Wijziging van de Gemeentewet met betrekking
tot de plaatselijke belastingen.
De Kluizenaar vao Far-End.
(ÉIHONIG'S/i
No. 19765
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 15 Augustus
Tweede
Blad. Anno 1924
FEUILLETON.
W0J Pi mnnvr^M
SPORT.
r Bt de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot wijziging van de Gemeente
wet met betrekking tot de plaatselijke be
lastingen. De Memorie van Toelichting be
gint met de volgende beschouwingen:
De betrekkelijk weinige jaren, welke
tón verloopen sedert de tot-standkoming
van de wet van 30 December 1920 (Stbl.
nó. 923), bekend als de wet tot verruiming
van het plaatselijk belastinggebied, hebben
duidelijk aan het licht gebracht; dat de
bepalingen der gemeentewet inzake de plaat-
gelijke belastingen op enkele voorname en
een aantal bijkomstige punten dringen her
ziening behoeven.
Het voornaamste van deze punten is de
ig forensenregeling. Gelijk men
weet bevatte het wetsontwerp, dat tenslotte
tot de bovengenoemde wet heeft geleid,
oorspronkelijk een voorstel tot ingrijpende
wijziging van de regeling van het forensen-
vraagstuk. Dit vraagstuk maakte onderwerp
uit van een uitvoerige gedachtenwisseiing
welke leidde tot het opperen van verschil
lende denkbeelden omtrent zijn oplossing.
Na ampele bespreking van de verschillen
de mogelijkheden, heeft men zich ipto3schen
aan een ingrijpende wijaging van de gel
dende regeling destijds niet gewaagd. De
lorenaenbelasting bleef onderdeel van de
naar het volle inkomen geheven plaatselijke
inkomstenbelasting.
Nu heeft zich intusschen het merk
waardige feit voorgedaan, dat de bezwaren,
welke verbonden zijn aan het bestaande
systeem der forensenbelasting, zich in veel
sterker mate hebben doen gevoelen na het
Inwerking treden van de heogerbedoelde
wet, dan tq vo$on. Dit moet o.a. verklaard
worden uit het feit, dat de gemeentebesturen,
toen zij de heffing geheel zelf in handen
hadden, de desbetreffende bepalingen der
.Gemeentewet blijkbaar minder streng heb
ben toegepast, dan de rijksadministratie wel
verplicht was te doen.
Hoe het zij, de laatste jaren hebben flui-
aeiijk aan het licht gebracht, dat aan het
geldende systeem bezwaren kleven van dien
aard, dat een principieele wijziging der
desbetreffende bepalingen niet langer achter
wege kan blijven.
Zoowel wat de woonforensen als wat de
jjeürijfsforensen betreft, voert de belasting
naar het volle inkomen tot groote onbillijk
heden, waarvan de nadeelige gevolgen ten
slotte niet het minst door de betrokken
gemeenten worden gevoeld.
Het belasten van buitenlandsche bedrijfs-
Jorensen naar hun volle inkomen bleek een
onmogelijkheid. Doch ook voor den binnen-
landschen forens kan de belasting naar het
volle inkomen groote onbillijkheden mee
brengen. Volgens 3e tegenwoordige rege
ling is het immersmogelijk dat iemand,
die in een andere gemeente dan die van
zijn hoofdverblijf, bezigheden verrich', welke
hem weinig of geen inkomsten opleveren
men denke aan bestuurders van liefdadige
instellingen e.d. voor zijn volle inkomen
in de gemeente, alwaar hij de bezigheden
verricht, als forens wordt aangeslagen. Ook
kan de uitoefening van een neven betrek
king (commissaris eener vennootschap bijv.)
een forensaalaanslag meebrengen, welke de
geldelijke voordeelen van die betrekking
verre overtreft. En het is zelfs niet uitge
sloten, dat iemand, die in een gemeente
een voorloopig slechts verliesgevende ont
ginning ter hand neemt, zijn ondernemings
lust, welke zeker in het belang der ge
meente zou strekken, gestraft ziet in een
zwaren aanslag in de gemeentelijke belasting.
Dat de betrokkene maatregelen neemt om
den onbillijken aanslag te ontgaan, is be-
gripelijk, en het is daarom tenslotte de
gemeente, die in financieel en ander op
zicht de nadeelige gevolgen der onlogische
regeling te dragen krijgt.
