UIT ONZE STAATSMACHINE. Rusland na den dood van Lenin. DE Deze ruime bepaling laat in de eerste plaats de werking van de overgangsbepaling der bestaande wet ongeiept, zoodat premie leeningen (loterijen) wetiiglijk aangelegd véór 1 Juli 1905 niet door de nieuwe rege ling worden getroffen. De premieleeningen, na het inwerking tre den van de beslaande wet uitgegeven, m. a. wdie, welke op of na 1 Juli 1905 zijn aan gelegd en nog bestaan op den dag van het inwerking treden der voorgestelde wijziging, kunnen onderscheiden worden in: le premieleeningen door een publiekrech terlijk lichaam uitgegeven; 2e. premieleeningen uitgegeven door oen naamlooae vennootschap, een coöperatieve of andere, rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging of stichting; 3e. premieleeningen uitgegeven door par ticulieren. Volgens de voorgestelde overgangsbepalin gen kunnen de onder 1 genoemde premielee ningen indien zij voldoen aan hetgeen ge steld is in het voorgestelde art. 1 onder 2 der wet, als zijnde niet loterijen in den zin der wet, ongestoord voortgang hebben. Wal de onder 2 genoemde betreft, moet de verhandeling der voor den dag van het in werking treden der wijzigingswet uitgegeven aandeelcn van die premieleeningen met de daaraan verbonden aflossing alsmede met de bij de uitgifte van die stukken bekend ge maakte premietrekkingen, kan, indien al thans die leeningen niet aangelegd zijn in strijd met de thans vigecrende voorschriften der wet, regelmatig worden voortgegaan. Echter mogen geen andere ol verdere uitgif ten van aandeden en andere en verdere dan de oorspronkelijk aangekondigde premie- trekkingen geschieden. inlusschen zal het uilgeven van aandée- len en het houden van premietrekkingen verdoren voortgang kunnen hebben, indien overeenkomstig de nieuwe bepalingen als nog daartoe toestemming wordt gevraagd en verkregen. Een desbetreffend verzoek moet zijn inge diend binnein drie maanden na den dag van het inwerkingtreden der nieuwe wijziging. fs een premieleening uitgegeven door een particulier, dan is een verdere voortgang met de uitgifte van aandeelen en met het houden vam trekkingen niet mogelijk,, om dat de voorgestelde wijziging het voortbe staan van die leeningen niet gedoogt. Het behoeft wei geen betoog, dat premie leeningen, welke reeds in slTijd met de hui dige loterijwet zijn aangelegd in het geheel geen voortgang mogen hebben na de lot stand koming der wijziging, evenmin als zulks onder de werking van die wot is toe gelaten. Ongewettigd. Wij hebben al'een paar keer gesproken over de „Commissie voor de Staatsuitga ven" uit de Tweede Kamer en o a. hot een en ander van haar werkzaamheden a in verband met enUele tegelijk niet oven groole gj«.— --.iaging van andere posten. Wij hebben toen er op gewezen, dat deze handeling veel lijkt op bezuiniging, maar inderdaad eerder verspilling mag heeten of bedenke lijk gebruik van Rijksgelden, omdat de ver hooging gedekt wordt met gelden, die na afloop van het dienstjaar zijn overgescho ten op andere posten en dus in 's Rijks schatkist behoorden terug te vloeien in afwachting van nadere aanwijzing van het gebruik en die daarentegen besteed worden om overschrijdingen te vergoelijken. Voor ons ligt stuk 377 van de Bijlagen der „Handelingen" 1923192-t. Dat stuk behelst het Verslag der Commissie voor de Staatsuitgaven betreffende het oordeel