Zonderlinge Kameraden
Voorontwerp nieuwe Ziekte
era OngevaSBenwet.
No. 19716.
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 19 Juni.
Tweede Bfad*. Anno 1924.
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
Het door den Minister van Arbeid, Han
del en Nijverheid by den Hoogen Raad van
Arbeid aanhangig gemaakte voor-ontwerp
van een nieuwe Ziekte- en Ongevallenwet
gaat vergezeld van een nota van toelichting,
waaraan is ontleend:
Hoofdlijnen van het wets
ontwerp.
Het wetsontwerp brengt onder de ver
plichte ziekte- en ongevallenverzekering al
len, die in loondienst arbeid verrichten. Een
loongrens, waarboven de verzekering is uit
gesloten, wordt naar liet voorbeeld der be
staande Ongevallenwetten niet gesteld. Alleen
wordt het dagloon, waarnaar bij ziekte en
ongeval geldelijke schadeloosstelling wordt
toegekend, gebonden aan een maximum van
acht gulden. Het ontwerp kent op deze
algemeene verzekering slechta één uitzon
dering, n.l. voor de bemanning van zee
schepen. De rechten dezer arbeiders qp
voorziening by ziekte en ongeval blgven in
verband met den aard van het bedrijf, waarin
zjj werkzaam zijn, bebeerscbt door de Zeo-
ongevallenwet 1919 en het Wetboek van
Koophandel. Overigens is de verzekering der
arbeiders geheel losgemaakt van den aard
van bun arbeid, zoodat verzekerd zullen zijn
niet slechts arbeiders, werkzaam in onder
nemingen, maar ook arbeiders, aangenomen
voor het verrichten van huiselijke diensten.
De arbeiders zgn door het enkele feit
van hun loondienst verzekerd tegen gelde
lijke gevolgen van ziekte en ongeval. Aan
melding voor de verzekering is niet noodig,
zoodat zonder individueele aanduiding, der
halve collectief, alle arbeiders, die op een
gegeven oogenblik in loondienst van een
bepaalden werkgever werkzaam zgn, Ver
zekerd zullen zgn.
De verzekering zal, als bet door den
wetgever gedachte normale geval, worden
uitgevoerd door Bedrijfsvereenigingen, als
welke in beginsel uitsluitend zullen kunnen
worden erkend door samenwerking van werk
gevers- en werkgevers-organisaties met ar-
beiders-organisatieg in het leven geroepen
instellingen. Daarnevens zullen echter, on
der bepaalde voorwaarden, als Bedrijfsver-
eeniging ook kunnen worden erkend ver-
eenigingen vau werkgevers. Dezelfde Be-
drgfsvereeniging zal het risico van de beide
verzekeringen van dezelfde arbeiders moe
ten dragen.
Als aanvullende organen treden op de
Rijksverzekeringsbank en de Raden van Ar
beid, met dien verstande, dat bet risico
der ziekteverzekering zal worden gedragen
door de Raden van Arbeid, en dat dpr on
gevallenverzekering door de Bank. De kos-
W der verzekering worden gedragen door
4 werkgevers. Voor zoover dezen niet bij
«en Bedi'gfsvereeniging zgn aangesloten, zul
len zij aan de hand eener door hen aan
te houden loonlijst de voor beide verzeke
ringen verschuldigde premie hebben te be
talen in den vorm van oon door de Ko
ningin vast to stellen percentage van het
door hen uitbetaalde loon.
De bepalingen betreffende de schadeloos
stellingen, krachtens elk der beide verze
keringen te genieten, zijn bijna ongew'rjzigd
overgenomen uit de Ziektewet eu de On
gevallenwet, terwgl ook overigens zooveel
mogelijk aansluiting is gezocht bg den in
houd dier wetten. Veranderingen zijn slechts
dan aangebracht, indien de ontworpen wij
ziging van het stelsel der betrokken wetten
noodzakelijk dit eischte.
De collectieve ziektever
zekering.
