No. 19813 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 11 October Vierde Blad. Anno 1924. TWEEDE KAMER. UIT ONZE STAATSMACHINE. RECHTZAKEN. SPORT. (Vervolg van fisleren), Militaire wetgeving. Aan de orde zijn de wetsontwerpen: 1. Alschafting der approbatie van vonnis ten en dispositiën door krijgsraden gewezen en, in verband daarmede, toekenning van booger beroep aan de auditeur-militair en aan de fiscaals. 2. Wijziging van de organisatie van en de rechtspleging bij het Hoog Militair Ge rechtshof. De heer KLEEREKOOPER (S. D.) vraagt eerst het tweede ontwerp te behandelen. De VOORZITTER heeft daartegen geen bezwaar en stelt dus eerst no. 2 aan de orde. De heer VAN SASSE VAN YSSELT (R.K.) zet vóórop, dat de militaire rechtspleging van overouden tijd dateert en dat zij daarom geheel verouderd is. Zoolang ze echter niet grondig is herzien en is ingericht op den zelfden voet als de burgerlijke rechtspraak, acht spr. het beter de approbatie te behou den, als eenige goede controle op de gebrek kige rechtspraak. Spr. is overigens van meening, dat. het beter is deze wetsontwerpen te laten liggen en de Regeering uit te noodigen een nieuw Ontwerp in te dienen, waarbij een afzonder lijke militaire rechtspraak in vredestijd yordt afgeschaft. In dien geest dient spr. een motie in, dio tevens schorsing der be raadslaging in zich vat. - Deze motie komt aanstonds in behandeling. De heer KLEEREKOPER (S. D.) ziet in het ontwerp weinig verbetering in den toe stand. Uitstel zal natuurlijk nogal lang du ren. Moeilijk is het voor de Kamer alles te beoordeelen omdat de Regeering niet de noodige gegevens heeft verstrekt o.a. over het nut der approbatie. De redacteur van bet Weekblad van het Recht ziet in de af schaffing een bedenkelijk verschijnsel. Is de Regeering bereid te voldoen aan hetgeen in és motie-Sasse van Ysselt wordt gevraagd? Mevr. BAKKER-NORT (V. D.) vraagt of 4e motie niet gesplitst kan wordenéén deel principieele uitspraak en één deel schorsing van de beraadslaging. Spr. is voor het eer ste, maar acht het tweede deel niet ge- wenscht. De heer DRKSSELIIUYS (V. B.) begrijpt £"et hoe de heer van Sasse van Ysselt zich regeling voorstelt Dat wil hij echter we ten vóór hij zijn stem geeft aan deze motie. Met deze beide wetsontwerpen heeft dat al les niels te maken; zij zijn een vooruitgang jn de rechtspraak en in de positie van den beklaagdo. De Kamer kan deze ontwerpen dus best aannemen en daarnaast een volle dige herziening vragen. Schorsing van be raadslaging acht hij dus niet noodig De heer BEUMER (A. R.) acht de kwestie te gewichtig dan dat zij bij motie kan wor den afgedaan. Spr. ziet geen kans thans een beslissing te verkrijgen die op oen duide lijke uiteenzetting van aller meening berust De Regeering kan uit deze motie niot op maken wat de Kamer nu eigenlijk wil. De bespreking is niet voorbereid en spr. niet bereid thans tot definitieve uitspraak te bwnen. De heer TILANUS (C. II.) acht het onmo gelijk thans een uitspraak te doen, aanze ilen do zaak niet is voorbereid. De Minister van Justitie de heer HEEMS KERK, wijst er op, dat deze kwesüe niet is voorbereid en dat de motie een parlemen tair hors d'oetivre is. De Regeering kan on mogelijk haar instemming betuigen met deze motie, want zij is een verrassing. Ieder lo gisch verband tusschen de principieele uil- spraak en de schorsing ontbreekt. Het is gansch niet noodig dat deze ont werpen worden uitgesteld om te wachten op oen algemeene herziening. In hoeverre de militaire rechtspraak kan worden over gebracht naar den burgerlijken rechter, kan de regeering thans niet beslissen en ze kom dus niet zeggen ot zij deze motie al dan niet kan aanvaarden. De heer SASSE VAN YSSELT (R.