over een schrijven van dc Algemeene Rekenka mer aan de Tweede Kamer, d.d. 22 October 1923, waarin de Alg. Rekenkamer aanmer king maakt op dc wijze, waarop gelden zijn besteed. Er is in 1915 le San Francisco een Inter nationale Tentoonstelling gehouden en aan de door de Regeerig aangewezen Centrale Commissie is over de jaren 1913, 1914 en 1915 ten laste van hoofdstuk X der Slaals- begrooting voor die jaren een bedrag van f465.000 als subsidie toegekend en toen do taak van de Commissie was geëindigd vroeg zij ontslag en décharge en deed zij voor stellen betreffende de wijze, waarop het batig saldo van haar rekening zou worden besteed. Want deze Commissie had een batig saldo van niet minder dan f 170.158,57 Met de voorstellen ten aanzien van de be steding van het bedrag hebben de toen malige Ministers van Landbouw, Nijverheid en Handel en van Koloniën zich vereenigd. Van het bedrag is f25.000 gegeven voor de instandhouding van de te San Francisco opgerichte Nederlandsche monsterkamer le besteden onder toezicht van onzen gezant to Washington. De rest werd overgedragen aan de Commissie voor aankoop en inricSi- ting van Nederlandsche gezantsohapsge- bouwen, waarbij bepaald werd, dat f 75.000 zou dienen voor de inrichting van 't gezant schapsgebouw te Washington, terwijl ook f 75.000 zou strekken tot event betaling ten behoeve van de Nederlandsche tentoonstel ling te Kopenhagen in 1922. De Centrale Commissie was n.l. voor dat bedrag garant tegenover de N.O.T., die het bedrag voor schoot aan het tentoonstellingscomité te Kopenhagen. De Algemeene Rekenkamer was tegen dit alles opgekomen. Zij beweerde, dat het sub sidie rijksgeld was, waarover niet aldus mocht worden beschikt; het overschot van ruim 1 170.000 behoorde in 's Rijks kas te worden gestort. De Minister van Arbeid, Handel en NiJ- yerheid beaamde, dat het geld op die wijze Was besteed; er was minder uitgegeven dan geraamd was tengevolge van den ingetre den oorlogstoestand, die de deelneming aan de tentoonstelling verminderde. En nu had de Centrale Commissie gemeend het geld (f moeten en te mogen besteden voor de bevordering van de handelsbetrekkingen hfssehen Nederland en de Vereenigde Sta ten (N,B. een, gezanlschapsgebouw en een tentoonstelling le KopenhagenI). Maar die Centrale Commissie was ont bonden en gedéchargeord en .van terugstor ting van de ruim f 170.000 kon geen sprake zijn. De Commissie voor de Staatsuitgaven oordeelt, dal de toenmalige Ministers van Landbouw, Nijverheid en Handel en van Koloniën builen hun boekje gingen, toen zij medewerkten om het batig saldo te ge bruiken voor doeleinden, waarvoor het geld niet door de Staten-Generaal was toege staan. Er was subsidie gegeven voor een tentoonstelling te San Francisco en wat daarvoor niet werd gebruikt of niet. noodig was, behoorde te worden teruggegeven. Maar nu deed zich in verband met de opvatting van de Alg. Rekenkamer' nog een andere vraag op. De Rekenkamer beweerde, dat de tentoonstellingscommissie, doordat zij bij Kon. Besluit was ingesteld, een Rijks orgaan was en dal dus het haar toever trouwde geld Rijksgeld was en bleef. De C. voor Staatsuitgaven merkt hierbij op, dat dan hel Rijk ook aansprakelijk zou zijn voor alleverbintenissen, die de ten toonstellingscommissie kon aangaan. Maar wanneer de tentoonstellingscommis sie beschouwd wordt als een particulier