In het bijzonder de beide volgende mo
tieven hebben ondergeteekende geleid tot
zijn voorkeur van het stelsel der collec
tieve verzekering boven het stelsel der in
dividueele verzekering van de bestaande
Ziektewet. In de eerste plaats vervalt bg het
door hem voorgestane stelsel de noodzake
lijkheid van de regelmatige af- en aanmelding
van de bij den Raad van Arbeid verze
kerde arbeiders. Het stelsel der bestaande
Ziektewet brengt met zich een voortgezette
boekhouding van de op ten minste 1.500.000
te schatten verzekerden. Met betrekking tot
elk der verzekerden moet ieder oogenblik
kunnen worden vastgesteld of hg bg de
ziekenkas van den Raad van Arbeid, dan
wel bg een bgzondere k33 is verzekerd. Is
hg verzekerd bg eerstbedoelde ziekenkas,
dan moet do Raad vaa Arbeid voor de in
ning der verschuldigde premie bekend zgn
met den werkgever, in wiens dienst wordt
gearbeid. Van iedere verwisseling van werk
gever zal daarom aan den Raad van Ar
beid aangifte zijn te doen. Deze aangiften
en registreering zijn onnoodig bg bet col
lectieve stelsel. Stellig zal ook bg zoodanig
stelsel een verzekeringsboekhouding niet ge
heel kunnen worden gemist, maar die boek
houding zal veel minder omvattend kuunen
zijn en zich vermoedelgk beperken tot het
registreeren van de verzekerden, wier ziekte
toestand bgzondere voorziening gewenscht
of herhaling der kwaal mogelgk doet voor
komen.
In de tweede plaats is het bij de keuze
van het collectief stelsel mogelijk in het
bgzonder voor de premie-inning en voor
de aanmelding der werkgevers aansluiting
to verkrijgen bg de reeds collectief ge
regelde wettelijke ongevallenverzekering,
waarmede aan de werkgevers en aan de ver
zekeringsorganen moeite en kosten worden
bespaard. De werkgevers zullen immers hun
premie voor beide verzekeringen aan de
hand der zelfde loonigst kunnen betalen j
en dus niet genoodzaakt zijn om naast 'de
hun bereids bg de Ongevallenwet opgelegde
administratieve verplichtingen nog andere
dergelijke verplichtingen voor de uitvoering
der Ziektewet te vervullen. Dit voordeel voor
de werkgevers komt vanzelf mede aan de
verzekeringsorganen ten goede.
Ondergeteekende ontveinst zich intus chen
niet, dat de toepassing van het stelsel van
collectieve verzekering bg de ziekteverzeke
ring een bezwaar ontmoet, dat bg de in
dividueele verzekering uitgesloten is, n.l.
dit, dat niet steeds onmiddellgk zal kunnen
blgken, of recht op ziekengeld bestaat. Do
ziekte openbaart zich immers slechts in
zeldzame gevallen tijdens het verrichten van
den arbeid. Is de arbeidsovereenkomst tus-
sohen den werkgever en den arboider ge
ëindigd, dan zal ook een ziekte, welke zich,
mits binnen niet te langen tijd, na die be
ëindiging openbaart, aanspraak op zieken
geld moeten geven. In zoodanige govallen
zal bij bet collectieve stelsel van die dienst
betrekking moeten blgken, zal de werkgever,
in wiens dienst werd gearbeid, bekend moe
ten zjjn. In het stelsel der individueele ver
zekering kan daarentegen over de verzeke
ring geen twijfel bestaan. Ondergeteekendo
acht dit bezwaar echter niet van genoeg
zaam gewicht om op grond daarvan af te
zien van de collectieve verzekering.
De uitsluiting der zieken
kassen.
