Humor uit het Buitenland BRIEVEN UIT BERLIJN. LQNDENSCHE BRIEVEN. fë 3e hebt hei boekenschrijven dus opgegeven? [f-* Ja, de uitgevers zelden dat m*n fantasie te levendfg ytaa; de intrigues waren te onwaarschijnlijk. Maar U heb no een goed baantje als advertentie-opstellen i (Passing Show! p- O, Pietje, wat doe Je daar met m'n parfum Ylescbje?, **i Ik heb mei den jongen van hiernaast m'n Itol ei onder verwed, dat onze bloemen lek kerder ruiken dan de hunne en ik wil niet (Passing Show)' Nachtbrakend echtgenoot: Laat me LM3 neo G'isie, lk kom net van de vergadenD® van de vakverecnlging; ye moesten over d3 staking praten. Gusle: Zoo, nou dan ga Je na op de stcep' maar eens over de uitsluiting zitten denkend (Pa?«fr.g Show)* in O knnt hier niet stilstaan met dat ding, meneert Zoo kan piel? Nou. ©aar je kent dien wagen plet, agent, (PaöslngShow) ^"merikaansch tourist (bfj een beroemde kathedraal)' Ze® we moeten hier geen tyd .verknoeien. Twee van oni knnnon het ding van binnen bekyken en de rest bekykt het uitwendige. (Punch] De vogelvriend: Hooide lk daar geen schot? Waarom onze gevederde vriendjes geslacht? De jager (die nog niets geraakt heeft, hu* Ineurig): Slacht Je grootje. Hè 't een konijn veer en? fLlfel ivan 't uitsterven is. Althans veel minder <lan vroeger werd mij noog getroffen, door blijken van baldadigheid, van vernielzucht, van ruwheid in 't algemeen ook van „the man in the street." Wat nagenoeg alle vreemdelingen bij hun bezoek hier te lande treft, dat ia 't water. Zoo verging 't ook mij, na een jarenlang verblijf in de bergen. Scherper dan ooit voelde ik, dat het Hollandsch schoon to zoeken is aan den waterkant, 't Zij dat je vertoeft aan de boorden van Amstel of Zaan, aan de oevers van Maas en Waal, van Schelde en IJ, of ronddoolt bij de plassen van Noord- en Zuid-Holland, bij de me eren van Friesland en bovenal aan het zeestrand, steeds kom je onder de hernieuwde beko ring van de watervlakte, oneindig ver soheiden in aspect bij wisselende belichting. Baarbeen moeten wij den vreemdeling voe ren die ons land wenscht te kennen. Daar in ligt Holland's glorie. Op de terugreis een andere stad, in lan ge, lange jaren niet bezocht, de hoofdstad aer wereld. En ook hier weer denzclfden hoofdindruk van een ondenkbare toename van 't verkeer, een drukte en een lawaai, dat overweldigt, je vernietigt, zenuwvernielend is. 's Avond® een zee van liaht, die Parijs terecht stem pelt tot „la ville lumière". Anders geen blijde inkomste waar, onder de zware over kapping van 't Gare du Nord, je het ge voel krijgt te stikken van den kolendamp en buiten 't station kennis maakt met den doordringenden stank van benzine, die Parijs verpest. Nog een andere impressie. Hier zie je voor 't eorst weer*,das Militair" in zijn oude glorie, 't Lijkt' aieof op de Boulevards ecm staalkaart geëxposeerd wordt van 't Fransche leger. Vlotte Jantjes, donkerblauw met de witte muts, bontgekleede decoratie ve gendarmen, zouaven met de roode fez, k wikke Alpenjagers met de Baskisehc ba ret, spahi'8 met 't halve maantje op 'fc hoofddeksel, officieren in bleu horizon met veel geschitter van zilver dwarrelen als bonte vlokken tussohen de zwarte en grijze Stemmige menigte. Maar opvallender nog is de talrijkheid van diverse „coloured gentlemen", in alle mogelijke sohakeeringen. Vanaf de gesoig neerde Japannertjes, de bronskleurige def tige Arabieren tot de roetzwarte zonen van Cham. Vooral dc