Zonderlinge Kameraden
No. 1974*
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 Juli.
Tweede Blad. Anno 1924.
Gemeenteraad van leiden.
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren.)
pe heer DUBBELDEMAN noemt het
een feit, dat de groothandelprijs van coke*
hier wordt vastgesteld door de Lichtfabrie
ken, eenigszins rekening houdend met den
iparktprijs. De practijk is dus in strijd met
'de theorie van den wethouder.
Het gebeurt, dat er cokes naar buiten
gaat en dan terugkeert voor lageren prijs J
Dat is van algemeene bekendheid.
Voor den oorlog bestond deze politiek
hiet en toen ging het goed I
Voor den kleinhandel moet de prijs niet
geregeld zijn, behoudens dan zoo noodig
een maximum-prijs. De coöperaties zulldn
'overigens wel zorgen dat de prijs niet te
hoog wordt.
De particulier moet zorgen voor zijn eigen
winst, niet de gemeente daarvoor doen
zorgen.
De heer WILBRINK blijft het verkeerd
vinden, dat incidenteel hier wordt inge
grepen in het beleid der Lichtfabrieken,
een ingrijpen overigens, dat fataal zou zijn.
Nader zei hij dit uileen.
De heer EERDMANS repliceerend, blijft de
vrijheid van verkoop verdedigen, le meer
•waar de Lichtfabrieken zich slechts aan
passen aan den marktprijs, daarop geen in-
yloed 'oefenen, zooals blijkt.
Nadat de heeren ELKERBOUT en GROE-
NEVELD nogmaals het standpunt hebben
verklaard, verdedigt weihouder SANDERS
nogmaals het praeadvies. Er kan hier toch
zooveel cokes worden ingevoerd a!s men
wil en is de prijs daarvan lager, dan wor
den de Lichtfabrieken vanzelf gedwongen
tot verlaging. Er is hier voldoende vrijheid,
gezien ook de vergelijking met de prijzen
elders. Wanneer het voorstel Dubbeldeman
in stemming zal worden gebracht blijkt er
'over de strekking nog eenig misverstand en
komt de heer OOSTDAM met steun van
den heer v. Hamel (betreffende nader prae
advies) evenals de heer WILMER waar
tegen de heer DUBBELDEMAN zich verzet.
Wanneer de heer OOSTDAM dan een
voorstel wil indienen, om alsnog praeadvies
uit le brengen op het voorstel Dubbeldeman,
trekt deze zijn voorstel in.
Het praeadvies wordt aange
nomen met li13 stemmen.
Tegen de S. D. A. P. en de heeren Knut
tel, Zuidema, Witmans, Eerdmans en
Heemskerk.
Go. Voorstel in zake het aanbrengen van
verschillende veranderingen in het open
baar lager onderwijs, in verband met de
laatste wijziging der Lager Onderwijswet
1920 en tot beschikbaarstelling van gelden
Voor de verbouwing van de schoolgebouwen
aan de Vrouwenkerksteeg en de Boom-
markt. (207)
Hierbij zijn de voorstellen van de heeren
v. Hamel, Wilmer en Zuidema, reeds be
kend.
De heer OOSTDAM (die hel woord heeft
"besproken) meent, dat er wel wat overdrij
ving school in de klachten over niet vol
doenden tijd om de zaak le beschouwen.
Men weet toch de regeerings-voorstellen.
Dat B. en W. zoo vlug hebben gewerkt, moet
men prijzen. Hel komt de gemeente zeer ge
legen te kunndi bezuinigen en practische
moeilijkheden zijn er tegen langzame invoe
ring.
In beginsel gaat hij dus met B. en W. ac-
coord. Geenszins is hij beducht voor de ver-
hooging tot 48 leerlingen per klas, gezien de
prachtige onderwijsstelsels en de goede leer
krachten. Bovendien in de practijk zal hel
niet tot 48 komen.
Gezien het advies der plaatselijke school
commissie en het voorstel Wilmer-Zuidema
Vraagt hij echter of de weihouder niet tege
moet wil komen, b.v. door het getal op 45 le
brengen.
De heer WILMER: dal is al afgesproken
en goedgekeurd.