Met de woonforensen is het niet anders.
Do bestaande regeling drijft buitenplaats-
bezitlers tegen den wil en het belang der
forensaalgemeente uit hunne buitenplaatsen,
wat te vreemder aandoet, waar de wetgever
van 1897 de uitgesproken bedoeling heeft
Ji wi-.rn é-j.It"aB—gn—
door MARGARET PEDLER
Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT.
3)
Zij zond een blik van bijna hartstochte
lijke bewondering naar haar moeder, die
zich met een droefgeestigen glimlach tot den
man wendde.
„Weel je hoe hel is met haar?" zei ze.
„Zij leeft van haar gevoel, in tegenstelling
mei haar moeder; haar hart regeert haar
hoold. Je zult zacht met haar zijn, hè, wan
neer het moeilijke oogenblik komt?"
„Lieveling," zei hij, haar hand nemend en
sprekend met de ruslige plechtigheid van
een man, die een gelofte doet voor een hei
lig altaar, „ik zal nooit vergeten.dat zij jouw
kind is; het kind van de vrouw, die ik
HOOFDSTUK I.
Een avontcur in den vroegen morgen.
De dauwige koelte van den vroegen mor
gen hing nog in de bosschen en hulde de
herfsttinten in lange, zacht-schuivende ne
vels van ijlen, schitterden mist; terwijl
tegen het Oosten, waar de opgaande zon met
lange, flauwe lichtstralen in de matte grijs
heid van de lucht boorde, de nevel als een
gouden waas trilde, dat Al warmer en dieper
van kleur werd.
Zachte, afgebroken tjilpgeluidjes klonken
door de lucht: het slaperige kweel en van
ontwakende vogels, het kraken van afgeval-
gehad om de hierbedoelde gemeenten voor
den uittocht van die bezitters te behoeden.
De ot>lo3sing van de hierbedoelde moeilijk
heden kan alleen zijn gelegen in een breken
met het systeem van belasting van den io-
rens naar zijn volle inkomen. Intusschen is
dit sysleem een uitvloeisel van de omstan
digheid, dat de wet de belasting der forensen
als een onderdeel van de gemeentelijke - in
komstenbelasting beschouwt. De wetgever
van 1897 zocht blijkbaar den rechtsgrond
'voor de heffing van gemeentelijke inkom
stenbelasting in het aanwezig zijn van een
zeker regelmatig persoonlijk contact lus-
schen belastingplichtige en gemeente, en
maakte geen principieel onderscheid naar
gelang dat contact bestond uit het hebben
van hoofdverblijf of het zijn van forens. De
Staatscommissie voor de gemeente-financiën
in haar rapport van 1907 en in navolging
van haar de regeering in het in 1908 inge
diende wetsontwerp, dat ten slotte tot de wet
van 30 December 1920 (Staatsblad no. 923)
heeft geleid, maakle evenmin een principieel
onderscheid tusschen ingezetene en forens,
doch zochten voor beiden den rechtsgrond
voor het heffen van belasting in het feit, dat
de betrokkene in een gemeente zekere in
komsten verwerft. Naar hare meening be
hoorde de gemeentelijke inkomstenbelasting
te zijn „een heifing van het inkomen ter
plaatse waar men het heeft verworven tot
het daar gekweekte bedrag" met als gevolg
dat bij de vaststelling van het inkomen voor
de belasting in de gemeente van hoofdver
blijf, het forensaal inkomen van den belas
tingplichtige voor een gedeelte in mindering
werd gebracht.
De behandeling van evenbedoeld wetsont
werp heeft wel geleerd, dat een regeling op
dezen grondslag van splitsing met onoverko
melijke moeilijkheden gepaard zou gaan. Dit
behoeft geen verbazing te wekken. Gelijk
immers de regeling van 1897 een misken
ning inhoudt van den rechtsgrond der foren-
senbelasling, zoo miskent de in 1908 voorge
stelde regeling het karakter van de gemeen
telijke inkomstenbelasting.
De gemeentelijke inkomstenbelasting is ten
onzent bij uitstek de heffing, welke strekt
om de leden der plaatselijke gemeenschap in
de lasten van die gemeenschap te doen bij
dragen. Zij le een zuivere belasting naar
draagvermogen, welke draagvermogen in ca-
su gemeten wordt naar het volle inkomen,
onverschillig waar ter plaatse het wordt ver
diend. Vandaar dat zij tegelijk met, en Vol
gens dezelfde grondslagen als de rijksinkom
stenbelasting kan wbrden geheven.