Bij de uitwerking van het onderhavige
wetsontwerp heeft ondergeteekende ernstig
nagegaan of het mogelijk zoude zgn aan de
ziekenkassen een plaats in to ruimen onder
do met de uitvoering der ziekteverzeke
ring belaste organen. Dat onderzoek heeft
echter tot een negatief resultaat geleid, aan
gezien do collectieve verzekering der ar
beiders zich niet verdraagt met eene re
geling, waarbjj aan den individueelon ar
beider de bevoegdheid wordt gegeven zich
by eene ziekenkas te verzekeren. Hot eene
stelsel s'uit hier het andere stelsel uit. Men
kan met ondergeteekende dit resultaat be
treuren, maar desniettemin het aanvaarden
met de overweging, dat het bg1 den opzet van
eene herziening der sociale verzekering, ais
thans aan de orde is, niet wel mogelijk is
aan alle vormen, waarin de begeerte naar
zelfdoen zich openbaart, recht te doen weder
varen, doch dat de krachtiger organisatie
vorm voorrang moet hebben vóir d?n zwak
keren vorm. En dat dit laatste hier het
geval is, staat vo»r ondergeteekende vast.
Ondergeteekende heeft sedert de laatste ja
ren met aandacht de ontwikkeling van het
ziektekas-wezen in ons land gevolgd. Maar
hoewel hij gaarne hulde wil brengen aan
de goede bedoelingen en do energie van
velen, die zich op hot gebied dezer zieken- j
kassen hebben bewogen, is toch zgn alge
meene indruk deze, dat de groote meerder
heid dezer kassen van bescheiden betee-
kenis zgn gebleven. Ondergeteekende is het
niet ontgaan, dat door het vormen van fe
deraties getracht wordt de aangesloten zie
kenkassen in hechtere positie to plaatsen
maar de kassen blijven ook dan, in verge
lijking tot de Bedr.gfsvereenigingen, zwakke
organisaties.
De verzekeringsorganen.—
Het wetsontwerp gaat van de gedachte
uit, dat uitvoering der verzekering door de
Bedrijfsvereenigingen regel zal zijn, zoodat
de openbare organen aanvullend zullen op
treden. Met de aanduiding Bedrijfsvereeni-
gmg heeft het ontwerp in het bgzonder
hel oog op organisaties, welke in het leven
zijn geroepen door samenwerking van
werkgevers- en werknemersbonden. Echter
zullen als Bedrijfsvereenigingen medo er
kend kunnen worden, doch dan telkens
voor een tijdsduur van 10 jaren, vereeni-
giugen van werkgevers, die in den gce3t
van de Bedrijfsvereenigingen, bedoeld in
de tegenwoordigen Land- en Tuinbouw-
ongevallenwet 1922, zijn georganiseerd. De
Bedrijfsvereenigingen zullen met betrek
king tot de arbeiders in dienst van dcnzelt-
den werkgever, zoowel het ongevallen- als
het ziekterisico op zich moeten nemen.
Voor de ongevallenverzekering blijft de
Rijksverzekeringsbank het aanvullend risi
co-dragend orgaan, terwijl de Raden van
Arbeid als aanvullende organen het risico
der ziekteverzekering zullen dragen. Voor
de uitvoering der ongevallenverzekering
woidcn de Raden van Arbeid belast met de
werkzaamheden betrekking hebbende op
de indeeling in gevarcnklassen van de voor
rekening der Bank verzekerde ondernemin
gen, de premievaststelling en inning, het
ongcvalsonderzock en het toezicht op do
richtigo naleving, met betrekking tot wel
ke bemoeiingen zij echter gehouden zullen
zijn zich naar algemeene voorschriften van
het Bankbestuur to gedragen.
Als bijlage bg deze Nota is gevoegd
een lijst van de artikelen van het wetsont
werp, met aanduiding, indien een artikel is
overgenomen uit of outleend aan een der
thans geldende verzekeringswetten, van
het overeenkomstige wetsartikel.
Vergadering van gisteren.
Waterstaatsbegrooting.
Aan do orde is de voortzetting van de be
handeling der begrooling van Waterstaat
1924.
De heer WESTERDIJK (V. D.) weuscht te
spreken over do spoorwegtarieven, die een
maximum-opbrengst moeten voortbrengen.
Spr 3 meening is, dat aan de spoorwegen
veel vervoer ontgaat door de exlra-hooge la
rieven. Men gaat dal ook wel inzien.