laatsten, uitblinkend door pracht van klcoding. Sterk getailleerde jas sen, beige overjassen, witte gamaches, pa relen en edelgesteenten, waar slcohts mo gelijk, en lichtgrijze hoeden, sterk contras- teerond met de zwarte kroeskoppen. En terug in Genéve, vonden wij weer eon stukje van 't vaderland bij de thé, door onzen populairen Hollandscken consul al daar de Nederlandsche kolonie aangeboden. Een aantal hier gevestigde landgenooten kregen hier tevens gelegenheid voorgesteld te worden aan den nieuwen Nederlandschen gezant in Bern, Z. E. den heer mr. N. J. Doude van Troostwijk, en kennis te maken met enkele leden der Nederlandsche dele gatie bij de S. D. N. Twee Hollandsche al tisten, de heer Lidus Klein, violist en de heer Is. Kar, pianist, droegen 't hunne bij tot 't slagen van deze intieme réunie door het ten geho'ore brengen van enkele zeer geapprecieerde nummers. Na afloop van 't muzikaal gedeelte van 't programma ver- eenigde men zieh in den tuin van 't hotel Bcau-Béjonr, waar thee en wat dies meer geserveerd werd. Een prettige dag, waar aangename her inneringen wedden opgewekt van 't oude vaderland, een dag, die tevens aangename herinneringen zal nalaten over de oud-Hol landache gastvrijheid door onzen consul betoond. Genfcve, October 1924. Dr. KLAUS. Berlijn maakt toilet. De 8traatverliehtmgsini8ère. De zegetocht van de „xevue's". „Noch und noch." Adam en Eva op do planken. Maacagni in Berlijn. Alda's succes een echec. Berlijn, midden September. Berlijn maakt toilet. Evenmin als een mensch, die verarmd was, jaren lang in be hoeftige omstandigheden verkeerde en daar bij goed- of kwaadschiks zijn uiterlijke ver schijning verwaarloozen moest, in zijn ha- velooze plunje blijft rondloopen als het hem een beetje beter gaat, kon de Duitsche hoofdstad langer in den toestand van ver- waarloozing blijven, die zich in de loatsto oorlogsjaren openbaarde, en sindsdien be paald beangstigende vormen aangenomen heeft. Nu is eindelijk de lang met smart ver wachtte groote schoonmaak begonnen. Naast tallooze huizen zijn steigers opgericht: de brokkelige en vuile gepleisterde kalk van Ue gevels wordt vernieuwd. In de oude stad, waar de weinige gobouwen uit vervlogen eeuwen staan, die Berlijn nog bezit, grijnsde den voorbijganger allerwege het verval te gen do stad heeft er zorg voor gedragen, dat de oude huizen nieuw geverfd werden en ook heeft men het hier eens met leven diger en sprekender kleuren geprobeerd, zoodat er vriendelijke en bekoorlijke stads beelden ontstaan zijn. In een ongeloofelij ken toestand bevond zich het plaveisel overal in de reuzenstad wordt het nu gere pareerd, zoodat den voetgangers op straat van het kloppen, hameren en stampen hoo- ren en zien vergaat. Het verkeer op de drukste punten was aan zichzelf overgelaten en het gevolg waa een groote verwarring; nu tracht men de orde te herstellen, con strueert „vluchtheuvels", die de route van de automassa's regelen en de voorbijgan gers tot redding en toovlucht dienen. Op do „Potsdammer Plate", die op het oogenblik het centrum van het moderne Groot-Berlija vormt, heeft men zelfs een toren gebouwd, waarop zich een politieagent bevindt, die, als een veldheer in den slag, de beweging van do massa's leidt. Slechts op één punt schijnt Berlijn nog steeds in vergelijking met de toestanden van voor 1014 ongeveer i00 mijlen ten ach ter: dat is de afschuwelijke straatverlich ting! Niets roept ons, Berlijncrs, den