GEEFT!
GENEESKUNDIGE BB8EVEN.
RECHTZAKEN.
Door AMÏ VORSTMAN-TEN HAVE.
To govcn is zaliger dau te ontvangen.
Ooh ja, dat weten wij wel.
I>at is zoo'n gezegdo uit de oude doos,
dat wij soms gedachteloos herhalen, even
als wij soms een wijsje neuriën zonder
a ara de woorden te denken.
Geven...
Weet gij wel, dat geven een kunst is?
Een gave of een kunst?
Eigenlijk zoowel het een als het ander.
.Van hen die het onbewust verstaan is het
«en gave, en van hen, die het wellicht
duur gekocht geleerd hebben, is het een
kunst. Zóó tc geven, dat do kleinste, on
beduidendste gpft tot een kleinood wordt
van zeldzame waarde, »ie, dat is een
kunst, die meer vercischt dan de wil al
leen ora gul to zijn, de boboefto om mee
to deelen van den overvloed.
En waarom is geven zoo'n kunst?
Ik zal het u vertellen.
Geven 's een kunst, omdat degene, die
waarachtig geeft, bij alles wat hij weg
echcnkt, een stukje geeft, van zichzelf. En
dat is do reden, dat hij, die niets bezit,
vaak guller en rijker kan geven dan hij,
die roekeloos do gaven om zich heen
strooit.
Wij moeten geven... zonder op t© hon
den, met volle handen... zonder aanzien
dos persoosns.
Wij loven in een tijd van zoo ver door
gevoerd materialisme, dat het begrip ^ge
ven" voor de meesten onder ons synoniem
is mot het stoffelijk geven van een tast
baar voorwerp.
Onze geest Avordt zóó in beslag genomen
'door de vaste materie, dat wij er ons
•leohts met moeite aan ontworstelen kun
nen.
Het onstoffelijke gaat ons niet natuurlijk
fcf. Wij zijn er niet aan gewend. Het !s
niet met ons Vergroeid en vereenzelvigd
als een onbewuste levenshouding. Als een
Zondagsohe hoed, die voor netjes" be
waard wordt in do kast, zoo leggen wij
alles, wat met het on-sboffclijke samen
hangt, ter zijde voor... ja, waaiwoor...?
Voor later of... a-oqv als wij eens niets be
iers te doen hebben of. om er anderen
bij tijd en wijle mede te kapittelen...
Wij moeten geven...
Jawel maar... om to geven moet men
eerst iels hebben om te geven... en koopei*
kost geld... cn alles is duur... en gold is
Échaaasch... en wij hebben niets te missen...
nietwaar? Dat was immers uw tegenwer
ping?
Alles volkomen waarl
Alleen een bewijs te meer van een vast
geroeste denkAvijze, die zich niet vermag
to verheffen boven het alledaagsche ma
terialisme, om te geven moet men eerst
iets hebben... Al zijn wij arm aan aardscbe
goederen, hebben wij niet allen ongebruik
te schatten in onszelf liggen, waarvan wij
iederen dag, ieder uur, iedere minuut kun
nen geA'cn zonder er armer door to wor
den?
Wij hebben niets te missen...
Niemand onzer zou het gaarne hardop
seggenniemand 20u gaarne een dusdanig
getuigenis van geeetolijkc armoede van
zichzelf willen afleggen.
Om te geAren moet men eerst iets hebben,
dat waard is om weggeschonken te wor
den.
Als wij den wil en den drang hebben te
g«\*cn, latera wij dan eerst zorgen, dat wij
iets waajr<ie\Aols hebben, om te geven. La
ten wij ons afvragen: Waarom geven wij?
Geven a?ij uit beleofdheid? Uit dwang?
Uit gewoonte? Uit praal-uuoht? Of omdat-
we-er-nict-af-kunnen en* omdat-we-het nu
•eramaal-begonnen zijn?
Brengen wij uren zoek met het uitzoeken
van waardelooze prullen, die ons niets kun
nen sdhelen voor mensehen, wien het even
min iets kan schelen ze te ontvangen? Deze
daad heeft, immers met het begvip geven
niets te maken.
