De Geschiedenis van een Dubbeltje. CORRESPONDENTIE. s leu bad. Ze waren altijd erg jaloerscfi van je duiven, weet je wel, Jaap? knals tij er oj> een eerlijke manderaangekomen was, 30u hij 'm bij zijn andere duiven en niet in een kamer gezet hebben, zon ik denken." Leonard's gezicht straalde van blijdschap en Jaap streelde zijn duif, terwijl hij zacht tegen haar sprak, innig gelukkig, dat hjj baar terug had. „En/-' zei Smith eindelijk, „bedank je ane nou niet eens, Jaap?" ,,0 natuurlijk I Duizendmaal bedankt, Smith 1" zei Jaap. „Ik heb altijd gezegd, 'dat je een kranige veldwachter was, maar als ik er nog aan getwijfeld had, zou ik dat nu stellig niet meer doen!" Smith lachte gevleid en ging weer heen' l'om te zien, of er op het terrein van den brand nog iets voor hem te doen viel. Even later trad mijnheer Willis Jaajp's .buisje binnen. Hij was eigenlijk uitgegaan 'om naar den brand te kijken en kwam jZÏóh in 't voorbijgaan even overtuigen, of 'Eüly in veiligheid was. )7Odb Leonard, wind je maar niet •èr is niet veel aan te zien," zei hij. Hij •schreef de vroolijke uitdrukking op Leo nard's gezicht namelijk toe aan opwinding ^over den brand welkeen hij van uit zijn bed rien kon. ,,3üaer Jaap," ging mijn heer Willis plot- eefing voort, terwijl hij zich tot den oude® man wendde, „je hebt je duif toch niet terug? r „Ja, mijnheer", antwoordde Jaap, xer- »wi#I er tranen van vreugde in zijn oogen «tonden. „Smith heeft m ontdekt en mij jaooeven teruggebracht." Jaap en Eüy gingen nu met de dierbare cfcjdf naar de keuben om haar eten en drinken te geven. Mijnbeer Willis bleef alleen met Leonard achter. „Vader, ik moet u iets vertellen-, zei Leonard en opnieuw deed hij het heele verhaal, daarbij niete overslaand en er na-> 'druk op leggend, dat Daan vanaf het eer ste oogenblik allee eerlijk bad willen be-3 kermen, maar hij Leonard hem dit be1 iet had. Eindelijk was hij aan het slot van zijri Verbaai gekomen. ,,0 Vader, vergeef 't mij toch, dat ik zoo gelogen en u zoo bedrogen heb", snikte Leonard, „en laat Daan alsjeblieft terug komen. NooSt zal ik alle ellende, die ik hem aangedaan heb, goed kunnen maken. O, had ik toch maar naar hem geluisterd F7 „Hoe verkeerd hebben wij den armen jóngen veroordeeld," zei mijnheer Willis bedroefd. „Ik heb geen oogenbltk vermoed, dat h1^ de schuld op zich genomazi had om cmjn "zóón te sparen." Er heerschte langen tijd stilte in het vertrek. Ha een poosje kwam Jaap weer binnen. „Jaap," vroeg mijnheer Willis den ouden toan, ,/ktm je mijn zoon vergeven?" „Ja zeker, mijnheer," luidde het eenvou dige antwoord. „Ik draag den jongeheer geen kwaad hart toe, en hoop, dat hij gauw weer beelema-al beter mag zijn. Ik weet Wel, dat hij niet met opzet ouwen Jaap leed berokkenen zou." ,Dan vergeef ik je ook, Leonard," zei mijnbeer Willis. „En Vader, laat u Da«tn gauw terugko men van school?" „Ik zal hem morgen zelf gaan halen," antwoordde zijn vader. „We hebben heel wat goed te maken aan dien armen jongen- Het is wei geen vacantie meer, maar als Ik het hoofd der school met een enkel woord uitleg, hoe verkeerd wij Daan beschuldigd 'hebben, zal hij hem wel een paar dagen vrij willen geven, denk ik. Maar ga nu wat rusten, jongen!" Mijnheer Willis en EUy .gingen hierop tiaar huis en toen mevrouw Willis even J.a- 'ter bij den zieke kwam, was deze rustig in geslapen. Vanaf dien middag nam hij in beterschap toe en het duurde nu met lang meer, of hij mocht naar huis vejvoerd worden. Toen Daan voor bet eerst hij Leonard kwam. was alles weer in