lichaam en het subsidie haar dan ook ge schonken wordt, dan rijst de vraag, waarom de Commissie overleg pleegt met do Mi nisters over de besteding van het saldo. Ook wordt -het de vraag, of die Commissie, door dat zij van regeeringswege is ingesteld, rechtspersoon wordt of dat de verschillende leden verantwoordelijk zijn voor hun aan deel van het toegestane geld. De Minister was het er heelemaal niet mee eens, dat zulk een Commissie een Rijks orgaan' zou worden door de Koninklijke be noeming. Het waren eenige Nederlanders, van goeden naam, die een waarborg ople verden, dat zij.de opgedragen taak naar be- hooren zouden vervullen en dat hef benoo- digde geld hun met gerustheid kon worden toevertrouwd. Daaruit volgt, volgens den Minister, dat het door de Volksvertegenwoor diging toegestane subsidiebedrag in hun handen wordt gegeven en ophoudt Rijksgeld te zijn. Maar moreel is de Commissie dan. ook alleen bevoegd om het geld voor het aangegeven doel te besleden en dus be hoort zij met de regoering te overleggen, wat er met een eventueel batig saldo zal worden gedaan., Zooals men ziet was de tegenwoordige Minister van Arbeid van meening, dat de zaak volkomen in orde was en hij dekte zijn voorganger. Maar de Comm.. v. d. Staatsuilg. is het er niet mee eens. Zij «is van meening, dat als. er subsidie wordt verleend voor een bepaald doe], het geld, Rijksgeld blijft, tot dat hel besteed is voor het aangegeven Er behoort dus rekening en vm^lTwoórdïng te worden gedaan. .Zii-m^-*nt verder, dat het financial t>'Jcfa„s van don Slaat niet voJdoen^e gediend. Er is lichtvaardig ge- "aandgid» ;ten eerste doordat aan de tehjóon- slelljngscommis^ie geen voorwaarden zijn opgelegd, ten iweede omdat de 'Ministers hebben meegewerkt om gevoteerde sommen le besteel en voor heel andere doeleinden dan waarvoQr. zij zijn'toegestaan. Van terugstorting van het srildó iri 's Rijks kas kan gepn sprake zijn, omdat de Com missie ontbonden is. De 'gelden zijn bé- sleed. Maar. bet besteden van die gelden voor andere doeleinden dan waarvoor ze zijn gegeven, behoort gesanctioneerd te worden door de Volksvertegenwoordiging. De Minister, behoort dus wetsontwerpen in le dienen bij wijze van suppletoire begroo- ling om de zaa|t in wettigen vorm te bren gen-, en dan moet bet batig saldo door een overboekingspost op de Middelenwet wor den. gebracht. Wij leveren op deze geschiedenis geen commentaar; het blijkt, dat het goed is, dat er een Rekenkamer is cn dat de Commissie voor de Staatsuitgaven haar de hand boven het hoofd houdt. (Van een bijzonderen medewerker, die gedurende 3 maanden een studiereis doOT Rusland maakte). (Nadruk Verboden). i# i IX. Russische financiën. Het economisch probleem, dat de leiders van sovjet-Rusland het meeste hoofdbreken kost en ze tot de grootste inspanning aan spoort, is zonder twijfel de financieels her vorming. Uit alle verklaringen van de bol- schewistische leiders blijkt ten duidelijkste, de communistische partij aan deze hervor ming van het financieele systeem buiten gewone boteekenis toekent en dat bet slagen of mislukken van levensbelang voor Rus land wordt geacht. Wanneer men de oor zaken en de redenen, die geleid hebben tot deze financieele wijziging nagaat, dan zal men tot de gevolgtrekking komen, dat het vraagstuk van de saneering van de sovjet- Russische financiën een gevolg geweest 19 van