DE PERS OVER
DE TROONREDE.
Abdijsiroop
Nacfat-Jtoest
die afschuwelijke kwelling
verdwijnt snel en zeker met
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
INGEZONDEN
Dc „N. R. Ci." (hb.) merkt op, dat de
rede, waarmede d© KoniDgin gisteren de
zitting der Staten-Generaal beeft geopend,
zoo nuchter en bezadigd is gehouden, a!s
maar denkbaar is.
Het sobere stuk zegt het blad geelt
ons geen aanleiding tot critiek. Het is iets
blijmoediger dan wij in de laatste jaren ge
woon waren. De regeering zag eenige ople
ving niet alleen in handel en nijverheid,
doch ook in den landbouw. Voor sommigen
aal dit laatste een eenigszins verrassende
mcdedeeling zijn. Heeft dan ook onze land
bouw of is misschien tuinbouw bedoeld 1
stil gelegen 1 Of wilde de regeeriDg
sleobts 2eggcn, dat de regenzomer toch per
slot van rekening geen kwaad heeft ge
daan
Ton slotte wordt bet-oogd, dat het zonder
ling blijft, tegelijkertijd dat maatregelen
tot breideling van de weeldeverteringcn
worden aangekondigd, een verhooging van
het tarief van invoerrechten door te zetten,
welke onvermijdelijk het ook eenvoudige
leven duurder moet maken.
..Logica schijnt ons niet dat, waarin de
tegenwoordige regccring het verste gevor
derd is.'2
De Hoefijzer-correspondent vod het ,,Alg.
Hbld." (lib.) schrijft o a.:
,,In één opzicht stelt deze Troonrede to.
leur. Die van verleden jaar bevatte een
zeer belangrijke uiting de belangrijkste
van alle, dacht ons toen over de drin
gende noodzakelijkheid voor de geheele
mensehheid om de internationale vraag
stukken tot oplossing te brengen. Nu had
men toch mogen verwachten, dat de Troon
rede van 1924, uitgesproken kort na de con
ferentie van Londen, met eenige woorden
had gezinspeeld op de toch onmiskenbare,
zij het dan ook nog maar aanvankelijke
verheldering van den toestand, die ook op
dit punt het belangrijkste in verge
lijking met verleden jaar ie waar te nemen.
Doch hieromtrent wordt geheel gezwegen.
Verzuim?
Of overmatige voorzichtigheid 1
,,Het Vaderland" (lib.) ziet in de troon
rede een abdictie na de verkiezing van
1923:
Thans wordt in de Troonrede geen toon
beluisterd, die reden geeit te veronderstel
len, dat dit ministerie zooals het daar zit,
op aanblijven hoopt na Juni 1925, of zulks
wonsoht. Do Troonrede is kort en sober, en
spreekt meem van wat nog afgedaan moet
worden vóór de verkiezingen van 1923 dan
dat ze den blik verder reikt. Zij is eigenlijk
een abdioatie. Wat natuurlijk zijn verkla
ring Jd het feit vindt, dat men aan de Rech
terzijde er we) van overtuigd is, dat ook al
blijft aan haar de meerderheid, andere sa
menstelling van het ministerie noodig zal
wezen Wat natuurlijk niet uitsluit, dat. en.
hele ministers zullen kunnen aanblijven.
De behandeling van de wijziging van de
tariefwet en van een nieuwe vlootwet vóór
de verkiezing achte het blad geen oirbare
politieke zede.
De aankondiging tot heffing eener belas
ting op weeldeverteringen beeft iets wat
het oor streelt. Natuurlijk zal de juiste be-
oordeeling daarvan ecrot kunnen komen,
als het ontwerp vóór ons ligt. Het begrip
weelde is zoo uiterst vaag, omdat het voor
zoo velerlei definitie vatbaar is. Toch wil
ton wij nu reeds zeggen, dat waar de di
recte belastingen niet allcon reeds lang bun
uiterste grens hebben bereikt, maar die
reeds verre hebben overschreden, al te veel
getheoretiseer over een belasting op weelde
verteringen niet van ons zal komen. Zoo
als de directe belastingen thans zijn vor
men zo een schrikbeeld voor idler, die zich
hier wil vestigen.