orde tusschen de 'beide neefjes. Het is noodt aan hei hebt gekomen, hoe Owen of zijn zoem Tom de d»nif geko men waren, maar naar alle waarschijnlijk heid was de vogel bij het wegvliegen, in Owen's tuin neergestr eken, waar hij door hen gevangen werd. En in plaa/te van hem aan zijn rechtmatdgien eigenaar terug te ge ven, hadden zij hem gehouden, niet ver moedende, dat brand hun euveldaad een maal aan het licht zou brengen. EINDE. Een dubbeltje vertelt: ,,tk werd geboren in bet jaar 1913. Nu, van mijn eerste dagen weet 2 ine bitter weinig te herinneren. Ik was zeker al door menige hand gegaan, vóór ik eigenlijk begreep, dat ik bestond. Het eer ste wat ik mij herinner, is dat ik met vele lotgemooten in een gzoote winkellade lag. Wat was bet er benauwd I Het eenïge, dat mij troostte was, dat ik gezelschap had. We kónden heel wat winkel-» gesprekken afluisteren en daar veel van 1 eer-en. Soms waren het vroolijke, maar <Kkwij!ls ook allesbehalve opgewekte ver halen, die we te hooren kregen. Zoo herinner ik mij zekeren morgen, toen ik nauwelijks mijn slaapje uit had, dat ik de winkelbel hoorde. Verschrikt beek ik rond. Al mijn buurtjes sliepen echter nog. „Wie sou er reeds zoo vroeg in den win kel komen?" vroeg ik mezelf af. Tegelijker tijd gpitste ik mijn ooitjes en hoorde ik een bedroefd stemmetje vragen: „Och, juffrouw, hebt u ook een rogge brood voor me?" En meteen legde een jongetje met zijn verkleumde handje een beurs op de toon-» bank. De juffrouw wilde het ventje een pepermuntje geven, doch hij weigerde en vroeg, of hij er een beetje koffie voor in de plaats mocht hebben. „Koffie?" vroeg de juffrouw: verbaasd. jJIou. jij meer van koffie dan van een pe permuntje?" ,N"ee juffrouw, ik niet, maar Moeder wel, en die is ziek en heeft sinds gisteren niets gehad dan een beetje boud water." „Zoo," zei de juffrouw, „dan zal ik een zakje voor je vullen." Zij deed nu een beetje koffie en nog ©enige andere dingen in een zak en schoof de beurs weer terug, tecrwijl ze zei: „Zoo beste jongen, geef die maar weer aan j© Moeder met dezen zak." Of het ventje nu ook blij was! Met een opgeruimd gericht verbet hij den winkel en weldra zou ik een ander plaatsje krij gen. Denzelfden dag kwam een matroos in den winkel en kocht een pakje tabak. Daar tastte de juffrouw in de lade en leg de mij met nog enkele andere buurtjes op de toonbank. Weldra was ik in de beurs van den ruwen varensgast verzeild ge raakt. Gelukkig bleef ik slechts^ eenige uren in deze nauwe verblijfplaats, want spoe dig werd het tijd, dat mijn ndeuwe eigenaar rich weer moest laten aanmonsteren en dan behoefde hij geen geld meer in rijn beurs te hebben. Toen hij een armen man tegenkwam, die hem om een aalmoes vroeg, zei onze zee rob: „Her, arme drommel, heb je mijn laat ste „duppie". Wees er gelukkig mee; ik ga het zeegat udt/' Nu, 't is wel te begrijpen, dat ik spoe dig naar een bakkerswinkel verhuisde en weer kwam ik in een winkellade te liggen. Lang duurde het echter niet, of ik kwam in de beurs van Hilda's Moed'er. Ja, dat ik bij Hilda's Moeder kwam, wist ik eerst niet. Doch op zekeren middag hoorde ik een vroohjk stemmetje in de gang roepen „Moeder, ik ben verhoogd 1 Ik rit nu al in de tweede Has 1" „Dat is prachtig, Hilda", zei de Moeder van het meisje. „Ga het ook maar gauw aan Vader vertellen en haai dan 't var- Weldra kwam Hilda terug en hield der haar spaarpot voor. En nu viel i 'j de groot© maag van het knorrige var ie Wazmeer ik weer verlost cal worden i „Uk weet bet nietl" RIE|c] Ziezoo, nu