Er hadden eer bijzondere maatregelen
moeten worden getroffen, dan zou het auto
buswezen niet zoo'n buitensporig hoogo
vlucht hebben genomen. Vooral voor lange
afstanden zijn de tarieven ondraaglijk. Zon
der groote sommen uit te geven kan men
Tan de buitenprovinciën niet naar het cen
trum komen, wat tol nadeel strekt van beide
en van het land
De concurrentie van de autobussen tegen
over de tramwegen is zeer onbillijk. Onze
kostbare tramwegen moeten aan allerlei be
zwarende concessievoorwaarden voldoen. De
autobussen gaan vrij hun gang en vernielen
onze wegen. Naast een gezond ontwikkeld
autobusverkeer zijn voor het massale per
sonen- en goederenvervoer onze tramwegen
onontbeerlijk. Het vraagstuk is uiterst ac
tueel en dringend. Er 13 hier periculum in
mora. De Minister wacht echter met maat
regelen op de verschijning van het rapport
der commissie-Patijn. Zou de Minister bij de
Staatscommissie will n aandringen op
spoed en onder haar aandacht brengen dat
de toestand met den dag erger wordt?
De heer Westerdijk dringt aan op uitvoe
ring van de wet lot verbetering van de ha
ven van Vlissingen. Vlissingen heeft naast
Rotterdam reden van beslaan. Wat den ha-
venaanleg betreft, dient men dien niét te
concenlreeren op Rotterdam of Amsterdam,
Ook Delfzijl is een uitnemende havenplaats.
Hits lel van deze havenwerken beleek?nt
verlies.
De heer JANSSEN (R.-K.) acht de criliek
van don heer Moltnviker op het beleid van
den Minister onbillijk en onjuist. Ilij kan
niet ieder oogenblik op de hoogte zijn van
alle personeelsaangelegenheden in iedere::
lak van bedrijf en is dus veelal aangewezen
op zijn ambtenaren.
Spr. maakt enkele opmerkingen ten aan
zien van het Staatsmijnbedrijf. Het kan
toor te 's-Gravenhage, dat jaarlijks 220.000
gulden kost, komt hem wel wat duur voor
Wat zijn 's Ministers plannen omtrent a
Verdere ontginning der kolentexreinen. He1'
za! 1927 worden alvorens de vierde mijn
„Maurits" in exploitatie kan worden geno
men. Voor een vijfde mijn zijn nog totaal
geen plannen. Spr. vraagt of het niet wen-
scheüjk is, als de Staat geen vlugger tempo
kan betrachten in de cnlginning van den
bodem .concessies aan particulieren te
geven, althans met hen een exploitatie-
overeenkomst te sluiten.
De heer Janssen merkt op, dal de direc
tie der spoorwegen geen verwijt treft, dat zij
niet zou doordrongen zijn van de noodzaak
tot bezuiniging. Op geen enkelen lak van
Staatsdienst is zoozeer bezuinigd. Deze be
zuiniging gaat niet uilsluitend ten koste
van het personeel, zooals de heer Moltma-
ker zeide. Het is spr. o.a. bekend, dat in
Juli 1922 een groote schrapping heeft plaats
gehad van kapitaalsuitgaven voor noodzake
lijke werken. Het personeel heeft gedeeltelijk
de offers gelaten gedragen, omdat het weet,
dat ook het Rijkspersoneel zijn offers moet
brengen. Aan de spoorwegen, die een stuk
algemeen belang dienen, kan niet de eisch
worden gesteld, dat zij een sluitend budget
heeft onder alle omstandigheden en ten
koste van de bestaansvoorwaarden van het
personeel.
De lieer STENHUVS (S. D. A. P.) zegt, dat
de rechtspositie van de mijnwerkers alles te
wenschen overlaat. De mijnwerkers in Ne
derland loven nog steeds onder het regime,
dat 20 jaar geleden gold. Het mijnreglement
dient dringend herzien te worden. De con
tactcommissie is voor de arheiders een
waardeloos ding en zal het niet lang meer
maken. Zal de Minister me! een behoorlijker
regeling van overleg wachten tot hij wordt
wakker geschud door een nieuwe mijnwer-
kersslaking? Thans heerscht er een econo
misch militairisme.
In den Mijnraad moet meer leven komen.
Ook de arbeider behoort in dien raad thuis.