Ook wat de verplichte ziekte- en ongeval
lenverzekering betreft, kunnen wij niet ad
ders dan afwachten. Moge speciaal wat do
eerste verzekering betreft, voortgebouwd
worden op het vele goede, dat in deze uit
ons volk zelf is opgekomen. En moge do
Regeering zich er van doordringen, dat
urbeider van 1924 niet meer die is van 10OÖ,
dat sinds dien de vakorganisatie hem heel
wat sterker heeft gemaakt e-n dat de Staat
dus in zake van de bescherming van den
arbeider als de economisch zwakkere, zie»
niet nicer in stijgende lijn behoeft te be
wegen, rnaar de lijn kan gaan uitstippelen,
waarbij behoedzaam terugtrekken mogelijk
wordt.
Tot besluit:
Rcsumccrende, kunnen wij deze Troon1
ifcdo weinig meer noemen dan een tamelijk
onbelangrijk stuk Er staat zoo goed als
niets in wat frappeert, maar het geeft
slechts wat ieder, die op de noogle van
zaken is, kon verwachten. Den hoogsten lof,
dien wij de Troonrede kunnen geven, is dat
zij niet aanmatigend is. Want men zal goed
doen niet te vergeten, dat het dreigement
in zake de Tariefwet en de aankondiging
van een tweede Vlootwet het gevolg zijn
van compromis tu6achen de drie Recht soke
partijen Dat op deze geen krachtig Re-
geeringsgebouw kan worden opgetrokken,
daarvan is deze Troonrede afdoend bewijs.
De „Nieuwe Crt" (lib.):
Door de Troonrede 1924 klinkt zachtkcns
een bescheiden optimisme. De economiseoe
crisis heelt haar diepste punt bereikt;
eenige opleving is te bespeuren's lands
financieelo toestand is verbeterd uitgaven
en inkomsten zullen voor het dienstjaar
1925 in evenwicht rijn, indien
Dit „indien" is het groote, belangrijke
woord der rede. Met „indiens" en „wan-
neers" is elke begrooting sluitend te ma
ken, iedere toestand te vereffenen, maar
dan moeten de voorwaarden vervuld wor
den, die door deze „indiens" en „wanneer#"
worden aangegeven.
En hef .indien" ten opzichte van de slui
ting van ons budget voor 1925 ia zoo be
langrijk, dat we ons afvragen of het voor
uitzicht, door de Troonrede „gewettigd"
genoemd, inderdaad gewettigd is.
Dat de toestanden, waarop de Regee
ring geen invloed kan oefenen, beter wor-
deD, kan natuurlijk niet anders dan een
ieder verheugen. Docli het voornaamste
voor het Nederlandsche volk in dit staats
stuk is: te lezen, hoe het met het even
wicht onzer financiën zal staan. Daarop kan
de Regeering wèl invloed oefenen. En juist
de alinea, die daarover spreekt, bevat het
moeilijke „indien", waaraan beantwoord
zal moeten worden, wü niet de balans voor
1925 er geheel anders uitzien dan de Regee
ring nu veronderstelt.
Want de thans bij de Staten Generaal
„nog aanhangige maatregelen van finan-
cieelen aard" bevatten o.m. het ontwerp
tot verhooging der invoerrechten de ver
kapte protectionistische politiek dezer
reehteohe Regeering en het is bekend,
dat in de kringen, welke het best over het
noodlottige dezer maatregelen kjuimen oor-
deelen, een felle oppositie tegen die „aan
hangige maatregelen" bestaat. En al heeft
de Regeering een sterke meerderheid achter
zich, de oppositie zetelt niet alleen bij do
tegenstanders. Het „indien" is dus bog
gten vervulde voorwaarde.