De heer OOSTDAM had zoo'n evenredig-
beid zoo vlak naast hem niet verwacht.
De heer WILMER: 't Is liooge ernst.
De heer OOSTDAM ziel dit toch gaarne
.door den wethouder bevestigd.
Bij het Bijz. Onderwijs zal het getal 48
leiden tot groole verbouwingen, meent hij,
zullen daarvoor de balen niet worden opge
slokt. Hij verwacht daarover nadere gege
vens van den wethouder.
Het spijt hem echter, dat B. en W. geheel
de plaatselijke schoolcommissie laten staan,
die z.i. toch nog verder vooruitziet
Nieuwbouw lijkt hem toch ongewenscht,
enz. De schoolcommissie wil zooveel moge
lijk redden als b.v. de leerschool.
De heer v. HAMEL raadt aan het punt
arlikelgewijs le behandelen, om het debat
zoo kort en zakelijk mogelijk le houden.
Hij voor zich kan thans niet accoord gaan
met B. en W., zijn leedwezen uitsprekend
over deze voorstellen, die den indruk geven
te zijn voorbereid door personen, niet op de
hoogte der plaatselijke toestanden en plaat
selijke, d. w. z. schoolloestanden. Deze
voorstellen zullen de belangen van het on
derwijs in het gedrang doen komen.
Wat betreft het maximum aantal leer
lingen van 48 en 32 voor resp. L. O. en
U. L. O hij stelt voor 42 en 30. Alle onder-
wijsspecialiteiten zijn het er over eens. dal
48 te veel is, waarop hij nader ingaat. En
als 48 niet noodig is, waarom het dan voor
gesteld? In Haarlem en Den Haag gaat men
toch ook zoo ver niet.
Wat ophefting der Plantsoenscholen be
treft, daartegen pleiten vele ouders en Tuin-
sladswijk breidt zich uit. De vraag is bo
vendien of de Chr. school aan de Pieters
kerkgracht wel accoord gaat met de ver
plaatsing, zooals B. en W. voorstellen.
De scholen aan de Vrouwenkerksteeg
hebben de kleinste lokalen en een dezer
scholen, al of niet verbouwd, kan men aan
de Chr. school aanbieden, waarlegen zich
deze niet kan verzetten, tenzij de inspec
teur voor de Volksgezondheid die school
heeft afgekeurd.
Spr. maakt dan een reeks aanmerkingen
op de cijfers van B. en W. over de klassen-
vcrdeeling aan bepaalde scholen. Over
plaatsing van de Centrale school voor het
7e leerjaar naar de Oude Vest en inkrim
ping daar lijken hem ongewenscht.
Voor 1 Sept. kan de wijziging z.i. nooit
meer ingevoerd worden daar goedkeuring
door Ged. Staten zou worden gevolgd door
beroep op de Kroon, ook gelet op den korten
termijn van op wachtgeld stellen.
1 Maart 1925 lijkt hem beter, wat hij ook
praclisch uitvoerbaar acht. Er is dan tijd
voor regeling, terwijl overhaasting zou zijn
in 't nadeel van het onderwijs.
De heer VERWEY zegt, dat voor den heer
Oostdam de gaalheid van den Nederl. gul
den no. één is en belang van het onderwijs
no. twee. Hij is juist van tegenovergestelde
meening. Wel degelijk is de raad verrast,
niet in 't belang van het onderwijs. Zelfs
liet uitstel van één week lijkt hem van se
cundaire beteekenis. Er bestaat in onder-
wijs-kringen geen vertrouwen in deze reor
ganisatie en dit vertrouwen lijkt hem toch
wel 't eerst noodige. Hij is daarom voor uit
stel van een V» jaar, waarmede hij dus aan
de zijde van den oud-wethouder van onder
wijs staat. De kosten van zoo'n uitstel zijn
miniem, zoo rekent hij voor.
Van 1 Juli 19231 Juli 1924 waren er
slechts 5 vacatures.
De Plantsoenscholen zijn juist zeer gun
stig gelegen, gezien de uitbreiding aan die
zijde der 9tad, daarom is hij tegen over
brenging der Chr. school daarheen.