-K.) schrapt uit zijn motie het voorstel tot schor sing der beraadslaging. De VOORZITTER acht het beter de motie nu te laicn drukken en ronddeelen, om ze ze te beliandplon op een nader te bepa len dag. De heer SCHAPER (S. D.).vraagt de motie thans in stemming te brengen. De heer BEUMER (A„-R.) steunt het voor stel van den Voorzitter om een behoorlijke behandeling te krijgen. De heer DRESSELHUYS (V. B.) is ook voor latere behandeling, opdat ieder zich beraden kan over dit onderwerp. Trouwens hot voorstel is reeds in onderzoek bij de commissie cn het is niét wcnschclijk thans ten uitspraak te doen. De heer KLEEREKOOPER CS. D.) wil al leen een wensch uitspreken en meer is de motie niet meer. sedert de schorsing er uit geschrapt is. Het voorstel van den Voorzitter (behan deling der motie op een nader te bepalen dag), wordt aangenomen met 43 tegen 27 stemmen. Het wetsontwerp wordt goedgekeurd. Het eerste ontwerp komt nu in behande ling en wordt goedgekeurd. De vergadering wordt verdaagd tot Dins dag è£n uur. Levensversekeringbedrtjf. (Nadruk verboden). Het zal velen nog beugen, dat voor enkele jaren een paar verzekeringsmaatschappijen te moeilijkheden verkeerden en hoe dit betreurenswaardig feit aanleiding voor de «egeering werd om een wet op het levens- Vorzekeringsbedrijf ia te dienen, ten einde Jaardoor de belangen der deelnemers te Wechermen. toezicht op het levensve rzelte ri ngs - wdrtlf wordt, volgens de wet. die ott het bovenbedoelde wetsontwerp ontstond, «itgë- •fend door een Verzekeringskamer, e dit iaar haar eerste verslag uitbracht over 1923 aan H. M. de Koningin. Uit dat Verslag wenschen wij het een en ander aan te stippen, vooral ook, om dat men mag aannemen, dat een zeer groot gedeelte van het Nederlandsche volk b(j het bedrijf betrokken is, want behalve op de levensverzekeringsmaatschappijen is de wet ook van toepassing op z.g. volksverzeke ringen, begrafenisfondsen, en dergelijke. Indertijd hebben wij in deze rubriek een overzicht gegeven van het toen ingeöieude wetsontwerp. Wij mogen echter niet aan nemen, dat, wat w(j in October 1921 schreven, den lezers nog helder voor den geest staat, en zullen daarom, zeer kort, enkele hoofdpunten in herinnering brengen. Natuurlijke personen mogen het bedrijf niet uitoefenen; dat is alleen geoorloofd aan Naaml. Vennootschappen en Onderlinge Maatschappijen. Er moet een bepaald kapitaal aanwezig zijn als waarborg voor de belangen der deelnemers; naast het levensverzckerings- bedrnf mag geen ander bedrijf worden uit geoefend. De leden der Verzekering nier worden door de Kroon benoemd. De Verzekeringskamer beoordeelt, of aan alle voorwaarden voor de uitoefening van het bedrijf is voldaan. Zij kan alle ge- wenschte inlichtingen met betrekking tot het bedrijf elschen. Aan haar moeten staten over den stand van het bedrijf worden overgelegd en zjj heeft bet recht onderzoek in te stellen naar de juistheid er van. Zjj