Wat de voorgenomen belasting op weel Je
an'kelen aangaat, vTaagt het blad, of er
eigenlijk nog een weelde artikel onbelast
is. Ook in andere opzichten lijkt het opti
misme overdreven.
Yoor zoover de algemeenc toestanden er
op vooruit gaan, deelt Nederland natuur
lijk daarin en zullen de gevolgen niet uit
blijven. Doch waar de Regeering voor den
dag komt met haar voornemens zijn het:
nieuwe belastingen vele, verlaagde belas
tingen weinige en bezuinigingengene.
Vandaar dat we de Troonrede 1924 niet
met opgewektheid lezen. Zij voorspelt ons,
zoo het „indien" der Regeering wordt ver
vuld, een gevaarlijken nieuwen stap in de
richting van protectie en, wordt het niet
vervuld, een niet te vermijden tekort van
beteckenis voor bet dienstjaar 1926.
De „Standaard" (a.-r.) heeft over het al
gemeen veel gevonden wat bevredigt, maar
ook eenige reden tot teleurstelling:
Wij hadden toch de aankondiging ver
wacht van een voorstel tol afschaffing van
den stemplicht Hel schijnt ons onhoudbaar
toe een wel te zien handhaven, welker over
treding, door duizenden, door de vingers
wordt gezien. En om het beginsel, dat wij
tegenstaan, èn om het in werkelijkheid
krachteloos maken van de wet, behoorde
een eind aan de stemplicht te worden ge
maakt. Nu de Troonrede er van zwijgt, vree
zen wij wel, ofschoon er misschien nog re
den lot eenige hoop is, dat er van een voor
stel der regeering in het komende jaar geen
sprake zal kunnen zijn.
En dat bejammeren wij.
Eenigsszins anders slaat het met een an
dere leemte, waarop wij moeten wijzen.
Het zou ons aangenaam zijn geweest als
de Troonrede had gesproken van een voor
stel tol goleidcJijkf afschaffing van de
Staatsloterij.
Wij meonen echter in herinnering te mo
gen brengen, dat de mimisier van financiën
een en andermaal heeft kenbaar gemaakt,
dat van hem oen zoodanig voorstel te ver
wachten was En dit sterkt ons in de hoop,
dat hel wegblijven der aankondiging in de
Troonrede niet beteekent dat hetgeen reeds
werd toegezegd, zal uitblijven.
Op een kleine leemte moesten wij dus
wijzen.
Maar overigens mag geconstateerd, dat
met handhaving van de goede samenwer
king van regeering en Volksvertegenwoor
diging een arbeid kan worden voltooid, die
land en volk beeft behoed voor zware ramp
en de hoop mag geven op het herstel van de
volkswelvaart. Alle donkere wolkem ver
dwenen niet, maar dat deze Troonrede mag
gewaden van herleving, dat de zorgen moch
ten worden getemperd en tusschen het don
ker het licht weer mag schijnen, roept ons
bovenal tot dank aan God, Wiens zegen,
naar den goeden regel, ook thans weer over
den nog te verlichten arbeid wordt afge
smeekt.
Voor de „De Nederlander(c.h.) is de
rede in blijden toonaard gestemd:
Zeker, met onverzwakten ijver moet naar
verdere bezuiniging worden gestreefd; er zal
zelfs nog een nieuwe belasting, en wel op
weelde-verteringen werden ontworpen
maar daar zal vermindering van sommige
te zeer drukkende directe belastingen tegen
over staan. En, om toch vooral in oplimis-
Lisch'on toon be besluiten, stelt de laatste,
verklaring der Troonrede vast, dat „de gang
van zaken in Curacao in menig opzicht tot
voldoening 9temt." De Troonrede-1924 is een
woord van blijdschap.