Iets waardeAAols om te geven behoeft
niet te zijn iots duurs om te geven. Heb
behoeft niet veel geld te kosten het be
hoeft heolemaa.l geen geld te kosten.
Geeft!... Geeft!... Geeft1
Geeft aan allen, aan iedereen afzonder
lijk en aan allen te znmen.
Geeft, uw belangstelling, uav liefde, uw
ten te bespreken; maar alleen om u inlich
tingen te vragen naar de familie van het
kind. liet schijnt mij toe, dat u mij die niet
kunt geven."
„Lady Delaliaye weel evenveel, misschien
jp>eer dan ik.
Het scheen mij toe, dal de Aartshertogin
en lady Delaliaye een vluggen blik Avissel-
den. Ik deed echter, alsof ik dat niet had
opgemerkt.
„Ik zal zeer openhartig met u zijn, mijn
heer Grealson," vervolgde de Aartshertogin.
„Mijn belangstelling in hel meisje spruit
.voort uit de wonderlijke gelijkenis met mijn
eigen dochter. Uw pupil zelf Avas daar ook
blijkbaar ten zeerste door getroffen. Ik moet
ioegeven, dat ook ik een schok kreeg."
„Ik geloof," antwoordde ik, „dat het ons
allen is opgevallen."
De Aartshertogin kuchte. Ofschoon zij
een vorstelijke persoonlijkheid was, scheen
aij ccnige moeite te hebben om hel gesprek
ie vervolgen.
„De geschiedenis van onze familie is na
tuurlijk algemeen hekend. Elke verwant
schap daarmee, waarop het kind aanspraak
zou willen maken, zal opgeval worden op
de Avijze, die u als man van de wereld onge
twijfeld zult begrijpen. Niettemin stel ik
voldoende belang in haar, om ecnige slap
pen voor haar bestwil te willen doen. Ik stel
mij voor een onderzoek te beginnen. Indien
de uilslag daarvan is, zooals ik vermoed,
dan \reronderslel ik, dat u geen bezwaren
zuil hebben ,om het kind aan mijn zorgen
ioe tc vertrouwen?"
„Uwe Hoogheid, ik kan die vraag niet
zonder rijpelijke ovenveging en zonder Iso-
bel er zelve in gekend hebben, beantwoor
den."
l)e Aartsher login keek mif ontevreden
hulp geeft een glimlach, een bemoedigend
woord, ccn handdruk....
Geeft den troost van uav bijzijn en de
warmto van uav genegenheid... cn het zal
duizendvoudig tot u terug keeren.
Een praatje over oogen. III.
(Nadruk verboden).
Voordat ik, volgens heb voornemen,
Avaarraeo ik mijn laatste^ Brief eindigde,
iets over brillen ga vertellen, moet ik nog
oven terugkomen op dc reeds genoemde
besmettelijke oogziekte, traoboom gc-
heeten. En wel naar aanleiding van een
bericht in het Maart-nummer van het „Tijd
schrift a*oor sociale Geneeskunde", van do
hand der artsen Smit en Wibaub, over de
bebaaldo resultaten bij de bestrijding de
zer ziekte in Amsterdam. Trachoom kwam
daar voornamelijk in do Joden-buurten
voor. Op aandringen van prof. Straub
werd in 1914 een commissie benoemd, om
het vraagstuk aan eon oiwlerzoek to on
derwerpen. Na een paar jaar was deze
commis8io met haar rapport gereed.
Onder schoolkinderen werd bij Jodeu
8.8 pCt. cn bij Christenen 0.0 pCt. besmet
gevonden. In het geheel zouden cr, vol
gens de commissie, in Amsterdam toen een
kleine 4000 trachcom-lijdere zijn. De be
strijding werd toon beter georganiseerd
en nu sedert vijf jaar \roIgens het nieuwe
systeem gewerkt is, achtten de schrijvers
het tijdstip gekomon, om hun oordeel uit
te spreken. Na een aanvankelijke vermeer
dering is sinds 1921 een belangrijke ver
mindering van het getal lijders te consta-
teeren, zoodat de traohoom-ondemie blijk
baar aan het afnemen is.