heeft ook het recht inzage te nemen van boeken en bescheiden van den ver zekeraar. De wet is op 15 Nov. 1923 in haar geheel in werking getreden, maar reeds in het laatst van 1922 was zjj aangenomen en tusschen dezen datum en dien van haar invoering was er heel wat te doen om de voorbereidende maatregelen te nemen. Op 19 Maart 1923 werdan do leden van de Verzekeringskamer benoemd. Al dadelijk stelde de Kamer zich in verbinding met de binnenlandsche Maat schappijen, ook in verband met do opstelling van de vereisclite uitvoeringsbesluiten. De gegevens over de bestaande Maat schappijen en vereenigingeu werden lang zamerhand verzameld, statuten, reglementen, tarieven, verzekeringsvoorwaarden, jaarver slagen over het laatste tiental jaren. Allereerst betrof dat de eigenlijke levensverzekeringsmaatschapl- p g eu; maar daarop volgden begrafe nisfondsen, spaarkassen en zie kenfondsen. Van deze laatste drie groe pen kwamen de antwoorden druppelsgewijze, min of meer met tegenzin gegeven, in. Velen verzekerden, dat zjj niet onder de wet vielen, en dat geen winst werd beoogd, enz., enz., alteraaal zaken, Sis de Ver zekeringskamer te beoordeelen heeft. Zie kenfondsen zouden vrij zgn, als zjj niets meer dan dat waren; maar als er ook een overlgdensuitkeering aan verbonden was, werd het anders, immers de Verzekerings kamer heeft te oordeelen ove* zulke in stellingen, die verzekeringen sluiten in ver band met het leven en den levensduur. Een belangrijk punt is het verbod van nevenbedrgven. De wet eischt vol strekte splitsing van de bedrijven en dan is het wel eens een moeilijke vraag, wat men 6ehouden wil, de zuivere levensver zekering of de bijkomstige bedrijven. De wet heeft echter door beperking van het grondkapitaal voor gesplitste ondernemin gen de keuzo wat vergemakkelijkt. Toch deden zich heel wat moeilijkheden voor, omdat in de beoordeeling niet gegenerali seerd kon worden en elk geval op zichzelf moest worden beschouwd. De begra fenis fond sen leverden moeilijkheden van geheel anderen aard op. De meesten beweerden, dat de wet niet op hen toepasselijk was, omdat zij „geen wiust beoogden, maar afleen onderlingen steun". De Verzekeringskamer was het met deze opvatting niet eens. Die fondsen toch bieden gelegenheid aan ieder in een bepaalde groep om een verzekering te sluiten, die verband houdt met het leven. Iets anders is het als -het fondsen zgn, die werkgevers- steun genieten. Maar op 'begrafenisonderne mingen, die uitsluitend voor de begrafe nis zorgen en verder geen ui tke erin gen aan nabestaanden doen is de wet niet toepasse lijk. Wel waren er onder dezen, die sedert eonigen tijd ook uitkeoringen in geld ga ven, maar toen zij vernamen, dat zij daar door onder de wet Welen, zagen zij daar voor 't vervolg van at. Dergelijke fondsen hadden soms maar een zeer klein aantal leden. Dat kon voor bet fonds een financieel bezwaar worden. Daarom is hot voor zulke fondsen geraden om óf tot ontbinding over tc gaan óf zich aan tc sluiten bij een of andere Maatschap pij. Zeker mag men aannemen, dat er onder de werking der wet vrij wat begrafenis fondsen zullen verdwijnen. Toch was het opmerkelijk, hoeveel ernstige pogingen ge daan werden en hoeveel moeite men zich getroostte om het fonds op de been te hou den. Ook bleek 't vaak, dat zulke fondsen ruimschoots