Tusschen den forens en de iorensaalge-
meente nu bestaat evenais tusschen ingeze
tenen en gemeenten, een zeker persoonlijk
contact van dien aard, dat het heffen van
een bijdrage in de lasten der gemeente ge
rechtvaardigd is, doch aan den band tus
schen forens en forensaalgemeente, ont
breekt juist dat element, dat een heffing naar
het volle inkomen motiveert. De forens ver
schilt immers daarin van den ingezetene,
dat hij niet lot de gemeente behoort. De
rechtsgrond voor een van hem le heffen be
lasting is uitsluitend gelegen in 't contact,
dat hij met de gemeente heeft, hetzij omdat
hij er geld verdient, hetzij omdat hij er ver
blijft, ep een regeling van die belasting is
dan alleen logisch, indien zij verband houdt
met datgene wat den band tusschen den fo
rens en de forensaalgemeente karakteriseert
De ondergeteekenden zijn dan ook van
meening dat een bevredigende regeling van
het forensen-vraagstuk alleen mogelijk is, in
dien men de forensenbelasting beschouwt als
een afzonderlijke heffing, los van de gemeen
telijke inkomstenbelasting.
Deze afzonderlijke heffing behoort reke -
ning te houden met het feit, dat men eerst
dan forens is, wanneer men tot eene ge
meente in een regelmatig persoonlijk con
tact treedt. De omschrijving van den subjec-
tieven belastingplicht zooals die in 1897 is
gegeven, kan daarom ook bij eene regeling
der forensenbelasting als afzonderlijke ge
meentelijke' heffing, behouden blijven.
Deze heffing behoort gelijk boven werd
len bladeren, wanneer een late kat heimelijk
naar haar woning terugsloop, het woelen
van een rat in zijn hol.
Nu werden die geluiden overstemd door
een duidelijker geluid, het kraken van dorre
bladeren en het knetteren van twijgjes
onder een zwaarder slap dan die van een
of anderen stroopenden kater, en langs een
open plek in het bosch slenterde de ge
daante van een man met een geweer over
den schouder. Hel geheim van zijn uitpui
lende zakken werd verraden door een paar
uitstekende veeren van een fazantenhaan.
Hij hoorde niet tot een aantrekkelijk soort
menschen. Onder zijn pet, die diep op zijn
hoofd gedrukt stond, glinsterden een paar
norsche, altijd-waakzame oogen en onder
die oogen beloofden de ruwe, uitstekende
jukbeenderen in het ongeschoren gelaat niet
veel beters.
En zijn uiterlijk logenstrafte in geenerlei
opzicht zijn reputatie, die verre van onbe
rispelijk was. Wanneer de geruchten waar
heid spraken, was „Zwarte Brady", zooals
hij gewoonlijk genoemd werd, bij één gele
genheid aan den galg ontkomen en dat nog
we! alleen door het getuigenis van een
meisje uit het dorp, dat een roekelooze lief
de voor hem had opgevat tot haar eigen
ondergang. Iedereen had gedacht, dat haar
getuigenis valsch was; maar toen zij door
ik en dun bij haar beweringen bleef, en
geen verhoor haar van haar stuk had kun
nen brengen, was Brady er in geslaagd de
politie uit de handen te glippen.
Hij begreep, dat, na die episode, de atmos
feer van zijn geboorteplaats wel eens min
der heilzaam voor hem kon blijken en hij
was toen naar Fallowdenne getrokken, waar
hij nu in een hutje even buiten het dorp
woonde en in zijn onderhoud voorzag groo-
aangetoond, van een anderen grondslag dan
het volle inkomen uit te gaan. Wat de be-
drijfsforensen betreft, kan uitsluitend in het
ter plaatse getrokken inkomen een logische
basis voor de heffing worden gevonden. De
belasting der bedrijfsforensen moet dus ge
regeld worden als een opbrengstbelasling.
In zooverre heeft zij voorzoover de rege
ling van den objectieven belastingplicht be
treft, een min of meer zakelijk karakter,
dat bij haar uitwerking niet uit het oog mag
worden verloren. Voor 'het verband dat hot
regeeringsvoorstel van 1908 legde tusschen
den aanslag in de forensaal gemeente en
dien in de gemeente van hoofdverblijf, is in
het thans voorgedragen stelsel geen plaats.