Bijzonder stork komt dit uit bij de school
kinderen. Terwijl in 1914 op 48.230 leerlin
gen 605 zieken werden gevonden, waren
er in 1918 op 45.233 nog 487 era in 1923 op
42.807 nog slechts 225 lijdor9. Veel heelt
daartoe zonder twijfel bijgedragen de op
richting aran een afzonderlijke trachoom-
poliklinick midden in de Jodenbuurt. De
inzichten van prof. Straub zijn docw deze
uitkomst volkomen bevestigd cn niet zon
der eenigen trots spreken Smit en Wibaut
als hun overtuiging uit, dat de ziekt© 1*11
Amsterdam na tien tot twintig jaar vol
ledig zal zijn overwonnen. Zeker wel oen
mooi beAvijs, dat de Avetenechap nog niet
totaal failliet is.
Eu hetzelfde motto kan gebruikt Avor-
den, Avanneer wij ons nu eeraige «ogenblik
ken met het brillen vraagstuk
gaan bezig houden.
De historische gegevens heb ik in hoofd
zaak ontleend aan een artikel va» Doycr
in den feestbundel, uitgegeven op den
70slen verjaardag van onsen grooten Don
ders. En dat is een goedo bron, want het
is onmogelijk over brillen to spreken, zon
der daarbij te denken aa» den voornamen
landgenoot, die door Doyer zeer terecht de
uitvinder van den bril genoemd wordt.
Waren er da» vóór Donders' tijd gcun
brillen VoorzekerReeds in het begin
der 14do eemv werden brillen gemaakt.
Hoewel ook Engeland en Belgic do eer
voor zich opei6chen, komt doze hoogst
waarschijnlijk aa-n Italic toe, van het eevst
een geslepen glas vervaardigd te hebben,
dat onbeweeglijk voor het oog bevestigd
werd. In de kerk Maria Maggiore, Ie Flo-
iMMice, bevindt zich een gmfsvhitifb van
ckn volgenden inhoud: „Hier ligt begra
ven Salvino degli Armati, de uitvinder der
brillen. God vergeve hem zijne zonden.
Anno 1317." Vermoedelijk zal Avel niet be
doeld zijn, den braven man zijn uitvinding
als zonde aan te rekenen. Maar geheel
onmogelijk zou dit toch. niet zijn, als men
nagaat, hoe in den loop der tijden over
den bril en het dragen van een bril werd
gedacht.
Voor menschen van onzen tijd valt het
moeilijk, om zich in een andoren gedaeh-
tongang te verplaatsen dan dat ieder, die
niet volkomen normaal ziet, probeert om
bet bestaande tekort aan gezicht-s vermo
gen door een bril te verbeteren. Maar een
oogarts, Bartiscb, te Dresden, schreef in
een boek, dat in 1583 verscheen, dat, zoo
als leder Aveet, het dragen van een bril
een sleolite gewoonte Is, waarmede men
zich de oogen bederft. Hij vond heb van-
aan en ik werd mij er van bewust, dal ik bij
haar in ongenade was gevallen. Ik ver
beeldde mij echter, dat het niet aan mij te
zien was, dal dit eenigen indruk op mij
maakte.
„Ik kan uw weifelen niet begrijpen, mijn
heer Grealson. Onder mijn hoede is de toe
komst van het kind verzekerd. Ilaar positie
bij u moet minstens genomen dubbelzinnig
zijn."
„Uwe Hoogheid, mijn vrienden en ik zijn
wellicht in liet nadeel, omdat wij mannen
zijnmaar wij hebben een buishoudster, die
een oude gedienstige is uil mijn familie en
een voorbeeld van eerbiedAvaardigheid. Ten
allen tijde en op allerlei wijze hebbben wij
Isobel steeds als een lieve zuster beschouwd.
De positie mag dubbelzinnig schijnen
voor sommige menschen .Zij, die ons ken
nen, ik waag dal te zeggen, zien niets
kwaad9 voor het kind in onze voogdij."
De Aartshertogin staarde mij aan en ik
besefte, dat zij niet gewoon was aan iels
anders dan aan een onvoorwaardelijk ge
volg-geven aan liaar wenschen. Zij keek
mij glimlachend aan. Er was meer dan een
zweempje van boosaardigheid in haar lach.
