955SM
VI
V 1
QD R D
iS-IDSCH
EJEUGI
DAGBIAD
D
o. 20.
Zaterdag 17 Me!.
Anno 1924
JSmm
p
•3
fc;
e vermiste Duiven.
'9
V#
m
S A I B O* 4 2 J i A 0 5 I I 4 2 A i la.'
•I.lljifi 1 tl tl I tl lil lJ.MU iJ.lMl llfllj liêlt ll
'4 t ir F"r "F"^iiT'T
«v*4 Vyy
ff het Engelsch van E. LINDSAY*
Yrij bewerkt door 0. H.
Yervolg van Hoofdstuk IX.
heer Willis liep hard in de richting
et dorp. Het e enige, wat hij wiet,
dat Leonard een ongeluk overkomen
n dat eenige mannen met hem berig
Hij hoopte onderweg iemand tegen
tomen, die hem meer vertellen kon,
dit was met het geval. Waar zaten
tnscben toch? Al was het dorpje klein,
in weg naar de Hoeve liepen toch al-
enige mensahen, nu eohter niet. Toen
roorbij Jaa>p"s huisje kwam, zag hij
sa, Jaajp's zuster, aan de deur staan,
Bitha," zei hij tegen haar, „heb je
ets van mijn toon gehoord?"-
bent u het, mijnheer Willis? Ik hoop-
dat u een boodschap gekregen badt.
noet hoog water zijn en...
irtel mij gauw, Martha, waar het on-»
gebeurd is."
aar de weg langs de rivier loopt."
ïiheer Willis bolde er heen. De regen
nu opgehouden, maar het stormde ge-
Toen hij de plaats der onheils na-
boorde hij in de verte reeds ver-
ene stemmen en zag hij eenige liob-
!aar wat hing daar over de rivier?
:on die verwaarde massa, die hij nu
ijk oen kon in het licht der lantaarns
1
o ogenblik aarzelde hij, toen
hij weer voorwaarts en baande
en weg door de mensohen heen. Deze
hem door en nu zag hij, dat eenige
en bezig waren een wagentje het
karretje op bet droge te halen,
aar is mijn zoon?" riep hij uit. „Waar
>nard? Gauw, zeg 't mij toch! Waar
V'
oogenblik aarzelden 'de mannen,
:ei één hunner:
hebben 'ra binnendoor naar 't huis-
Ouwen Jaap gebracht. Dat was het
t bij. En ze hebben om "dokter Barbe
urd."
tonder op bijzonderheden te wacK-
nelde mijnheer Willis dwars door 'de
naar het huisje van Ouden Jaap.
kwam daar te gelijk aan met dokte*
hoor, Leonard heeft een ongeluk ge-
mijnheer Willis," zei deze.
zeg mij alsjeblieft wat het is, 'dok-
antwoordde de aangesprokene.
weet ik zelf nog niet. Toen ik thuis
vond ik een boodschap, dat hij met
en wagen in de rivier gevallen en
eloos was. Dat is het eenige, wat
Ik ga nu naar hem toe."
ischen hadden de mannen Leonard
door naar Jaap's huisje gebracht,
ii al vrij spoedig nadat mijnheer Wil-
rtha gesproken had, aankwamen. Zij
hem op een bed gelegd en dokter
en Martha kleedden hem nu uit.
onderzocht de eerste hem. Leonard
j kennis gekomen, doch kermde van
er Barbe riep mijnheer Willis even
m zei in antwoord op diens haastige
,,Ik kan nog niet nauwkeurig constateer
ren, wat het is, maar hij heeft een paar
ribben gebroken. Ik zal een boodschap stu
ren naar dokter Gross in Lorton voor een
consult. U raad ik aan, naar de Hoeve te
gaan en mevrouw Willis voor te bereiden,
om daarna weer hier terug te komen.'2
„Goed ik ga onmiddellijk I" zei mijn-
heer Willis.
Nauwelijks was hij echter op weg, öt
hij kwam zijn vrouw en Anna tegen. Haas
tig vertelde hij hetgeen bij zelf wist en
samen keerden zij naar ?t huisje van Ouden
Jaap terug.
Mevrouw Willis ging vóór het bed zitten
en keek angstig naar Leonard, die opnieuw
het bewustzijn verloren bad. Aan het an
dere einde van het bed zat mijnheer Wil-»
liszoo wachtten zij de komst van dokter
Gross af. En toen deze met zijn collega
Barbe binnentrad, stonden de beide orders
op en wachtten bij het rasan op de uit-
spraak der beide doctoren. Het was ech
ter niet vóór middernacht, 'dat deze klaar
waren.
„Het spijt mij, n te moeten zeggen, dat
de toestand van 'den patiënt ernstig is,
mevrouw Willis", zei dokter Barbe. „We
hebben alles gedaan, wat we konden, maar
ik mag u niet verhelen, dat de toestand
de eerste twee of drie dagen zorgwekkend
zal blyven. Hoe kwam hij er toe in zulk
weer alleen in het karretje uit te gaan?"
„Dat is voor ons allen een raadsel", ant
woordde mijnbeer Willis, „waarvan wij de
oplossing niet kunnen vinden, al zullen
wij die later misschien te hooren krijgen."
„Er moet hier zoo spoedig mogelijk een
verpleegster komen", zei dokter Cross;
,.en zou het niet verstandiger zijn, mevrouw
Willis, als u trachtte wat te gaan rusten?