d afwijking van het communistische principe, die in 1921 met de N. E. P. is begonnen. Want tot dat tijd'.tip was het streven van de communistische paitij er op gericht geweest, het economisch verkeer zonder geld te doen plaats hebben. Nog op' 25 Juli 1920 was aan dit streven vasten vorm gegeven door een besluit, dat de con fiscatie beoogde van alle geldmiddelen van particulieren, voor zoover zij meer dan het twintigvoud van het minimumloon uit maakten. De N. E. P. bracht in dit opzicht een vol komen omkeer, want door het invoeren van deze nieuwe economische politiek was men natuurlijk genoodzaakt, het geld weer als waardemeter te erkennen. Om een duidelijk beeld te geven en een vergelijking mogelijk te maken, willen wij hier zeer in het kort iets mededeelen aan gaande de geschiedenis van het geld in hel Rusland van vóór den. oorlog en iijdens hél bolschewislische beheer tot de N. E. P. Na de laatste financieele hervorming In Rusland vóór den oorlog was de basis van hel geldsystéem de göudroebel. die 17.424 Doli zuiver goud, bevatte. Deze geldeenhcid kwam lot uitdrukking in de uitgifte van gouden, zilveren en koperen munten en in credielbiljelten van de staatsbank. De gou den geldsluken hadden de volle waarde, d.vv.z. het 10-roebelsluk bevatte 1 Solotnik 78.24 Doli, het 5-roebelstuk 87.12. Doli zui ver goud. De zilveren eri koperen göldsluk- kën hadden niet de volle {yaarde, de zilve ren munten waren we,er,verdeeld ih jteldslua ken met hoog en niet laag gehalte. Dé waar de van den roebel, 50 kopekenstukken en «25 kopekenstukken bedroeg 66-68 die van de 20, 15, 10 en5-kopekenstukken 33-34 van de nominale waarde. De kope ren stukken hadden een nominale gaarde van 5, 3, 2, 1; 172 en 1/4 kopeken; de werke lijke waarde van dit kopergeld bedroeg on geveer 1/5 van de nominale. Behalve dit metalen gpld waren $laas- schatkistbiljelten, juister: bankbiljetten van de staatsbank in omloop. De waarde van deze bankbiljetten bestond hierin, dat do staatsbank verplicht was, aan toonder voor iederen roebel in papier 17.424 Doli goud uit te betalen. De waarborgen, die volgens het statuut van de staatsbank -geëischt wer den, waren zeer vérstrekkend. De waarborg in goud mocht niet minder bedragen dan de helft van de som der uitgegeven biljetten wanneer do waarde dér biljetten niet hoo- ger was dan 600 millioen, Overtrof de emis sie dit bedrag, dan moést iedere roebel in biljetten door een goudröebel zijn; gedekt De gouddekking was vóór den oorlog buiten gewoon groot. Zoo bedroeg de tolaje circu latie aan bankbiljetten op 1 Juli 1914: 1630 mill, roebel, terwijl de 'io'tale goudvoorraad van de staatsbank in Rusland en ïn het buitenland 1743 mill, roebel bedroeg. ,De to tale circulatie van betaalmiddelen fcédroe.g op 1 Januari 1914' Bankbiljetten' 1665 mill, .•.roebel Goudenmunten ......494 Zilver van hoog gehalte 123 Zilver v. minder gehalte 103 Kopergeld 18 Wanneer men in aanmerking neemt, dat een gedeelte van hot geld door de bevolking aan de circulatie werd onttrokken, om in natura ie sparen, kan men aannemen, dat de totale circulatie van betaalmiddelen on geveer 2 milliard bedroeg. Getransponeerd naar het territorium van de tegenwoordige sovjet-unie zou dit bedrag lot ongeveer 1.6 1.8 milliard roebel gereduceerd worden. Deze bijzonderheden over het- geldwezen in Rusland vóór den oorlog zijn -in zQGX^mc van belang^^^A-^Tfiiarfcieele hervorming sovjet-unie in verschillende opzichten is gebaseerd op de grondslagen van het financieele stelsel van vóór den oorlog. Oor- Jog eri revolutie brachten het geldverkeer geheel en al in de war. Het totaalbedrag van de geldcirculatie bedroeg b.ih ïn milli- ognen roebels: op 1 November 1 £}17 22.