No. 19813
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 11 October
Vierde Blad. Anno 1924.
TWEEDE KAMER.
UIT ONZE STAATSMACHINE.
RECHTZAKEN.
SPORT.
(Vervolg van fisleren),
Militaire wetgeving.
Aan de orde zijn de wetsontwerpen:
1. Alschafting der approbatie van vonnis
ten en dispositiën door krijgsraden gewezen
en, in verband daarmede, toekenning van
booger beroep aan de auditeur-militair en
aan de fiscaals.
2. Wijziging van de organisatie van en
de rechtspleging bij het Hoog Militair Ge
rechtshof.
De heer KLEEREKOOPER (S. D.) vraagt
eerst het tweede ontwerp te behandelen.
De VOORZITTER heeft daartegen geen
bezwaar en stelt dus eerst no. 2 aan de orde.
De heer VAN SASSE VAN YSSELT (R.K.)
zet vóórop, dat de militaire rechtspleging
van overouden tijd dateert en dat zij daarom
geheel verouderd is. Zoolang ze echter niet
grondig is herzien en is ingericht op den
zelfden voet als de burgerlijke rechtspraak,
acht spr. het beter de approbatie te behou
den, als eenige goede controle op de gebrek
kige rechtspraak.
Spr. is overigens van meening, dat. het
beter is deze wetsontwerpen te laten liggen
en de Regeering uit te noodigen een nieuw
Ontwerp in te dienen, waarbij een afzonder
lijke militaire rechtspraak in vredestijd
yordt afgeschaft. In dien geest dient spr.
een motie in, dio tevens schorsing der be
raadslaging in zich vat.
- Deze motie komt aanstonds in behandeling.
De heer KLEEREKOPER (S. D.) ziet in
het ontwerp weinig verbetering in den toe
stand. Uitstel zal natuurlijk nogal lang du
ren. Moeilijk is het voor de Kamer alles te
beoordeelen omdat de Regeering niet de
noodige gegevens heeft verstrekt o.a. over
het nut der approbatie. De redacteur van
bet Weekblad van het Recht ziet in de af
schaffing een bedenkelijk verschijnsel. Is de
Regeering bereid te voldoen aan hetgeen in
és motie-Sasse van Ysselt wordt gevraagd?
Mevr. BAKKER-NORT (V. D.) vraagt of
4e motie niet gesplitst kan wordenéén deel
principieele uitspraak en één deel schorsing
van de beraadslaging. Spr. is voor het eer
ste, maar acht het tweede deel niet ge-
wenscht.
De heer DRKSSELIIUYS (V. B.) begrijpt
£"et hoe de heer van Sasse van Ysselt zich
regeling voorstelt Dat wil hij echter we
ten vóór hij zijn stem geeft aan deze motie.
Met deze beide wetsontwerpen heeft dat al
les niels te maken; zij zijn een vooruitgang
jn de rechtspraak en in de positie van den
beklaagdo. De Kamer kan deze ontwerpen
dus best aannemen en daarnaast een volle
dige herziening vragen. Schorsing van be
raadslaging acht hij dus niet noodig
De heer BEUMER (A. R.) acht de kwestie
te gewichtig dan dat zij bij motie kan wor
den afgedaan. Spr. ziet geen kans thans een
beslissing te verkrijgen die op oen duide
lijke uiteenzetting van aller meening berust
De Regeering kan uit deze motie niot op
maken wat de Kamer nu eigenlijk wil. De
bespreking is niet voorbereid en spr. niet
bereid thans tot definitieve uitspraak te
bwnen.
De heer TILANUS (C. II.) acht het onmo
gelijk thans een uitspraak te doen, aanze
ilen do zaak niet is voorbereid.
De Minister van Justitie de heer HEEMS
KERK, wijst er op, dat deze kwesüe niet is
voorbereid en dat de motie een parlemen
tair hors d'oetivre is. De Regeering kan on
mogelijk haar instemming betuigen met deze
motie, want zij is een verrassing. Ieder lo
gisch verband tusschen de principieele uil-
spraak en de schorsing ontbreekt.