De behandeling der arbeiders is slecht. Bij
de mijn „Oranje-Nassau" werd een christe
lijke arbeider ontslagen, omdat hij diaken
werd. Het boelestelsel diont te worden afge
schaft. De arbeiders worden hierdoor op
gejaagd en zoo gebeuren de ongevallen. Het
scheidsgerecht dient grondig te worden her
zien.
De lieer DOBBELMAN (R.-K.) dringt aan
op bespoediging van den bouw van bruggen
over dj rivieren bij Arnhem en Nijmegen.
Een Belvedërebrug is voor oeververbinding
ongeschikt wat Nijmegen betreft. Met de ge
meente dient overleg te worden gepleegd
omtrent de plaats van de brug.
De heer l'OLAK (S. D. A. P.) spreekt over
het Rijkswegennet. De criliek, daarop alge
meen uitgevoerd, is gedeeltelijk onbillijk. De
goede wegen zullen dit echter niet lang blij
ven, omdat de constructie van die wegen
niet bestand is tegen het zeer zware ver
voer.
Er zijn gedeelten van hel wegennet, waar
aan te veel, en gedeelten, waaraan te wei
nig geld wordt besteed. Vele wegen worden
te breed aangelegd, zooals die van Amsler-
dam naar Laren en van Rotterdam naar
Delft. Het rijverkeer heeft aan een weg van
0 Meter breedte genoeg. Op de wegen is, be
houdens op enkele feestdagen, slechts een
matig verkeer. Tollen dienen te worden af
geschaft. Behalve op een enkele plaa(3 in
Duitschland heeft spr. nergens ter wereld
ooit een tol aangetroffen. Er zijn wegen,
waar de toestand onhoudbaar is, waar op
iedere 2 13 kilometers zich een tol bevindt.
Hoe mter men tol betaalt, hoe slechter de
weg meestal is.
Het verwondert spr., dat de electrificatie
der spoorwegen juist begonnen is op de
locale lijn Den IlaagLeiden. Hier is locli
geen sprake van een intens verkeer. Waar
om is men bijv. niet begonnen inet do lijn
AmsterdamBaarn. welke voel drukker is?
De MINISTER VAN WATERSTAAT, èe
heer VAN SWAAY. beantwoordt de sprekere
in d-: volgorde, waarin zij spraken. Om
spoedig tot een dergelijke reorganisatie van
den ltijkswalerstaalsdiensl te komen, is de
betreffende Staatscommissie zoo klein mo
gelijk gehouden. De meerderheid daarin
wordt echter niet gevormd door ambtena
ren. Het komt herbaaldetijk voor, dat, in
dien een builenlandsche aannemer lager in
schrijft dan een Nederlandscne, hot werk
toch aan den laatste gegund wordt. Men
hoort dan echter niets er van. De Noder-
landsche aannemers worden voldoende be
schermd. doch men kan de builenlandsche
firma's niet uitsluiten.
Het splitsen van bestekken moet van ge
val tot geval bekeken worden.
De Minister breekt hier zijn rede af.
De vergadering wordt verdaagd lot Don<
derdag elf uur.
Vergadering van gisteren.
Suppl. Ooilogsbegiooting.
Aan de orde is een wetsontwerp supple-
toire oorlogsbegrooting voor 1923.
De heer K .TER LAAN (S. D.) bespreekt
een post voor herstel van klceding en uit
rusting. Hij laakt daarbij het optreden van
ie inspectie, die zeer streng was en heeft
gewaarschuwd voor het geval dat aan dq
kleeding iets ontbrak.
De MINISTER VAN OORLOG, de heer
VAN DIJK, zegt toe de zaak te zullen on
derzoeken, maar vestigt er de aandacht op,
dat de officier den menschen in elk geval
eenige weken lijd heeft gelaten om de klee->
ding in orde te brengen.
Bij lG4bis vragen de heeren MACIIIELSE
(R.-K.) en K. TER LAAN (S.-D.) inlichtin
gen over de fraudes bij de leveranties van
zadels en bel verrichten van reparaties.