-146 lJanpari 1918 27.312 1 Januari 1910 130.764 1 Janparj 1920 225.014 1 Januari: .1^21 1,168.596 1 Juli 1921 2.346 139 Deze snelle strj'gjng van de hoeveelheid geld moest natuurlijk merkbaar wöïden door een geweldige staging van de prijken. De sovjet-unie heeft hetzelfde verschijnsel ge kend als alle andere inflatielanden, name lijk, dat, wanneer de emissie een bepaalde grens overschrijdt, de prijzen in verhouding sneller stijgen dan de emissie toeneemt. Toeneming van de Prijsstijging geldcirculatie in in procenten, procenten. 1918, le halfjaar 60 1 323 2e 40 84 1919, le 64 300 2e 125' 269 1920, le 127 237 2e 128 106 1921, le 101' 2€0 De buitengewone vergrooting van de emis sie had tot tweede onafwendbaar .gevolg: de waardevermindering, van de gehëele geld circulatie. He werkejrjke waarde/van het geld in omloop beljep: 1 November 1917 2206 ipill. Rbl. 1 Januari 1919 370.5 1 Januari 1920 93 1 Januari 1921 69.6 1 Juli* 1921 3 29.1 Door deze waardevermindering vau de hoeveelheid papiergeld 'moest natiiürljjk ook de werkelrke waarde van elke emissie sterk dalen. De waarde van de emissie bedroeg in indexToefcels, volgens den index van de arbeidersstatistiek: Nov., Dec. 1917 168.1 mill. Rbl. 1918 93.3 1919 37.4 1920 20.3 ie helft 1921 5.6 Bij het invoeren van de nieuwe economi sche politiek was de sovjct-Tcgeering na tuurlijk genoodzaakt, het geld jyeer in te voeren, maar tegelijkertijd moest het belas tingstelsel weer op de been gebracht wor den. In den eersjen lijd van #e N. E. P. heeft de sovjelregeering echter nog geen ernstige pogingen gedaan, een hervorming van het financieele systeem tot stand te brengen. Het kwam slechts tot twee „voor stellen," in 1922 en in 1923, die aan de ba sis van liet geldsysteem niets veranderden, maar slechts een omreken koers voor het aanwezige geld iji voerden. Door twee be sluiten resp. van 3 November 1921 en 24 October 1922 werden de biljetten van de ja ren 1922 en 1923 gecreëerd, wal echter, ge lijk gezegd, geen hervorming van het stelsel bracht. In het begroo-tingsjaar 1922/23 werd evenwel getracht, de emissie te beperken, maar, deze pogingen werden weldra weer op gegeven. Intussclien was de chaos op finan cieel gebied grooter en groot-er gewordende mogelijkheid van calculatie ontbrak ten eenen male. Dat was niet alleen merkbaar voor zoover het de staatsbegTooting betrof, maar pok "wat de' slaalsindustrie aanging, waarvan men feitelijk niet wist, hoe groot het deficit was, waarmede zij werkte. De desorganisatie van h>t overige economische leven hield met deze beide negatieve ver schijnselen natuurlijk gelijken tred. Maar aan den anderen kant moet men niet ver goten, dat de economische voorwaarden voor een vverkclijke. financieele hervorming zijn: stabiliseering van de begrooting, een actief op de betalingsbalans en een zonder deficit werkende staatshuishouding. Aan al deze voorwaarden voldeed de sovjet-unie niet. De herbouw van het belastingstelsel begon eerst, nadat het deficit van den staat buiten gewoon groot was, de