Het is gansch niet noodig dat deze ont
werpen worden uitgesteld om te wachten op
oen algemeene herziening. In hoeverre
de militaire rechtspraak kan worden over
gebracht naar den burgerlijken rechter, kan
de regeering thans niet beslissen en ze kom
dus niet zeggen ot zij deze motie al dan niet
kan aanvaarden.
De heer SASSE VAN YSSELT (R.-K.)
schrapt uit zijn motie het voorstel tot schor
sing der beraadslaging.
De VOORZITTER acht het beter de motie
nu te laicn drukken en ronddeelen, om ze
ze te beliandplon op een nader te bepa
len dag.
De heer SCHAPER (S. D.).vraagt de motie
thans in stemming te brengen.
De heer BEUMER (A„-R.) steunt het voor
stel van den Voorzitter om een behoorlijke
behandeling te krijgen.
De heer DRESSELHUYS (V. B.) is ook
voor latere behandeling, opdat ieder zich
beraden kan over dit onderwerp. Trouwens
hot voorstel is reeds in onderzoek bij de
commissie cn het is niét wcnschclijk thans
ten uitspraak te doen.
De heer KLEEREKOOPER CS. D.) wil al
leen een wensch uitspreken en meer is de
motie niet meer. sedert de schorsing er uit
geschrapt is.
Het voorstel van den Voorzitter (behan
deling der motie op een nader te bepalen
dag), wordt aangenomen met 43 tegen
27 stemmen.
Het wetsontwerp wordt goedgekeurd.
Het eerste ontwerp komt nu in behande
ling en wordt goedgekeurd.
De vergadering wordt verdaagd tot Dins
dag è£n uur.
Levensversekeringbedrtjf.
(Nadruk verboden).
Het zal velen nog beugen, dat voor enkele
jaren een paar verzekeringsmaatschappijen
te moeilijkheden verkeerden en hoe dit
betreurenswaardig feit aanleiding voor de
«egeering werd om een wet op het levens-
Vorzekeringsbedrijf ia te dienen, ten einde
Jaardoor de belangen der deelnemers te
Wechermen.
toezicht op het levensve rzelte ri ngs -
wdrtlf wordt, volgens de wet. die ott het
bovenbedoelde wetsontwerp ontstond, «itgë-
•fend door een Verzekeringskamer,
e dit iaar haar eerste verslag uitbracht
over 1923 aan H. M. de Koningin.
Uit dat Verslag wenschen wij het een
en ander aan te stippen, vooral ook, om
dat men mag aannemen, dat een zeer groot
gedeelte van het Nederlandsche volk b(j
het bedrijf betrokken is, want behalve op
de levensverzekeringsmaatschappijen is de
wet ook van toepassing op z.g. volksverzeke
ringen, begrafenisfondsen, en dergelijke.
Indertijd hebben wij in deze rubriek een
overzicht gegeven van het toen ingeöieude
wetsontwerp. Wij mogen echter niet aan
nemen, dat, wat w(j in October 1921
schreven, den lezers nog helder voor den
geest staat, en zullen daarom, zeer kort,
enkele hoofdpunten in herinnering brengen.
Natuurlijke personen mogen het bedrijf
niet uitoefenen; dat is alleen geoorloofd
aan Naaml. Vennootschappen en Onderlinge
Maatschappijen.
Er moet een bepaald kapitaal aanwezig
zijn als waarborg voor de belangen der
deelnemers; naast het levensverzckerings-
bedrnf mag geen ander bedrijf worden uit
geoefend.
De leden der Verzekering nier worden
door de Kroon benoemd.
De Verzekeringskamer beoordeelt, of aan
alle voorwaarden voor de uitoefening van
het bedrijf is voldaan. Zij kan alle ge-
wenschte inlichtingen met betrekking tot
het bedrijf elschen. Aan haar moeten staten
over den stand van het bedrijf worden
overgelegd en zjj heeft bet recht onderzoek
in te stellen naar de juistheid er van.
Zjj heeft ook het recht inzage te nemen
van boeken en bescheiden van den ver
zekeraar.