over de middelen beschikten, om aan hun verplichtingen te voldoen. Zeer moeilijk w.ns het te weten to komen, hoeveel ondernemingen tot nog toe door particulieren werden gedreven, wat nu ver boden is. Enkele, waarmee de Verzekerings kamer in aanraking kwam, spraken ook maar heel pedant over „leden", terwijl er geen Vereeniging was. De begrafenisfondsen, die zich schuil hielden, zullen wel bekend werden, soms door hun lotgenooten en dan zal het bro ken, dat zij zichzelf hebben gesohaad. Een heel ander geval was het met en kele vakorganisaties, die den vorm van een Vereeniging hebben aangenomen. Enkele deden buitensporige uitkeeringen bij overlijden. Behalve die o verlij densuitkeer mg verzekerden zij ook soms uitkeering bij ziek te, ouderdom, werkloosheid. Enkele hebben een eigen orgaan, dat duizenden guldens verslindt. Zoo iets kwam voor bfj handels reizigers, kantoorbedienden en typografen t meubelmakers vereeni gingen dreven er brandassurantie bij. Vele vaa deze Veree- nigingen meenden, dat de wet niet op hen toepasselijk was, omdat zij niet waren te* ven8verzekeringbedrijf, maar vakorganisatie Hun verzet was verklaarbaar, omdat zij volgens de wet tot splitsing behooren over te gaan. Dan zou voor overlijden een nieuw lichaam moeten worden opgericht met E 250.000 waarborgfonds, waarvan 10 proc. moet zijn gestort. De Spaarkassen waren over het algemeen zeer verrast, dat zij ook onder de wet vielen. En op grond van de wet is dat toch zeker het geval, omdat gewoonlijk de uitkeering afhankelijk is van het leven of den dood van een ménschde stortingen van een overledene vervallen ten behoeve van de andere spaarders. Er zijn natuur lijk zeer solicdc spaarkassen, maar het is in 't algemeen toe te juichen, dat de wet op het levensverzekeringbedrijf een rem aanslaat tegen de liefhebberij om 'n spaar kas op te richten. Die rem is de eisch van eon maatschappelijk kapitaal van 1 aiillioen gulden. Verscheidene spaarkassen worden min meer lichtzinnig behoed Inzake spaarkas sen v&lt or nog veel te henacu. Ziekenfondsen mat (vermoedelijk uitkeering bij overlijden, protesteerden bijna allen tegen toepasselijkheid van do wet. Dio overlijdensuitkeoring is wel bijzaak, maar nu eenmaal de begrafenisfondsen met overlijdensuitkeering onder de wet vallen is het niet duidelijk, waarom dat. met zie kenfondsen niet het geval zou zijn. Fondsen met. een omslagstelsel, d.i. die alleen contributie eischen bij een sterfgeval, ateunen eigenlijk op zekere ka meraadschap maar als de kameraadschap vermindert doordat de oudere loden ster ven en geen jongere meer toetreden, wordt het voortbestaan bedenkelijk. De meeste van die fondsen of Vereeni gingen vallen onder de wet. Buiten de wet vallen Zuivere begrafenisondernemingen, die al leen voor de begrafenis zorgen ïsraëüetische instellingen, dio bepalingen hadden voor godsdienstige plechtigheden bij overlijden Katholieke fondsen, die uitsluitend voor do uitvaart zorgen. Zoo waven er nog enkele andere. Het Verslag van de Verzekeringskamer bevat nog eenige andere mededeclingen over haar arbeid en omtrent haar inzichten. In het bovenstaande hobben wij enkele zar ken aangestipt, dio inderdaad het algemeen belang of bet belang van het algemeen raken. HAAGSCHE RECHTBANK. De malversaties bij den dienst der Rijksgebouwen. (Vervolg van