De 3-0ctober-Feesten in beeld. No. 19808 LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 6 October Derde Biad. Anno 1924. De 350 jarige herdenking Leiden's Ontzet. van gen- FEUILLETON. Ge Klui uizenaar van DE DERDE DAG. De schitterend geslaagde feestelijkheden van deai derden dag hebben de kroon gezet op die van de vorige dagen, zoodat wij zon der overdrijving kunnen zeggen, dat deze 350-jarige herdenking niet alleen voor Lei den zelf eenig en onvergetelijk zal zijn, doch ook beteekenis zal hebben voor het gehecle land. Want nog is het niet door het Neder- landsche volk vergeten, dat Leiden Ont zet" betoekendeHolland gered." Daar om beeft, drie en een halve eeuw na dit gedenkwaardig feit, het gansche land weer met Leiden meegevoelt en zijn de vreem delingen bij duizendtallen vau heinde en ver onze poorten binnengestroomd cn heb ben met ons feest gevierd. Wij zullen ons thans nog niet aan gissingen wagen en geen cijfers noemen, maar durven gerust const-a- toeren, dat nooit te voren er zooveel men- schen lich door onze straten hebben bewo gen. De morgen-feestelijkheden van den der den dag hebben wij Zaterdag nog kunnen vermelden. Wij moeten nog even stilstaan bij de: Tweede uitvoering van het Openlnchtspel. Het weer was nu zeldzaam prachtig en werkte er toe mee, dat het grootste deel van de tribunes weor bezet was. Alle staan plaatsen waren zelfs ingenomen, terwijl er slechts enkele gapingen waarneembaar wa ren in de volgende rangen. De regeliiigs- eommissie was gul genoeg, om toe te staan, dat deze werden ingenomen door hen, die staande min of meer in het gedrang kwa men. De zon scheen warm en werkte er toe mee, dat de stemming, zoowol bij de spelers als bij het publiek met de zonnige omgeving in volmaakte harmonie was. De kleurige kostuums kwamen, door de zon bestraald, nog beter uit dan op den eersten dag en de spelers werden daardoor als het ware aan gespoord om hun best te doen. Over den inhoud van dit spel van klank cn kleuren zon, mogen wij er nu bij- roegen, benevens over de spelqualiteiteh zelf behoeven wij, na het uitvoerig verslag van do eerste opvoering, niets meer te zeg- Alleen merken wij op, dat dit weder op even hoog peil stond en dat de gedachte, dat het er voor de tweede en laatste maal, nu de Vorstelijke bezoekers niet meer in de Koninklijke tribune zaten, niet zoo erg op aankwam, van de spelers verre is gebloven. Het publiek heeft dit weten to waardee- rcn. Het applaus is niet van de lucht ge weest. Het is een goede maatregel geweest van het bestuur der 3-Octobor-Vereeniging, ora ♦or deze opvoering nog oenige duizenden van üit schoone spel te doen genieten en dc medewerkers en -werksters, van wie het eea groote inspanning vergde, verdienen een woord van dank er voor, dat zij zich daarvoor hebben willen geven. De herinnering aan deze uitvoering zal naast dio van ,,Aleonora", in 1910 door het Leidsch Studentencorps gegeven, in de her innering bewaard blijven, als iets heel moois. Na afloop van het spel vertrokken de Hoogmogende leden der Staten, de leden der verschillende Gezantschappen, begeleid door de gardemuziek en het eere-eskorts to paard, in optocht langs Plantsoen, Rijn straat, Hoogcwoerd en Breostraat naar de Stadszaal, om daar, zooals het heette, van uit de aanwezige loges hel hoofdnummer van dezen dag, den optocht, te kunnen aan schouwen. De wandeling van dezen kleurrijken stoet vulde de korte leegte, die er tusschen Openluchtspel en Optocht had kunnen out- •taan, op aangename wijze en stelde nog velen, die, om welke redenen dan ook, het ,,Spel van klank en kleur" niet hadden bij gewoond, in de gelegenheid, althans de schitterende gewaden uit dien tijd te kun nen bewonderen. Men ziet uit dit kleine onderdeel, hoe wMoverdacht het programma ia opgesteld en