De wet is op 15 Nov. 1923 in haar
geheel in werking getreden, maar reeds
in het laatst van 1922 was zjj aangenomen
en tusschen dezen datum en dien van haar
invoering was er heel wat te doen om
de voorbereidende maatregelen te nemen.
Op 19 Maart 1923 werdan do leden van
de Verzekeringskamer benoemd.
Al dadelijk stelde de Kamer zich in
verbinding met de binnenlandsche Maat
schappijen, ook in verband met do opstelling
van de vereisclite uitvoeringsbesluiten.
De gegevens over de bestaande Maat
schappijen en vereenigingeu werden lang
zamerhand verzameld, statuten, reglementen,
tarieven, verzekeringsvoorwaarden, jaarver
slagen over het laatste tiental jaren.
Allereerst betrof dat de eigenlijke
levensverzekeringsmaatschapl-
p g eu; maar daarop volgden begrafe
nisfondsen, spaarkassen en zie
kenfondsen. Van deze laatste drie groe
pen kwamen de antwoorden druppelsgewijze,
min of meer met tegenzin gegeven, in.
Velen verzekerden, dat zjj niet onder de
wet vielen, en dat geen winst werd beoogd,
enz., enz., alteraaal zaken, Sis de Ver
zekeringskamer te beoordeelen heeft. Zie
kenfondsen zouden vrij zgn, als zjj niets
meer dan dat waren; maar als er ook
een overlgdensuitkeering aan verbonden was,
werd het anders, immers de Verzekerings
kamer heeft te oordeelen ove* zulke in
stellingen, die verzekeringen sluiten in ver
band met het leven en den levensduur.
Een belangrijk punt is het verbod van
nevenbedrgven. De wet eischt vol
strekte splitsing van de bedrijven en dan
is het wel eens een moeilijke vraag, wat
men 6ehouden wil, de zuivere levensver
zekering of de bijkomstige bedrijven. De
wet heeft echter door beperking van het
grondkapitaal voor gesplitste ondernemin
gen de keuzo wat vergemakkelijkt. Toch
deden zich heel wat moeilijkheden voor,
omdat in de beoordeeling niet gegenerali
seerd kon worden en elk geval op zichzelf
moest worden beschouwd.
De begra fenis fond sen leverden
moeilijkheden van geheel anderen aard op.
De meesten beweerden, dat de wet niet
op hen toepasselijk was, omdat zij „geen
wiust beoogden, maar afleen onderlingen
steun". De Verzekeringskamer was het met
deze opvatting niet eens. Die fondsen toch
bieden gelegenheid aan ieder in een bepaalde
groep om een verzekering te sluiten, die
verband houdt met het leven. Iets anders
is het als -het fondsen zgn, die werkgevers-
steun genieten.
Maar op 'begrafenisonderne
mingen, die uitsluitend voor de begrafe
nis zorgen en verder geen ui tke erin gen aan
nabestaanden doen is de wet niet toepasse
lijk. Wel waren er onder dezen, die sedert
eonigen tijd ook uitkeoringen in geld ga
ven, maar toen zij vernamen, dat zij daar
door onder de wet Welen, zagen zij daar
voor 't vervolg van at.
Dergelijke fondsen hadden soms maar
een zeer klein aantal leden. Dat kon voor
bet fonds een financieel bezwaar worden.
Daarom is hot voor zulke fondsen geraden
om óf tot ontbinding over tc gaan óf zich
aan tc sluiten bij een of andere Maatschap
pij. Zeker mag men aannemen, dat er onder
de werking der wet vrij wat begrafenis
fondsen zullen verdwijnen. Toch was het
opmerkelijk, hoeveel ernstige pogingen ge
daan werden en hoeveel moeite men zich
getroostte om het fonds op de been te hou
den. Ook bleek 't vaak, dat zulke fondsen
ruimschoots over de middelen beschikten,
om aan hun verplichtingen te voldoen.
Zeer moeilijk w.ns het te weten to komen,
hoeveel ondernemingen tot nog toe door
particulieren werden gedreven, wat nu ver
boden is. Enkele, waarmee de Verzekerings
kamer in aanraking kwam, spraken ook
maar heel pedant over „leden", terwijl er
geen Vereeniging was.
