i Juffrouw Oora's Naaidoos. i eigendom van Geootvader geweest, zooals ik u al verteido, en het zou nu van mij tijn geweest, Vader is gestorven maar hij was de oudste zoon niet*). „Juist," hernam de oude heer. Hij keek nog ernstiger dan tevoren, maar heelenml niet booe. „En je moet nu dus trachten je eigen weg door het leven te banen." „Ja, meneer," antwoordde Wim fier. pilaar zal ik, nu ik van jullie brood en zont meegegeten heb en wjj dus vrien den zijn, eens wat van mijzelf vertellen?" vroeg de oude beer plotseling. „Heel graag, meneer!" riepen wij tegelijk mt. „Nu dan: jullie weet reeds hoe ik heet. Verder kan ik je verteBen, dat ik hier kom wooea" „Eier, meneer?" riep Wim verbaasd uit en hg zette znlke groote oogen op, dat de ouoe heer glimlachte. „Ja: hier en nergens anders. .Wat is daar tegen?" „Natuurigk niets, als u het gehuurd hebt." „Jullie en je tante, juffrouw Cameron, worden dus mijn borea Ik hoop, dat wij werkelijk goede vrienden zullen wordea Maar nu moet ik weer terug. Ik kwam alleen maar hier om bet een en ander in oogen- schouw te nemea Mijn plan was eigenlijk geweest: jullie tante een bezoek te brengen, arch nu heb ik jullie of eigenlijk hebben jullie mü een bezoek gebracht. Ik ben dol op visschen en jullie zult me zeker de beste plekjes wel willen wijzea Op een keer ga jé maar eens met me mee, al6 je tante het tenminste goed vindt." „O, dat zal ie zeker!" riep Win ver heugd uil „Dat willen we hopen. Ik Hem Ir haar nu morgen een bezoek te brengea Vertel h»»r maar vast, dat jullie mij ontmoet hebt en wij vriendschap gesloten hebben. Maar mi moet ik werkelijk heengaan. Tot ziens dus!" Hg gaf ons allebei een hand en keek mij *66 lang en zóó ernstig aan, dat ik mij verbaasd afvroeg, wat de reden daarvan zijn kon. „Wij moeten ook naar huis, meneer," zei Wim nu. „Wat zal Tante Hester vreemd opkijken!" zei ik tegen Wim, terwijl wij naar huis liepen. „Zg aal ook niet geweten hebben, das het (Huis verhuurd was en wat is hg een aardige onde heer! Maar ik geloof tooh, dat ik bang voor hem zou zijn, als hg boos weed. Jij ook niet, Wim?" „Onzin! Jongens woeden niet bang. Meis jes zijn altgd veel laffer!" klonk het terug. Dat was niet heel aardig van Wim, maar ik trok het mg toch met erg aan: ik hield veel te veel van hem om dadelijk boos op hem te worden. Toen wg de brug weer overgingen, bleef hij stilstaan en keek hij om. „Maar (Mn is het ook niet langer het gebied van den vgand, als die oude heer er komt wonen!" riep ik uit. Ik zag dui- deiftk aan .Winn's gericht, dat hij over iets nadacht. Wim begon te fluiten dat was zoo zijn gewoonte, als hij iets wilde „uitdenken". Ik liep dus zwijgend naast hem voort, verdiept in mijn eigen gedachten. Natuurlijk was Tante Héster heel ver baasd, toen zij hoorde van onze ontmoeting met meneer Blake en dat hg het Huis gehuurd had. Niemand scheen aan de mogelijkheid ge dacht te hebben, dat onze rjjke oom bet Huis verhuren zou en het bad zóóveel jaren ieeg gestaan, dat we daar heeiesnaal ge wend aan waren geraakt. „Komt hg mg een bezoek brengen?" vroeg Tante Hester. „Lieve help! Hoe komt hg daarbij? Misschien denkt hg, dat ik hem zeggen kan, of bet huis vochtig is, af dat ik hem andere inlichtingen geven kan. Jullie hebt het toob wel goed verstaan?" Tante Hester begreep er niets van en riep verbaasd uit: „Net als de Arabieren J Wat bedoel je toch, Jennie?" Ik herinner mg, dat zg dien avond heel Btii en in zichzelf gekeerd was. Eg sprak nooit graag over het Huis of over Oom zeker omdat zg niet veel prettigs over hem te zeggen bad en bet In Engeland gaat een landgoed altgd ff deo oudèteo zoon owa. - - was haar gewoonte niet, de dingen erger te maken dan zg al waren, door er telkens op terug te komen. Maar Wim en ik spraken des te meer over den ouden heer en toen ik naar bed ging en ingeslapen was, droomde ik, dat hg op eet mooi paard over de brug aan gereden kwam, met een jachthoorn in de hand, waarop hg uit alle macht blies. Een vreemde droom, zul je zeggen. Ja, droomen kunnen soms heel vreemd zgu, zóó vreemd, dat wg niet kunnen begrgpen, hoe wg zóó iets kunnen droomen. Ja, we hadden het duidelijk verstaan. „Misschien heeft hg kinderen," ging Tante voort, „en zou hg het aardig vinden, als jullie met elkaar omgingen." Wim en ik raakten niet uitgepraat over den vreemden ouden heer. ,jHg- vroegons een stuk brood en nam een snuifje zout. 