gisteren). Getuige van Riemsdijk legt over deze kwostie uitvoerige verklaringen af, speciaal wart betreft leveringen door de Tras Industrie te Coblenz en de daarop betrekking heb bende declaraties, uit welke declaraties ook de onderhavige f 11.000 zijn voortgekomen. In verband met deze leveringen is in totaal f 137.000 te veel gedeclareerd. Voorts hoeft getuige een onderzoek inge steld naar bekl.'s vermogen In 6 jaren tijd is dit vermogen gestegen van f 13.000 in 1915 lot f 424.000 in 1921. Bekl. bestrijdt deze opgave; zooveel heeft hij nooit bezeten. Verder noemt hij verschil lende werken, waaraan hij geld verdiend heelt. De accountant geeft in verband hiermede een nadere specificatie om het eindcijfer te verklaren. De aannemer van der Hurk is herhaalde lijk als tusschenpersoon opgetreden bij de leverantie door de Tras Industrie. Hij deed dat geheel belangloos; later leekende hij er een declaratie voor en inde ook het geld hiervoor. Hij droeg dit altijd in zijn geheel af aan den beklaagde. Getuige kreeg de de claraties kant en klaar toegezonden. De moeite, die getuige met een en ander had, was gering en hij wilde waarschijnlijk het bouwbureau wel tot vriend houden. Getuige heeft er nooit geld voor ontvangen. Hij heeft er nooit aan gedacht, dat er geknoeid wcjd. De volgende getuige, de gedetineerde Rijks bouwmeester V. verklaart eveneens omtrent de leveranties door de Tras Industrie. Hier bij fungeerden v. <L Hurk en van T. als tus- schenpersonen. Zij droegen het onfvangen geld weer aan bekl. af, die het aan getuige moest geven. Getuige heeft bekl. nooit ver gunning gegeven om er zelf geld van te houden. Op een vraag van mr. Hagedoorn zegt getuige dat bekl. ook het recht had om met de gelden betalingen te doen. Op een andere vraag deelt getuige nog mede, dat hij den indruk gekregen heeft, dat het geld' van de vijf declaraties van v. d. Hurk in zijn geheel tot zijn recht is gekomen. Getuige heeft bij zondere aandacht gehad op deze declaraties, omdat met het geld daarvan belangrijke be talingen moesten worden gedaan. Getuige heeft wel een bedrag van f 11.000 ven bekl. ontvangen; hij weet niet of dat van de onderhavige declaraties afkomstig was. 1 Is getuige nooit opgevallen, dat er geld van deze declaraties niet binnenkwam. Hij heeft er den bekl. dan ook nooit om gevraagd. Op een nadere vraag van het O. M. zegt bekt. vervolgens f 11.000 van bekl. te heb ben ontvangen in afbetaling op een parti culiere schuld. Getuige Touw, adjunct-accountant bij' de belastingen, deelt mede, dat hem uit een onderzoek gebleken is, dat bekl. in de jaren 1919. *20 en *21 in totaal f 275.000 heeft gestoken in de zweminrichting De Regentes. Hij heeft hiervoor aandeelen ontvangen. De ritHng wordt geschorst tot kwart n* twee. Na ée' pauw deUK ie pwskfcart mede, M de vierde zaak, n.l. die tegen J. M. de G., Woensdag a.s. 10 uur zal worden behan deld. Vervolgens leest de griffier weder voor verschillende instructies en circulaires van de Rekenkamer met betrekking lot decla raties. Als getuigen worden nog gehoord de refe rendaris bij de Rekenkamer Brunt en de re ferendaris bij het Dep. van Onderwijs, Gan- neman, die hun verklaringen betreffende den gang van zaken bij het inkomen van declaraties, zooals zij die in de vorige zaak hebben afgelegd, herhalen. De laatste getuige