Voor dit laatste zattingjaar der driejarige
wetgevende periode worden, behalve de
weelde belasting, nog een drietal wetsont
werpen aangekondigd, die zeer belangrijke
volksbelangen raken: de verdediging van
Nederlandsch-Indië (Vlootwet); betere rege
ling van de belasting in de koloniën, tot
aanmoediging en bevordering van den on
dernemingsgeest, onmisbaar voor (te ont
wikkeling van dit Nederiandsch gebied; en
ten slotte, een nieuwe regeling van de ziek-
1 te-verzekering en de ongevallen-verzeke
ring. De aankondiging van dezen laatslen
maatregel hadden wij, voor veel liefs, in
deze Troonrede gemist. In de Troonrede van
1918 werd gezegd: „Aan de in 1913 tot
stand gekomen verzekeringswetten zal zon
der vertraging uitvoering worden gegeven."
De openingsrede van 1922 verklaarde: „On
derscheidene voorstellen ter vereenvoudi
ging van de verzekeringswetgeving zullen
U bereiken." En heden, September 1924, is
bij den Hoogen Raad van Arbeid aanhangig
het voorontwerp eener regeling, die de on
gevallenverzekering dreigt te schaden, die
omtrent de ziekteverzekering de wet van
1913 totaal verloochent, en die, in plaats
van vereenvoudiging, zou leiden tot dubbele
administratie en onzekerheid der verzeke
ring. Laat ons hopen, dat het aangekondigd
ontwerp de Staten Generaal nimmer be
reikt.
Behoudens deze enkele zinsnede, zal de
heden uilgesproken troonrede niet nalaten,
bij de bevolking eene stemming van gerust
heid en voldoening 1e wekken. Het herstel
van het financieel evenwicht, in buitenge
woon snel tempo, eischle in menig opzicht
pijnlijke maatregelen en moest slachtoffers
maken. De toon der Troonrede verlevendigt
de hoop, dat aan helleen wat al te pijnlijk
dreigt, nog iets zal kunnen worden veizacht.
„De Tijd" (R.-K.) meent, dal de Troon
rede omtrent de plaDnen der regeering niet
den minsten twijfel laai beslaan en consta
teert, dat 'al wat aangekondigd wordt zake
lijke onderwerpen zijn, die, mits de goede
wil aanwezig is, in een nationale sfeer zon
der partijstrijd kunnc-n worden opgelost.
Het blad vraagt of die goede wil ook bij
de oppositie aanwezig is en is geneigd deze
vraag ontkennend te beantwoorden.
De politieke beschouwingen aldus
lezen we staan steeds in hot teeken van
den stembusstrijd; men ziet de nieuwe par
lementaire periode als „de laatste ronde",
waarin hei eenheidsgront der linkerzijde
den aanval tegen de Tariefwet en andere
regeeringsmaatregelen inzet, om aan het
eind, in Juni 1925, mol vereenigde krachten
de rechlsehe coalitie knock-out te slaan.
Van nationaal standpunt kan men dien
strijd betreuren, maar ontwijken kan de
rechterzijde hem niet. Wal de rechtsche
partijen in de komende dagen naast Gods
zegen over haar work noodig hebben is:
politieke moed.
„De Maasbode" (r.-k.) schpijft o.m. het
volgende:
„Men spreekt wel eens van de ambte
naarssalarissen, die door de Regeering als
„sluitpost" zouden worden gebruikt. Met
meer recht mag men misschien zeggen, dat
de tariefsverhooging de sluitpost van het
budget zal worden.
Al mag meD niet overmoedig worden, al
moet men zeker dus nog de biltere pil van
het tarief slikken, hel lang -nagestreefde
evenwicht van het budget komt dan nu in
ziöhl. En indien in Juli 1925 de Regeering
den verkiezingsstrijd mag aanzien in het
besef, dal zij 's lands financiën wederom
heeft gezond gemaakt en dus de inflatie,
een volksramp heeft voorkomen, en dé op
leving van het economisch leven heeft mo
gelijk gemaakt, dan zal haar geweten in
rust zijn.
Ten aanzien van de vlootwet-plannen zegt
het blad:
„Eerst budgetair evenwicht, daD nieuwe
vloot-voorstellen. Dat evenwicht is in aan
tocht. Wij nemen het gaarne aan. Maar vei
liger is het te zoggen: eerst zien."