tf,d van de grootste armoede en ontbermg> dien we doorgemaakt hebben, steeds weer zoo helder voor den géést ala deze onge hoorde verwaarl oozing. Nog niet de helft van het vroegere aantal lampen en andere lichtbronnen op de stra ten en pleinen is thans in gebruik. Boven dien bespaart men nog door de lichten min- stens een half uur later aan te steken en vroeger uit te doen dan in de normale tij den. De bevolking is daarover ontstemd. Inderdaad is hot een schandelijk gezicht deze halfdonkere of bijna geheel donkere straten; zooiets is een wereldstad onwaar dig. Bovendien wordt de openbare veilig heid er ernstig door bedreigd. De ongeval len vermeerderen naarmate het aantal auto's dio door de stad suizen, grooter wordt Voor het gepeupel, dat leeft van beroovin- gen en inbraken, worden waarlijk ideale „arbeidsvoorwaarden" geschapen. Maar al het klagen heeft tot dusveT niets geholpen. Het stadsbestuur, dat hu toch weer over vrij aanzienlijke belastingsopbrengsten be schikt, blijft doof. De kranten hebben een ware stormaanval -op den „Oberbürger- meister Böss" georganiseerd, die onophou delijk geplaagd en met spotachtige opmew kingen overgoten werd. Alles vergeefs I Maar men zal nu toch spoedig ook hier raad moeten schaffen, als Berlijn werkelijk weer als een van Europa's groote steden zich wil laten gelden. Aan den anderen kant, op het gebied van de zg. „grootestads-vermakelijkheden", is oen ontwikkeling merkbaar, waarvan men in den zaligen vredestijd voor de volkeren- botsing geen idee had. Een ernstig mensch moet een bedenkelijken achteruitgang ut den smaak constate eren. De klassieke too- neelstukken worden meer en meer naar den achtergrond gedrongen. Steeds meer triom feoren de operettes en de „revues". Vroe ger zag men in Berlijn hoogstens éénmaal in den zomer in den een of anderen schouw burg dergelijke flauwe grappen. Thans zijn er een groot aantal theaters, waarin uit sluitend de „revues'* worden opgevoerd en die elkaar wederkeerig trachten te over troeven in pracht van de aankleeding, in verrassende, verbluffende en opwindende tinne-prikkelingen. Geweldige aanplakbiljetten kondigen de wonderen aan die daar te zien zijn. In de „Komische Oper", wolkd naam er op wijst, dat hier vroeger een hoogexe kunstsoort beoefend werd, wordt nu een revue gespoeld met den veelze&genden titel„Das hat dio Welt noch nicht gesehn 1' Het publiek moet met het vooruitzicht op een ongehoorde etreeling van het oog aangelokt worden. Wat men ziet, is een onafgebroken reeks van dansen, optochten, wonderen op het gebied van decoratie en belichting. Daartus- schen klinkt banale muziek. De marsch met de geestige tekst: „Das had die Welt noch nicht gcschn Da bist Du paff da bleibst Du stehn", is snel populair geworden. Slechts enkele huizen van do Komisch© Oper verwijderd, eveneens in de Friedrichstrasse, bij het Centraalstation, bevindt zich het reusachtige „Theater ini Admiralspalast." De revue, die daar thans gegeven wordt en iederen avond vele honderden Berlijn«ra en vreemdelingen trekt, 'draagt dén naam „Noch und noch". Wat beteekent dat] zal men vragen. Nu, dat is' een Berlijnsch ge zegde, dat beduidt, dat iets steeds meer overdreven wordt. En inderdaad, wat men hier te zien krijgt, overtreft iedere voor stelling cn ieder begrip yan tooneeleffect. Het eigenlijke doel van de revue, dat in het woord zelf ligt uitgedrukt, n.l. dat de gebeurtenissen van den laatsten -tijd