is de ook reeds gehoor de commies van het Rijksbouwbureau Schildwacht, die zijn verklaringen herhaalt over het opmaken van declaraties. Requisitoir. Mr. Bauduin gelooft een waar woord te hebben gesproken, toen hij zei, dal er een buitengewoon hartelijke relatie bestond tusschen het bouwbureau en Van T. De rechtbank heeft ook nu weer duidelijk kun nen zien op welke wijze het op het bureau toeging. Buitendien is gebleken, dat ook de aannemer v. d. Hurk een werktuig was in handen van het bureau. Ook in deze zaak heeft spr. zich lol het uiterste beperkt. Maar bij de behandeling is op duidelijke wijze ge bleken. welke bedragen voor het Rijk verlo ren zijn gegaan bij de leveringen door de Tras Industrie. Het eigenaardigste is echter, dat bekl. de geheelc transactie met genoem de firma persoonlijk heeft gedaan. Op zeer brutale wijze heeft .hij' gelden gedeclareerd, soms zelfs zonder dal er iets tegenover stond De geheole schade is dan ook voor het Rijk tot bijna l1/» ton opgeloopen. Wat het eerste ten laste gelegde feit be treft, bekl. heeft do f 11.000 ontvangen om af le dragen aan V. en dit niet gedaan en derhalve het geld, dat hij anders dan door misdrijf had verkregen, verduisterd. Hier voor lieeft men in do eer9tc plaats bekl.'s bekentenis, al is hij hier nu op teruggeko men. Alleen is de eenigszins sympathieke indruk, dien spr. van bekl. had, hiervoor weer verdwenen. Bekl heeft voor het terug komen op die verklaring geen afdoende re den kunnen opgeven. Zijn eerste bekentenis blijft dus haar kracht behouden. Wat de strafmaat betreft, zal dc rechtbank rekening moeten houden met alles wat in deze zaak aan hot licht gekomen is. In zake het tweede feit constateert spr., dat aanvankelijk de zekerheid bestond dat het Rijk het Jaffa-terrein voor 107.000 zou krijgen. Maar toen kwam het principe van de lveeren weer boven en werd de grond van v. T. gekocht voor f 153 000. Bekl. heeft hiervan f 10.000 genoten, natuurlijk voor de tal van handelingen, die hij in strijd met zijn bediening tot betrekking met dezen koop heeft gedaan. De omstandigheden, noo dig voor het tenlaslegelegde feit, zijn alle in deze zaak aanwezig. Ook voor dit feit zal derhalve veroordeeling moeten volgen. Spr. wijst vervolgens op de stijging van bekl.'s vermogen met ruim f 400.000 in 6 jaren en toevallig juist sedert het tijdstip, waarop hij bij het bouwbureau is gekomen, Beklaagde beroept zich nu wol op specula- lies en particuliere werkzaamheden, maar in elk geval is at gebleken, dat hij f 11.000 onrechtmatig in de zaak heeft gesloken. Waarom zou hij dus op die wijze niet aan meer geld zijn gekomen? In oen jaar heeft hij groote bedragen in de Regentes gesto ken, terwijl slechts een klein bedrag van zijn banksaldo is afgegaan. De eisch. Bek4. is op schromelijke wijze te kort ge komen in zijn plichten als ambtenaar. Hot is een algemeen belang dai hem een ern stige straf word* opgelegd. Eisch 4 jaar ge vangenisstraf. De verdediging. Mr. Rolandus Hagedoorn heeft er zich over verwonderd, dat na alles wat bekl. verweten werd (men sprak zelfs van ette lijke tonnen), bekl. slechts verduistering van fll.COO en aannemen van een gift van f 10.000 is ten laste .gelegd. En voor het O. M. is het dan toch zaak, dat, wat er overgebleven is. achttien karaats is; vol gens pl. is dat evenwel niet het