slaalsindustrie werkte met een groot tekort, hetgeen aan den eenen kant in de begroóling, anderzijds in de groo- té stijging van de prijzen tot uitdrukking kwam, een omstandigheid, die heeft geleid lot hel 9leeds grooter worden van het ver schil tusschen de prijzen van landbouw- voortbrengselen en induslrieele producten. Wanneer men bedenkt, dat zoowel het te kort op de begrooting als het deficit van de slaatsindustrie verschijnselen zijn, die voor namelijk het gevolg zijn van het communis tische systeem, dan moet men zich afvra gen, welke waarde het in hot algemeen heeft, een financieele hervorming lot stand te brengen, waarvan het resultaat immers toch na korten of langen tijd in deze beide niet te vullen gaten zou-moeten verdwijnen. Het is niet zonder belang, hier een gesprek weer le geven, dat ik naar aanleiding daar van had met een van de commissarissen van het volkscommissariaat van Financiën. Op mijn vraag waarom de sovjet-regee- ring in verband met de omschreven omstan digheden reeds nu met een hervorming van het- financieele systeem begon, antwoordde hij mij: ,,Onzè toestand was aldus: wij wis ten, dat onze begrooting' een deficit aan wees, wij wisten, dat onze staatsindustric met een tekort werkte en bovendien had den wij een snel dalende valuta. Het was een circulus virtiosus, waar wij niet uit kwamen. Nu hebben wij dezen cirkel op de ,plek, waar hij het zwakst was doorgebro ken. En door dezen maatregel hebben wij althans één ding bereikt: wij kunoen weer ca-Iculeeren." ,,De sovjet-regeering kan weer calculceren" ziedaar het nut van de financieele her,vorming. Zij kan calculeeren, hoeveel van het Russische kapitaal in de jaren van haar heerschappij ia vernietigd, zij kan dus berekenen, boe lang zij nog van dit kapitaal kan leven. Wanneer men zich met de herziening van het financieele stelsel in Rusland bezig houdt, krijge men bijna den indruk, dat de reden daartoe niet zoozeer is te zoeken in den wenscli tot het bereiken van stabiele economische OTPfii^kiRa^mkienT'dan wel het vérkrijgen van een stabielen waardemeter, ten doel heeft. En de uitvoering van de plannen gééft aanleiding tot de gevolgtrek king, dat het de sovjet-regeering vooral te doen is om de stabiliaeering van de Tsjer wonez alg waardemeter. 'Anders zou de uit gifte van staatsschatkistbiljetten, waardoor oen valuta' gecreëerd wordt, die parallel 'doopt met de Tsjerwonez niet goed te ver klaren zijn:: Tenzij de sovjet-regeering door twee parallel loopende valuta de emissie- kansen wilvérgroot-en. 'Maar hoe'dit'ook zij,1 de sovjet-regeeriug idg zich genoodzaakt, een stabielen waar demeter te creëeren door heb scheppen van é'én nieuwe 'geldsoort, de Tsjerwonez. Op grond van het desbetreffend besluit werd de staatsbank emissiebank. Tusschen de nieuwe eenheid van de bankbiljetten, de Tsjerwonez1 eenerzijds en den roebel van vóór den oorlog anderzijds werd een nauw verband gelegd, doordat aan het biljet van 1 Tsjerwonez eon goudwaarde werd toege kend van 1 Solotnik, 78.24 Doli, derhalve dezelfde goudwaarde als een 10-roebelstuk vóór den oorlog had. Door dezen grondslag is de goudparit'eit van de Tsjerwonez vast gesteld, welke natuurlijk ook gebruikt moest worden bij aankoop van buitenland- sclio valuta door de staatsbank. Deze nieu we bankbiljetten zijn voor 1/4 van de ge- heeie emissie door metaal en stabiele