lichamen, wier yoorlbestaan ver
zekerd is".
In onzen lijd, waarin zoovelen de uit
roeiing van boschcomplexen en de exploi
tatie van oude landgoederen en lusthoven
betreuren, en zij naar ingrijpen van den
Staat uitzien, zijn deze woorden van ge
wicht; zij doen de hoop op medewerking tot
ongeschonden behoud van natuurschoon
door den Staat herleven.
Of die hoop vervuld zal worden?
BUITENL. WEEKOVERZICHT.
Carmen Sylva heeft in haar „Pensëes
d'une Reine" gezegd, dat een vrouw het
sieraad van haar sieraden behoort te zijn.
Wat helpt het, of een vrouw zich in de
schoonste gewaden kleedt, zich inet de uit-
zondcrlijkstc kleinoodiün behangt, en zij
weet die niet te dragen? „11 faut qu'elle
soit la parure de sa parure". Wat zij aan
trekt, moet zijn schoonhcidswaarde ont
vangen van haarzelf. De sie/aden moeten
niet haar versieren; zij moet de versiering
van haar sieraden zijn.
Heeft een vrouw houding (van schoon
heid behoeven wij nu niet te spreken, want
houding is reeds bijna schoonheid), dan
blijkt levens, dal zij een overmaat aan tooi
ontberen kan; ja, dal deze, als elke over
maat, slechts schade brengt. Een vrouw
met natuurlijken stijl lijdt van opschik niet
dan nadeel; de bekoring van den eenvoud
is er groolere? gaal te loor in de van
buiten opgebrachte decoratie.
Zijn wij het eens, dat het duinblond
's-Gravenhage. met haar vele aangeboren
charmes, een bij uitstek vrouwelijke stad
is. dan spreken wij ook af haar natuurlijke
bekoorlijkheden voortaan zooveel mogelijk
ongerept te laten en de namen uit onze her
innering te branden van hen, die haar naar
de zeezijde niet beter wisten te eeren dan
door het dom geweld, waarmee zij het daar
heerlijk hc-uvelend, luchtig begroeid duin
gebied gelijk maakten met hun eigen plat
heid, eer zij er de stralen aanlegden, waar
van elke lijn een dichtregel had kunnen
vormen in de ode aan Nederland's lieflijkst
woonoord. Hoe weinig arbeid van men-
schenhand noodig geweest ware om dien
lofzang onuilwischbaar in den bodem te
griften, bewijst het kleine duinterrcin, dat
de gemeenschap, in een gevoelig oogenblilc,
gespaard heeft langs de Doornstraat
weemoedig memenlo aan de hondschheid
van kortzichtige ambtenarij, die jarenlang,
in aanbidding van gelijkvloerschheid, het
knoestige hakhout uitroeide en het blanke
zand versjacherde.
Hoe duidelijk is nog de Vijverberg een
uitlooper van de duinen! Zóó duidelijk, dat
j men zich verwonderd afvraagt, waarom
men zijn glooiing nog niet genivelleerd heeft
j lot op het omringend lager terrein. De mode
immers, om de stad van haar natuurlijke
I schoonheid te ontdoen en een kunstmatige
i cr voor in de plaats te stellen, is nog niet
geheel uitgewoed. Bij nationale feestclijk-
l heden bemerkt men haar schennende hand
nog pijnlijk. Is het Voorhout, die lustwa-
I rande der Residentie, waar in de lente lin-
i den geuren, des zomers koele schaduw valt,
j op herfstdagen een concert van kleuren gc-
I speeld wordt, is het niet van een voor
name fraaiheid, die elke wijziging, elk loe-
voegsel slechts schenden kan? Maar bij
feestelijke gelegenheden leest men in de
j krant, dat de gemeente het Voorhout ver-
j sierde. Het is, of men de Venus van Milo
een jumper aantrok, den Apollo van Bel-
I vedere van slobkousen voorzag. Het Voor-
hout versieren! Bindt men dë Jungfrau een
i gebatikt sjaaltje om den hals of hangt men
den Mönch een pij om? Het Voorhout ver
sieren 1 Is het ooit in iemand opgekomen de
wateren van den Mississippi rose te kleu
ren, de Veluwe met cocos karpetten te be
leggen, de Engclsche krijtrotsen met ge
bloemd behangsel te beslijfsclen, de Mari-
posa-boomen van Califoraië met zilverpa
pier te omwikkelen?