De MINISTER zegt, dal de beide zorgiooze
officieren zijn geslraft met oen boete van
f 1200 elk, helgeen gedeeltelijk is hot be
drag dat de Staat te kort kwam. Spr, keurt
de handelingen sterk af.
Het wetsontwerp wordt goedgekeurd.
Statuten „De Dageraad".
De heer BOON (V. B.) houdt een inter
pellatie over de niel-goedkeuring dor slalu-
ten van de Haagsclie afdecling der verccnt-
ging „De Dageraad".
Spr. zegl, dal hij deze interpellatie niet
houdt, omdat deze Vereeniging hem sym
pathiek is.
Onze wetgeving staat op den grondslag,
dal allo vereeniging toegelaten zijn, behalve
die, welke verboden zijn. De koninklijke
goedkeuring is bijna altijd verleend. Spr.
verwijst naar de rede van den lieer Slote-
maker de Bruine, in de Eerste Kamer ge
houden. Het antecedent, dat de Minister
heeft geschapen, is gevaarlijk voor volgende
Rele»enlieden. l)e geloofsvrijheid wordt in
Nederland bedreigd, o.a. door liet opliitscn
van ds. Gravemeijcr tegen de Katholieken.
Moei de Thorbcckiaansche leer weer los
gelaten worden?
Art. 109 der Grondwet geeft dezelfde vrij
heid aan de belijders van alle godsdiensten.
Als atheïsten volkomen gelijk slaan, dan
mogen zij niet uilgesloten worden van de
burgerrechtelijke voorrechten, die de ko
ninklijke goedkeuring verleent. Als de Mi
nister de vereeniging onzedelijk acht, waar
om gelast hij dan geen vervolging? Spr,
zou vele vragen kunnen stellen, doch hij be
paalt zich tot C-ën. n I deze:
Is de Minister niet van meening, dal de
weigering der Kon. goedkeuring op de ge
wijzigde Stalulpn van de Haagsclie afdce-
ling der vereeniging „De Dageraad" in
strijd is met de Grondwet en de wet van
22 April 1855 S. 32?
De Vrijzinnige slaalkunde slaat pat voor
de vrijheid van meenings-uitingen. Als de
bolsjewisten bier de baas waren en de Ka-
tho i-ken onderdrukten, zou de vrijzinnig
heid ook voor hen opkomen.
De MINISTER VAN JUSTITIE, de heer
HEEMSKERK, vr.v/;t of dit een interpel
latie is. De inlcrpellanl vraagt geen inlich
tingen, maar spreekt zich uit over de daden
der Regeering zonder die gevraagd te heb-
Naar :t Engelsch van LEONARD MERRICK.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. II.
11)
Zij hadden een kennis uit Londen ont
moet, een zanger, en Lee, de hoogmoedige,
had hem vol blijdschap aan haaT voorge
steld. De zanger, een knappe man, maar
Keen lieer, verloor in zijn verlangen, om
hoffelijk te zijn, wel eenigszins de beleefd
heid uit het oog en fixeerde haar wat te
sterk, terwijl hij zijn knevel opdraaide en
met de ellebogen op de café-tafel ging leu
nen. Zijn schouder verdrong Lee hoe langer
hoe meer; dj conversatie werd letterlijk een
samenspraak. De kunst om een man af te
Schepen zonder lompheid, is niet iedere
vrouw gegeven; dit is inderdaad iets, dat
slechts den zeer wèl-opgevocden aangeboren
is. In ieder geval was hel Ownies schuld; zij
beschouwde zulk een onbeschaamdheid als
een compliment en deed niet haar best, om
met waardigheid te remmen.
Lee keek hoe langer hoe boozer, zijn lip-
Pen gingen hoe langer hoe meer uitsteken
en niet zoodra had de Engelschman met
Vce! complimenten afscheid genomen, of zij
*3.8 haar man in een nieuw licht.
Hij stond op van zijn stoel en legde de
"ard op haar arm; zij voelde, dat zij trilde,
jtoar hij zei niels. tot zij een paar stappen
padden gedaan Zij keerde zich lot hem half
«rsehrikl, half uitdagend.