bui- tenlandsche valuta gedekt cn voor 3/4 door wissels op korten termijn, gemakkelijk ver koopbare waren enz. De inwisseling van Tsjerwonzy in goud begint echter niet ter stond, want deze'omwisseling wordt vast gesteld door een bijzonder besluit van de regeering.5' De waarborg, die door deze be palingen Was gegeven, werd nog versterkt, door dé Tsjerwonez als uitsluitend be taalmiddelWórdt :besébouwd' in alle geval len, waar belasting iri góud moet worden betaald. Inderdaad is- het de sovjet-regee ring aldus gelukt, de-Tsjerwonez in omloop te brengen, zoodat er thans in de sovjet' unie in zekeren zin een stabiele geldeenheid is. De emissie heeft bijzonder voorzichtig plaats gehad. Zij bedroeg in Tsjerwonzy: op 1 Januari 19! 1 April 1 Augustus 1 December 1 Januari 1 Februari 16 April 1924 356.245 2.566.389 11.120.483 23.606.851 24.916.-851 27.296.709 34.880.000 landsche valuta dekking. 1923 62.7 pCt. 27.3 pCt. 54.9 45.1 46.9 53.1 50.2 49.8 1924 51.1 48.9 50.6 48.0 Wat de dekking van dc Tsjerwonzy be treft, deze bedroeg: Metaal en buiten- Ovérigé landsche valuta 1 Januari 1 April 1 Augustus 1 December 1 Januari 1 Februari Ondanks deze groote voorzichtigheid bij de uitgifte van de Tsjerwonez en ofschoon de sovjet-regeering het deficit van de be grooting hoofdzakelijk poogde te dekken door het drukken van z.g. Sowsnaki, schat kistbiljetten, heeft de Tsjerwonez allengs aan intrinsieke koopkracht veel verloren on dit bewijst, dat de 6tabiliseering van de Tsjerwonez op het oorspronkelijk peil niet is gelukt, d.w.z., dat men reeds nu kan zeggen, dat de sovjet-regeering in het in voeren van een absoluut stabiele valuta niet is geslaagd. Dé vergelijking van de w-aarde van dc Tsjerwonez met die van buï- tenlandsche valuta doet daarbij niet ter zake, daar de sovjet-regeering dank zij hét RECLAME. - v 'Sfjgnie met, ooit een zoo "5Iieerlijko zeep le liet)- Leri gebruikt als Re- [calzeep". Het over vloedige en vette jschuim der Recalzeep jZuivert volkomen do [poriën van de huid, verwijdert alle onzui- «Horteden ei. na het •^gebruik ervan rmvoelt 'Sü" yJmen zich wee* prot- 1 Hg en geheel opge- frjscht. 5290 Madem. Mistjnguelt zegt "Ik herinner monopolie van den buitenlandschen handel bij machte is, den koers van de Tsjerwonez ten opzichte van buitenlandsche valuta metj betrekkelijk geriDge middelen op peil te houden, zelfs boven peil, gelijk inderdaad' het geval is, Wat nu het dalên van dé iif» trinsicke koopkracht van de Tsjerwonez betreft, zien wij het vólgende (dézó geg& vens zijn ontleend aan den groothandels* index). 1 Januari 1 April 1 Augustus l December l Januari 1 Februari 1924 11 Rbl. 9 7 8 7 7 9 Kop, 60 55 20 93 38 Wij zien dus, dat met een uitzondering voor December 1923 een sfèrk dalende ten- denz in de intrinsieke waarde van de Tsjeiy wonez merkbaar is. Nadat de sovjet-regeering door dc uitgif te van de Tsjerwonez de invoering van eeü relatief stabiele geldsoort had bereikt, be gon zij ook, de parallel met de Tsjerwonez zich in omloop bevindende schatkistbiijettek allengs uit de circulatie weg te nemen, om er nieuw geld voor in de plaats te stellen- Door de afkondiging van een besluit vfttf Januari j.l. werd dit nieuwe geid ge creëerd. Uitgegeven werden biljetten vaff 5.3 en 1 roebel, gelijk het in de wet heet'j in goud. Maar hierbij ie op geen enkele wijze garantie voor de goudwaarde