„Wie van u drie jonge menschen zal ver
liefd op haar worden?" vroeg zij grof. U
noemt haar een kind; maar zij is bijna een
vrouw en zij is mooi. Zij zal heel mooi wor
den."
„Uwe Hoogheid," antwoordde ik koel, „dal
is iets, waarover wij nog niet gedacht heb
ben."
De Aartshertogin was boos op mij en zij
deed geen moeite om die boosheid te ver
bergen.
„Mijnheer Grealson," zeide zij, met een
wenk tot afscheid, „voor het oogenblik heb
ik niets roeer te zeggen,"
zelf sprekend, dat een mcnscb beter zag
aU bij niets, dan wanneer hij wel wat voor
zijn oogen beeft, ook al waa dit nog zoo
subtiel, helder en dun. Het is toch veel
beter, wanneer men twee oogen heeft, en
niet vier.
Misschien zal iemand denkenNu ja,
dat kan die eene oogarts wel gezegd heb
ben, maar daarom behoefde dat nog de
gangbare meening niet te zijn. En boven
dien, het is reeds zoo lang geloden. Best
mogelijk, dat men in dien tijd nog niet
wijzer was. Maar twee en een halv© eeuw
later blijkt men nog nauwelijks iots gevor
derd te zijn in waardeering van den bril.
Wol moest men toegeven, dat sommige
dingen mot een bril wel, doch zonder dat
instrument niet onderscheiden konden wor
den, maar liet regelmatig gebruik werd
nog steedg afgekeurd als een bederf voor
dc oogen en als een malle soort aanstel
lerij. Dat het dragen van een bril nuttig
voor het oog kon zijn beschouwde Beer,
een Weenseh professor in de o gheoikun-
de, als marktreolame van een brillenma
ker. Consevvcerendc werking van een oril
waa oven dol, als dat er krukken zouden
zijn, die het krom-avorden voorkwamen. En
een bedachtzaam Nederlander, dr. Yan
Onsenoort, schreef in 1838, dat men niet
dan uit groote noodzakelijkheid van don
bril moet gebruik maken, en hem niet als
mode-artikel of pronkstuk moet beschou-
Aven. Zoo zouden onherstelbare oraheSleD
veroorzaakt kunnen Avorden.
Doycr geeft aardige staaltjes van de heer-
schende opvattingen over brill en gebruik
uit eigen ervaring; dat is dus reeds in de
tweede helft der negentiende eeuw. Een
Leidsch opticus beschouwde den hooglee
raar als zijn concurrent, kwam op dc poli
kliniek een standje maken en vertrok met
de woorden: „De toekomst zal leeren, wie
van ons beiden het langer uithoudt". Een
oppasser, wien een bril voorgehouden werd,
riep opgetogen uit: „Ik wist niet, dat de
wereld zoo mooi was; wat een kostelijk
brilletje 1" Toch was de man niet te be
wegen, een bril te gaan dragen. Dat kwam
voor iemand van zijn stand niet te pas. Een
collega-hoogleeraar liet er zich spottend
over uit, dal sedert de komst van Doyer
zooveel meer brillen gedragen Averden, met
de duidelijke bedoeling, dat deze veel bril
len voorschreef bij wijze van reclame. Van
iemand, die op jeugdigen leeftijd bril of
lorgnet droeg, werd meestal zonder meer
aangenomen, dal hij dit alleen deed om de
aandacht te trekken of voornaam ie schij
nen. Dat het soms werkelijk zoo was, valt
moeilijk te ontkennen. Er was toch een tijd,
dat een Duilsch officier meende, aan zijn
stand te kort te doen. indien hij niet van
een monocle voorzien was.