en de toestanden in de stad van den komischcU kant bekeken en gepersifleerd worden, is daarbij meer en meer op den achtergrond gekomen. Armzalige restjes zijn er slechte van over gebleven. De hoofdzaak is, dat „noeb und noch" schitterende en pralende scènes aaneengereid worden. Wat daarin geboden wordt, de zorg en de ontzaglijke moeite, waarmee deze sensatiestukken voor bereid worden, de enorme kosten, die aan een dergelijke voorstelling verbonden zijn die zijn werkelijk fabelachtig en niet meer te overtreffen. Geweldig in vergelij king met vroeger is het onderscheid in de aanwending „en masse" van vrouwelijke schoonheid en in de ongegeneerdheid, waar mee ze voor do oogen van de toeschouwers onthuld wordt. Het tricot is weliswaar reeds langs afge schaft, maar nooit is men in de uitstalling van lichamelijke bekoorlijkheden, in do spaarzaamheid van de costumeering zoo ver durven gaan. Geheele legers niet alleen vuq naakte beenen, armen, schouders en rug gen, maar van totaal ontkleede bovenlijven vortoonen zich op de planken. Men kan bijna zeggen: het massale van deze tooneelen ontneemt er het indecente aan. De bcgee- rige oogen van dè menigte weten sinds lang niet meer, waarheen ze kijken moetenze worden als het ware door den overvloed van naaktheden, die daar op het tooneel wordt uitgestald, bedwelmd en verdoofd. Het hoogtepunt vormen twee scones, waarin een danspaar zonder overdrijving de uitgaven voor hun costuum tot op het kleinste minimum gereduceerd heeft. Het doek gaat op, men ziet: „Adam cd Eva" cn men kan veilig aannemen, dat de eerste mensdien in het paradijs beslfst niet veel anders rondliepen. Eva is hoofdzakelijk bekleed met haar golvende hoofdhaar. Bovendien draagt ze evenals haar kame raad Adam slechts nog een bescheiden om hulling, die met de vïj geblader en op oude platen overeenkomt. Niet anders is het bij de tweede scène, die op den bodem van de zee spoelt en „parelvisschers en parels" tot thema heeft. Men komt wel tot de con clusie, dat het hier, zoowel als in het bo vengenoemde geval om in het oog loopend schoon gebouwde menschenkindercn gaat, dat de dansers en danseressen hun taak met 'n buitengewone gratie ten uitvoer brengen en dat de bewegingen daardoor feitelijk weer discreet worden, maar het is toch het uiterste, wat men ooit in een schouwburg beleefd heeft. Rondom op de galerijen zitten de toeschouwers aan klei ne tafeltjes, die door sierlijke kleine lamp jes verlicht wordeD, bij wi)D en lekkernijen. De schijnwerpers spelen met betooverende kleuren. Het is werkelijk „noch and noch". Het werken met groote massa's schijnt over het algemeen de leuze van de mudeinö tooneelkunst te zijn. Ook in andere landen is het blijkbaar niet anders. En ook de groote kunst moet zich laten welgevallen, dat men probeert haar uitwerking met deze middelen tot in het phantastische te ver- grooten. Onlangs is Pietro Mascagni, de meeater van de Cavalier) a rusticana", met een Italiaansoh reizend gezelschap naar Berlijn gekomen om Verdi's „Aïda" als monster-opera op te voeren. De intocht van den maestro bij ons geschiedde met pauken en trompetten. De kranten wedijverden interviews met Mascagni te publiceeren. Een bijzonder vindingsrijk journalist reisde hem zelfs tot Leipzig tegemoet om hem in den slaapwagen van Ween en, juist nadat hij, nog m zijn pyama het hoofd door do deur van de coupé gestoken had, aan te klampen en hem uit te hooren over de plan