v<
□O R D
EJEUGI
llitti
iili
1
JS-IDSCH
DAGBIAD
o. 16.
Zaterdag 19 April.
Anno 1924
ÉS».
*5
De Vermiste Duiven.
4 c w t
3 1 Iml I heil Imf |J
ui} fi 8asi
W
Naar bet Engeiscb van E. UNDSAY.
Vrij bewerkt door G. H,
HOOFDSTUK VII.
Nog meer moeilijkheden.
Dien geheelen dag zag Leonard geen
De ongemerkt uit te gaan. Hij had daar-
nock de duif op Jaap's schuur kun-
zetten, noch de konijnen in t,De Groote
aan" kunnen afgeven. Wel was bij in
gelegenheid geweest, de duif van water
haver te voorzien.
)en volgenden morgen was bij eerder op
Daan. Hij wachtte niet op zijn neefje
ging alleen naar beneden. Zijn eerste
rk was do doos met de duif op een ver
gen plaatsje in bet bosob te zetten. Als
dan kon uitbreken, liep bij mriTtder ge-
r, dat bet doel van zijn tocht ontdekt
worden.
uist was hij bezig wat haver uit den stal
balen, toen Holms op barschen toon
ïailo, jongeheer, vrat moet dat?"
<eonard was dit niet van hem gewond
gaf geen antwoord. Doelloos slenterde
den taa in.
lak bjj het hek zag hij Tom Owen. Hij
ide snel om, doch hooide óch reeds bij
naam noemen. Wat moest hij doèa?
hij wegliep, nou Tam hem zeker naloo
en daardoor dichter bij het buis ko-
„Zoaals je wilt. Ik moet Tom Owen een
paar konijnen brengen."
„Tom -Owen konijnen brengen'? Is dat.
niet die ruwe joégon, van wion Oom on
lange sprak*"
„Ja, maar ?t moet: bij weet 't van <do
duiven."
„Wetll Weet hij 't van de duiven? En
zou hij ons verraden?^
„Ik weet het niet. Hij heeft er mij wel
mee gedreigd, als ik hem de konijnen niet
bezorgde, maar..."
„Maar het boscb hoort tooh aan je
vader?"
.Ja."-
„Dan heeft bij ze gestolen en.., help jij
hem daarin?"
„Kan ik ;t helpen?"
„Ja, natuurlijk kun jc clat Kijk eens,
Leonard, ik heb meer dan genoeg van <lio
heel© zaak. We hadden er dadelijk voor
moeten uitkomen, maar al hebben we dat
nsu eenmaal niet gedaan, dan ben ik daar
om Dog niet van plan, je vader te helpen
bestelen."
Leonard wist niet. wat hij hierop ant
woorden moest.. Hij schaamde zich diep
over de lage rol, die hij speelde, maar tooh
ontbrak hem de moed om op dit oogenbkk
alles nog eerlijk aan zijn vader te beken
nen.
„Ga. maaar heen, ik kan 't alleen wej af
zei hij tegen zijn neefje en hij liep wat
harder door. Op de aangegeven pl^k vond
hij de drie konijnen. Haastig bracht hij ze
naar ,,De Groote Zwaan".
Toen hij aan den achterkant der her
berg kwam, zag hij daar Tom, die blijk
baar op hem wachtte.
.,'t Is je geluk, dat je gekomen bent!"
Met deze woonden ontvang de toon van den
hedbeegier hem. „En kijk morgen vóór
biet ontbijt, eens, of er nog meer kooijnen
op dezelfde plaats liggen. Als 't zoo js,
breng je z© onmiddellijk hier; geen ust-
vkechten V'
Leonard bleef niet wachten op hetgeen
de ander hem misschien nog meer te zeg
gen had, doch keerde haastig terug. Hij
was niet van plan nog meer dergelijke kar
weitjes voor Tom op te knappen en dien
avond nog zou Jaap zijn ééne duif terug
hebben, wat er ook gebeuren mocht. Dit
nam hij zich ten minste stellig voor.
Toen hij vlak bij buis was, hoorde bij
Anna., het tweede meisje met Holms pra
ten. Duidelijk ving hij daarbij zijn eigen
naam op. Toen hij dichterbij kwaip, zwe
gen zij om echter weer voort te gaan, zoo
dra hij buiten hun gehoor was. Maar al
viel dit hem op, heel veel aandacht wijdde
hij er toch niet aan. Pag later drong heb
eigenlijk tot hem door en vroeg hij zich
af, of dit misschien in verband stond met
het optreden van Holme dien morgen.
