No. 19795 LEIOSCH DAGBLAD, Vrijdag 19 September Tweede Blad. Anno 1924.
Het Gouden Jubileum der
Arb eidersb e sclieraiing.
1874 19 SEPTEMBER 1924.
Dikwijls hoort men dezo eeuw ,,de eeuw
van het Kind" noemen, op grond van de
belangstelling, waarin alles wat „des
Kinds" is, zich mag verheugen, maar met
weinig minder recht zou men kunnen spre
ken vam „de eeuw van den arbeider" van
wege de bescherming, die hij geniet, als
hij werkt en de rechten op schadeloosstel
ling, die hem zijn toegekend, indien hij
niet tot arbeiden in staat is. Een niet-ar-
boider vraagt zich dan ook wel eens af, of
jdo Overheid in haar zorgen niet wat ver
gegaan is en in sommige opzichten meer
gereglementeerd heeft dan strikt noodig is.
Tusschen alles willen regelen en niets ver-
bieden, is een groote afstand, en het kan de
moeite loonea, nu de arbeidersbeseherming
haar gouden jubileum viert, eens na te
gaan, wat er op dit gebied in die halve
eeuw gedaan is.
Toen op 19 September 1874 de Wet-Van
Houten tot beperking van den arboid door
kinderen in werking trad, begon de Over
heid met het zetten van con eersten stap
op een onontgonnen terrein. Tot dien was
jpi niets verboden geweest en in het bijzon
der de kinderen werden op de meest schan
delijke wijze uitgebuit. Toch kan niet bc-
iweerd worden, dat niet voldoende bekend
[was, welke toestanden er beerschten: bij
fclrculaire van 6 Juli 1811 was aan de gou
verneurs der verschillende provinciën reeds
opgedragen een onderzoek in te stellen
haar den arbeid door jonge kinderen in fa
brieken en werkplaatsen. De beantwoording
der gestelde vragen gaf de Regeering ech
ter geen aanleiding tot ingrijpen. Men zou
daaruit kunnen opmaken, dat het zoo erg
&iet gesteld was, maar een artikel in de
^Economist" van 1855 leert toch wel an
ders. Het was van de hand van het hoofd
'eencr schoql te M(oordrecht) en voerde tot
titel: „Slavernij in Nederland". Er blijkt
Uit, dat in de vele touwslagerijen in Moor
drecht kinderen, sommige van nog geen 5
jaar oud, gebruikt werden om den gchcelen
dag het wiel te draaien, waaraan Michiel
Shdriaanszoon de Ruyter in zijn tijd reeds
«oozeer het land had. Dia kinderen begon-
hen hun werkdag om 5 uur 's morgens in
den zomer en 's winters om 6 uur en maak
ten arbeidsdagen van 11 en 15 uurl De
schrijver eindigt zijn hartstochtelijk gesteld
artikel met aan te dringen op wettelijk
yerbod van kinderarbeid, gepaard aan leer
plicht en kenmerkend voor de mentaliteit
Van die dagen is, dat de redactie van de
Economist" in een naschrift wel wijst t»p
<de noodzakelijkheid bet onderwijs te ver
beteren en aanlokkelijker te maken, maar
yan een wet op den kinderarbeid niet rept 1
In 1860 werden alweer de Commissaris
sen des Konings verzocht een onderzoek in
te stellen, maar de groote stoot tot verbete
ring ging uit van den bekenden schrijver
J, J. Cremer, die op 7 Maart 1863 een le-
m |ing hield in Diligentia in Den Haag ovor
I v,fabriekskinderen." De lezing maakte zoo'n
- opgang, dat tien dagen later een adres aan
dm Koning verscheen, afkomstig van 32
Leidsche fabrikanten en waarin zij aandrou-
gen op wettelijk© regeling van de uren van
arbeid en van rust voor de kinderen in hun
fabrieken. Zelf waren zij doordrongen \«n
'do noodzakelijkheid ecner dwingende rego-
^g, doch zonder overheidshulp waren zij
Alet bij maohte, als gevolg van onderlinge
Concurrentie, de hervormingen tot stand to
brengen. Thans moest het een Staatscom
missie worden, die do zaak in studio had to
fcemen en van 1863 tot 1869 had zij noodig
voor haar onderzoek en het uitbrengen van
haar verslag. Do teleurstellende conclusie,
waartoe zij kwam, was, dat geen verbod
ran kinderarbeid noodig was, indien er leer
plicht kon worden ingevoerd. Als gevo.g
van dit slap-gestelde rapport, dat zich in
cijfers verloor, ontbrak het de Regeermg
aan lust dc zaak tor hand te nemen en Mi-
bister Thorbecke gaf duidelijk te kennen,
'dat hij kalm zou afwachten tot één der Ka
merleden het initiatief zou nemen. Het waB
mr. Van Houten, die tot het indienen van
een wetsontwerp besloot, waarbij hij et
verbod tot kinderarbeid koppelde aan leer
plicht, om in de door de Staatscommissie
Aangegeven richting te blijven. Op 29 April
1874 vingen de beraadslagingen aan over
fcijn wetsontwerp, dat tijdens do behande
ling, merkwaardigerwijze, zoodanig geamen-
dcord werd, dat de leerplicht er geheel uit
Weg viel en alleen een verbod tot 9ocn ar
beiden van kinderen benedea 12 jaar over
bleef. De nieuwe wet bevatte slechts 5 ar
tikelen en verbood allen arbeid door kinde
ren beneden 12 jaar, met uitzondering van
arbeid voor huiselijke of persoonlijke
diensten.