Aldus ontwijk! het huidige voorstel de be
zwaren tegen het mc-t dit verband samen
hangende systeem van splitsing van het in
komen van den belastingplichtige, die bij de
behandeling van het ontwerp dat leidde tot
de wet van 30 December 1920 (Staatsblad
no. 923), 'overwegend bleken. Bij de woon
forensen moet de belasting verband houden
met den duur of don aard van het verblijf
ter plaatse.
Maakt men de forensenbelasting los van
de plaatselijke inkomstenbelasting, dan kan
men haar heifing aan de gemeente over
laten. Men kan de gemeente laten beoor-
deelen, of zij forensenbelasting meent te
moeten heffen. Voor de rijksadministratie
beleekent dat alles een zeer groote verbete
ring. aangezien zij wordt ontheven van een
taak, waarvan de uitvoering in hooge mate
belemmerend werkte op een goede en snelle
invordering van rijks- en gemeentelijke in
komstenbelasting. Dit laatste was ook niet
in het voordeel der gemeenten. Wel betee-
kent voor deze de nieuwe regeling eenige
vermeerdering van werk. Daar echter de ge
meente over alle gegevens van het rijk kan
beschikken, en thans toch zelfs een foren
sen dienst moet aanhouden, kan deze ver
meerdering niet zeer belangrijk Worden
geacht.
De ontwerp-artikelen die belrekking heb
ben op de forensenbelasling luiden:
Artikel 244a. Van naluurlijke personen
die zonder in eene gemeente in het belas
tingjaar bedoeld in art. 2i5b, hoofdverblijf
te hebben.
a. er op meer dan 90 dagen van dat jaar
over een vaste inrichting zooals een kan
toor .winkel of werkplaats bestemd en in
gericht tot persoonlijke uitoefening van hun
betrekking, beroep of bedrijf, de beschik
king hebben of er op moer dan 90 dagen
van dat jaar aanwezig zijn tot uitoefening
van hun betrekking, beroep of bedrijt in
zoodanige inrichting;
b. er op 90 dagen of minder van dat jaar
tot persoonlijke uitoefening van een beroep
of bedrijf de beschikking hebben over eene
vaste inrichting waarin aan het publiek ge
legenheid geboden wordt tot het koopen
van handelswaren
kan eene belasting worden gelieven naar
de grondslagen in de volgende artikelen aan
gegeven. .i
Voor de toepassing van dit artikel blijft
builen aanmerking de lijdelijke uiloefening
in eene gemeente van eene openbare be
trekking, zoomede de waarneming van het'
lidmaatschap van een vertegenwoordigend
of besturend openbaar lichaam en wordt
voorls eene openbare belrekking, die in'
meer dan eene gemeente wordt uitgeoefend,
geacht uitsluitend ter standplaats van hem
die de belrekking bekleedt, of bij gebreke
van zoodanige standplaats, ter plaatse van
den hoofdzetel der betrekking le worden
vervuld.
Artikel 244b. De in hel vorig artikel be-
doelde belasting woTdt niet geheven:
lo. indien de vaste inrichting, in dat ar
tikel bedoeld, deel uitmaakt van een gebou
wencomplex, dat gelegen is op het gebied
van twee of meer aan elkander grenzende
gemeenten, van hem, wiens hoofdbedrijf In
een dier gemeenten gevestigd is;
2o. van hem, die eene. openbare betrek
king bekleedt en wegens een hem door het
openbaar gezag aangewezen dienstwoning,
hoofdverblijf heeft buiten de gemeente,
waar hij de betrekking uitoefent.
Artikel 244c. De belasting wordl geheven:
a. van de natuurlijke personen bedoeld in
art. 244a, onder a, naar de opbrengst van
de belrekking, het beroep of bedrijf toor
zoover die geacht kan worden in de ge
meen le te zijn verkregen;
tendeels door op sluwe wijze het wild van
de voornaamste landeigenaars uit de omge
ving te stroopen.
Dezen morgen was hij heel tevreden met
het werk van den nacht. Hij had een stroop
tocht gedaan op het terrein van Patrick Lo-
vell, den eigenaar van Barrow Court, die,
hoewel hij zelf volkomen invalide was en
versloken moest blijven van alle sport, er
toch twee of drie bewakers met ware vatk-
oogen op na hield, om zijn wildparken te be
veiligen ter wille van zijn erfgenamen en
rechthebbenden.