Maar op nationale feestdagen versiert
men het Voorhout.En hoe. bij alle his
torische dalai Men betimmert liet met witte
palen, met hekwerkjes en kruishouten on
doodkisten; men hangt er, als een polsier-
lijk onevene wasoh, roode, blauwe, oranje
lappen te drogen; men rust niet eer niemand
het Voorhout meer herkent, eer alle oor
spronkelijke praal van dit edel sladsjuweel,
van dezen ingetogen glanzenden parel aan
's-Gravenhage's gemeenlekroon schuilgegaan
is achter de vulgaire trofeeën van botten
stoffeerders-smaak en duffen timmermans-
kunstzin. Op nationale feestdagen versiert
men het Voorhout tot een zilveren-bruilofts
alkoof; een burgermans-achlerkamer drie
hoog, waar opoe tachtig geworden is; een
dronken stoom-draaimolcn; een jubileerende
palingkraam; een rinkelbommcnd piere
ment; een jarig koek-en-zoopje. Men ver
siert, wat reeds zijn eigen sieraad is, en doet
zoo den slap, die van het verhevene naar
het belachelijke leidt. Het Voorhout versie
ren, is het Voorhout belecdigcm
Ach, hoe dierbaar was dan de goede, oude
kermis! Ja, ook zij nam de deftige linden-
laan in beslag, maar beeldde zich niet in
die te versieren. Zij richtte zich op haai
eigen naïve, kinderlijke, bonte en bemin
nelijke kleurigheid, cn de oude boomen be
hielden daarbij hun waardigen ernst en
overschaduwden goedmoedig het speelsch
gewoel, waarop zij met iels van een glim
lach neerkeken; men spijkerde hun geen
belaple latten in de oude schors. Ileel in
het klein, schuchter en als een echo, is zij
nog wel eens teruggekomen op haar vroeger
gebied, en nooit krenkte zij zoo de simpele
wijdschheid ervan als de schreeuwende g.i-
meente-wasch aan de expresselijk daarvoor
vervaardigde gemeente-droogstokken het
doet.
Op feestdagen moge men versieren, wat
versiering waarlijk van noode heeft, en bij
avond moge men wat sedert jaren, het
zij dankbaar erkend, met goeden uitslag ge
schiedt door smaakvol aangebrachte ver
lichting ook in de duisternis doen uitkomen
wat des daags in onze stad aan natuurlijke
schoonheid te zien is; maar de trieste Voor
hout-versiering, die een verminking is, late
men voortaan na. In de plaats daarvoor
kome op het feestprogramma een nummer,
dat oproept tot de bezichtiging van ons
schoonste stadsgedeelte: het onversierde
Voorhout, zichzelf een sieraad.
VAN DER HAEGHEN.,
Het nut van een Zeppelin-
tocht allerwege binnen-
landsche strijd.
Duilschfand heeft weer eens aller oog op
zich gevestigd gehad. Maar ditmaal met be
wondering. Eerbied cn ontzag toch moet
men hebben voor de prestatie van het bou
wen van den Z. R. III en het door het lucht
ruim brengen van dit luchtschip naar do
plaats van bestemming, n.l. Amerika, waar
mede als het ware de kiem is gelegd voor
een luchldienst tussclien het oude en het
nieuwe werelddeel, al zal nog wel eenige
verbetering in een cn ander dienen te wor
den gevonden. Duitschland heeft daarmedo
een prachtig resultaat bereikt in dienst van
den vrede, dat het zeer veel goed kan doen
cn trouwens reeds heeft gedaan.
Hot lijkt om te beginnen, toch al heel mal,
dat Frankrijk nu nog zou blijven vasthou
den aan den cisch van opheffing der Zep
pelin-werven te Friedrichshafen uit vrees
voor gebruik van deze luchtgevaarten in
een toekomsligcn oorlog. In Frankrijk zelf
begint men dat reeds in te zien, al betee
kent niet-verwijdering feitelijk een schen
ding van hel Versailles-vredesverdrag. Ame
rika. dat door zijn recht op de Z. R. III aan
leiding daartoe is geweest, zal men onge
twijfeld daarvoor niet dankbaar zijn. En
voorts heeft Duitschland aan prestige ge
wonnen, vooral moreel, speciaal in Amerika
zelf en dal mag niet licht worden aange
slagen.
Dubbel jammer daarom voor Duitschland,
dat de nationalisten zich op het succes der
Z. R. III werpen, om hun eischen te slevi-
gen. Dat maakt ontegenzeggelijk een slech
ten indruk, ook al behoeft men nog niet be
vreesd te zijn, dal zij een meerderheid ach
ter zich krijgen, 't Is een ongewenschle
steun voor het echte Poincaréïsme, dat nog
niet dood is, al heeft liet een leelijke knauw
gehad. Dat het nog niet dood is, zou Her-
riot nog wel eens kunnen ondervinden bij
de diverse binnenlandsche aangelegenheden
die thans dc Fransche regeering bezig hou
den. Evenals dat vrijwel overal het geval is.