»^al is er?" vroeg zij. „Wat scheelteer
„Pas op, dal j?1 nooit weer tot dien kerel
spreekt," riep hij schor. „Hoor jeDat
wil ik niet. Haal h?t nooit in je hoofd om
tegen hem te spreken. Als je hem ziet, moet
je hem voorbij gaan. Is dat de manier,
waarop een fatsoenlijke vrouw zich ge
draagt? Daar te zitten, enVervloekt zij
hijl Ik had hem de glazen wel in het ge
zicht willen gooienI"
Zij was ontsteld en boos tegelijk. Zij
trachtte hem op zijn plaats te zetten door
haar toon van spreken.
„Ben je dwaas?" riep zij, zoo ferm als zij
het maar zeggen kon. Jk geloof, dat je ver
geet, lol wie je spreekt 1"
„Ik spreek tot jou!" hijgde hij; „ik
spreek lot mijn vrouw. Vergeet jij dat ook
niet. Je hebt met h?m geflirt en dat weet je
heel goed. Je zat daar met hem te flirten,
met je man tegenover jel Je zat te flirten
met dien leelijkcrd, dien je nooit te voren
gezien hebt, en dat. waar je man tegenover
je zat." Hij stond stil met opgewonden
handgebaren. Met mij was je niet zoo gul,
hè! Iedere man mag je zeker het hof ma
ken, als hij maar blank is, nietwaar? Maar
wees voorzichtig!.Je kent mij nog nietl"
„Stil," zei ze. „rn 's Hemelsnaam! De
menschen kijken naar je!"
Zenuwachtig riep zij een koetsier aan, en
gaf hem den naam van het hotel.
In het rijtuig waren Lees verwijlen zóó
heftig, dat zij de portierraampjes dichttrok,
opdat zijn slem toch maar niet door de
voorbijgangers zou gehoord worden. De af
stand tusschcn hel café en het hotel was
maar lcort ;ïn nog geen vijf minuten waren
zij er. Zij sprong uit de vigelanle en haastte
zich naar de slaapkamer, terwijl hij den ril
betaalde.
Toen hij daar wilde binnengaan, vond
hij, dat zij de deur afgesloten had. ITij riep
haar, maar zij antwoordde niet. Toen beukte
hij op de paneelen, en om schandaal te voor
komen, draaide zij den sleutel om.
„Moet dit d^n hcelen avond zoo gaan?"
vroeg zij, naar de bel loopend. „Als je mij
wilt slaan, bel ik om den gérant."
Haar angst, dat hij geweld zou gebrui
ken, zooals zij dien wel een oogenblik had
gevoeld, was in het rijtuig bedaard; maar
het was het wreedste, wat zij op hel oogen
blik wel zeggen kon. Zij had de hand al aan
den schelknop, schijnbaar in de grootste op
gewondenheid.
Die bedreiging, de gedachte, dat zij hem
in staat achtte te slaan, ontnuchterde hem.
Met beschaamden blik trad hij binnen.
„Je behoeft niet bang te zijjn, dal ik je
kwaad zal doen," mompelde hij.
„Neen? Hoeft dat niet? Hoe kan ik daar
nu van op aan? Ik wtet ander3 niet, waar
jij wel toe in slaat bent, jou ruziemaker;
jou lafaard...." Hij deinsde terug en keek
eerst zwijgende naar den grond. Toen begon
hij, schor: „Ik wilde je niet plagen. Het
spijl mij. Ownie, ik zal 'l nooit weer doen!"
Zij zag, dat zij de omstandigheden be-
heersc'ile. Zij liet don schetknop los, haar
toon kreeg iets plaagachligs. en vinnig ant
woordde zij: „Je zult er ook niet meer toe
in de gelegenheid korr.en! Vlei je maaj niet!
Je hebt mij nu laten zien wat ik verwach
ten kon; ik wil niet met je samenleven."
Ofschoon die woorden zinledig genoeg
waren, onlslel-de hij er toch van. In doode-
lijken schrik deed hij oen schrede naderbij
en riep weer: „Ownie! Het spijt mij!" En
al weer: „Het spijt mij, Ownie."