Geen wildparken waren beter voorzien
dan die van Barrow Court; maar Brady
waagde het toch niet dikwijls zijn provisie
kamer daaruit aan le vullen, omdal de op-
per-jachtopziener zoo geweldig gewiekst
was. Braidy had dan ook een gevoel van
groote voldoening, toen hij in den vroegen
morgen naar huis ging. De strooptocht was
vannacht al. bijzonder gemakkelijk geweest.
Hij trok zelfs even de lippen samen en Hoot
zachtjes. Het leek bijna bet geluid van een
merel.
Maar het is dwaas te fluiten vóórdat je uit
het bosch bent en Brady's triomf duurde
niet lang. Snel als een schaduw sprong een
kleine gestalte tusschen de boomen vandaan
en plaatste zich vlak vóór hem.
Met gelijke snelheid bracht Brady bet ge
weer naar zijn schouder. Toen aarzelde hij
met den vinger al aan den haan, want de
leeuw op zijn pad was geen geweldige jacht
opziener, zooals hij het eerste moment had
verondersteld. Hel was een vrouw, die -te
genover hem stond, niet meer dan een
meisje van een jaar of twintig, wier 9lank
figuurtje er eenigszins jongensachtig uitzag
in het gebreide wollen jasje en iets, dat op
een werkmansvoorschot leek. De indruk van
b. van de natourlijke personen bedoeld in'
art, 244a, onder b, naar het bedrag van
den omzet.
De opbrengst genoemd onder a, wordt ge
acht le zijn de zuivere opbrengst berekend
naar de beginselen van de artt 7, 10 en 11
der Wet op de Inkomstenbelasting 1914, ver
minderd met de op vier ten honderd bere
kende rente den eigen kapitalen aangewend
in het bedrijf of beroep.
Indien de in art. 244a, onder a omschre
ven belastingplicht niet gedurende een vol
belastingjaar heeft beslaan, wordt voor de
toepassing van het tarief de opbrengst her
leid tot haar te begrooten jaarlijksch bedrag.
In dit geval wordt de belasting slechts gehe
ven voor zooveel twaalfde gedeelten als de
belastingplicht geheele maanden van het be
lastingjaar heeft bestaan.
Art. 244d. De belasting wordt voor de per
sonen bedoeld in art. 244a, onder a, gesteld
op een percentage van het bedrag waarmede
de opbrengst overtreft een som in de hef -
iingsverordening te bepalen.
Het tarief mag op zoodanigen voet worden
ingericht dat een stijgend percentage wordt
geheven naar gelang van de stijging van dat
bedrag, mits het percentage bij geen enkele
opklimming in hel tarief daalt.
Het percentage in eenig belastingjaarte
heffen van een bedrag als in het eerste lid
bedoeld, overschrijdt niet de helft van het
percentage dat in hetzelfde belastingjaar in
de gemeente op grond van hoofdverblijf ge
heven wordt van eene belastbare som gelijk
aan dat bedrag.
Voor de personen bedoeld in art. 244a, on
der b wordl de belasting gesteld op een per
centage van het bedrag van den omzet.
Arlikel 245a. Van de niet onder arl. 244a
vallende naluurlijke personen, die zonder in
eene gemeente in het belastingjaar bedoeld
in art. 245b, hoofdverblijf te hebben, er In
dat jaar meer dan 90 malen nachtverblijf
houden anders dan in een krankzinnigen
gesticht of in een ziekenhuis, ot gedurende,
meer dan 90 dagen voor zich ol hun gezin
eene gemeubileerde woning beschikbaar
houden, kan naar den duur van hun ver
blijf, naar de huurwaarde der gemeubileer
de woning of naar andere bij de verordening
vast le stellen grondslagen, eene belasting
worden geheven.
Wie ter tijdelijke waarneming van eene
openbare betrekking of ter bijwoning van
de vergaderingen van een vertegenwoordi
gend of beslurend openbaar lichaam, waar
van hij het lidmaatschap bekleedt, genood
zaakt is in een andere gemeente dan die
van zijn hoofdverblijf meer dan 90 malen
nachtverblijf te houden, is deswege ln die
gemeente niet belastingplichtig.