heeft Het lot weer 4 kind gelukkig kunnen maken en zeer vele k ren teleurgesteld. Of neen ik vergis mi c zijn meer dan 4 kinderen gelukkig, wa 1 weet zeker dat er ook velen zijn die harte blij zijn als een broertje of vriendje of vriendinnetje een prijs krifi voor mij ben aitijd bb'j, in de eerste p er als de prijzen komen aan kinderen die 3 meedoen en in de tweede plaats als k ai ren die trouw meedoen er al lang U z> geefs op hoepten. Ditmaal zijn het er g ik, weer 4 die nog nooit zoo gelukkig w ?r een prijs te loten. En och kinderen lief, til mij nu toch allen het plezier en bc! Li-? toch niet steeds: „toe Tante geeft u mii, eens een prijs." Denkt eens goed na en ?r. begrijpt iedereen toch wed, dat ik met en niet mag luisteren naar al die sm d bedes. Doet dat dus niet meer alsjeblieft m helpt niets en voor mij is dat niet petti n Bertha Duval, ik begreep dat die brief 11 jou was omdat je schreef over je moedei ie: weer thuis was gekomen maar nog n r aansterken; je was verleden week een r;j de twee nichtjes die mij over een zieke i v< der schreef. Je brief was niet onderteet ben blij voor je dat je moeder weer t e\\ is en wensch haar beterschap. Mien Remmelenkamp ben je niet blij jij je brief goed bijtijds hebt weggebn vertel mij maar wat voor een mooi bw F cl atv zal el ooi A ui spi d >c ies al >b raa k bee gc al lot a krijgt Fransisca Giezen, jou gun ik het j graag, je doet al een tijd1 mee, blijf nu a ;fa trouw meedoen nu je moeite zoo goed is loond. Adrie Kesselring, uit het papier waarc verleden week schreef heb ik begrepen, ik je moeder vroeger wel heb gekend, was heerlijk voor je zoo'n autotochtje Zandzoort. Jan Meyeraan, dat ben ik volkomen je eens, dat het niet prettig is om ziek te en dus begrijp ik dat je recht verheugd om nu weer naar school te mogen gaan Aafje Key, de volgende week mag je gerust nieuwe raadsels sturen. Mijne ten terug naar Rina en zeg haar dat kledne bloc notes die zij eens toot mij w te, nog gebruik. Marietje Vermeer, ik heb maar één selmch-tje dat zoo heet. dus ik hoef er nadere aanduiding bij te schrijven, je wel? Gerrit van der Horst, als je dit leest, ik enkele dagen in Leiden geweest maal vrees dat ik mijne belofte nog niet heb nen vervullen om eens naar je broertje te komen kijken; die weinige da waren zoo druk bezet, Jan Luttje, dat wist ik niet dat je zoo was geweest, ik hoop hartelijk dat je spa zult aansterken en weer eens op mag si Je treft het, dat het zomer is, want an zou je na longontsteking veel langer in moeben blijven. Leendert Elderhorst, in dit ps&ket f ook pas je brief van verleden week. ÜJ ook, dat ik jou naam eenmaal zal kusjj^ vermelden bij de prijs winners, want je ook al lang mee en was' nog nooit zoo fd e^ kig een boek te winnen Jetty Groenenberg, dat is toevallig b - ik logeer in Utrecht op den Maliesingel J bij de Parkstraat, de kam stopt voor bef waar mijn broer woont. Leuny ParlevLiet, ik hoop dat je naam goed staat, ik begrijp best 'hoe je heet- Ja, mijn naam ook op het adres staat, is veel gemakkelijker, er komen wekel zoo'n massa kinderbrieven, behalve nog andere brieven voor het bureau Leid Dagblad. Gerarda en Anton Burgdorffer, nu had je jullie mooi alle raadsels goed opgelost, Phïlippus van der Meer, dank vooi raadsels en anekdotes, ik zal se voor en eens plaatsen, niet allen tegelijk, telk een. Nico Kwestroo, aardig dat jij 3» in pk Li Prij ?rei ite Ier Uitg irie age, rth je iêsje ïkwi sn z nie1 d •eertji ienc leze: Jt? T5I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 16