Hot was dus een wet in zakformaat, die
feft jaar geleden op 19 September in werking
trad en. als men de tegenwoordige wet
ziet van 101 artikelen, lijkt zoo'n wet benij
denswaardig, maar, helaas, er ontbrak ie
veel aan de regeling, dan dat zij veel nuc
kon stichten. De uitvoering der wet door
de Comcentcbcsturen liet in de meeste ge-
rallen veel, zoo niet alles, te wenschen
over Bovendien, hoewel alle arbeid van
kinderen (behoudens dan die voor huiselijk©
en persoonlijke diensten) verboden was,
leefde men vrij algemeen in de veronderstel
ling, dat alleen fabrieksarbeid niet geoor
loofd .vas. De uitspraken van de rechterlijke
macht werkten deze meening in de hand,
umdat het begrip: persoonlijke cn huise
lijke diensten, door de rechters veel verder
werd uitgebreid, dan de wetgever bedoeld
ha.I. Spoedig bleek dan ook, dat zij, die bij
do aanneming van de wet-Van Houten ge
juicht hadden khad de Nederlandsche Werk
mansbond to barer eere de vlag niet uitge-
I stokenin het minst niet bevredigd kon-
I 3ey worden door deze wet. En desondanks
I Vs hij tot 1390 dienst blijven doen.
V/el zijn er herhaaldelijk pogingen gedaan
ci-A tot een nieuwe regeling te komenin
iSSi diende minister Modderman eon ont
werp in, waarbij alle kinderarbeid verbo
den zou zijn, ook de veldarbeid en in 1S8Ö
probeerde minister du Tour van Bellinchave
het opnieuw met een mindor streng ont-1
werp, maar het moest duren tot de parle
mentaire enquête van 1386, eer men warm
liep. Vreesolijke toestanden kwamen toen
aan het licht; niet alleen wat den arbeid
door kindoren betrof, maar ook wat dien
door volwassen mannen cn vrouwen aan
ging. Zoo bleek het, dat er in glasblazerijen
stokers waren, die van 1 Januari tot 31
Deoember geen enkelen dag, ook geen Zon-
aag, vrij haddendat jongens van 12 en 13
jaar geregeld om de week 6 nachten twaalf
uur lang werkten in nachtdienst, om de an
dere week overdag in de fabriek te zijn
dat de ovena leeg gehaald werden bij een
zóó hooge temperatuur, dat de arbeiders
geheel ontkleed er in gingen en het niet
langer dan 10 minuten konden uithouden,
waarna zo uitgeput op een bank neervielen
om even lang te rusten, eer de beurt weet
aan hen kwam!
Thans begreep de Wetgever, dat inge
grepen moest worden en zoo kwam in 1890
de wet in werking, houdende bopalftïgen
tot het tegengaan van overmatigen en ge
vaarlijken arbeid door jeugdige porsoncn
en vrouwen.
Een groote fout, waarop Van Houten
reeds gewezen was, werd nu in orde ge«
bracht: het toezicht op de naleving van
de Wet werd opgedragen aan de ambtena
ren der Arbeidsinspectie, zij het ook, dat
er aanvankelijk slechts 3 inspecteurs wa
ren. In deze wet werd het arbeidaverbotf
van kinderen beneden 12 jaar gehandhaafd,
vrouwen en jongens onder de 10 jaar wer
den beschermd in dier voege, dat nachtar
beid voor hen vorboden was en zij overdag
niet langer dan U uur mochten werken
met tusschen 11 en 3 uur een uur schafttijd.
Arbeid op Zondag was hun niet toegestaan
en een vrouw mocht bovendien niet werken
binnen 4 weken na haar bevalling.
Ten opzichte van de Wet van Houtea
was het ee<n aohteruitgang, dat thans niet
alleen veldarbeid, maar allo landbouwwerk-
zaarnheden buiten de Wet vielen, maar het
zij erkend, dat voor den landbouw de Wet
van Houten toch altijd een doodo letter ge
weest was.