Artikel 245b. Het belastingjaar van de be
lastingen bedoeld in de artt, 244 a en 216 a
begint met 1 Mei en eindigt met 30 April.
RECLAME.
GOED ca GOEDKOOP Is vaak een moei
lijke combinatie, welke echter in HONIG't
PUDDINGEN, gefabriceerd met Honig's
Maizena, volkomen is bereikt. Men be
reidt met die puddingen goedkoop do
heerlijkste nagerechten, die men zich
denken kan - Vraagt Uw winkelier 1
6467
jongensachtigheid werd nog versterkt door
haar houding, zooals zij daar pal vóór
Brady stond, met de handen diep in de zak
ken, rechtop en haar hoofd even op zij ge
bogen, zoodat haar oogen het norsche ge
zicht onder de pet konden onderzoeken.
Die oogen hielden iemand vasl, wonder
lijk donkere oogen, „net twee stukjes van de
lucht in een pikdonkeren nacht", beschreef
Brady ze langen tijd later aan een kameraad
van hem, en zij keken den verbaasden
strooper aan van uit een smal, scherp ge
zichtje, fijn besneden als een camee.
„Laat dat geweer zakken I" beval een ge
biedende jonge stem, en iets onbeschrijflijk
liefs en zangerigs lag in den diepen klank.
„Wat kom je doen in deze bosschen?"
Brady, die begon te bekomen van zijn eer
ste verbazing, liet langzaam het geweer zak
ken, maar antwoordde norsch:
„Gaat je niet aan, wal ik hier doe."
Het meisje wees beteekenisvol op zijn uit
puilende zakken.
„Ik hoef het niet eene 1e zeggen. Maak je
zakken leeg en maak dan, dat je wegkomt.
Versta je me?" voegde zij er scherp aan toe,
toen de man geen aanstalten maakte om te
gehoorzamen.
„Ik denk d'r niet over," snauwde hij. „Ga
jij je eigen gooi en laat mij de mijne gaan;
anders kon het er wel is leolijk voor je uit
zien." Dreigend hief hij zijn geweer op.
Het meisje glimlachte.
„Ik ben heelemaal niet bang voor dat ge
weer," zei ze kalm. „Maar jij bent bang om
het te gebruiken," voegde zij er bij.
„Ikl Bang?" Met een ruk draaide hij zich
om en een knallend schot klonk door de
stilte van het woud.
Toen dreef de rook langzaam weg en de
SCHAKEN.
Het tornooi te Westende.
Eerste klasse: De Nederlanders behaal,
den de drie eerste prijzen in deze volgordes
Woller den eersten prijs mei 10 uil 11, D,
Groen en Pijpers deelden den tweeden en
derden prijs met 9'/> uil 11.
WIELRENNEN.
Het wereldrecord van v. Ruysseveldt nipt
erkend.
De Belgische slayer Jean van Ruysse.
veldt, heeft, zooals men zich herinneren
zal, den 21en Mei j.l. op de Rijswijkschq
baan de 100 K.M. achter motoren kinnen
wereldrecordtijd gereden, achter ziin gang
maker Massicot. In verband daarmede lieoft
de Nederlandseho Wielerbond indertijd bij
de U. C. I. een verzoek tot erkenning van
dezen tijd ingediend. De heer Paul Rous
seau deelde over deze aanvraag hel vol.
gende aan een Fransch journalist mede:
Het record zou reeds gehomologeerd zijn,
wanneer aan het dossier niet een stuk had
ontbroken: de verklaring in zake de meting
van- de Rijswijksche baan. Inmiddels kwa.
men geruchten in omloop, die de regel ma-
tighoid van Van Ruysseveldt's prestatie in
twijfel trokken en ten slotte heeft de heer
Hoornberg ter gelegenheid van hel op
1 Augustus le Parijs gehouden congres van
de U. C. I. aan den lieer Léon Breton mede.
gedeeld, dat de N. W. B. zijn verzoek om
erkenning introk. Het récord blijft dus op
naam van Léon Vandersluyft staan.
De lieer Hoornberg deelde aan de „Tell"
nog mede. dat het verzoek is ingetrokken,
omdat te Zurich werd geconstateerd, dat
Massicot een motor bereed met ultlrekbare
stuurstangen, waardoor de renner dichter
op den gangmaker komt. Mogelijk zou dit
te Rijswijk ook al zoo geweest zijn.
SCHEEPSTIJDINGEN.
