Zonder spreken.
De Bedorven Schilderij.
CORRESPONDENTIE.
streken waar nooit iemand geweest wae,
een land ontdekte, groote veldslagen won,
enz. enz.
„Iedereen, die een groote daad verricht,"
zei Hanna. Zij zelve had allerlei grootsche
plannen in haar hoofdje voor de toekomst,
want zij wilde verschillende examens af
leggen en dacht dikwijls aan den tijd, dat
Vader en Moeder vol trots haar portret in
een geïllustreerd tijdschrift zouden zien
„Ja," zei tante Amy, „een held of een hel
din is iemand, die werkelijk groot is
luister w e r k e 1 ij k groot Ik heb helden
gekend in het schoollokaal, in de speelka
mer en in de kinderkamer. Op Kersenoord
hebben wij ze ook noodig. Ik zal jullie eens
wat verbellen ik loof een prijs uit"
„0, tante Amy, waarvoor?" riep een
koor van kinderstemmen nu door elkaar. En
de zakelijke Bob vroeg dadelijk:
„Wat is het voor een prijs, tanite?"
„Dat moet je maar aan mij overlaten,"
antwoordde mevrouw Hesketh en de kinde
ren zeiden:
„Best, tante! 't Zal wel iets heel moois
zijn; u weet altijd, wat we graag hebben."
Maar de arme Kitty dacht met een be
droefd hartje, dat wat de prijs ook zijn
mocht, zij toch wel nooit zou kunnen mede
dingen.
Jullie weet, kinderen, dat ik tegen Kerst
mis op Kersenoord terug hoop te komen?"
„Natuurlijk, tante," riep Jim hartelijk
uit. „Het zou geen echt Kerstmis zijn zonder
u; maar n u gaat u toch nog lang niet weg?"
„Nee, lieve kinderen", zei de oude dame
glimlachend, „we hoeven nog niet beginnen
met afscheid te nemen. Maar laten we het
nu nog eens over den prijs hebben. Met
Kerstmis geef ik een belooning aan mijn
neefje of nichtje, dat het meest den eeretitel
van held of heldin verdiend heeft. Ik
loof een prijs uit voor de grootste, edelste
daad. Nu, wie van jullie wil meedoen aan
den wedstrijd?"
,Jk! Ik!" riepen de jongens en Hanna
met gloeiende wangen. „0, tante Amy, wat
heerlijk! Kijk, daar komt Moeder. Moe
der we hebben een nieuwtje voor u. Wat
denkt u, dat het is?"
Tanite Amy's belofte was spoedig verteld
en mevrouw Bramley zei glimlachend, dat
zij trotsch zou zijn op haar helden en hel
dinnen. Tante Amy legde nu verder uit. dal
de kinderen zelf mochten kiezen, welken
weg zij wilden inslaan om hun doel te be
reiken en dat zij tegen Kerstmis aan hun
moeder zou vragen, wie den prijs verdiend
had. Alle kinderen behalve de arme Kit
ty begonnen dadelijk over hun heldhafn
tige daden te spreken. De kleine invalide
alleen keek bedroefd, want zij voelde zich
geheel uitgesloten om iels groots of heldhaf
tigs te verrichten, aan haar rustbank gebon -
den als zij was, terwijl zijn den éénen dag
voor en den anderen dag na naar de blauw»
lucht lag te kijken.
„Als jullie tongetjes moe zijn van het
babbelen", zei mevrouw Bramley na een
tijdje, zal ik jullie m ij n nieuw.» een ver
tellen. Vader heeft een brief gekregen, die
op jullie betrekking heeft."
„0 Moeder, is het goed nieuws of slecht?"
vroeg Hanna haastig.
„Goed nieuws gelukkig!" antwoordde me
vrouw Bramley; doch terwijl zij dit zei,
keek zij ernstig naar het bedroefde gezichtje
op de rustbank.
(Wordt vervolgd).
Han3 en Jo van Houten waren zoontjes
van een kunstschilder.
Er waren maar weinig dingen, die de jon
gens prettiger vonden dan een bezoek te 1
brengen aan het atelier van hun vader en
hem daar aan het werk te zien. Dit werd
hun echter niet dikwijls toegestaan en hel
was hun streng verboden het atelier binnen
te gaan, wanneer hun vader er niet was.
Op zekeren dag waren meneer en m-
vrouw van Houten plotseling van huis gé-
roepen en in de haast had de schilder verg
ten de deur van zijn atelier dicht te doen.
»Jo zeg Jol" zei Hans, „dat is een bui
tenkansje! Vader heeft de deur van zijn ate
lier open gelaten 1" 1
Een klein nufje uit de stad
en een visschersventje
staan hier bij elkaar aan 't strand,
och, 't is net een prentje'
bekijken nu elkaar
zonder iets te zeggen;
'k denk: ze willen 't eerste woord
Eens goed overleggen.
Jo kwam haastig aanloopen en de jon
gens traden de verboden kamer binnen. Op
den ezel zagen zij een schilderij staan, dat
bijna voltooid was. Zij stonden er eenige
oogpenblikken vol bewondering vóór. In den
hoek der kamer lag een rijcostuum en op
een tafel stond een groot houten paard. Het
kostuum was gedragen door het model van
den schilder, die voor hem geposeerd had.
„Trek het aan, Jo, dan kun je voor mij
zitten, terwijl ik schilder," zei Hans en met
behulp van zijn broertje was Jo spoedig
aangekleed. De kleine Jo vond, dat Hans
bijna even knap was als Vader, toen hij
hem palet en penseelen zag gebruiken.