Ilij stelt voor de behandeling der reorga
nisatie uit te stellen tot 1 Maart 1925.
De heer KNUTTEL acht de uilstelargu-
menlen klemmend, ook al zal hij in 1925
oven hard er legen zijn als nu. Met eenige
voorbeelden toont hij z. i de noodzakelijk
heid van uitstel aan.
De heer EERDMANS sluit zich daarbij
aan. De stukken maken den indruk van
spoed werk. Zoo is b.v. de Chr. school aan
de Pieterskerkgracht nog niet definitief af
gekeurd, meent hij. Hij wijst ook op de ver
bouwing voor het Bijz. Onderwijs, waarop
de lieer Oostdam wees, waarvan de raad
niets weet. Moet de raad ook daarvan niet
geheel op de hoogte zijn? Evenals over de
cijfers van kosten bij 42 leerlingen, over
de overtollige leerkrachten, enz.
Wethouder MEYNEN ontkent de over
haaste behandeling. Reeds tijdens de be
handeling in de Kamers hebben B. en W.
de kwestie onder de oogen gezien met den
inspecteur, zoodat deze er zich geheel mee
accoord kon verklaren.
De plaatselijke schoolcommissie is ge
vraagd zich gereed le houden voor behan
deling en zij heeft haar advies gegeven.
Het verzuim inzake de andere schoolver-
eenigingen enz. is hersteld vorige week.
De besturen zijn gehoord, doch adviezen
zijn niet ingekomen.
Leiden is ook niet de eerste plaats van
aanpassing, al zou het niet erg zijn na
laten noemt hij wel erg. gezien de groote
belangen Haarlem 19 al klaar, Delft. Arn
hem stellen schoolopheffingen voor.
Het belang van een spoedige behandeling
is groot voor hel gemeentebelang. B. en W.
zien best kans alles voor elkaar le krijgen.
Voor 1G Maart 1925 moet alles klaar zijn,
omdat 1 Jan. 1926 een fatale datum is in
deze materie. Automatisch zullen dan een
aantal onderwijzers overlallig worden en
de subsidie 1926 hangt onverbiddelijk af
van de 4 reeds eerder genoemde data in
1925. Hier is niet aan de orde verbetering
van het onderwijs, daarover is in Den Haag
beslist, alleen het waken voor de gemeente-
financiën; fn wel op tijd om zeer sterke
stijging van uilgaven te voorkomen. En B.
en W doen dat billijk en gematigd. Die
sterke stijging van uilgaven is een gevolg
van het grooler worden van het overlallig
personeel, door de regeeringsmaalregelen
ten opzichte van het getal leerlingen per
klas. Dat is dure roeping van B. en W. in
het belang der burgerij. Op den duur zou
den de kosten 1 ton worden, niet meegere
kend de overtallige onderwijzers (24), die
altijd noodig zullen zijn. Er zouden er 24
bijkomen, kosten f 54.000 voor het Openb.
onderwijs alleen. En daarbij komt 't zelfde
bedrag voor het Bijz. onderwijs.
Iedere vacature bergt het gevaar, dat wij
in slechter conditie komen. Hoeveel dat
kost, is zoo niet uit te leggen, afhangende
van te veel factoren als dit is.
Niet 5 maar 20 vacatures zijn er in de
laatste 14 maanden geweest en 20 voor de
volgende 18 maanden durft hij gerust aan
nemen.
De kwestie van de afkeuring der school
aan de Pieterskerkgracht dringt tevens. De
aanvrage is nog niet binnen, hoewel al een
paar jaar is gewacht. Maar dit bestuur
heeft recht op een school volgens de wet,
en die aanvrage zal weldra komen. Binnen
de 3 maanden moet de aanvrage worden
behandeld.
Dan maar een nieuwe school, kan men
zeggen, maar dat kost ook pl.m. een ton.
De raad moet nu maar beslissen.
De heer GROENEVELD: dan geven wij
de slechtste school.
De Wethouder: Neen, dal zou unfair
zijn.
De heer GROENEVELD: Dus houden wij
de slechtste school voor het openb. onder-,
wijs.