geval. Tot het juridische gedeelte komende, merkt pl. op, dat in de dagvaarding niet vermeld is het tgdstip van ontvangst van de f 11.000. Dit is meerdere malen gebeurd. De verdediging heeft toch het recht te weten welk bedrag bedoeld is. Dat had in de dagvaarding moeten staan. Het is niet voldoende, dat het thans ter zitting is komen vast te staan. Pl. beroept zich bierbij op de jurisprudentie van den Hoo- gen Raad. Wat de terugneming van bekL beken tenis betreft, wijst pL er op, dat er zoo'n chaos van feiten is gebeuri dat bekl er self niet meer uit wijs kon. Bekl. heeft aanvankelijk bet feit erkend in verband met het gebeurde met het Jaffa-terrein, welk feit nog niet bekend was en waarover bekl. zich het meeste schaamde. Daarbij kwam nog, dat bekl niet meer wist wat er met het geld gebeurd was. In deze omstandig heden ligt de oorzaak, dat bekl. alles door elkaar heeft gehaald. Wat het Jaffa-terreiu betreft, rayrkt pl. nog op, dat ten slotte alleen bekl. bekend heeft, dat hij er f 10.000 mee verdiend had. En aan deze bekentenis is het dan toch te danken geweest, dat de anderen ook het feit hebben toegegeven. De bedragen, die bekl. door de handen gingen, het koopen van marken, het geven van geld aan V. en anderen, dat alles maakt het toch zeer waarschijnlijk, dat bakl. s'.ch alles niet meer herinnert. De janboel op het bouwbureau heeft daartoe geleid. PL zet verder uiteen of bekl. feitelijk wel een bekentenis heeft afgelegd en meent dan, dat bekl. erkend heeft, dat hg het bedrag niet afgedragen heeft aan V., maar niet, dat hij het geld in eigen zak heeft gestoken. PL w^jst er op, dat V. op de booste was van het declareeren van de f 11.000. Kort daarna kreeg deze een gelijk bedrag, particulier wordt thans gezegd. Maar waar om vroeg V. toen dan niet: waar blijven de gedeclareerde f 11.000? Dat heeft hg echter niet gedaan. Het wil er bij pl. niet itv dat men er op zoo'n oogenulik niet naar, vragen zou. Het bewga voor de verduistering! van de f 11.000 is dan ook zeker niet ge* leverd. Wat de subsidiaire tenlastelegging, de he ling, betreft, pl. meent, dat daarvoor let terlijk niet één motief aanwezig is. Want waar is, wanneer bekl. het geld werkelgk bewaard heeft, het winstbejag'^ Ten aanzien van de tweede tenlasteleg ging merkt pL op, dat hiervoor de voor naamste vraag is, of de f 10.000 in jurii dischen zin een gift is. Waarom gaf v. T. het geld? Om deze vraag te beantwoor den gaat pl. de feiten nogmaals na, ec op wgzende, dat eem gevraagd is of de grond gehuurd kon worden. Hieruit blijkt aL dat van een vooropgezet plan geen sprake was. Van T. kocht den grond, maar de anderen gaven er het meeste geld voor. Toen er winst gemaakt werd, voelde van T. het als een plicht om dien anderen daarvan te geven, 't Karakter vau een gift ontbraakt hier ten eenenmale. PL zou niet gaarne samen met den officier een lot in de loterij hebben. Viel er do f 100.000 op, dan zou pl., wanneer hg zijn deel ontvangt, nog „dankje" moeten zeggen voor de „gift*. Dit voorbeeld geeft volkomen de situatie weer. BekL heeft het minst van deze affaire geprofiteerd. Hij heeft ongeveer een jaar de rente van zgn f 60.000 er bij ingeschoten. Buitendien liep hg de kans, dat hij, doordat om de een of andere oorzaak de Staat den grond niet kocht, er mee was blijven ritten. Wat betreft