Er was ongeveer een kwartier verloopen,
nadat Hans aan het werk was gegaan. Dat
was al een heel ongelukkig kwartier voor de
schilderij geweest. De neus van den ruiter
was zwart geworden, zijn oogen geel, ter
wijl er roode tranen uit vielen en zijn wan
gen waren matblauw. De beide jongens wa
ren juist bezig het werk met verschrikte ge
zichten te beschouwen, toen de deur open
ging en meneer van Houten plotseling ach
ter hen ston d.
Dat was me een ontsteltenis!
„Wat zal Vader wel zeggen?" flitste het
door het brein van den jeugdigen schilder.
„Wat zal Vader boos zijn!" dacht Jo
angstig.
Beiden keken heel beteuterd en konden
geen woord uitbrengen van schrik.
„Leg onmiddellijk de penseelen meer,
Hans! zed meneer van Houten streng; „en
jij, Jo, trek het rijkostuum uit. Ga nu alle
bei naar je kamer en blijf daar den heelen
dag."
„0, Vader.alsjeblieft.ik.
„Geen uitvluchten. Jullie zijn allebei heel
ongehoorzaam geweest en hebt mijn
schilderij, waaraan ik zooveel uren gewerkt
heb, totaal bedorven. Je wist heel goed, dat
je hier niet komen mocht en hebt een ge
duchte straf verdiend. Jullie krijgt geen van
beiden weekgeld in de eerste drie maan
den. Ga nu naar boven."
Hans en Jo zagen wel, dat Vader onver
biddelijk was en met lood in hun schoenen
gingen zij naar boven. Geen weekgeld in
drie lange maanden en zij waren juist zoo
ijverig aan het sparen! Hans voor een verf
doos en Jo voor een prentenboek met veel
dieren er in. Bovendien zouden zij dien mid
dag op een buitenpartijtje gaan en 'nu mo?=
ten zij thuis blijven!
De straf was streng, doch zij hadden haar
verdiend en zij zagen dit in.
Jaren zijn voorbijgegaan. Hans en Jo var j
Houten zijn nu jonge mannen geworden i-n
i.un vader heeft verscheiden mooie schild
rijen gemaakt na den dag, waarop zijn on
gehoorzame zoontjes zijn werk bedorven
hadden. In het atelier hangt echter nog altijd
de schilderij, waarop de ruiter met het
blauwe gezicht roode tranen uit gele oogen
schreit.
Emdljjk gaat de kleine veot
stil aan 't werk met ?t scbopfjey
doet als was hij hier alleen,
zonder 't steeusehe popje.
Na een poosde, aarzelend nog^ 4 in
graaft ook zjjf een beetje
't jjs is nu gebroken, maar -
zonder spreken, weet jeè
v! j HERMANNA.
JJie schilderij heeft mij gehoorzaamheid
gedeerd," zegt Hans, terwijl hij er met een
vriend vóór staat.
„En mij oók," voegt Jo ér aan toe, ^Vadear
heeft toch niet te vergeefs gewerkt"
Een klein pakje vandaag, wat ik heel
begrijpelijk; vind, ais er zoo heel veel kan-
deren "uit logeespen zijn. En dan is het voor
mij in de vacantie ook wel eens gemakke
lijk als ik een klein beetje minder werk
heb, al doe ik het ook nog zoo graag, de
kinderbrieven lezen en beantwoorden.
Aan de zeer vele kinderen, die mij de
laatste maanden altijd zoo hartelijk en
vriendelijk naar mijn broer hebben ge
vraagd, antwoord ik even, dat ik tusschea
den dag verleden week, dat ik aan juüae
schreef en vandaag, 5 dagen in Utrecht
ben geweest bij mijn broer en hij was nu
eindelijk veel beter, hij was voor het eerst
sinds Januari eens even uit geweest. Juflae
begrijpt hoe blij ik was.
Jan Hoope, aardig dat jij mij nu weer
eens hebt geschreven. Ja Coba heeft nÉf
heel uitvoerig verteld over bet dagje naar
Groenendaal. Als jullie Zondag naar Noofd-
wijk bent geweest, dan hesb je niet veel
mooi weer getroffen; ten minste in Utrecht
regende het Zondag hard.
Ida van Riet, hoe grappig, dat de poeö
naar boven werd gestuurd 's morgens met
een pakje om zijn hals. 0, dat heb ik ook
zoo dikwijls bijgewoond, dat we iets kregen
op onzen verjaardag van een der huisdie
ren. Je hebt een massa cadeautjes gekregen,
las ik uit je brief.
Mientje Henny, dus ik had goed geraden;"
ik herkende je postpapier met het meisje
er op. Heb je allemaal velletjes met kinder
tjes, die bouquetten in de hand hebben.
Geertje Hoff, dank voor je mooie brieft
kaart uit Amsterdam; ik vind altijd gezel
lig om te merken, dat de raai9eljeugd mij
niet vergeet als ze op reis zijn. Je vriendin
vToeg mij ook al of ik al iets van je ont
ving.
Marie Kuivenhoven, heb je hiervoor al
gelezen, dat Geertje mij een kaart zond? Ik
begrijp wel, dat je in de vacantie eens over
slaat als je uitgaat. Veel pleizier in Haar
lem en Groenendaal; maar het is waar ook,
als je dit leest, ben je er al geweest. Hier
in huis, waar ik nu logeer, is ook een Hon-
aaarsch pleegkind; ze i9 nu al voor de
derde maal in Holland; ze heeft een bou
quet aangeboden aan de Koningin en een
aan het Prinsesje, toen die hier op het dorp
kwamen.
Bernard Stikkelorum, je bent welkom; ik
hoop dat je er veel pleizier in zult hebbao.