De begrafenisfondsen, die zich schuil
hielden, zullen wel bekend werden, soms
door hun lotgenooten en dan zal het bro
ken, dat zij zichzelf hebben gesohaad.
Een heel ander geval was het met en
kele vakorganisaties, die den vorm
van een Vereeniging hebben aangenomen.
Enkele deden buitensporige uitkeeringen bij
overlijden. Behalve die o verlij densuitkeer mg
verzekerden zij ook soms uitkeering bij ziek
te, ouderdom, werkloosheid. Enkele hebben
een eigen orgaan, dat duizenden guldens
verslindt. Zoo iets kwam voor bfj handels
reizigers, kantoorbedienden en typografen t
meubelmakers vereeni gingen dreven er
brandassurantie bij. Vele vaa deze Veree-
nigingen meenden, dat de wet niet op hen
toepasselijk was, omdat zij niet waren te*
ven8verzekeringbedrijf, maar vakorganisatie
Hun verzet was verklaarbaar, omdat zij
volgens de wet tot splitsing behooren over
te gaan. Dan zou voor overlijden een nieuw
lichaam moeten worden opgericht met
E 250.000 waarborgfonds, waarvan 10 proc.
moet zijn gestort.
De Spaarkassen waren over het
algemeen zeer verrast, dat zij ook onder
de wet vielen. En op grond van de wet is
dat toch zeker het geval, omdat gewoonlijk
de uitkeering afhankelijk is van het leven
of den dood van een ménschde stortingen
van een overledene vervallen ten behoeve
van de andere spaarders. Er zijn natuur
lijk zeer solicdc spaarkassen, maar het is
in 't algemeen toe te juichen, dat de wet
op het levensverzekeringbedrijf een rem
aanslaat tegen de liefhebberij om 'n spaar
kas op te richten. Die rem is de eisch van
eon maatschappelijk kapitaal van 1 aiillioen
gulden.
Verscheidene spaarkassen worden min
meer lichtzinnig behoed Inzake spaarkas
sen v< or nog veel te henacu.
Ziekenfondsen mat (vermoedelijk
uitkeering bij overlijden, protesteerden bijna
allen tegen toepasselijkheid van do wet.
Dio overlijdensuitkeoring is wel bijzaak,
maar nu eenmaal de begrafenisfondsen met
overlijdensuitkeering onder de wet vallen
is het niet duidelijk, waarom dat. met zie
kenfondsen niet het geval zou zijn.
Fondsen met. een omslagstelsel,
d.i. die alleen contributie eischen bij een
sterfgeval, ateunen eigenlijk op zekere ka
meraadschap maar als de kameraadschap
vermindert doordat de oudere loden ster
ven en geen jongere meer toetreden, wordt
het voortbestaan bedenkelijk. De meeste
van die fondsen of Vereeni gingen vallen
onder de wet.
Buiten de wet vallen
Zuivere begrafenisondernemingen, die al
leen voor de begrafenis zorgen
ïsraëüetische instellingen, dio bepalingen
hadden voor godsdienstige plechtigheden
bij overlijden
Katholieke fondsen, die uitsluitend voor
do uitvaart zorgen.
Zoo waven er nog enkele andere.
Het Verslag van de Verzekeringskamer
bevat nog eenige andere mededeclingen
over haar arbeid en omtrent haar inzichten.
In het bovenstaande hobben wij enkele zar
ken aangestipt, dio inderdaad het algemeen
belang of bet belang van het algemeen
raken.
HAAGSCHE RECHTBANK.
De malversaties bij den dienst der
Rijksgebouwen.
(Vervolg van gisteren).
Getuige van Riemsdijk legt over deze
kwostie uitvoerige verklaringen af, speciaal
wart betreft leveringen door de Tras Industrie
te Coblenz en de daarop betrekking heb
bende declaraties, uit welke declaraties ook
de onderhavige f 11.000 zijn voortgekomen.
In verband met deze leveringen is in totaal
f 137.000 te veel gedeclareerd.