„Het Centrum" (r.-k.) zegt, dat de troon
rede ook ditmaal haar soberheid treft.
Wal cjie zinsneden over de belastingen be
treft, nieent het blad, dat de Regeering bij
deze pjannen blijkbaar geleid wordt door
het goede beginsel van belasting naar draag
kracht.
„Wat de nieuw aangekondigde Vlootwet
bel reft, daaromtrent zijn nadere bijzonder
heden af tie wachtenterwijl ten slotte er
op mag gewezen worden, dat de mededee-
ling omtrent de betrekkingen met het bui
tenland ?e,er warm is gesteld.
Alles, tezamen genomen een Troonrede,
die zonder overdrijving en effectbejag een
niet ontmoedigend beeld geeft van den hui-
digen stand van zaken en stemt tot vertrou
wen in de toekomst."
„Het Huisgezin" (r.-k.) vindt, dat het
merkwaardig mag heoten, welk een betrek
kelijk groote plaats het Nederlandsche ge
bied overzee in de korte Troonrede inneemt,
Is dit mede het gevolg van het feit, vraagt
het blad, dat wij tegenover Nederland bui
ten Europa anders staan dan weleer; dat
wij internationaal breeder hebben leeren
kijken en beseffen dat Oost- en West-lndië
er niet uitsluitend zijn voor onzen handel
en om er goede baantjes te krijgen?
„Hst (Ilaagsche) Volk" (S. D. A. P.) be
gint zijn beschouwingen met de opmerking,
dat de Troonrede geheel het stempel draagt
van de» minister van Financiën. Het maakt
volgens dit blad, den indruk, dat de minister
president zich in onverschilligheid of luste
loosheid geheel op den achtergrond heeft
laten dringen.
Worden de plannen van den minister van
Financiën verwezenlijkt aldus lezen we
verder dan gaat het onverbloemd voort
op den reeds ingeslagen weg'der zwartste
reactie. De herrijzi-nis der verworpen Vloot
wet aankondigende, merkt het blad op, dat
het ministerie voor de wenschen van de
Volksvertegenwoordiging al even weinig oor
en oog heeft als voor die yan de volks
massa.
„Zoo staat" a-ldus besluit het Volk
„deze Troonrede weJ in het teeken der meest
jammerlijke reactie.
Maar als zoodanig belcekent zij ook een
oproep tot het werkende volk om zich te
vermannen en te pogen met een sterke
krachtsinspanning aan deze reactie een
einde te maken.
Daartoe bestaat het voigende jaar bij de
verkiezingen de gelegenheid.
Colijn heeft ons allen nu duidelijk gezegd
waar het om gaat.
Moge hij als vroeger zijn voorganger Kuy-
per op den feilen weerzin dés volks togen
volksvijandige politiek zich de tanden stuk
bijten."
RECLAME.
6901
Aanvaarding voorzitterschap.
De VOORZITTER brengt in herinnering,
dat zooeven in dc Vereenigde Vergadering
der Staffn-Generaa! het Koninklijk Besluit
is voorgelezen, waarbij hij in zijn gewone
werkzaamheid van voorzitter bestendigd is
(arplaus). Sla mij toe zoo vervolgt hij
bij dé aanvaarding van dit voorzitterschap
enkele woorden tot U te spreken.