Er zal in de eerste dagen misschien nog
zoo veel van uw krachten gevergd worden."
„Neen, dokter; mijn plaats is aan het'
bed van mijn zoon", antwoordde mevrouw
Willis. „Ik zal hem verplegen."
„Zooals n wilt.", zei dokter Cross, die
haar dit niet wilde weigeren. „U kunt het
in elk geval probeeren. Als 't u te zwaar
wordt, kunnen we altijd nog een verpleeg
ster laten komen."
Mevrouw Willis gaf haar man een wenk
en zei in een hoek der kamer tegen hem:
„Ik vind, dat je op de hoogte moet zijn
van hetgeen ik gehoord heb. Ik geloof, dat
Leonard's tocht al weet ik zelf niet hoe
in verband staat met Jaap's gestolen
duiven, Anna vertelde mij onderweg, dat
zij duiveveertjes, welke er precies zoo uit
zagen als die der door Jaap vermiste vo
gels, in Daan's zak gevonden heeft. Ik kan
niet aannemen, dat Daan tot zoo iets lee=
lijks in staat aou zijn, maar ik weet toch
niet, wat ik er van denken moet. Misschien
kun jij hem eens ondervragen. Handel ge
heel naar eigen goedvinden. Dr moet nu
naar Leonard terug."
En na haastig afscheid van haar man
genomen te hebben, keerde mevrouw Wil
lis naar den zieke terug, terwijl haar echt
genoot naar huis ging.
HOOFDSTUK X.
In Ongenade!
Het was een treurig gezelschap, dat
den volgenden morgen op de Hoeve aan
de ontbijttafel zat.
Mijnheer Willis deed zijn best om
eten, maar Elly kon geen stukje door haar
keel krijgen. Zij had den geheelen nacht
niet geslapen, zich steeds angst'j afvra
gend, hoe 't met haar öroertje gaan zaT
en' vervuld van allerlei angstige woorgè-
voelens. Toen haar vader en moeder vfeï
thuiskwamen begreep zij, 'dat er iete bi lel
ernstigs gebeurd moest zijnmaar toen rij
eindelijk haar vader hoorde, kwam zij vlug
uit bed en wierp zij zich op het portaal
in rijn armen. Al haar ingehouden angst
brak nu los in een onbedaarlijke huilbui-;
Zij voelde, dat de tijding, die zij zoo ang
stig tegemoet gezien bad, nn komen aom
„Stil, stil, m'n Keve kindje", SmBterde
haar vader. „Hij zal wel gauw weer beter
worden, nu Moeder hem verpleegt. En J2J
mag morgen ook eens even naar hem toe.®
„Wat is er toch gebeurd, Paps? Wat ÊB
er gebeurd?" snakte Eüy. „Waar ifl Leo
nard V'
,Bi; Ouden Ja op en Moeder vernielt
hem. We hopen, 'dat hij gauw weer heele-
maal beter zal rijn. Hij viel met het wan
gentje in de rivier; de arme Kitty heeft'
hem meegesleept.
En het ongeluk zoo licht mogelijk yöo*>
stellend, slaagde hij er werkelijk in', rijtf
'dochtertje te kalmeeren. De belofte, dat
zij den volgenden morgen hem mocht btp
zoeken, overreedde haar ten slotte naar,-
bed te gaan, waarna zij zichzelf in slaap
snikte.
En Daan? Hoe was et met Daan gesteld?
Hij was zijn oom gevolgd en kort nadat
deze met Martha aan de deur gesproken'
had, Jaap's huisje binnengegaan. Daar
men hem slechts weinig bad kimmen vef-
tellen, en bovendien met vermoedde, 'dat
Leonard er weldra binnengedragen zou
worden, liep hij weer naar de Hoeve terug
in de hoop, 'dat Leonard daarheen ge
bracht zou worden. Na eenigen tijd te
vergeefs Op Hem gewacht te hebben, was-
hij naar rijn slaapkamer gegaan. Nog
steeds kwam Leonard niet en eindelijk
was Daan in bed gekropen. Hij 'deed ech
ter geen oog dicht en toen bij rijn ocsn
hoorde thuiskomen', durfde hij niet naar
hem toe gaan. Zoo bleef hij tot den vol
genden morgen onrustig in zijn bed heeft
en weer woelen.
Doodsbleek en met groote kringen onde?
He oogen verscheen hij aan de ontbijttafel.
Zijn oom zon nu zeker weten, waf de aan
leiding van het ongeluk geweest was,
daar hij hem anders wel verteld zon heb»
Ben, hoe Het met Leonard ging.
Beschaamd sloeg Daan de oogen tree?
én dit versterkte mijnheer Willis in rijö
vermoeden, dat er verband moest bestaeïl
tusscben de vermiste duiven en het öogè»
luk van den vorigen avond.
Na bet ontbijt, dat zwijgend gefrö&gjl
werd, verzocht mijnheer Willis Daan bem
naar rijn studeerkamer te volgen.
„Daan." zei hij, toen deze de deur ach
ter rich dicht gedaan had, „ik moet je óp
den man af iets vragen en ik verwacht,
dat je mij naar waarheid antwoorden zult.
Heb jij Jaap's duiven weggenomen V'
Daan gaf geen antwoord.
„Ik vraag je nog éénmaal, Daast- befc
je Jaap's duiven weggenomen, ja of neen?^
Daan bleef zwijgen.