STOOMVAART MIJ. NEDERLAND
ENGGANO thuisr. 13-8 v. Colombo.
GROTIUS thuisr. pass. 14-8 Perim.
JOHAN DE WITT uitr. 13-8 v. Genua,
KON. NED. STB. MIJ.
VULCANUS 14-8 v. Patras te Amsterdam,
KON. HOLL. LLOYD.
FLANDRIA 14-8 te Mundal.
HALCYON-LIJN.
STAD ARNHEM 13-8 v. La Plata n. Ank
werpen.
STAD HAARLEM pass. 13-8 Sagres.
HOLLAND-AM ERIK A LIJN.
BURGERDIJK 14-8 v. Baltimore te Norfolk.
VEENDAM pass. 14-8 Lizard.
HOLL. BRITSCH-INDIE LIJN.
RIDDERKERK thuisr. 13-8 te Madras,
HOLLAND OOST-AZIE LIJN.
OLDEKERK thuisr. 14-8 te Foochow.
HOLLAND OOST-AFRIKA LIJN.
BAWEAN thuisr. 14-8 te Antwerpen.
NIJKERK uitr. 14-8 te Aden.
HOLL. WEST-AFRIKA LUN.
IJSELSTROOM uitr. 13-8 te Lagos.
ROTTEBD. LLOYD.
TJERIMAH thuisr. 14-8 v. Port-Said.
TOSARI 14-8 v. Hamburg te Bremen.
STOOMVAART-MU. „OCEAAN".
ANTENOR 14-8 te Port-Said.
TJ1KARANG 13-8 v. Batavia n. Hongkong.
BERKELSTROOM 13-8 v. AmsL te Liverpool
BRUNSWIJK 14-8 v. Newport n. Palermo.
DERINDJE 10-8 v. AlexandriS te Bona
GELDERLAND 13-8 v. Immingham naar
Hamburg.
HOOGLAND 13-8 v. Immingham n. London,
MIJDRECHT 13-8 v. Batoem te Thameshaven
NEPTUNUS 12-8 v. Bridport n. Portsmouth.
NOORD-HOLLAND 14-8 v. Goole n. Hat-
lingen.
OOSTERLAND 18-8 v. Newcastle naar Am
sterdam.
PEURSUM 18-8 v. Newport News te Willem
stad.
SPAR 12-8 v. Montreal te Marseille.
TYRO 13-8 v. Waterford n. Swansea.
VREESWIJK 13-8 v. Immingham n. Caen.
WESTLAND 14-8 v. Rotterdam le Leith.
WITTE ZEE pass. 14-8 Ouessant n. Genua
ZAANDIJK 12-8 v. St. Vincent n. Las Pal mas
man en het meisje stendon weer tegenover
elkaar.
Maar hoewel zij zich niet van haar stuk
liet brengen, had inch een donkere schaduw
zich plotseling onder haar oogen afgetee-
kend en haar borst onder hel luchtige sport
jasje ging met ongelijke schokken op en
neer. Binnen de beschuttende zakken van
haar jasje hield zij de handen krampachtig
saamgeknepen,
„Dat was goede patronen verknoeien,"
merkte zij rustig op. „Je vuurde maar ln de
lucht."
Zwarte Brady slaarde haar aan.
„Ala ik gewild had, had ik je even makke
lijk dood kunnen schieten, ale dat ik een
vogel van een tak af sla," zei liij norsch.
„Dat kon je ook," stemde zij toe. „En dan
zou ik dood geweest zijn en jij kon verwach
ten, dat ze je ophingen. Dan beloof ik, dat
van ons beiden, i k nog de mee9t aange
name positie gehad zou hebben."
Een blik van onwillige bewondering trok
langzaam over 's mans gelaal.
„Je bént voor geen kleintje vervaard, dat
mot ik zeggen," erkende hij.
„Tk dacht, dat je van angst weg zou ren
nen, als ik schoot."
Het meisje schudde hel hoofd.
„Wel, nu ik dat niet gedaan het>, moet Je
toegeven, dat ik het gewonnen heb en dat
het nu aan mij staat om voorwaarden te
stelten. Als mijn oom je zag
„Ik ben niet van plan zoo ver te gaan als
Het huis, wat denk je wel, gewonnen of niet
gewonnen," viel Brady haastig in.
Het meisje keek hem critisch aan.
iWordt vervolgd)