De Wethouder meent, dat de Yrou-
wenkerksteegschool slechter is en zoo zou
deze niet aangeboden kunnen worden. Wat
voor het Openbaar Onderwijs- slecht is, is
is het ook voor het Bijzonder.
De heer VERWEY meent, dal niet met
zekerheid het verloop van het onderwijs
personeel is te overzien.
De Wethouder wijst er op, dal Ki)
2 wetsdata neemt, n 1. 23 Mei 1923 en 1
Juli 1926, geen willekeurige data.
De heer VERWEY vraagt of in de vaca
tures niet door tijdelijke krachten voor
f 1600 per stuk is te voorzien.
Waar hij ziet, steeds ziet hij alle reden
voor uitstel.
De heer KNUTTEL wijst er op, dat de
kosten ad f 100.000, door den weihouder
genoemd, op den duur pas gelden, niet voor
direct.
De Wethouder en de heer VERWEY
debatleeren over al of niet voldoend over
leg en over de waarde van dit overleg.
De heer ZUIDEMA kan zich niet met
uilstel vereenigen. Hij huldigt juist B. en
W. en de ambtenaren voor den betrachten
spoed. Dat men ook wel kon oordeelen,
bleek uit het feit, dat 10 dagen geleden al
een protestvergadering is gehouden.
De heer EERDMANS erkent, dat reorga
nisatie beslist noodig is-, men zal zich moe
ten aanpassen bij de wet. Maar hij heeft,
hij herhaalt het, niet voldoende gegevens,
vooral niet van het Bijz. Onderwijs, om di
rect te kunnen oordeelen.
De heer WILMER acht uitstel-aanvragen
op zichzelf begrijpelijk; maar hij is, het
voor en tegen wegende van uitstel, er niet
voor. Andere practische voorstellen, dan
Uians gedaan, zullen z. i. niet inkomen, al
stelt men uit.. Van verbouwing bij het Bijz.
Onderwijs bij 42 leerlingen, is zeker geen
sprake, dus ook daarom is uitstel overbo
dig. Bij 48 misschien ook niet, maar dat
weet hij niet.
Het argument van ontslag op korten
termijn blijft, maar mag z. i. geen doorslag
geven. En het voor, zooals de welhoudu
hel aantoonde, spreekt boekdoelen.
Wethouder MEYNEN wijst er lo. op, dat
volgens instructie van den minister, dis
pensatie betreffende de ruimte kan worden
gegeven en hij volgt die instructie ook zoo
noodig voor het Bijz Onderwijs; 2o. zeker,
er is een korte termijn van ontslag, doch
100 pCL wachtgeld wordt gegeven bij 10
jaar dienst en het Bijz. Onderwijs mag nog
2 jaar de overtollige onderwijzers behouden;
3o. mocht een bestuur van een Bijz. school
in last komen, art. 56 wettigt tot aanstel»
ling van één leerkracht meer voor rekening
van het Rijk; 4o. is dat nog niet voldoende,
dan kan het bestuur vragen om vergroo
ting der lokalen. De kosten worden ruim
schoots' opgewogen door besparing op de
salarissen; 5o. vooreerst hebben de bestu-
Ten van Bijz. scholen niets te maken met
het maximum getal leerlingen, alleen met
het algemeen gemiddelde bij het Openbaar
onderwijs, dat na de reorganisatie van B.
en W. 35 bedraagt.
Voor invoering thans pleit ten slotte nog,
dat thans (Sept.) op de meeste scholen het
leerjaar begint 17 a 18, tegen 8 op 1
Maart 1925 en redislributie is beter bij
den aanvang van een leerjaar dan later.
De m o t i e-V e r w e y (uitstel) wordt
hierop verworpen met 1611 stem
men. Vóór de S. D. A. P. en de heeren v.
Hamel, Knuttel, Witmans en Eerdmans.
De vergadering wordt geschorst.
Avondzitting.
De heer WILMER verdedigt rijn amen
dement dat gesteund ia door den beer
Zuidema. Hij had gedacht dat de wethou
der dit zou aanvaarden als tussohenvoor-
stel, maar dit is niet gebeurd. Hij had
dit gedacht, omdat het amendement be
antwoordt aan den geest van het voorstel
van B. en W. Dezer» stellen het cijfer 48
immers niet voor omdat getal te halen.