Voorts hoeft getuige een onderzoek inge
steld naar bekl.'s vermogen In 6 jaren tijd
is dit vermogen gestegen van f 13.000 in
1915 lot f 424.000 in 1921.
Bekl. bestrijdt deze opgave; zooveel heeft
hij nooit bezeten. Verder noemt hij verschil
lende werken, waaraan hij geld verdiend
heelt.
De accountant geeft in verband hiermede
een nadere specificatie om het eindcijfer te
verklaren.
De aannemer van der Hurk is herhaalde
lijk als tusschenpersoon opgetreden bij de
leverantie door de Tras Industrie. Hij deed
dat geheel belangloos; later leekende hij er
een declaratie voor en inde ook het geld
hiervoor. Hij droeg dit altijd in zijn geheel
af aan den beklaagde. Getuige kreeg de de
claraties kant en klaar toegezonden. De
moeite, die getuige met een en ander had,
was gering en hij wilde waarschijnlijk het
bouwbureau wel tot vriend houden. Getuige
heeft er nooit geld voor ontvangen. Hij heeft
er nooit aan gedacht, dat er geknoeid wcjd.
De volgende getuige, de gedetineerde Rijks
bouwmeester V. verklaart eveneens omtrent
de leveranties door de Tras Industrie. Hier
bij fungeerden v. <L Hurk en van T. als tus-
schenpersonen. Zij droegen het onfvangen
geld weer aan bekl. af, die het aan getuige
moest geven. Getuige heeft bekl. nooit ver
gunning gegeven om er zelf geld van te
houden.
Op een vraag van mr. Hagedoorn zegt
getuige dat bekl. ook het recht had om met
de gelden betalingen te doen. Op een andere
vraag deelt getuige nog mede, dat hij den
indruk gekregen heeft, dat het geld' van de
vijf declaraties van v. d. Hurk in zijn geheel
tot zijn recht is gekomen. Getuige heeft bij
zondere aandacht gehad op deze declaraties,
omdat met het geld daarvan belangrijke be
talingen moesten worden gedaan.
Getuige heeft wel een bedrag van f 11.000
ven bekl. ontvangen; hij weet niet of dat
van de onderhavige declaraties afkomstig
was. 1 Is getuige nooit opgevallen, dat er
geld van deze declaraties niet binnenkwam.
Hij heeft er den bekl. dan ook nooit om
gevraagd.
Op een nadere vraag van het O. M. zegt
bekt. vervolgens f 11.000 van bekl. te heb
ben ontvangen in afbetaling op een parti
culiere schuld.
Getuige Touw, adjunct-accountant bij' de
belastingen, deelt mede, dat hem uit een
onderzoek gebleken is, dat bekl. in de jaren
1919. *20 en *21 in totaal f 275.000 heeft
gestoken in de zweminrichting De Regentes.
Hij heeft hiervoor aandeelen ontvangen.
De ritHng wordt geschorst tot kwart n*
twee.
Na ée' pauw deUK ie pwskfcart mede, M
de vierde zaak, n.l. die tegen J. M. de G.,
Woensdag a.s. 10 uur zal worden behan
deld.
Vervolgens leest de griffier weder voor
verschillende instructies en circulaires van
de Rekenkamer met betrekking lot decla
raties.
Als getuigen worden nog gehoord de refe
rendaris bij de Rekenkamer Brunt en de re
ferendaris bij het Dep. van Onderwijs, Gan-
neman, die hun verklaringen betreffende
den gang van zaken bij het inkomen van
declaraties, zooals zij die in de vorige zaak
hebben afgelegd, herhalen.
De laatste getuige is de ook reeds gehoor
de commies van het Rijksbouwbureau
Schildwacht, die zijn verklaringen herhaalt
over het opmaken van declaraties.
Requisitoir.