uitgewerkt. Koningin en Prins op den rijtoer. De Eerewacht van Pro Patria voor het Station. De Optocht. Op het Raamland aan de Fruinstraat was men op den vroegen voormiddag ook reeds in actie. In een groote tent waren daar do praalwagens en andere voertuigen, bene vens liet decoratie-werk en verdere benoo- digdheden voor den optocht ondergebracht. Er was natuurlijk al lang aan gewerkt, doch nu moest hier en daar nog de laatste hand er aan gelegd worden. Dr. Van Wijk, de historische adviseur, de lieer Van Ros- sum du Chattel, de organisator, de kunst schilder, de heer A. v. d. Velden, die het de- coraliewerk heeft vervaardigd, en nog ande ren waren er reeds den geheelen morgen bezig. Deze optocht bedoelde op allegorische wijze een beeld te geven van onze Vader- landsehe Geschiedenis, gedurende het tijd perk van 1572 en 1697, bekend als ..de Gouden Eeuw", die zich onderscheidde door buitengewone ongeëvenaarde welvaart en zeldzame krachtsontplooiing van de Repu bliek der Verecmgde Nederlanden. Wal, na het kiezen van het onderwerp, dat zoo juist paste in het kader van deze feestviering, er nog te doen viel om de meest sprekende momenten uit dit tijdperk op den voorgrond te brengen cn die weder op de meest trefende wijze uit te beelden, leert men eerst beseffen, als men eenigszins van nabij het werk der Regelingscommissie mocht gadeslaan. Het publiek ziet de pracht en praal voor zich heen trekken, bewondert hel geheel en de onderdooien, doch dringt riet door tot de zorg en de moeite, Iaat slaan de studie, die het moet gekost hebben, om het juist zoo en niet anders te doen, op dat het meeste effect zou worden verkre gen. En daarin is naar de getuigenis van kenners onzer Vaderlandsche Geschiede nis de Commissie uitnemend geslaagd. En zoo hebben wij Zaterdag voor ons oog zien voorbij trekken niet alleen een lange rij van kleurige tafereelen, maar ccn stuk Vaderlandsche historie, achtereenvolgens uilbeeldend: de grondleggers onzer Repu bliek, de opbouwers, de voltooiers. de hand havers en eindelijk, toen na 1672 dat alles meer dreigde te niet te gaan, toen de vijand niet meer Spanje, maar Frankrijk, lot in het hart des lands was doorgedrongen ook.... de Hersteller. Zoo vormde als het ware deze optocht één geheel met het Openlucht spel; want in den Vrede van Rijswijk zag .Willem III de Stadhouder-Koning, zijn ar beid bekroond. Dat men zulk oen groolsohen optocht heeft kunnen samenstellen, is in de eerste plaats te danken aan de talrijke medewer kende vereenigingen, zooals het Leidsch' Studentencorps, de Vereen, van Leidsche Induslrieclcn,, de Vereen, tot Bevordering der Bouwkunst, de gymn.-vereen. „Bruu-. bilde" en „D. 0. S", de Toon.-Vereen. „Lit- leris Sacrum" en „Nut en Vermaak", de Chr. radvindersverecn., de afd. Leiden van den Ned. Padvindersbond, de Chr. Jonge- lingsvereen „Dient den Heer" en de mu ziekgezelschappen T. en D., Wcrkmans .Wilskracht en de Poslharmonie. Wij hebben wel optochten gezien, waar bij huurlingen dienst deden en zeer slecht de personen, welke ze representeerden weergaven Dat voorkomt men door leden van vereenigingen van wie men mag ver wachten kan, dal zij zich in hun rol hebben ingeleefd. Er werkten in den langen stoet niet min der dan 800 personen mee. Voegt men daarbij de 200 paarden en 18 wagens, dan voelt men eerst recht wat een werk aan opstelling van zulk een optocht verbonden is, en men vindt daarin een gerecde veront- schuldigig voor de vertraging, die aan eiken optocht onafscheidelijk verbonden schijnt te zijn. T Is hier de plaats, om mode namens het publiek, dat van den optocht heeft genoten, dank te zeggen aan de militaire autoriteiten, die voor gelegenheden als deze paarden be schikbaar stellen. Reeds ver vóór den lijd schaarden langs den weg, die den stoet zou volgen en die in hel programma was aangegeven, zich de dichte drommen belangstellenden. Wie zich deze weelde kon veroorloven, huurde een plaats in de loges, voor verschillende hui zen geplaatst. Anderen zalen of stonden voor de geopende ramen, men zag zelfs kna pen en meisjes op de daken. door MARGARET PEDLER. Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT 46) Tien minuten later voelde zij zich wonderlijk opgefrischt. Éen lichte hoofdpijn was hei eer.;ge, dat haar aan het ongeval herinnerde, „Waar zijn we?' vroeg zij met belang stelling. „Hoe lang heb ik wel geslapen?" „Voel je je beter?" vroeg Garth, gerust gesteld door haar opgewekte slem. „Ileelemaal weer, goed, dank je. Maar zeg eens, waar zijn we nu eigenlijk?" „Bijna aan hei eind van onzen tocht denk ik," ahtwcordde hij, plotseling remmend. Daar staat een auto links op zij van den weg, zie je? Dat zullen ze wel zijn, denk ik; zij hebben niet verder gekund door ge brek aan benzine, dank zij Jim Brady." Sara tuurde in de verte en in het breede lichtschijnsel van de lantarens kon zij voor hen uil een groolen auto onderscheiden, die aan den kant van den weg stond; de kop- lichten waren gedoofd, de zijlichten wierpen een waarschuwend schijnsel op het groote gevaarte. Garth liet den auto stilhouden vlak naast den anderen Toen ontsnapte hem een ge smoorde vloek en tegelijkertijd slaakte Sara een kreet van teleurstelling. De auto was leegl Garth sprong er uit en belichtte het on beheerde voertuig. „Ja", zei hij, „dat is de auto van Kent, daar is geen twijfel aan-" Sara's moed zonk haar in de schoenen. „Wat kan er van hen geworden zijn?" riep zij uit. Zij keek om zich heen alsof zij half en half verwachtte, dat Kent en Molly zich ergens op zij van den weg hadden ver borgen. Onderlusschen had Garth een blik in het reservoir geworpen en had de benzinebussen die achter in den verlaten auto stonden on derzocht. „Droog geloopenl" zeide hij, naar zijn eigen auto lerugkeerend. „Dat is het na tuurlijk." „Wat kunnen we nu doen?" vroeg Sara moedeloos. Hij lachte even. „Wat een.moed!" spotte hij. „Wat we nu kunnen doen? Wel, onszelf afvragen wat Kent gedaan heeft, toen hij zag, dat hij goed en wel vast zat?" „Ik kan me niet indenken, wat hij met mogelijkheid kon doen, hier midden in de wildernis", antwoordde zij weifelend. „Ja, maar we zijn hier niet midden in de wildernis! We zijn een paar mijl van een marktplaatsje af, waar een aardig herbergje is, waar je benzine kunt krijgen. Kent en Molly zijn daar natuurlijk te voet heen ge sukkeld en hebben daar den waard uit zijn bed getrommeld. Ze zullen wel een wagentje huren en terugrijden met nieuwen voorraad benzine. Bij Jupiler!" zei hij met een grim- migen lach, „wat zal Kent gevloekt hebben, toen hij ontdekte welke poets Brady hem ge bakken had!" Tien minuten later Hepen Garth en Cara, den auto buiten latend, de herberg in, waar van hij had gesproken. De deur stond open en er brandde iicht in de gelachkamer. Blijkbaar was er juist een gast aangekomen. Garth wiero even een blik in de kam^r toen ging hij achteruit en wenkte Sara, dat zij binnen zou gaan. „Zij is daar", zei hij kalm. Vlug stapte Sara naar binnen en stond toen even stil; een oneindig medelijden cn een groote leederheid vervulden haar, een bijna moederlijke bezorgdheid. Molly zat ineengedoken in een stoel, haar gezichtje was half verborgen tegen hau arm, uit iedere lijn van haar tenger figuurtje sprak moeheid. Zij had haar hoed afgezet en ergens op tafel gegooid en nu was zij van pure moeheid en opwinding in een kor ten, onrusligen slaap gevallen. „Mollyl" Bij den klank van Sara's stem werd zij wakker en staarde haar met groote, ver schrikte oogen aan. Snel liep Sara naar haar toe. „Molly, lieveling", zei ze, „ik ben geko men om je weer naar huis te