H. M. onze geëerbiedigde Koningin wilde
op de voordracht van Zijne Excellentie den
Minister van Bjnnenlandsche Zaken mij op
nieuw Haar vertrouwen schenken door mij
te benoemen tol voorzitter uwer vergade
ring. Mijn eerste woord is dan ook een woord
van greoten dank daarvoor. Verleden jaar
mocht ik den wensch uitspreken, dat deze
op anderen grondslag verkozen Kamer
vruchtbaar werkzaam zou kunnen zijn, en
met groote voldoening mag ik conslateeren,
dat zij inderdaad vruchtbaren arbeid heeft
verricht, en dit doet mij verwachten, dat
zulks ook dit jaar het geval zal zijn. Onze
arbeid neemt echter steeds toe. Daarom
dient de Kamer zoowel bij het schriftelijk
als het mondeling debat zich zooveel moge
lijk le beperken. Mocht de Kamer met deze
bescheiden opmerking willen rekening hou
den, dan zal dit ongetwijfeld aan haar
werkzaamheid ten goede komen. Met den
wensch, dat onze arbeid moge strekken in
het belang yan het volk en vaderland aan
vaard ik, in het vertrouwen, dat uw onmis
bare steun mij ook dit jaar niet zal ontbre
ken, mei opgewektheid de mij opgelegde
taak (toejuichingen).
Adres van antwoord.
De VOORZITTER stelt voor de Troonrede
met een adres van antwoord le beant
woorden.
De heer W1BAUT (S.-D.) vraagt stemming
over dit voorstel.
Het voorstel van den VOORZITTER wordt
daarop aangenomen met 34 tegen 11 stem
men (die der sociaal-democraten en van den
heer Weslerman (V.-D.).
Aideelingen.
De Kamer gaat over lot het trekken der
afdeelingen en begeeft zich daarop in de
afdeelingen ter benoeming van voorzitters
en onder-voorzitters en van leden der com
missie van redactie van hel adres van ant
woord op de Troonrede.
De vergadering wordt 20 min. geschorst.
Na de heropening van de vergadering
deelt de VOORZITTER mede, dat de afdee
lingen benoemd hebben: tot voorzitters! de
hoeren Janssen, de Waal Malefijt, de Vries,
Idenburg en Verheyen, lot ondervoorzitters
de heeren Diepenhorst, De Gijselaar, Rink,
De Yos van Sleenwijk en Van Lanschot en
dat benoemd zijn lol leden voor de commis
sie van redactie voor het adres van ant
woord de hoeren Haazevoet, Slotemaker de
Bruine, Blomjous, de Vos van Steenwijk en
Willert van Hoogland.
Commissie rooi de verzoekschriften.
De VOORZITTER benoemt tot leden van
de commissie voor de Verzoekschriften de
heeren Van Lanschot, De Vries, Croles,
Rink en Cramer.
Regeling van werkzaamheden.
De VOORZITTER deelt mede, dat de cen
trale sectie besloten heeft Donderdag a.s.
na alloop van de behandeling van het adres
van antwoord een vijftal ingekomen wets
ontwerpen in de afdeelingen 1e doen on
derzoeken.
De vergadering wordt verdaagd tot Woens
dagmiddag twee uur.
Aanbieding der Staatsbegrooting voor 1925.
De VOORZITTER geeft het woord aaD
den Minister van Financiën.
Dc Minister van Financiën, de heer 00-
LIJN, verklaart namens H. M. de Koningin,
aan de Kamer aaü te bieden de wetsont
werpen betreffende de Staatsbegrooting
yoor 1925, die, aJs naar gewoonte, verge
zeld zijD van een nota betreffende den toe
stand van 'e lands financiën.
De VOORZITTER dankt den Minister
namens de Kamer voor de gedane mede-
deeling en st-elt voor de begrootingsontwer-
pen te verzenden naar de te benoemen be
grotingscommissies.
Aldus wordt besloten.
Nominatie Voorzitterschap.
Aan de orde is het opmaken van de no
minatie voor het voorzitterschap. Tot stem-
opDerners worden benoemd de leden Van
Basso van JJsselt, Zijlstra, Van Rappard
en Van Braambeek.