Mr. Bauduin gelooft een waar woord te
hebben gesproken, toen hij zei, dal er een
buitengewoon hartelijke relatie bestond
tusschen het bouwbureau en Van T. De
rechtbank heeft ook nu weer duidelijk kun
nen zien op welke wijze het op het bureau
toeging. Buitendien is gebleken, dat ook de
aannemer v. d. Hurk een werktuig was in
handen van het bureau. Ook in deze zaak
heeft spr. zich lol het uiterste beperkt. Maar
bij de behandeling is op duidelijke wijze ge
bleken. welke bedragen voor het Rijk verlo
ren zijn gegaan bij de leveringen door de
Tras Industrie. Het eigenaardigste is echter,
dat bekl. de geheelc transactie met genoem
de firma persoonlijk heeft gedaan. Op zeer
brutale wijze heeft .hij' gelden gedeclareerd,
soms zelfs zonder dal er iets tegenover
stond De geheole schade is dan ook voor
het Rijk tot bijna l1/» ton opgeloopen.
Wat het eerste ten laste gelegde feit be
treft, bekl. heeft do f 11.000 ontvangen om
af le dragen aan V. en dit niet gedaan en
derhalve het geld, dat hij anders dan door
misdrijf had verkregen, verduisterd. Hier
voor lieeft men in do eer9tc plaats bekl.'s
bekentenis, al is hij hier nu op teruggeko
men. Alleen is de eenigszins sympathieke
indruk, dien spr. van bekl. had, hiervoor
weer verdwenen. Bekl heeft voor het terug
komen op die verklaring geen afdoende re
den kunnen opgeven. Zijn eerste bekentenis
blijft dus haar kracht behouden. Wat de
strafmaat betreft, zal dc rechtbank rekening
moeten houden met alles wat in deze zaak
aan hot licht gekomen is.
In zake het tweede feit constateert spr.,
dat aanvankelijk de zekerheid bestond dat
het Rijk het Jaffa-terrein voor 107.000 zou
krijgen. Maar toen kwam het principe van
de lveeren weer boven en werd de grond van
v. T. gekocht voor f 153 000. Bekl. heeft
hiervan f 10.000 genoten, natuurlijk voor de
tal van handelingen, die hij in strijd met
zijn bediening tot betrekking met dezen
koop heeft gedaan. De omstandigheden, noo
dig voor het tenlaslegelegde feit, zijn alle
in deze zaak aanwezig. Ook voor dit feit zal
derhalve veroordeeling moeten volgen.
Spr. wijst vervolgens op de stijging van
bekl.'s vermogen met ruim f 400.000 in 6
jaren en toevallig juist sedert het tijdstip,
waarop hij bij het bouwbureau is gekomen,
Beklaagde beroept zich nu wol op specula-
lies en particuliere werkzaamheden, maar
in elk geval is at gebleken, dat hij f 11.000
onrechtmatig in de zaak heeft gesloken.
Waarom zou hij dus op die wijze niet aan
meer geld zijn gekomen? In oen jaar heeft
hij groote bedragen in de Regentes gesto
ken, terwijl slechts een klein bedrag van
zijn banksaldo is afgegaan.
De eisch.
Bek4. is op schromelijke wijze te kort ge
komen in zijn plichten als ambtenaar. Hot
is een algemeen belang dai hem een ern
stige straf word* opgelegd. Eisch 4 jaar ge
vangenisstraf.
De verdediging.
Mr. Rolandus Hagedoorn heeft er zich
over verwonderd, dat na alles wat bekl.
verweten werd (men sprak zelfs van ette
lijke tonnen), bekl. slechts verduistering
van fll.COO en aannemen van een gift van
f 10.000 is ten laste .gelegd. En voor het
O. M. is het dan toch zaak, dat, wat er
overgebleven is. achttien karaats is; vol
gens pl. is dat evenwel niet het geval.
Tot het juridische gedeelte komende,
merkt pl. op, dat in de dagvaarding niet
vermeld is het tgdstip van ontvangst van
de f 11.000. Dit is meerdere malen gebeurd.
De verdediging heeft toch het recht te
weten welk bedrag bedoeld is. Dat had
in de dagvaarding moeten staan. Het is
niet voldoende, dat het thans ter zitting
is komen vast te staan. Pl. beroept zich
bierbij op de jurisprudentie van den Hoo-
gen Raad.