Het gemiddelde blijft 36, nu en dan 42 >t
iets meer. Dit wordt nu vastgelegd door
zijn amendement. Het cijfer 15 pOt. geeft
dan voldoende speling.
De heer EERDMANS vraagt wat ver
staan wordt onder 15 pCfc. der klassen. Ze
ker van alle klassen?
De heer WILMER: Zeker.
De heer ZUIDEMA meent, dat, zal do
bezuiniging der regeering effect sorteeren,
de gemeenten moeten meewerken. Hij is
dus ingenomen met deze voorstellen. Wat
verslechtering van het onderwijs betreft,
er moet toch met de omstandigheden wor
den gerekend. De tegenstelling tusschen
gaafheid van den gulden en van onderwijs
riet hij niet. Bezuiniging op onderwijs acht
hij ook een onder wijs-belang. Hij cheeit
den minister van onderwijs. Dit voorstel
van B. en W. komt er practisoh op neer,
de bezuiniging niet ongedaan te maken.
Het hoofdbezwaar sohijat het getal 48
to zijn, doch het is geenszins bedoeling het
cijfer algemeen soover op to voeren. Hcfc
gemiddelde is dan ook veel lager geraamd,
sleohts bij uitzonderingsgeval zal een cij
fer over de 40 worden bereikt.
Dat een onderwijzer geen goed onder
wijs zou kunnen geven bij 43 leerlingen,
onderschrijft hij niet, ook niet, waar het
gehalte der onderwijzers is verbeterd.
De heer KNUTTEL: Op papier.
De beer ZUIDEMA: Neen, ook inder
daad.
De heer DUBBELDEMAN: Zijn de
eischen niet verhoogd?
De heer ZUIDEMA* Zeker, maar niet
naar verhouding. Het bezwaar voor bet
bijz. onderwijs gaat niet op, waar gerekend
wordt naar het gemiddelde bij het openb.
onderwijs. Voor verbouwing vreest hij niet,
die zal volgens hem heelemaal niet noo
dig zijn voor het bijz. onderwijs.
De heer SPEND EL: Dat is toch onjuist.
De heer ZUIDEMA handhaaft zijn mee
ning. Al heeft hij dus in 't algemeen geen
bezwaar, hij onderteekende het amende-
mcnt-Wilmer, omdat de plannen van B.
en W. er niet door worden geschaad, rie
de staatjes. Op de 136 klassen, zouden er
20 mogen zijn met 16 leerlingen en hij zeb
nader uiteen, dat dit voldoende is en B.
en W. voldoende ruimte tot plooien geeft.
De heer KNUTTEL zegt, dat wo hier
voor ons hebben de vruchten van de go-
zegende pacificatie op onderwijsgebied,
welke pacificatie door versnippering de
kosten zoo ontzettend heeft opgedreven,
dat deze bezuinigingen noodig zijn geooiv
deeld, die weer een aanslag zijn op het
volkspeil. Ze leeren op de volksscholen zoo
weinig, dat ze weinig meer te vergoten
hebben. De onderwijzers worden op alle
mogelijke wijzen gekortwiekt, in sijsteem,
in sohoolbenoodigdhedon enz. Do beer Zui
dema. deed aan phrasoologie, toen hij liet'
getal 48 verdedigde. Orde gaat nog, maar
bofc gaat men persoonlijk met de lcerlia-
gen om? Dat bestaat niet en zoo alleen is
het onderwijs vruchtdragend. Thans zijn de
klassen al te vol. Zijn partij wil niet al
leen onderwijs door bet woord, ook door
de daad.
Wat veiligheid van den gulden etc. be-'
treft, daarmee wordt schandelijk overdre
ven, zie het overschrijden der ramingen,
Hooge uitkeeringen rijn gedaan voor de
werklooeen, misschien onder gevloek zolfs,
doch het geld kwam er, omdat het er rijn
moest, Welnu, dan nweb de gemeente de
ton voor het onderwijs ook vinden.