Gelukkig is dat alles thans geheel anders
geworden. Vroeger had men een dertigtal
soorten glazen. Daaruit moest een passend
nummer gezocht worden, dikwijls alleen
door den patiënt er verschillende te laten
probeeren. Ilij kreeg dan den bril. welken
hem het best beviel. Thans zijn de rollen
omgekeerd. Ilct oog wordt namvkeurig on
derzocht en daarbij de bestaande brekings
afwijkingen gemeten. Volgens die maten
moet nu de opticien een bril maken. Dat
alles is in betrekkelijk korten tijd zoo ge
komen door het werk van Donders, die
daarom niet ten onrechte door Doyer de
eigenlijke ontdekker van den bril wordt ge
noemd. En hij liecft het zóó gedaan, dat er
zoo goed als niets meer le verbeteren over
bleef. Zoo is het ook aan hem le danken,
dat voor hel maatnemen door alle landen
het metrieke stelsel is aanvaard, zoodat
overal de brillen op dezelfde wijze kunnen
worden voorgeschreven en vervaardigd, ter
wijl evenzeer overal de groote verdiensten
van Donders worden erkend en gewaar
deerd. Door zijn werk is hel arbeidsvermo
gen van het menschdom in belangrijke
mate toegenomen, misschien wel ver
dubbeld.
Thans nog een enkel woord over dc tech
niek van den bril. Hiervóór gebruikte ik
reeds de woorden „bijziend" en „ver-ziend"
terwijl 11a het veertigste levensjaar een toe
stand optreedt, welke in vele opzichten met
vèrziendheid is te vergelijken. Een bijziend
oog noemde ik le lang. ITet scherpe beeld
van het geziene voorwerp valt dan niet
juist op het netvlies, doch even daar vóór.
Natuurlijk krijgt men hetzelfde effect, in
dien de breking te sterk is. Meer nauwkeu
rig drukken wij ons dus uit door te zeggen.
Zij draaide mij den rug toe en ik verliet
de tentoonstelling,^
HOOFDSTUK II.
Ik wandelde naar huis met slechts één
gedachte. De Aartshertogin had onder Avoor-
den gebracht zeer duidelijke, grove woor
den hetgeen ik lot nog toe in mijn brein
nauwelijks als een vluchtige gedachte had
durven opnemen. Wat dat betreft, had zij
mij een goeden dienst bawezen. Zij had een
punt aangeroerd, dat noodzakelijk eens goed
onder de oogen moest worden gezien. Ik
was van plan er nu over te spreken en het
af te handelen. Ik wandelde droomend door
de drukke straten. Voortaan moe si zelfs die
droom voorbij zijn.
ik vond Mabane en \rthur alleen en
daarvoor was ik zeer dankbaar.
Mabane had den gemakkelijken stoel in
beslag genomen en rookie zijn grootste pijp.
Arthur wandelde rusteloos de kamer op en
neer. Blijkbaar hadden zij de gebeurtenis
sen van dezen middag besproken, want er
volgde een plolselinge stilte, loen ik binnen
trad. Zij wachten nieuwsgierig naar hetgeen
ik zeggen zou. Ik sloot de deur zorgvuldig
achter mij en nam een sigaret uil de doos
op latei.
„Wat wilde de Aartshertogin?" vroeg
Arthur.
„Ik zal slraks alles verlelien. Het was
eigenlijk hetzelfde, wat de anderen geiden,
Ook zij wil Isobel hebben."
„Moeien wij haar afstaan?" vroeg Arthur.
„Dat zullen wij later bespreken," zei ik.
„Ik ben blij, dat jullie beiden bier zijl Er
is iels anders, waarover wij het zoo spoedig
mogelijk eens moeten worden. Daarover heb
ik reeds lang nagedacht."
dat het oog met betrekking tot de bestaande
brekingsverhoudingen te lang is. Op de
zelfde wijze bedoeld, is bet vèr-ziende of
ouderdoms-oog te kort. Daar valt het
scherpe beeld dus achler het netvlies. Om
dat wij niet in staat zijn, het oog willekeu
rig langer ol korter te maken, moeten wij
de vercisehte hulp dus zoeken in wijziging
der brekingsverhoudingen.