Wat de terugneming van bekL beken
tenis betreft, wijst pL er op, dat er zoo'n
chaos van feiten is gebeuri dat bekl er
self niet meer uit wijs kon. Bekl. heeft
aanvankelijk bet feit erkend in verband
met het gebeurde met het Jaffa-terrein, welk
feit nog niet bekend was en waarover bekl.
zich het meeste schaamde. Daarbij kwam
nog, dat bekl niet meer wist wat er met
het geld gebeurd was. In deze omstandig
heden ligt de oorzaak, dat bekl. alles door
elkaar heeft gehaald.
Wat het Jaffa-terreiu betreft, rayrkt pl.
nog op, dat ten slotte alleen bekl. bekend
heeft, dat hij er f 10.000 mee verdiend
had. En aan deze bekentenis is het dan
toch te danken geweest, dat de anderen ook
het feit hebben toegegeven.
De bedragen, die bekl. door de handen
gingen, het koopen van marken, het geven
van geld aan V. en anderen, dat alles maakt
het toch zeer waarschijnlijk, dat bakl. s'.ch
alles niet meer herinnert. De janboel op
het bouwbureau heeft daartoe geleid.
PL zet verder uiteen of bekl. feitelijk
wel een bekentenis heeft afgelegd en meent
dan, dat bekl. erkend heeft, dat hg het
bedrag niet afgedragen heeft aan V., maar
niet, dat hij het geld in eigen zak heeft
gestoken.
PL w^jst er op, dat V. op de booste
was van het declareeren van de f 11.000.
Kort daarna kreeg deze een gelijk bedrag,
particulier wordt thans gezegd. Maar waar
om vroeg V. toen dan niet: waar blijven de
gedeclareerde f 11.000? Dat heeft hg echter
niet gedaan. Het wil er bij pl. niet itv
dat men er op zoo'n oogenulik niet naar,
vragen zou. Het bewga voor de verduistering!
van de f 11.000 is dan ook zeker niet ge*
leverd.
Wat de subsidiaire tenlastelegging, de he
ling, betreft, pl. meent, dat daarvoor let
terlijk niet één motief aanwezig is. Want
waar is, wanneer bekl. het geld werkelgk
bewaard heeft, het winstbejag'^
Ten aanzien van de tweede tenlasteleg
ging merkt pL op, dat hiervoor de voor
naamste vraag is, of de f 10.000 in jurii
dischen zin een gift is. Waarom gaf v.
T. het geld? Om deze vraag te beantwoor
den gaat pl. de feiten nogmaals na, ec
op wgzende, dat eem gevraagd is of de
grond gehuurd kon worden. Hieruit blijkt
aL dat van een vooropgezet plan geen
sprake was.
Van T. kocht den grond, maar de anderen
gaven er het meeste geld voor. Toen er
winst gemaakt werd, voelde van T. het als
een plicht om dien anderen daarvan te
geven, 't Karakter vau een gift ontbraakt
hier ten eenenmale.
PL zou niet gaarne samen met den officier
een lot in de loterij hebben. Viel er do
f 100.000 op, dan zou pl., wanneer hg
zijn deel ontvangt, nog „dankje" moeten
zeggen voor de „gift*. Dit voorbeeld geeft
volkomen de situatie weer.
BekL heeft het minst van deze affaire
geprofiteerd. Hij heeft ongeveer een jaar
de rente van zgn f 60.000 er bij ingeschoten.
Buitendien liep hg de kans, dat hij, doordat
om de een of andere oorzaak de Staat den
grond niet kocht, er mee was blijven ritten.
Wat betreft het element, dat v. T. het
geld heeft gegeven omdat bekl. dingen had
gedaan in strgd mot zijn plicht, wgst pl,
er nogmaals op, dat v. T. het geld Ueoft
gegeven, omdat hij daartoe zoowel civiel
rechtelijk als raoreef verplicht was. Geen
der elementen voor het tweede feit is aan
wezig.
Den moreelen kant van deze uak keurt
pl. evenzeer af als do rechtbank. Wat hier
gebeurd is, komt duizenden malen voor,
maar men kan iets dergelijks niet promo-
veeren tot een misdrijf van art. 363, om
dat het toevallig een ambtenaar betreft.