aan we* zig, alleen is bepaald, dat deze nieuwe geldsoort tot haar nominale waarde bij bé* taling van belasting wordt aangenomen,- ook voor zoover zij in goud betaald moe den worden. De wet kent geen verband tusschen dezS biljetten en de Tsjerwonez, znodn.t, "ied-» we - fcclusoc1. '-.naerclaad zonder dekkingt blijft. De eenige waarborg, dat de nieuwe, schatkistbiljetten niet meeir in bovenmatig gTooten getale tot dekking van het begxoo- tingstekort worden gebezigd, schuilt hie^- in, dat het totaal van deze biljetten de helft van het totaal der Tsjerwonez niet mag overschrijden. Een nader besluit van 14 bruari verbiedt het opnieuw drukken vaj(t deze z.g. Sowsnaki en een besluit van 2& Februari legt den grondslag voor de uitgüft-0 van zilver- en kopergseld, bijna in denzelf* den geest als vóór den oorlog. Door een be sluit van 7 Maart werd tenslotte de koerjl voor de Sowsnaki vastgesteld en wel ll Goudroebel 50.000 Roebel van 1923. Alphen. K e r k e 1 ij k bericht, Ned. Ilérv. Kerk (Jiflianastraal), Zondag voorm., tien. uur en 's avonds zeven uur, ds. Van Kooien van Rotterdam. G-eref Kerk (Raadhuisstraat), Zondag- voorm., tien uur en nam. zes uur, ds. Impel# van Kampen. Ned. Herv. Kerk (Oudshoornsche weg), Zondagvoorrn. tien uur, ds. Van Linsehoterii Het bestuur der N. V. Veekoekenfaf- briek „de Leerhoeve" heeft het werk van bouwen van magazijn met slortzolders op' paalfundering, het verleggen van den bén staande steiger in den Rijn, en het bouwe^' van een magazijn en paardenstal tot garage»; in de Hooflstraat aan den laagsten inschrij ver J. van Wieringen alhier gegund, voor de som van f 26,976. Toen Van L. gistermorgen in zijn luip; aan het Burgemeester Visserpark kwam', ontdekte hij dat ongenoode gasten, een groof gedeelte van zijn in hel veld slaande hee- renboonên hadden medegenomen;i —T-Terwijl v. d, Endt Bz. zijn. fiets in lief fietsenhok gezet had, is men er in geslaagd zijn belasting-plaatje van de fiets te nemen'. Van den dader is niets bekend. Burgerlijke Stand. Bevallen: J. C. H, M. v. Leeuwen geb. v. Gils z. P, H. Dek ker geb. De Jong d. P, M. v. Tol geb. v, d. Werf d. M. Hogendoorn geb. Kamer beek d. H. A. G. Koelëwijn geb. Auleren d. G. Vreulink geb Jansen z. G. Nap geb. De Knuif z. A. M. Meijer geb. Reij- ken z. - E. Rrooker geb. Den Blanken z» - A. Oskam geb. v. Dam z. Gehuwd: M. E. J. Stevens 30 en G. v. <L Berg 18 j. m Overleden: C. van. Engelen, jd, 6 m. Boskoop. K e r k e 1. bericht.—® Ned. Herv., v.m. 10 uur ds. Glas. Ncd. Herv. Gergf. (Evangelisatie) v.nj. halflicn ds. Batelaan van Zeist; n.m. 6 uur ds. Harlwigsen, van Leiden. Salvatori, v.m. halftien en n.m. 6 uur ds. G. J. G. de Bel van Sliedrceht. i Gerei. Kerk, v.m, halftien en n.m. G uur ds. Vurnhout. Door de poli lie1 le Waddinxvecn is aL hier gearresteerd zekere E. als verdacht van mishandeling van een ambtenaar in de, rechtmatige uitoefening zijner bediening. Gevonden voorwerpen: 1 sleutelbos met 5 sleutels. Inlichtingen le bbkomen bij de politie. De heer G. M. Bulk alhier is le Utrecht geslaagd voor het examen Fransch L. O. i Hazer8Woude. Het bouwen van oep bouwmanswoning voor rekening van deö. heer P. de Jong Czn. alhier is opgedragéjfc aan de heeren Gebrs. Timmermans voor wQf het timmerwerk en aan C. J. Vreeburg-, voor wat het metselwerk betreft. j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 6