De heer OOSTDAM: Hoous, pocus, pat,
De heer KNUTTEL: 't Is te nemen van
de dalende werkloozenondersteuning, go*
deeltelijk.
Misschien zal die ton zelfs maar een paar
jaar noodig rijn, gerien de duur van (fe
wet t-ot 1930.
Weer rit de bedoeling voor, het openb.
onderwijs te sohaden, ten behoove van hot
bijv. onderwijs, zooals hij nader aangeeft,,
't Komt weer neer op de kinderen der,
arbeiders.
De heer VERWEY verwijst naar den t<$*
genstand zijner partij in de Kamers tegou
de wet. Dat neemt niet weg, dat hij bü
werkelijk overleg wel ba<! willen meewer
ken.
De heer KNUTTEL: Klasse-verraad.
Do heer VERWEYDat is realiteit, an
ders niet. Do aard en deugdelijkheid van'
het onderwijs is geheel afhankelijk gesteld
van de vraag, hoe de ge^ieento er voor ri(L
Alsof het arbeiderskind niet overal goed
onderwijs noodig heeft l
Plaatselijk moet zooveel mogelijk gered
worden en bij meent, dat hier nog veol to
redden viel. Hij berekent, dat het slechtfl
f 24.000 bohoeft te kosten, ongeveer, dc8j
noods met tijdelijke leerkrachten. Voott"
het onderwijs moet men echter eon offer
over hebben. Hier en daar zou bot aan
tal leerlingen nog wel kunnen opgevoerd,
waar dit laag is, hij geeft voorbeelden.
Zeer somber rijn B. en W. over het 7ö
leerjaar, maar zoo pessimistisch is hij niet.)
Overwegende bezwaren heeft hij togen ver
plaatsing dezer school.
Hij hoopt, dat deze reorganisatie in liet
belang van het volkskind zal worden ver
worpen, ook waar Leiden een naam heeft'
op te houden.
De heer EERDMANS zal niet ingaan
op het wenschclijke of al niet wensohelijko
van de onderwijs-toestanden, vooral iriefj
waar hij acht jaar geleden al waarschuw
de tegen de gelijkstelling.
Een practische opmerking nog. Rijen
van vier zijn noodig voor het getal 48,
doch dan kan men niet meer er langs Ioo-
pen. Dat kan wol bij 42 en daarom is dit
aantal ook beter.
In 't algemeen ritten we nu eenmaal iö
'de modder. (Tal van interrupties).
Wethouder MEYNEN loornt even terug
op de kwestie van den Inspeoteur van do
Volksgezondheid. Deze entameert bijn*
nooit afkeuring van scholen meer. De hoe
ren EerdmaDs en v. Hamel waren er dan'
ook naast. De school aan de Pieterskerk-
gracht is afgekeurd en de gemeente zal
een andere moeten geven, daar helpt niet*
aan, er is geen reden tot weigering, gelijk
hij nader uiteenzet.
Voorts wil hij wel zeggen, dat hij doze
voorstellen niet met groot genoegen ver*
Kaar 't Engelsch van LEONARD MERRICK.
Geautoriseerd? verlaling van Mej. E. H.
89)
„Hij praat te veel, nu hij eenmaal over
zijn verlegenheid heen is," prevelde zij, toen
hij ging. „Ik ben blij, dat hij weg is."
„Ja? Waarom?.Ik niet," meende Bee.
„Hij interesseerde mij."
„Heusch? Had dan maar een woordje
meegesproken, m plaats van er zoo dood
stil bij te zitten. Waarom deelt je dat?"
„ik denk niet, dat hij daar hijzonder op
gc-steld zou zijn geweest; hij verlangde niet
met mij te spreken."
Hilda's schoon-gevormdc wenkbrauwen
gingen een tikje meer in de hoogle, dan dit
Wel het geval zou zijn geweest, als zij waar
lijk verrast was. Omdat zij wist, wat er mee
bedoeld werd, vroeg zij:
„Hoe meen je dat?"
„Ik zag, dat hij met jou wilde spreken.
Dat wil hij altijd. Ik geloof, dat het maar
goed is, dat wij morgen naar huis gaan,"
„Lieve HemelTraat toch zoo dwaas niet.