nen, die de Italiaansohe componist in Ber lijn dacht uit te voeren. Toen Mascagni eindelijk de Berlijn aan kwam, was het station zwart van de raen- ©ohen. Als een koning werd hij ingehaald. De opvoering, die hij meesterlijk diri geerde, werd eon gebeurtenis voor Berlijjï. Of Verdi, indien hij nog geleefd had, iets tegen een dergelijke ensceneering van zij® „Aïda", in te brengen zou gehad hebben? Ik kan het bijna niet gelooven. Want vató oudsher hebben groote componisten van een soortgelijke kolossale ontplooiing van arti$< tieke hulpmiddelen gedroomd. Men kent do fantasieën van Hector Berlioz, die eens beü plan tot een orkest van 4.67 instrumental listen, met 30 harpen cn 30 vleugels en een" koor van 360 personen ontwierp, om de toe hoorders indrukken te geven, waarbij alle®, wat tot dien tijd geboden was, in het nieS viel. Daarnaast schijnt, wat Mascagni bracht bijna klein. Niettemin gebruikte hij niet minder dan duizend menschen op het too-1 necL Orkest en koor overtroffen alles aotf macht en kracht en stormgebruisch van t<* nen, wat we ooit hoorden. Eigenlijk is in de „Aïda" maar één groote scène, dio dergelijk praalvertoon verdraagt: de gran' diose finale met den zegevierenden intocht en ontvangst van RbadamesL De gedachtg om de onsterfelijke opera met dit onverge lijkelijke effect op te voeren, is blijktaaU door deze scène geïnspireerd. En men kan' zeggen: wat we hier zagen en hoorden, wa® onvergetelijk. Niet alleen, dat Ehadamefl door een span schimmels getrokken werd£ dat in het bonte mcnschengewemel vani den stoet zelfs kameelen opdoken, dat dé intocht van de troepen, die hun veldHeef volgden, een ongemeen schitterenden aan blik booddeze overweldigende pracht werd begeleid door do ruischende muziek van instrumenten en koorzang. De wijze waarop het Italïaansche tooneel met deze nog nimmer toegepaste middelen het effect van tekst en muziek tot het maximum op voerde, is kranig. Het grootsche begin is helaas gevolgd doof een droevigen naklank. Om de reusachtige onderneming mogelijk te maken, had men in Oharlottonburg, aan den „Kaiserdamm", de geweldige tentoonstellingszaal, die daar twee jaar geleden gebouwd werd, in een theater veranderd. Dat kostte ten eerst0 velo tienduizenden goudmaxken en ten' tweede beteekende het, dat het enorme rental plaatsen tegen dure prijzen verkocht moest worden. Zooveel geld is er echter op het oogenblik nog niet in Berlijn. En aoo is het gezelschap dadelijk na de eerste voor stelling in moeilijkheden geraakt. Set i®, alsof het reusachtige beeld, dat de onder neming symboliseert, zich zelf opvreet. En alsof de kunst waarschuwend zeggen wil: „Menschje wordt niet te overmoedig 1" Dr. MAX OSBORN. Van onzen Londenschen Correspondent. Vliegen als sport Verleden jaar omstreeks dezen tijd zijn er bij Lympne, in Kent, proefvluchten ge- houden voor kleine vliegluigen. De onder neming vloeide logisch voort uit de proef, nemingen, een jaar tevoren, met glijvlieg. tulgen (molorlooze). De glijvluchten waren' een aardig succes gebleken. En de gedachte wan zulke lichte toestellen ais voor het glijden of zweven werden aangewend van een kleinen motor te voorzien en aldus de luchtvaart ie ontwikkelen in een nieuwe richting, waarbij vooral het lichte vliegtuig dienst zou deen. Het was zoo iets als een reactie op de toenemende neiging de motor kracht dér vliegtuigen sterker en sterker te maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 6