Als maat van een lens is aangenomen de
dioplrie. Wanneer een lens evenwijdige
stralen, het zonlicht bijv., zoodanig breekt,
dat die stralen op 1 Meter afstands van de
lens samen komen, dan heet die lens 1
(lioplrie sterk. Dit is dan een bolle of posi
tieve lens. Voor een Holle of negatieve lens
moeten wij het zoo uitdrukken, dat door
deze evenwijdig invallende stralen zooda
nig verspreid worden, dat zij verder loopen,
als kwamen zij van een punt, 1 Meier vóór
de lens gelegen. Dat punt wordt in beide
gevallen ook brandpunt genoemd. Bij een
lens van 2 dioplrieën ligt liet brandpunt op
1/2 Meter afstand, bij 1/2 dioptric op 2 Me
ter a/stand, enz.
Plaatst men twee lenzen voor elkaar, dan
is dc gezamenlijke werking gelijk aan die
van één lens, waarvan het getal dioplrieën
wordt uitgedrukt door de sterkte der twee
lenzen bij elkaar op le feilen. Twee lenzen,
ieder van 1 dioptric positief, werken samen
als een lens van 2 D. Is de eene lens 1 D
en de andere 1 D, dan heffen zij eikaars
werking op.
Wanneer nu de brekende media van liet
oog een tekort ot een te veel aan breking
bczillen, dan kan dit dus ook verholpen
worden door een positie! of negatief glas er
aan loe te voegen. Een bijziend oog breekt
te sterk; welnu, wij behoeven slechts te be
palen, hoeveel dc overtollige sterkte is, dan
ltan een glas, dal hetzelfde getal dioplrieën,
maar nu negatief, heeft, de zaak in orde
maken. Een bijziende krijgt derhalve een
hol-geslepen glas.
De vèr-ziende krijgt daarentegen een
holle lens. De sterkste glazen zijn noodig,
wanneer bij grauwe staar de ooglens door
een operatie verwijderd is. Dan komt men
lot 10, 12 ot nog meer dioplrieën.
Veel moeilijker wordt liet, wanneer liet
gebrek in breking niet gelijkmatig in alle
richtingen beslaat; maar wanneer het oog
een ongelijkmatige kromming vertoont, liet
zoogenaamde astigmatjsme. Dan moet ook
de bril in dc eene richting anders breken
dan in de andere. Maar de techniek be-
heerscht ook dit vraagstuk llians ten volle;
alweer mogen wij zeggen: dank zij Don
ders. Wij mogen dan ook nu veilig zeggen,
dat ieder oog den bril kan krijgen, welke er
voor past.
Maar uit het gezegde zal wel duidelijk
geworden zijn, dat men niet in slaat is, zijn
eigen bril uil te zoeken, doch dal deze eerst
na behoorlijk onderzoek door den oogarts
kan worden voorgeschreven. Er komen loeh
nog vele omstandigheden bij te pas. welke
hier onmogelijk alle behandeld kunnen
worden. Zou men zich vergenoegen met een
zelf uitgezochte, ot toevallig in zijn bezit
gekomen bril (bijv. een atleggertje van een
kennis of familielid), dan zou de waar
schuwing van Van Onsenoort op haar
plaats zijn, dat men aan zijn oogen inder
daad belangrijke schade zou kunnen ver
oorzaken.
H. A. S.
HAAGSCHE RECHTBANK.
Veroordeeld zijn
M. H., arbeider cn G. C. de B., koopman,
beiden uit T e r-A a r. wegens openbare
schennis der eerbaarheid, tot f 20 boete
subs. 20 dagen hechtenis. De derde bekl. In
deze zaak G. de B., arbeider le Ter-Aar,
werd vrijgesproken.
P. J. W. E., schipper in Den Haag, gede
tineerd, wegens diefstal van twee rijwielen
te S t o m p w ij k, lol 6 maanden gevan-
ARNHEMSCH GERECHTSHOF.
Het drama te Valkenswaard.
Dit gerechtshof heeft uitspraak gedaan
in de strafzaak tegen C. P. de Weit, huis-
vrouAv van M. Desmet, wegens medeplich
tigheid aan pogiDg tot moord op haar echt
genoot.
Er bestond voor deze uitspraak veel be
langstelling, vooral a-.an de zijde der juris
ten.
„Met betrekking tot Isobel?" riep Ar
thur uit.
..Met betrekking lol Isobel."