Denk je nu ook maar een oogenblik,
dat ik.V"
„Neen, ik dacht aan hem, den armen
jongen," zei Bee. „Hij zal al ongelukkig ge
noeg zijn zonder dat hij er dit nog bij be
hoeft te hebben I"
Hed was niet onaardig om te hooren, dal
zij zoo gevaarlijk werd geacht. Zij trachtte
dan nu ook den smachlenden toon van haar
geliefde heldinnen aan te nemen.
„Wat een verbeelding houdt jij er op nal"
teemde zij. „Op mij maakte hij enkel den
indruk van een vervelend mensch, die van
geen opslaan wist. Als een man er zóó uit
ziet, mag hij wel erg voorzichtig zijn met de
onderwerpen, die hij aanroert; zoo weinige
passen er maar bij zijn kleur."
Bee dacht: ,,0, wat kan Schoonheid toch
aanmatigend zijn. Zij zou anderen zelis het
recht ontzeggen, om een schoonen geest le
hebben!
Op den middag brak er een onweer los
over Godstone en den heelen avond bleef bet
niet meerdere of mindere heftigheid regenen.
Hilda werd er door bewaard voor het ver
velende van zijn gezelschap; want den vol
genden ochtend zouden zij al met een vroe
gen trein vertrekken, en na bet ontbijt was
zij nu een heelen tijd boven om toe te zien
op liet pakken van de kolfers.
Een paar maal, terwijl zij uit de zitkamer
van Bee trippelde met een boek, een naai
mandje, of een pakje étiquetjes, kwam hij
haar in de gang tegen, en lachte, zij hem toe
ir.et den moedigen glimlach van iemand,
die ondanks alle vermoeienis nóg haar
opgewektheid heeft behouden; maar er was
geen aanleiding voor een gesprek.
Het was David of over Daisymead al do
schaduw van haar vertrek was gevallen. Ilij
voelde zich al eenzaam in het vooruitzicht
van de leegte, die zij zou achterlaten. Het
leek hem nu al een maand, dat hij hier was;
en. nu er een eind aan kwam, waren de en
kele keeren, dat zij met elkaar in aanraking
hadden mogen zijn, hem al even dierbaar
of er een innige kameraadschap fusschen
hen had beslaan. Zelfs de periode van zijn
bedeesdheid en hopeloosheid haddden een
teedere bekoring, nu hij er op terugzag.
In gedachten verwijlde hij veel in de stad,
daar hij onbewust vatte, dat hij zich ner
gens zoo verlaten zou gevoelen als in de
plaats, waar zij was geweest; maar er zou
den nog zware uren voor hem komen vóór
hij kon gaan ;eerst de schrijnende uren, dat
hij haar missen zou.
Hij had zich voorgenomen, haar beiden
naar het slation le vergezellen; maar zij
scheen dit liever niet te hebben; dus nam
hij afscheid van haar in den voortuin, ter-
wel een witkiel de bagage op een handwa
gen laadde.
De hospita en haar dochter waren ook
beiden gekomen en op het laatste oogenblik
verscheen mr. Kemp .Ilij had een dood vo
geltje in de hand; Hilda liet een kreet van
meelijden hooren, teen zij het zagBee
zweeg.
„Och, wal een allerliefst dingl Wat is
het voor een vogeltje, nir. Kemp?"
„Eep. gewone vlasvink, miss," zei hij.
„Lastig goedje anders!"
„Een vlasvink? Ik dacht, dat vlasvinken
bruin waren; ik wist niet, dat zij ooit zóó
aardig konden zijn. 't Is gewoon een aller
liefst dingl Zonde en jammer, dat zij niet
heelemaal groen zijn I"
„Ja, 't is een schitterend ding," gaf mr.
Kemp toe, ,.de bruine haalt er niet bij, dat is
een feit." Hij veegde zijn handen aan zijn
jas af en reikte haar die toon ten afscheid.
Maar de groene kan Diet fluiten."
De zusters wandelden langzaam op en
David volgde het „schiterende" figuurtje
met den blik, tot een kromming van den
weg hem dit onmogelijk maakte.