't Speet ons, dat we hem niet meer konden aanbieden," zei ik. „Maar hg scheen er niet om te geven en zei, dat wg wg drieën net als de Arabieren deden en na goede vrienden moesten zgn." (W ardt vervolgd). door C. H. 't Was een heele drukte in de groote hou ten naaidoos van juffrouw Dora. Als het midden over dag gebeurd was, zou het mis schien niet zoo duidelijk verstaanbaar zgn geweest, wat de verschillende voorwerpen tegen elkaar zeiden, maar 's avoDds na el ven, toen alles in huis doodstil was, kon men het gesprek duidelijk volgen. 't Was begonnen doordat een speld, die even wakker werd want natuurlijk sla pen de bewoners van een naaidoos 's nachis ook, ze zouden anders immers ongeschikt zijn om den volgenden dag hun werk te doen 't was begonnen doordat een speld, die op het naaldenboekje gestoken was. zich even bewoog. Daardoor raakte zij bij onge luk een naald aan en spelden en naalden loven nu eenmaal in een naaidoos als kat en hond: bij de geringste aanleiding kib belen zij. Bovendien vinden zij zichzelf al tijd het nuttigste voorwerp der wereld. „Zeg domkop!I" zei de naald vinnig, .kun je je niet rustig houden? Je maakt me wak ker en ik sliep juist zoo heerlijk." „Domkop!" herbaalde de speld beleedigd, en eigenlijk had zij daar wel reden toe. .Je mocht willen, dat jij een kop hadt. Maar neem. dat redeneert als een kip zonder kop en beleedigt lieden van rang en stand, zoo als ik ben. „Hm!" zei (ie naald. „Beter geen kop te hebben dan iemand altijd speldepiikken te geven. Ik steek, waar het noodig is. maar ga altijd recht op mijn doel af en wil dat wel weten. En wat heb je eigenlijk aan je kop, als je er niet eens een oog in hebt?! Ik heb dan maar lievw een oog dan een kopje komt er een heel eind verder mee in de wereld. Jrj wordt ergens gestoken en en blijft daar soms wel twee dagen zitten; ik word telkens een eindje verder gestoken en zie nog eens wat van de wereld. Dat reizem bevalt mij wel." „Onzin." antwoordde de speld. „Mij zou dat veel te vermoedend zijn. Ik houd van een rustig leventje en wie mij te Da komt, prik ik." „Omdat je te dom bent om wat anders te doen," ging de naald weer voort. „Prikken kan iedereen, ik natuurlijk ook, maar zor gen, dat de draad gelijke steken maakt, is lang niet ieders werk. Ik voel mij als een soort koetsier, die zorgt, dat zijn wagen in 't goede spoor blijft En dat mijn oog mij daarbij trouw helpt, dat zal toch niemand ontkennen." „Wat hebben jullie, kleine dingen, toch een praats!" Met deze woorden mengde zich nu een borduurschaartje in het gesprek. „De naald schijnt haar ééne oog al heel voornaam te vinden, t Is eigenlijk maar een oogje en wat heb je er nu aan één? Nee, dan hebben wil scharen eerst recht van spreken. Wij snijden draden en stoffen door, alsof het mets is en onze meesteres, juf frouw Dora, zegt als zij borduurt altijd pas: „Ziezoo, nu is het netjes", als ze mij ge bruikt heeft. Wat zou ze zonder mij begin nen en hoe zou ze mij kunnen gebruiker alp ik-geen twee oogau bad?," de b( „Of je nu één of twee oogen hebt," begoi de vingerhoed, het leek wel, of alle be woners der naaidoos wakker waren gewor den „maakt al heel weinig verschil. Wi< kan op zooveel oogen roemen als ik? Wi< kan ze tellen? Och, ik moet eigenlijk lachei om jullie