Afgezonderd immers van het gelukkige ver
schijnsel, dat de Duitsche leening ad 800
millioen, die voor het in de practijk ten uit
voer leggen der Dawcs-plannen het funda
ment is, een succes wordt, staat op het al-
gemeeno speellooneel der politiek alles stil,
terwijl juist de meeste landen gemoeid zijn
in allerlei inwendige aangelegenheden.
Laten wij het voornaamste eens de revue,
laten passeeren:
Engeland heeft voor weinig anders oog
dan voor de nieuwe Lagerhuis-verkiezin-
g en,die reeds voor de deur slaan. Heden is
liet toch al de dag der officieele candidaat-
stelling.
Het is dus kort dag, de verkiezing reeds
einde dezer maand; geen wonder daarom,
dat er zeer hard gewerkt wordt. Daar
nevens is de campagne zeer fel, hel nood
wendig gevolg van de wijze, waarop de crisis
is ontstaan en van den inzet der verkiezing.
Het is ondoenlijk eenige betrouwbare prog
nose le maken omtrent den verkiezingsuil-
slag. Ontegenzeggelijk is men geneigd aan
te nemen, dat de Labour-parly, hoewel zij
zich mag verheugen in sympathie, een
zwaren dobber zal hebben doordat liberalen
en conservatieven in een belangrijk aantal
districten, waar in 't begin van dit jaar een
Labour-cahdidaat met een minderheid weTd
gekozen,- z.g. driohoeksverkiezingen vermij
den en dus tesamen oprukken tegen Labour,
Dit volgens plaatselijke overeenstemming,
want officieel wil men geen verkiezingsver-
bond. Waar evenwel tegenover slaat dat het
nog zoo zeker niet is, dat alle liberalen op
een conservatief zullen willen stemmen!
Hoe geheel Engeland op mag gaan in den
verkiezingsstrijd, het is niettemin gedwon
gen toch aandacht aan enkele andere din
gen te schenken. In dc eerste plaats is daar
het geschil met Turkije over Irak. Engeland
rekent dit als een onderdeel van Mosoel,
waarover het mandataris is, Turkije ont
kent dit. Of dit geschil er wel zou zijn, zoo
Irak geen petroleum rijk was? Maar enfin,
hel geschil ligt er nu eenmaal en het is
zelfs zoo uitgedijd, dat minister Thomas het
woord „oorlog" uitsprak. Dat toont in ieder
geval, hoe ver het al gekomen was. Geluk
kig is het onweer vooreerst nog afgewend,
daar beide partijen de kwestie voor den
Volkcnbondsraad hebben gebracht, die nu
op deze puzzle zijn krachten zal mogen be
proeven. En dan is er nog Egypte en Soe
dan, als twee Siameesche tweelingen aan
elkaar verbonden, de Iersche grens-affaire.
Heusch, welk ministerie in Engeland ook
aan het bewind komt, het behoeft niet om
werk verlegen le zijn. Welk ministerie er
ook komt, wat Egypte of den Soedan be
treft, de te volgen politiek zal er niet an
ders doo rworden. 't Zelfde geldt voor het
Turksche meeningsverschil. In de Iersche
kwestie alleen zou een conservatief kabinet
wellicht afwijken doch dan de kans be-
loopen in Zuid-Ierland opnieuw den oorlog
te ontketenen.
In Duitschland speelt zich nog altijd om
zoo te zeggen een tooneelspel af, waarvaD
nog niet te definieeren is of het een drama-
wordt dan wel een klucht. Wanneer liet
voor de Duitsche belangen niet zoo droevig
was, zou men zonder twijfel aan de klucht
dc voorkeur geven. De politiek doet daar
opgeld. Het is een gewirwar om tureluurs
van te worden. Iedere dag gaf ongeveer een
ander aspect. Dc eene partij wilde de andcra
de mislukking van de coalitio-verbreeding
in de schoenen schuiven. De bal werd over
en weer gekaatst. Partij-belang behecyschte
volledig de situatie, het landsbelang is ge
woon op den achtergrond geschoven, 't la
in-treurig, maar al te waar.
Eindelijk, na hopenloos gezeur, is men
zoover gekomen dat officieel is geconsta
teerd, dat de verbreeding der regeeringa-
coalitie, 't zij naar reohts, 't rij naar links,
is uitgesloten. Waarmeo de conclusie was
RECLAME.
De meest gevoelige huid laat zich volstrekt Pijnloos Scheren, door de baard-
oppervlakte vóór het inkeepen éérst in te wrijven met een weinig PUROL. S279