het element, dat v. T. het geld heeft gegeven omdat bekl. dingen had gedaan in strgd mot zijn plicht, wgst pl, er nogmaals op, dat v. T. het geld Ueoft gegeven, omdat hij daartoe zoowel civiel rechtelijk als raoreef verplicht was. Geen der elementen voor het tweede feit is aan wezig. Den moreelen kant van deze uak keurt pl. evenzeer af als do rechtbank. Wat hier gebeurd is, komt duizenden malen voor, maar men kan iets dergelijks niet promo- veeren tot een misdrijf van art. 363, om dat het toevallig een ambtenaar betreft. Het verdiscon teeren van alle zonden, waarvan het O. M. geen bewijs levert en waartegen men zich niet kan verdedigen, in de op to leggen straf, zooals dc officier hier heeft voorgesteld, zal de rechtbank zeker niet willen volgen, in geval van ver oordeeling. Buitendien heeft beklaagde reeds bijna een jaar preventief gezeten. Wat bekl. vermogen betreft, betoogt pl., dat aangetoond kan worden, dat do bekL in de jaren, die hij aan het bureau werk zaam was, ruim 3 ton heeft verdiend. Voor dit geld heeft hij effecten gekocht en daarmede tienduizenden verdiend Bekl. heeft dat alles op papier gesteld. De geëischte strafmaat is, de omstan digheden in aanmerking genomen, voor ge val van veroordeeling en dan lettende op hetgeen bewezen is, met in overeenstemming met de feiten. Re- en dupliek volgden. Uitspraak 23 October. RECHTBANK TE 's HERTOGENBOSCH. Zware mishandeling. Het O. M. bij de rechtbank le 's-Hertoa genbosch heeft gisteren zes jaar gevangenis straf, met aftrek van de voorloopige hechte nis, geöischt tegen den landbouwer H. B., wegens zware mishandeling, den dood ten gevolge hebbende, van den boschwachter Brekelmans, te Helvoirt. VORTBAL. Programma voor morgen. NEDERLANDSCHE VOETBALBOND. Westel. le klasse, aid. I: Z. F. G.—A. S. C. (J. J. F. van Gosselj; Quick't Gooi, Blauw WitHaarlem; II. F. G.Unilas; Feye- noordSparta. 2e klasse A: ZandvoortQ. S. C.; D. E. G. Hollandia; West Frisia—Z. V. V.; W. F, CA. F. C.; Bloemcndaal-Alcmaria Vitrix. 2e klasse B: D. W. S.Voorwaarts; V, V. A.Scholen; VeloxHilversum; D. O. S. H. V. C.; DonarSparlaan. WesteL le klasse, aid. H. V. V Ex celsior; V. O. C—Edo; R. G. H U. V. V.; StormvogelsAjax; D. F. C.IF. B. S. 2e klasse A: XerxesC. V. V.; Concordia B. M. T.; II D. V. S—O. D S.; R. F. C. D. H. C. S. V. W—L. S. V. 2e klasse B: HerculesV. U. C.; Gouda— S. V. V NeptunusSleeds Hoogcr; Trans- valiaOlympia; KampongA. I). O. 3o klasse A: L. F. C U. V. S. (A. Lis- sauer); LugdunumSiod (A. Lens). 4e klasse B: WescoG. S V.; Ona— Sliedrechl. Res. 2e klasse A: A. D. O. II—A. S. C. II (S. Klaasse); Olympia II—H. V. V. III IJ. Guldemond)U. V. V. II—Quick II. Res. 3e klasse A: II. B, S. IllLugdu num II (L. Verwoerd Jr.); V. U. C. II Concordia II; S. V. V. Ill—L. F. C. II (C. Kemmers). Zoidel. le klasse: N. A. C—B. V. V.; Willem II—De Valk; Philips—Noad; M. V. V.Bredania; AllianceWilhchnina. Oostel. le klasse: QuickU D.Ensch. BoysHengelo; WageningenVilcsse; Go- AhoadEnschedé; Z. A. C.Heracles. Noordel. le klasse: FrieslandVelocitas; G. V. VLeeuwarden; FrisiaVcendam; Be QuickW. V. V.; AlcidesAchilles, LE1DSCHE VOETBALBOND, le klatse. A. S. C. Ill—L. F. C. III, 11 uur. L. M. C. IQuick-Boys I. 2 uur. D. V. S. IRaceel I, 2 uur. U. V. 3. IILugdunum III, 12 uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9