HOOFDSTUK XX.
„Wel, kinderen," zei de professor, „hoe
maken jullie het hé? Flink verbrand en }e
te goed gedaan.Bee, kindlief, schel eens
even, ik heb juist het meisje gezegd, dat zij
geen thee zou zetten vóór we belden. Laat
ik jullie nu eerst eens even alle twee
zien?".Hij keek naar Hilda. „Nu, dat is
alvast uitstekend hoort En wat voor nieuws
heb jullie?"
„O, we maken het best," antwoordde zij.
„Ik geloof niet, dal er iets nieuws is; we
deden niets. Dat wil zeggen; ik deed niets;
en Bee werkte. U hadt ons eens moeten op
zoeken,Paps; al was het maar voor een
dagje geweest. We verwachtten sleeds een
telegram, dal u op komst was."
„Ja, dat weet ik, kindje ;dal weel ik; dat
heb je mij geschreven. Toen ik je brief las,
dacht ik dan ook werkelijk, dat ik gaan
zou; ik nam het mij voor. „Weet je wat ik
nu doen zal?" dacht ik. ,,lk zal er niets
van zeggen en Zaterdag zal ik mijn taschje
pakken en ze verrassen!"Maar...,
Ilemeltje-Iief, toen da Zaterdag kwam, kon
ik niet weg: kind, ik kón niet weg." Zijn
biik dwaalde naar zijn andere dochter en
bleef weifelend op haar rusten. „Of mis
schien was jij het, die mij geschreven hebt,
Beo? Nu, één van jullie beiden, dat is dan
toch ook hetzelfde."
„Natuurlijk; dat is hetzelfde," herhaalde
zij; „precies hetzelfde, alle twee verlang
den wij naar u."
De trekpot kwam nu binnen en er werden
een tiental woorden gewisseld, die maak
ten dat zij zich weer meer thuis voelden
dan iets anders.
Het meisje gooide een kopje om, slak er
haar wijsvinger in, terwijl zij het weer goed
zotte, en vroeg, met heesch gefluister: „Kan
ik u even spreken, miss?"
Toen de conferentie afgeloopen was,
bracht Bee het kopje aan haar vader bij den
leuningstoel en dat van Hilda bij de iofa en
de professor vroeg op 'een loon, die klonk,
of hij er eigenlijk niet zoo heel goed bij was
met zijn gedachten:
„En heb je studies gemaakt, Bce?"
„Ja zeker, vader."
„Mooi zool.Veel studies
„Wel, zoo veel als ik verlangde or le doen.
En met één ben ik nogal ingenomen."
„Des te beter."
„Is hier iels nieuws, vader?"
„in zekeren zin, kind Ja; in zekeren zin.
De nieuwe man heeft liet „Theater Royal"
overgenomen. Mobsby heeft de slad verla
ten; naar ik verneem ia hij naar Notting
ham gegaan. Je moet mij nog een beetje sui
ker geven; een heel klein slukje, oi do helft
van een klont."
„De nieuwe man heelt hel theater ovor-
genomen," herhaalde Hilda. „Hebt u hem
geschreven over de opera?"
„Ja, vader?"'vroeg Bee nu ook, terwijl zij
naar de suikervaas keek.
„Ja, ik heb hem geschreven. Maar ik
vrees, dat hij geen lieer is. Ik schreef hém
een enkel regeltje, hem vluchtig de zaak
meedeelend en hem aanbiedend eens hij
hem te komen als hij een uurtje over had,
als hij dan maar zei wanneer maar
hij;nu, ik kreeg geen antwoord."
„Misschien heeft hij den brief niet in han
den gekregen, Paps?"
„Ik dacht ook, dat dit de reden kon zijn;
datzelfde is bij mij opgekomen. Dus schreef
ik hem weer; maar Nu, ik vrees, dal hij
wel degelijk beide brieven kreeg. Mobsby.
antwoordde in ieder gevaldit diene tot zijn
eer gezegd. Hij was niet ondernemend,
maar hij was ten minste beleefd, bij maakt*
excuses, dat hij mijn werk weigerde.
(Wordt vervolgd).