kinderachtig gepraat. In het Ian< der blinden is Éénoog koning, maar in di naaidoos ben ik de gewichtigste persoon Mijn taak is het de vingers mijner meeste res te beschermen. Ik zorg, dat Éénoog' Naald, die soms heel onhandig prikken kan al wil zij daar niet voor uitkomen, mijr meesteres geen pijn doet Liever maak il zelf met haar scherpe punt kennis dan da ik zou toelaten, dat zij juffrouw Dora prikte Wat leer je bier dus uit? Dat hoe meei oogen je hebt, hoe nuttiger je bent in d< wereld. Dat is mijn ondervinding." „Wat meten jullie dat allemaal breed uit klonk het nu uit den hoek, waar de centi meter lag. ,.En daar hebben jullie toch hee lenzaal niet het recht toe. De alleen kan daai aanspraak -op maken. Heb ik gisteren no; niet uitgemeten, hoe lang de sluier moe zijn, waarmee juffrouw Dora de volgend( week trouwt? Dat was nog eens een ge wichtige taakt Zonder mij was er niets vai terecht gekomen en ik vraag mij af. of juf frouw Dora zonder mijn hulp wel ooit zw kunnen trouwen. Gaan jullie, domme din gen. maar liever slapen dan je zoo belache lijk aan te stellen door alles breed uit meten. Ik zeg je nog eens- dat is mijn werk en ik duld geen concurrentie." De speld, die vond, dat het nu toch we wat kras werd, kon niet nalaten den centi meter een gevceligen prik te geven, maa' de centimeter hield haar uit boosheid zó stevig vast. dat zij niet los kon komen. N; lang rukken en trekken gelukte haar di eindelijk, maar zij was leelijk krom ge hogen en inwendig heel verontwaardig daarover ,al wilde zij dit niet laten merken uil angst, dat de centimeter haar opniew zou afstraffen. De naald dacht: „Mij buigt de centimete stellig niet en daar hij ook mij beleedigi' heeft, zal i k hem eens prikken." Dat kwam venijnig aan en de centimetei gjlde het uit van schrik en pijn. Toen de naald zich weer terug wilde trekken, bral i "u - - - r»un f af. W®+ luk! Wachtdacht het borduurschaartje „Ik zal dien pedanten centimeter eens doo midden knippen, dan zal hij wel ander leer en praten. Zij sperde haar punten zo wijd mogelijk open en wilde juist dichtknij pen, toende centimeter zich oprolde e als een slak in zijn huisje kroop. Hij ha namelijk een koffiemolentje tot woning e ruste daar altijd uit van zijn vermoeidende arbeid of als er gevaar dreigde. Maa helaas! Het fijne borduurschaartje kon wc heel veel goed draden doorknippen, maa geen koffiemolens en het moest zijn verme telheid betalen met het breken van één bla< Och. och, wat een treurig gezicht was dat „Jt Wordt hoe langer hoe mooierdach de vingerhoed. „Maar m ij zal hij toch nie! kunnen kwetsen en 't is hoog tijd, dat hen eens duidelijk aan zijn verstand gebrach wordt, dat hij niet zoo'n drukte behoeft ti hebben. Ik zal eens hard tegen het koffie molentje tikken, dan komt hij wel uit zij/ huis te voorschijn en kan ik hem eens fRnl de waarheid zeggen." En werkelijk, de vingerhoed sloeg uit alk macht tegen het molentje, dat op ver schei den plaatsen gedeukt werd. „Ha l" dacht de vingerhoed triomfantelij! „mij kan hij toch niet aan!" Doch op het zelfde oogenblik hoe het kwam, heeft hi zelf nooit kunnen begrijpen raakte ziji rand in het koffiemol entje beklemd en were hij leelijk gedrukt. Toen hij zich eindelij! met veel moeite losgeworsteld had, was hi te veel uit zijn fatsoen geraakt om nog eei woord te kunnen zeggen. Geen der voorwerpen voelde meer lust on het gesprek voort te zetten. Niemand ha< den moed den centimeter nog aan te vallei en deze zelf 1 Wel, hij was zóó geprikt ei zijn huis was zóó ingedeukt, dat hij er ni« uit te voorschijn kon komen. Den volgenden morgen toen juffrouw Dora de naaidoos opendeed, keek zij nie weinig ontsteld. Zij begreep maar niet, wii er zoo in had huisgehouden en hoe het kwaï d&t aeocbgteafe yoorwm Ju di

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 14