Bij de tweede stemming worden uitge
bracht 76 stemmen, waarvan 1 ongeldig, 70
op den heer Kooien, 1 op den heer Nolena,
1 op den heer Van-Vuuren, 1 op den heer
Rutgers en 1 blanco, zoodat de heer Kooien
als eerste voorgedragene op de nominatie
wordt geplaatst
Bij de tweede stemming werden uitge
bracht 76 stemmen, waarvan .18 op den heer
De Montó VerLoren, 15 op den heer Scha
per, 8 op den heer Dresselhuys, 1 op den
heer Rutgers, l op den heer Scnokking, 1
op den heer Van Gijn, 1 blanco en 1 van
onwaarde, zcodat de heer De Monté Ver
Loren als tweede voorgedragene op dc no
minatie wordt geplaatst.
Bij de derde stemming worden uitgebracht
75 stemmen, waarvan 32 op den heer Scha
per, 16 op den heer Dresselhuys, 24 op den
heer Van Gijn, 1 op den heer Schokking,
1 op den heer Rutgers en 1 op mej. Wea-
termaD. Daar geen der leden de volstrekte
meerderheid heeft bereikt moet een nieuwe
vrije stemming plaats vinden.
Bij deze hernieuwde stemming wordeD
uitgebracht 75 stemmen, waarvan 35 op den
heer Yan Gijn, 33 op den heer Schaper, 6
op den heer Dresselhuys en 1 op mej. Wes
terman. Aangezien wederom geen volstrokte
meerderheid is behaald moet herstcmm.ng
plaats hebben tusschen de 4 leden, die de
meeste stemmen hebben verkregen.
Bii deze stemming worden uitgebra<?ij
73 stemmcD, waarvan 33 op den beer Va>
Cijo, 33 op den heer Schaper, 3 op me'
Westevman, 3 op deD heer Dresselhuy? e£'
1 op cJcd heer Kooien, zoodat een hersteuu
ming moet plaats hebben tusschen de hee-
ren Van Gijn en Schaper.
De uitkomst dezer herstemming is, dat
de heer Van Gijn 37 stemmen en de heer.
Schaper 32 stemmen verkrijgt, zoodat de
heer Van Gijn als derde voorgedragene op
de nominatie wordt geplaatst.
De VOORZITTER o'anlct de stemopne-
mers namens de Kamer voor den door hen
verrichten arbeid. Hij noodigt hen uit zik
ting te nomen in een commissie, die de
nominatie aan de Koningin zal aanbieden,
in welke commissie bovendien nog benoemd
worden dc leden Scheurer, Van Schaik,
Ter Hall, en mevrouw Bakker Nort. Spr.
deelt verder mede, dat Donderdagmiddag
1 uur in openbare vergadering zal worden
overgegaan tot trekking der afdeelingen ón
tot benoeming van de teden der huishoude
lijke commissie.
Hierop wordt de vergadering gesloten.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
De Toegangsprijzen voor het Openluchtspel
Geachte Heer Redacteur.
Hiermede verzoek ik U eenige plaats
ruimte in Uw veelgelezen Blad voor het
onderstaande, waarvoor bij voorbaat mijn
beleefden dank.
Naar aanleiding van de in het Zaterdag
avondblad van 13 dezer bekend gemaakte
toegangsprijzen voor bijwoning van het
Openluchtspel op 3 en 4 October a.s. ver
nield onder: „Voorloopig bericht Openlucht'
spel 3-October-Vereeniging" veroorloof ik
mij het navolgende onder de. aandacht van"
het Bestuur der 3-Ootohcr-Vpi-roniring te
mogen brengen:
Alhoewel ik aanvankelijk heb gemeend
goed te doen mijn critische aanmerkingen
op de vastgestelde toegangsprijzen te moe
ten ophouden totdat de „Nadere Bijzonder
heden" zouden zijn bekend gemaakt, kan
het zijn nut hebben reeds bij voorbaat mijn
meening openbaar te maken in do m.i. niet
al te gewaagde veronderstelling, dat met
vrij groote zekerheid de grondgedachte
dezer critiek zeker die van een groot aantal
leden der 3-October-Vereeniging zijn zal.
De bekend gemaakte prijzen dan, zijj
vrijwel geheel in overeenstemming met d(
geheele gestie van het tegenwoordig Bestuur
van bovengenoemde Vereeniging, dat er niel
geheel vrij te pleiten is, wel wat hoog in do
wapenen te grijpen bij het vaststellen der
tegenwoordige feestprogramma's, in het
bijzonder bij dat van dit jaar.