brengen." Bij die woorden vlcog Molly overeind, oogenblikkelijk geheel wakker. „Jij? Hoe kom je hier?" stamelde zij. Toen drong de werkelijkheid tot haar door en zij vervolgde: „Maar ik ga niet mee met je terug. Wij hebben alleen maar gestopt, om benzine te halen. Lester is ergens bui ten bezig er voor te zorgen. We rijden naar den auto terug." „Ja, dat weet ik. Maar je gaat verder niet met Kent mee," Sara sprak op vriende- lijk-zachlen toon „je gaat met ons mee naar huis." Molly vloog op in hartstochtelijk verzet, sprak in gloeiende woorden over liefde en huwelijk en haar eigen leven uitleven, al de mooie, romantische nonsens, die zoo gemak- knel ijk door de jeugd wordt verkondigd, de lokkende rozige eoudem glans van den zons opgang, en van een luchtspiegeling, die het eenige is, dat de ongeoefende oogen van de jeugd kunnen zien. Sara werd wanhopig. De lijd stond niet stil, ieder oogenblik kon Kent terugkomen. Garth wenkte haar van af de deur. „Je moet het haar vertellen," zei hij kort. „Wanneer Kent terugkomt, voordat wij weg zijn, krijgen we een scène. Neem haar da delijk mee." Sara knikte. Toen ging zij weer naar Molly toe. „Kindje," zei ze met zacht medelijden. „Je kunt nooit met Lester Kent trouwen, omdat hij al een vrouw heeft." „Dat geloof ik niet!" zei Molly onmid dellijk. Maar zij geloofde het niettemin toch. Nie mand die Sara kende, kon haar op dat oogenblik in de oogen gekeken hebben en niet hebben getwijfeld of zij had gezegd wat zij niet alleen geloofde, maar zeker wist, dat de afschuwelijke waarheid was. Plotseling stond Molly met moeite op. Toen Garth en Sara haar tusschen hen in haastig naar den auto brachten, had zij niets meer van een statig jonge godin. Zij was niet meer dan een kind, een moe, ver schrikt kind, wier oogen plotseling het drijf zand zagen, waarop zij haar voelen had ge zet, en als kind klemde zij zich instinctma tig vast aan de lieve bekende menschen van thuis, die gekomen waren om haar te beschermen, nu haar heele wereld plotse ling anders en vreemd en verschrikkelijk geworden was Verder, steeds verder door de duisternis suisde de groote auto; Garth boog zich over het stuur, terwijl op de achterbank Molly zat weggedoken in Sara's arm. Een Daar vragen hadden de heele dwaze geschiedenis van Lester Kcnls dolheden voor den dag gebracht; de heele wijze, waarop hij de arme, arglooze Molly in zijn nellen had gevangen, eerst door haar geld te leenen, daarna, toen hij bemerkte, dat het leenen haar onaangenaam was, door haar schilderstukken te koopen, en haar te omringen met oen sfeer van vleierij, die haar voor het oogenblik blind had gemaakt voor de waarde van zijn kunstoordeel en de oprechtheid van zijn wensch die stukken te koopen. Eén keer werd het hoofdje, dat legen Sara's schouder rustte, opgeheven cn een droevige, ongcloovige slem vroeg heel zachtjes: „Weel je zeker, dal hij getrouwd is, Sara, heel zeker?" „Ileel zeker, Molly," was hel antwoord. En later, toen zij dicht bij huis kwamen, openbaarde Molly's duurgekochte levens filosofie zich in de korte mededecling: „Het is heel gemakkelijk je zelf voor den gek te laten houden." „Waarschijnlijk is mijnheer Kent daar nu ook wel achter gekomen," antwoordde Sara met bitteren humor. Een flauw, onwillekeurig lachje ten ant woord deod vermoeden, dat Molly ten slotte wel een minder wanhopigen kijk zou krij gen op de gebeurtenissen van dien nacht. Het was tusschen twee en drie uur in den morgen, dat de reizigers eindelijk met slijve beenen uit den auto slapten voor hel hek van Sunnsyde, en het stcenen paadje naar de voordeur opliepen. Deze werd geruisch- loos bij hun nadering geopend en Jane, die blijkbaar op den uitkijk naar hen had ge-» staan, verscheen op den drempel. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9