Zij waren beiden vol aandacht. Dc uit
drukking in Mabahes gezicht was nietszeg
gend. Arthur daarentegen was zichtbaar
zenuwachtig. Ik geloof, dat hij voelde, Avat
ik wikte zeggen.
..Isobel was, toen zij meer dan een jaar
geleden bij ons kwam, een kind. Hel was
misschien een gewaagde onderneming, om
haar hier le brengen, en toch ben ik ge
neigd gelooven, dat het in de gegeven om
standigheden hel besie voor haar was en
van een anderen kant bekeken, uitmun
t-end voor onsl"
„Uitmuntend! O, bet is A*oor ons een ver
bazend groote verandering geweest!" riep
Arthur uit.
„Ik zie, dat je mij begrijpt," stemde ik
loe. „Haar komst hier heeft ons flinker ge
maakt. De veranderingen, die wij in onze
levenswijze hebben moeien brengen, zijn
ons ten goede gekomen. Ik ben bang, dal
Allan en ik ons hebben laten gaan naar een
eenigszins doelloos soort van beslaan en ons
Averk begon daaronder te lijden en daarvan
de kenleekenen te dragen. De komst van
Isobel heeft dat alles veranderd. Jij, Allan,
weet, dat je nooit beter werk hebt afgele
verd dan gedurende bet laal-sle jaar. Jouw
portret van haar was een-inspiratie. Eenige
van je kleinere studies laten een talent
zien, dat iedereen heeft verbaasd, behalve
Arthur en mij, die wisten, wat je kunt, wan
neer jij je er voor zet. Ook ik heb meer suc
ces gehad. Ik heb beter en meer werk afge
leverd. Ben jij het tot zoover met mij eens,
Allan?"
„Ér is geen twijfel aan," zei Mabane lang
ham, ia hier sinds de komst van het
Het Hof memoreerde in zijn z*er uïtvoe,
lig V0):nis, allereerst de feiten -zan hei pro
ces, hoe beklaagde a-oor de rechtbank te
Den Bosch aanvankelijk werd vriigc^prtj.
ken, hoe de officier van juatrice in oppèl
kAvam met het resultaat, dat het gerechts
hof te Den Bosch haar veroordeelde tot vier.
jaar gevangenisstraf, doch dat bekl. hier-
tegen cassatie aanteekende, waarna de
Hooge Raad toen de zaak voor een nieuwe
behandeling verwees naar het gerechtshof
ie Arnhem.
Vervolgens releveerde het Hof den in
houd van de verklaringen van do beklaag
de, van de getuigen cn de deskundigen,
«ooals die voor dit Hof, voor de rechtbank
en voor den rechter-commissaris zijn afge
legd, om dan te beslissen, dat de beklaagde"
VOO-* het Hof Avel in vele opzichten op haar
vroegere verklaringen is teruggekomen,
doch daarvoor geen aannemelijke redenen
heeft opgegeven, zoodat deze verklaringen
haar volle kracht blijven behouden en dez©
dus door het hof voor dc constructie van
bet bewijs worden gebruikt. Daarna wordt
aangegeven, dat door die bewijsmiddelen
het Hof wettig en overtuigend bewezen
acht, dat bekl. Kcrsscmackers voor den
bekenden door hem op Desmet gepleegden
moordaanslag het middel heeft verschaft,
doordat zij, terwijl zij Avisb, na alles wat er
tussehen haar en K. was gesproken, dab
deze voornemens was, haar echtgenoot van
het leven te berooven, het pistool daartoe
aan K. heeft doen overhandigen, welk feit
door het Hof Avordt gequalificeerd als ine-
depüehtighcid aan poging tot moord.
Het Hof veroordeelde haar deswege t<>ï
een gc\:angenisstraf van drie jaar onder af
trek der totale preventieve hechtenis, ëll
met last tot haar gevangenhouding.
Nadat de president de beklaagde hacf
meegedeeld, dat er gelegenheid bestaat önï
cassatie aan te leekenen, vroeg hij haar of
zij nog wat te zeggen had.
Beklaagdo ,,Tk bcD onschuldig".
De president: ,,Dan kunt u vertrekken".
AMSTERDAMSCH GERECHTSHOF.
Een boete van f 28,495.50.