„Ach Holms", zei Anna, terwijl Leonard
langs bdt tuinpad verdween, „ik zeg al
leen maar. dat ik de veertjes in zijn zak
gevonden heb en dat die precies dezelfde
kient hebben als Vaders gestolen duiven.
Ik ion het niet gezien hebben, als ik niet
toevallig bet pak van jongeheer Daan af
geborsteld had. Maar ik wil er mevrouw
niet over spreken, vóór ik meer zekerheid
heb."
„Zek'ertiSefrM^ bertewd^e öowne, „fl: be
gin er hoe laager hoe zekerder van te
worden. Gisteravond sprak ik Tom Oven.
en hij red, dat het jammer was, dat ik
niet wist, wat de beide jongens uitgevoerd
hadden. En waarom, had joogeheaa: Leonard
vanmorgen haver noodig? Dat is al heel
toevallig."
„Ja," gaf Anna toe, „ik weet werkelijk
niet. wat ik doan moet, want als het aoo
is, moet ik Vader natuurlijk helpen om se
terug te krijgen, al zou het mij dan ook
mijn betrokking kosten."
„Voorloopig z»u ik oog eens afwachten",
zed Holms. ,3°e waarschijnlijk het ook is,
we kunnen ons toch altijd vergissen. En
wat zouden de gevolgen zijn, als je hom
verkeerd beschuldigde
„Ik bob -m noodt goed kunnen zetten on
ik geloof hot vast. M&ajr je hebt misschien
wei gelijk, dat we eerst nog oens moeten
afwachten."
En Anna ging weer aan baar bezighe
den.
Dien dag deden Leonard en Daan niets
anders dan doelloos rcndloopen, steeds
hopende, dat er zich da en avond een gele
genheid aou voordoen om naar het dorp
te gaan. Het vowuiiaaaht, dat hun dit toen
eindelijk wel gelukken zou en zij Jaap zijn
duif zouden kunnen teruggeven, stemde
hen wat opgewekter.
Tooh kroop de middag voorbij.
Aan tafel zei mijnheer Willis;
„Ze komen morgen allemaal: Hocny, 'Ar
thur, Jacques en de anderen»"
„Heerlijk," riep Elly uit. terwjjl b»
de handen klapte van pledzier.
„En ik heb met hun ouders afgesproken,
dab Holms degenen, die het verst weg wo
nen, in het karretje zal thuis brengen."
Toen de jongens dien avond naar hun
slaapkamer gingen en geen kans haddon
gezien, ongemerkt uit te komen, durfden
zij niet weer door de achterdeur wegslui
pen, daar mijnheer Willis io d« buurt was.
Zouden ze de duif dan nooit kunnen weg-,
brengen? Leonard was op het punt Daan e
naad op te volgen en den volgenden mor
gein alles eerlijk te bekennen. Maar in het
volgend ocgenblik dacht bij er tooh al
weer andere over.
„Wat afschuwelijk, dat de vacantia voor
bijgaat en wij ©r door die ©Handige dui-
vengescbiedeniia niete aan hebben,'- oei bij
tegen zijn neefje.
Daan gaf geen antwoord.
Den volgenden morgen bad Leonard
geen zin ween* konijnen naar „Do Groote
Zwaan" te brengen. Er moest dan maar
van komen wat wilde
Dien geheelen dag bleven de jongens oq
de plaats. Mevrouw Willis en do dienstbo
den hadden het druk met de toebereidse
len voor bet partijtje, dat dien avond opj
de Hoeve gegeven werd.
Op eens zei Leonard legen Daan:
,*Als Tom maar niet vanavond komt
om Vader te spreken I Maar Vader zal hem
toch piet te woord staan... Hij zal wel niet
vóór morgenochtend komen... Misschien
zou ik vanavond naax Jaap kunnen gaan.
Niemand zou mij mifieen en als er iemand
naar me vraagt, zou je kunnen zeggen, da*
ik dodelijk terug was. Ja, dat moet maar!
Hofene bèfcpt. io de beekoo on ik won.