Do Arbeidswet 1889 (ze werd 1 Januari
1590 ingevoerd) mag met eere genoemd wor«
den, ook bij vergelijking met do ovorceu-
komstige wetgeving in andere Europeesche
staten en de eerste jaren bleken dan ook
slechts weinig beteokenende wijzigingen
noodig. Zoo kwam er einde 1896 een wijzi
ging tot stand, die eenigen arbeid van
vrouwen in boter- en kaasfabrieken op Zon
dag mogelijk maakte, en volgde in 1902 het
Speetwctje, waardoor, onder bepaalde
voorwaarden, vrouwen !a nachts baring
mochten speten. Een wijziging in 1906 hield
verband met een uitspraak van den Hoogen
Raad.
Maar mocht do Wet n 1390 ,,up to dato"
geweest zijn, de tijden gingen hun gang
en na de Berner Conventie van 1906 moes
ten er veranderingen komen, die in do Wet-
Talma van 1911 belichaamd werden.
Do leeftijd van kinderen werd van 12 op
13 jaar gebracht en de werktijd van be
schermde personen van 11 tot 10 uur terug
gebracht (behoudens een uitzondering van
10uur per dag en 53 uur per week). Het
praktisch gevolg was, dat in vele bedrijven
nu ook de mannen een 10 uren werkdag
kregen.
Verder werden de overtredingen juister
omschreven, kregen de Arbeidsinspecties
meer bevoegdheden en was de contróle be
ter geregeld, terwijl nog een aantal *idcre
voordeelen verkregen werden, die minder
spreken, maar toch ongetwijfeld van groot
nut waren.
Een bijzondere regeling voor den arbeid
van volwassen mannen was in deze wet nog
niet gegeven, ze bestond echter wel voot
eenige speciale groepen van arbeiders.
Zoo waren in 1905 bijzondere bepalingen
in het leven geroepen voor den Caisson ar.
beid, waarbij itb arbeider* in oon klok onder
water werken, die, door verhoogiing van
den luchtdruk er in, tot een groote diepte
kan zakken, zonder dat het water er run
nen dringt, maar waarbij juist die verhoog
de luchtdruk bijzondere ziekteverschijnselen
ia het leven bleek te roepen.
In 1906 was de arbeid der mijnwerkera
geregeld cn bepaald, dat vrouwen nochi
ondergronds, noch bovengronds mochten
werken dat jongens onder de 10 jaar niet
in de mijn mochten worden toegelaten en
volwassen arbeiders hoogstens 8 uur moch
ten werken met een ondergrondsch verblijf
vau hoogstens 8.\ uur. Moest onder moeilijke
omstandigheden gewerkt worden, dan was
de werkduur tot 6 uur beperkt, Het Staats
toezicht op de Mijnen zorgt voor de nale
ving dezer bepalingen, alsmede voor Je
veiligheid in het geheele bedrijf. In 1920
zijn do bepalingen van het Mijnreglement
nog weer verscherpt.
In 1911 werden bepalingen gemaakt op
den Stccnliouwcrsarbeid, waarbij het voor
naamste wel dit is, naast do beperking vau
den arbeid door jeugdige psrsouen, dit
geen steenhouwer langer dan 3 uur onafge
broken mag werken.
Tenslotte dient nog genoemd de Stuwa
doorswet van 1911, het laden en lossen vao
zeeschepen betreffende, en waarbij de werk-
fcijJ der havenarbeiders, die vaak langer
dan 24 uur achtereen duurde, werd be
perkt en geregeld.
De wensch een 10 uren arbeidsdag voor
geschreven te zien, was vooral levendig bij
de S. D. A. P. en in 1911 had het Kamer
lid Schaper recd3 een wetsontwerp inge
diend, waarbij dio arbeidsduur voor allo
arbeiders was voorgeschreven, terwijl de 3-
uren arbeidsdag in uitzicht werd gesteld.
Jarenlang heeft do Kamer dit wetsontwerp
lr.^en liggen tot de bekende Novcmber-du-
gen 1918 een forschen stoot gaven tot de
bereiking van het begeerde doel.
Do Regeering haastte zich een nieuw©
herziening van de Arbeidswet in uitzicht
H. M. de Koningin begeeft zich met de gouden koets naar de opening
der Staten-Generaal.
Foto De Residentiebode.
H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins met burgemeester Patijn bij de
onthulling van het ruiterstandbeeld.
Foto De Residentiebode.
Het pas onthulde ruiterstandbeeld van Koning Willem II op het
Buitenhof in Den Haag.
Folo De Residentiebode.