„Hel kan mij niels schelen, of het je
spijt, of niet," smaalde zij. Zij was nu vol
kome» kalm.
„Zoo waar, hel kan mij niels schelen. T
Is wel gemakkelijk, orn le zeggen, dat het je
spijt, nadat je eerst naar hartelust tegen mij
uitgevaren bent en mij beleedigd hebt. Ja.
beleedigdl.Och, eigenlijk had ik ook
niet anders kunnen verwachten. Ik schaam
mij nu, dat ik je getrouwd heb, enkel een
man een man als jij zou zoo spreken tot
een vrouw."
Zij zag hem sidderen. En dit herinnerde
haar ineens aan een hond, dien Harris
placht te slaan. Er volgde een pauze, waar
in zij met voldoening den uilslag van haar
smaal rede gadesloeg.
Na enkele seconden wendde zij zich af en
begon hel haar los le maken aan de toilet
tafel.
„Het kwam, doordat ik jaloersch was,"
stamelde hij. „Ik kan het niet helpen; ik
wilde je niet opzettelijk beleedigen. O, nc-em
dat toch terug; zeg niet, dat je je over mij
schaamtl Yerlrouw mij en je zult eens zien
hoe goed ik voor je zal wezen in liet ver
volg. Ik heb je lief, o, ik heb je lief. Je weet,
hoezeer ik je liefheb. Kijk eens in den spie
gel. Zie eens hoe mooi je benl. Dan kan het
je toch ook niet verwonderen, dat ik ja
loersch ben. Kijk eens naar j» haar, hoe
zacht dat is. En je huid.... Die voelt aan
als een bloem! Ik zou voor je willen ster
ven 1 Het maakt mij gek je zoo naar een
anderen man te zien kijken. Ik weel. ik weet
zeker, dat je er r.iets mee bedoelde, maar
toch kan ik het niet hebben. Ownie, ver
geef het mijl"
Zij gaf geen antwoord, liep rusteloos hel
vertrek heen en weer en wierp haar man
tel op het bed. Haar pantoffels lagen naast
een leunstoel en daar ging zij in zitten, over
haar schoenen gebogen.
In een ommezien lag hii oo de knieën
voor haar en trachtte haar handen te vat
ten. Zij rukte ze los met een gebaar van af
keer en vouwde ze achter het hoofd.
„Ik schaam mij waarlijk." herhaalde zij.
„Je hebt iels heel leelijks tegen mij gezegd.
Ik zou mij door iederen blanke hel hof laten
maken, hè? Toch zou geen blanke bruut
genoeg zijn mij dit te zeggen."
Hij stak andermaal de handen uit, maar
nu niet om haar le liefkoozen, maar als om
de dolksteken af te weren. di<* zij hem met
haar gezegden toebracht. De tranen spron
gen hem in de oogen, en, met een rilling
van machtsbewustzijn, zag zij er een langs
zijn zwart gelaat druppen.
„Vergeef mij!" smeekte hij.
„Hel is mijn verdiende loon door niet naar
hun raad te luisteren," ging zij voort. „Ik
had kunnen voelen hoe je zoudl zijn. Je kan
het niet helpen, dut je jaloersch benl? Met
wolk recht ben je jaloersch? Hoe durf je
zulk een woord tegenover mij gebruiken?
Denk je dan, dal ik nooit meer lol cenigen
blanke kan spreken, oindal ik jou trouwde?"
„Ik deed ook verkeerd!" riep hij. ,-,Ik weet,
dal ik je verkeerd aan deed. Maar zeg nu
niet, dal je je schaamt. Die jalocrschheid
komt juist, omdat ik een kleurling ben; vat
je dat niet? Tracht die verzacliler.de om
standigheid voor mij in aanmerking le
nemen. Zie je het niet inMij is mijn
kleur geen oogenblik uil de gedachte; ik
vergeet ze nooit, en toen je daar zoo zat te
praten en te praten legen h"»m. haatte ik
hem, omdat hij blank was. Maar ik zal nooit
weer klagen; dal zweer ik je. Je kunt doen
zooals je wilt; ik weet. hoe goed je bent."
(Wordt vervolgdV.