Het verdiscon teeren van alle zonden,
waarvan het O. M. geen bewijs levert en
waartegen men zich niet kan verdedigen,
in de op to leggen straf, zooals dc officier
hier heeft voorgesteld, zal de rechtbank
zeker niet willen volgen, in geval van ver
oordeeling. Buitendien heeft beklaagde reeds
bijna een jaar preventief gezeten.
Wat bekl. vermogen betreft, betoogt pl.,
dat aangetoond kan worden, dat do bekL
in de jaren, die hij aan het bureau werk
zaam was, ruim 3 ton heeft verdiend. Voor
dit geld heeft hij effecten gekocht en
daarmede tienduizenden verdiend Bekl. heeft
dat alles op papier gesteld.
De geëischte strafmaat is, de omstan
digheden in aanmerking genomen, voor ge
val van veroordeeling en dan lettende op
hetgeen bewezen is, met in overeenstemming
met de feiten.
Re- en dupliek volgden.
Uitspraak 23 October.
RECHTBANK TE 's HERTOGENBOSCH.
Zware mishandeling.
Het O. M. bij de rechtbank le 's-Hertoa
genbosch heeft gisteren zes jaar gevangenis
straf, met aftrek van de voorloopige hechte
nis, geöischt tegen den landbouwer H. B.,
wegens zware mishandeling, den dood ten
gevolge hebbende, van den boschwachter
Brekelmans, te Helvoirt.
VORTBAL.
Programma voor morgen.
NEDERLANDSCHE VOETBALBOND.
Westel. le klasse, aid. I: Z. F. G.—A. S. C.
(J. J. F. van Gosselj; Quick't Gooi, Blauw
WitHaarlem; II. F. G.Unilas; Feye-
noordSparta.
2e klasse A: ZandvoortQ. S. C.; D. E. G.
Hollandia; West Frisia—Z. V. V.; W. F,
CA. F. C.; Bloemcndaal-Alcmaria Vitrix.
2e klasse B: D. W. S.Voorwaarts; V,
V. A.Scholen; VeloxHilversum; D. O. S.
H. V. C.; DonarSparlaan.
WesteL le klasse, aid. H. V. V Ex
celsior; V. O. C—Edo; R. G. H U. V. V.;
StormvogelsAjax; D. F. C.IF. B. S.
2e klasse A: XerxesC. V. V.; Concordia
B. M. T.; II D. V. S—O. D S.; R. F. C.
D. H. C. S. V. W—L. S. V.
2e klasse B: HerculesV. U. C.; Gouda—
S. V. V NeptunusSleeds Hoogcr; Trans-
valiaOlympia; KampongA. I). O.
3o klasse A: L. F. C U. V. S. (A. Lis-
sauer); LugdunumSiod (A. Lens).
4e klasse B: WescoG. S V.; Ona—
Sliedrechl.
Res. 2e klasse A: A. D. O. II—A. S. C. II
(S. Klaasse); Olympia II—H. V. V. III IJ.
Guldemond)U. V. V. II—Quick II.
Res. 3e klasse A: II. B, S. IllLugdu
num II (L. Verwoerd Jr.); V. U. C. II
Concordia II; S. V. V. Ill—L. F. C. II (C.
Kemmers).
Zoidel. le klasse: N. A. C—B. V. V.;
Willem II—De Valk; Philips—Noad; M. V.
V.Bredania; AllianceWilhchnina.
Oostel. le klasse: QuickU D.Ensch.
BoysHengelo; WageningenVilcsse; Go-
AhoadEnschedé; Z. A. C.Heracles.
Noordel. le klasse: FrieslandVelocitas;
G. V. VLeeuwarden; FrisiaVcendam;
Be QuickW. V. V.; AlcidesAchilles,
LE1DSCHE VOETBALBOND,
le klatse.
A. S. C. Ill—L. F. C. III, 11 uur.
L. M. C. IQuick-Boys I. 2 uur.
D. V. S. IRaceel I, 2 uur.
U. V. 3. IILugdunum III, 12 uur.