Verdient zeker de feestviering ter gele
genheid der 350ste herdenking van Leidens
Ontzet in de rij der tot nu toe door de 3-
October-Vereeniging gearrangeerde feeste
lijkheden een bijzondere plaats in te nemen
er mag toch niet uit het oog worden verlo
ren, dat het steeds een feestviering is ge
weest en zal behooren te blijven, waaraan,
indien overhoopt niet alle, dan toch het
overgroote deel der Leidenaars en bovenal
die, welke lid zijn der 3-öctnbpr Vereeni
ging, zullen kunnen deelnemen.
Dit nu wordt voor talrijk velen, die anders
gaarne zouden mee genieten, dit jaar vrij
wel absoluut onmogelijk gemaakt, gezien dé
thans bekend gemaakte toegangsprijzen,
tenzij men zich wil vergenoegen het open
luchtspel op den 4den October te gaan bij
wonen (en daarvoor zijn de toegangsprijzen
voor de Zitplaatsen m.i. nog vóél te hoog
en veT buiten het vermogen van zeer velen)
óf dat men er voor over heeft een paar uren
(wellicht nog als gepakte haringen) een
staanplaats te betrekken, waarvan dc prij
zen eveneens te hoog zijn gesteld.
Het doe) van deze regelen is het vol
gende
Verdient het alsnog geen overweging
voor de Leden der 3-October-Vereeni
ging, die, naar ik meen uithoofde van hun'
lidmaatschap, in de gelegenheid moeten'
zijn gesteld de te geven feestlijkheden te
kunnen bijwonen zonder zéér bezwavendo
financieelo offers, een zeer belangrijke
reductie toe te staan en dat wel in het bij
zonder op de voor den 3den October, vast
gestelde toegangsprijzen
Het Koninklijk Bezoek op dien datum
dat natuurlijk ten zeerste wordt op prijs
gesteld, mag echter toch geen reden zijn
voor het Bestuur ten opzichte harer leden
vooral, voor deze wel is waar zeer zeldzame
gebeurtenis eens extra diep in de pnrtemon-
naie harer leden te doen tasten
Of zijn de toegangsprijzen zoo hoog ge
steld, ten einde de bijzonder hoog opge
dreven kosten te dekken, cn zullen dus voor
een groot deel dc leden hebben bij tc spij
keren voor zoover het Bestuur in letterlijken
cn in figuurlijken zin wellicht wat- hoog
„Timmerde
Ik vraag mij af of het groote vertrouwen,
dat het bestuur telken jare op de ledenver
gadering mag blijken te genieten, gezien de
zéér geringe opkomst van het aantal leden,
wel in zich sluit, dat het practisch bij do
vaststelling van haar feestprogramma een
overgroot deel dezer leden van deelname
door bijwoning uitsluit?
Laat men den stroom van vreemdelingen,
die welkom is en toch komt, ook al zijn
de kosten, die men van hen voor deelnamö
aan de festiviteiten vordert, hoog, tot de
overtuiging brengen, dat men beter doet lid
der 3-October-Verceniging te worden n.l.
een zeer scherp onderscheid te maken tus
schen de prijzen voor de niet-Leidenaars er
de Leidenaars, niet-kden der Vereeniging
incluis ©enerzijds, tegenover die voor <o
leden Dit zou op den duur in de cer&e
plaats het aantal leden ten goede konrn
en in de tweede plaats den leden z 1-
v e n eveneens.
Ik hoop, dat deze regelen, zoo er al «iet
mocht zijn besloten tot een z e e r b e 1 aQ ?-
rijke reductie op de toegangspan
voor de leden, er toe zullen mogen
gen het Bestuur alsnog te doen bemiten
voor de leden deze reductie op de Zf^rdag
1.1. aangekondigde prijzen toe te sta^, het-