In September 1922 werd in dc hoofdstad
een chauffeur aangehouden, die in zijn auto
een groote hoeveelheid spiritus ongedektl
vervoerde.
Dc zesde kamer dezer rechtbank hcefH
dezen chauffeur en de eigenaars van den
automobiel onlangs tc dier zake oTiUlngeii
van rechtsvervolging.
Het Gerechtshof deed thans uitspraak ifl
deze zaak cn veroordeelde den chauffeur,
wegens ongedekt vervoer van gedistilleerd
tok be4,a!mg van een boet-e van f 28.495.50,;
subs, een ruaand hechtenis. De rijks advo
caat, mr. Asser, had in tweede instantie
tegen ieder der bekl. oplegging geëischti
van een boete van f28.495.50. De advocaat-
generaal, mr. baron Harinxma thoe Sloo-
ten, had ceu vervangende hechtenis vau
zes maanden gerequireerd. De eigenaars
van den auto werden van reehtsveiwolgïng
cmtslagcn, hoofdzakelijk, omdat dit onge
dekt vervoer niet in direct verband stond
met hun bedrijf.
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.
De steenkolendiefstal te Roermond.
De vroegere depothouder F. E. van dé
Ncd. Spoorwegen, te Roermond, door de
rechtbank veroordeeld ter zake van dief
stal van een Avagon steenkolen, lot één jaat,
én zes maanden gevangenisstraf, is in hoó-
ger beroep door het Gerechtshof te 's-Her-
togcnbosch conform den eisch vrijgespro
ken.
UTRECHTSCHE RECHTBANK.
Verduistering.
Deze rechtbank veroordeelde mr. J. X.
Rosenveldt, advocaat en procureur fc'é
Utrecht, tot negen maanden gevangenis-
straf met aftrek van het voorarrest, we
gens het plegen van verduistering van 5 ai
6 duizend gulden. De eisch Avas één jaar én
drie maanden, met aftrek van het voor
arrest.
De verdediger, mr. T. Muller Massis, ui6
Amsterdam, had vrijspraak gepleit.
Mr. Rosenveldt zal an dit A'onnis in hoó-
ger beroep gaan cn voor het gerechtshof té
Amsterdam Avederom door mr. Muiter Ma8-
sis verdedigd worden.
kind een geheel andere geest gekomen.
Door den omgang met haar zijn wij er op
vooruit gegaan."
„Ik ben blij, dat je dal op prijs stelt,
Allan. Dit soort van dingen is moeilijk on-t
der woorden le brengen; maar ik geloof#
dat jullie wel begrijpt wal ik bedoel. Wij
hebben haar moeten bezig houden en daar
door is er een eenvoudigere en betere smaak
bij ons ontwikkeld. Wij hebben veel moe
ten opgeven en ook veel vrienden, zondeï
wie wij nu beter af zijn."
„Dat is alles waar. Arnold," gaf Mabane
toe. terwijl hij de asch uit zijn pijp klopte.
„Wij hebben de café chantartts vaarwel
gezegd voor de theaters en onze vervelende
Zondagen, gevolgd door een avond op de;
Club, prijsgegeven voor opwekkende da
gen buiten, zeer gezellige dagen. Wij zijn er
op vooruit gegaan, Arnold. Dat geel ik toe.
Nu, ga verder, met hetgeen je 'te vertellen
hebt. Ik veronderstel, dat dit een inleiding
is geAveest tot iels anders." 1
Toch aarzelde ik, want mijn taak was
niet gemakkelijk, en Arthur, die een verve
lende stilte bewaarde, keek mij voortdurend
aan. 5
„Het was een kind," zei ik eindelijk/
„dat bij ons kwam. Nu Is zij een vrouw.'1
Arthur kon zich niet langer stil houden,
Op zijn wangen was een rose tint zichV
baar, als bij een meisje, maar de hartstocht"
in zijn stem was de hartstocht van
man.
„Jij denkt er toch niet aan, Arnold
jij zult toch niet zoo gek zijn, om haar (u
tc staan aan een van dat volk?,'- riep hu
uil. „Het zijn haar vi)andenu aikmw"
Daarvan fcej) ik ieker,"
(Word* vervolgd),