MARION.
No. 19643.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 21 Maari.
Derde Blad. Anno 1924.
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
(Zitting van gisteren).
Begrooting Buiten!andsche Zaken.
De heer NOLENS (R.-K.) meent dat de
motie-Troelstra aan hetzelfde euvel mank
gaat als die van den heer v. Ravesteyn.
Beide begeven zij zich óp het terrein der
Regeering- Spr. is er tegen dat eenige pres
sie op de regeering wordt uitgeoefend,
■vooral nu men aan het onderhandelen is.
Mej. YAN DORP (Lib.) is tegen de mo-
ties,maar is bereid haar stem to geven
aan die van mr. Troelstra om den verkeer
den indruk weg te nemen, die verwerping
der motic-v. Ravesteyu zou kunnen heb
ben.
Do Minister van Buitenlandsclie Zaken,
do heer VAN KARNEBEEK dupliceert. De
Regeering is bezig te zoeken naar een basis
voor een overeenstemming met Rusland.
Wanneer dat niet het geval war© zou de
Kamer haa-r meening kunnen zoggen thans
echter lijken de moties spr. niet beraden.
Uit het feit dat er besprekingen gaande
zijn, blijkt dat de regeering bereid is naar
een oplossing te zoeken. De moties zijn
overbodig.
De motie-Van Ravestcyn vord^ verwor
pen met 87 tegen 1 stem.
De heer DRESSELHUYS (Y-B.) ver
klaart zich tegen de motie-Troelstra, om
dat ze feitelijk hetzelfde wil als die van den
heer Van Ravesteyn.
De motie-Troelstra wordt verworpen met
63 tegen 24 stemmen.
De bij deze algemeene beschouwingen
aanhangige conclusies worden goedgekeurd.
Het Gezantschap bij den Paus.
De heer SCHOKKING (C.-H.) licht toe
Uet amendement om bet gezantschap bij
den Paus op te heffen. Spr. behoeft do
ernstige bezwaren die spr.'s fractie togen
dit gezantschap heeft, niet te herhalen.
De heer MARCH ANT (Y.-D.) meent Jat
de heer Kersten eigenlijk do aangewezen
man is om dit- amendement in te dienen.
Waarom deed hij het niet? Thans moet de
heer Schokking ter wille van zijn kiezers
een principieelo houding aannemen. Hctis
geen bezuinigings-amendement zégt. de heer
Schokking. Hoopt dc heer Schokking innig
dat zijn amendement wordt aangenomen?
Spr. vreest het tegendeel. (Gelach). Do
Regeering heeft herhaaldelijk betoogd dat
voor haar de post onmisbaar is voor ori&n-
teering. Het amendement is dus een vij-
andelijko daad tegenover de Regeering;
het raakt de diepste christelijke beginse
len. De heer Schokking levert de Regee-
rin?k uit aan de genade der oppositie, en
hoopt dat do Knkerzijde het zal redden.
Spr. ziet vooralsnog geen kans om uifc deze
moeilijkheid te geraken. (Groot gelach).
De heer RUTGERS (A.-R.), zegt dat
do wensch dor Regeering, die spr.'s ver-
tTOuwon heeft, do gedragslijn van spr.'s
fractie zal bepalen.. Aldus heeft spr. ver
leden jaar ook gesproken en hij lean dit
thans herhalen Hij wensoht den beer
Schokking niet te volgen.
De heer NOLENS (R.-K.) zal tegenstem
men omdat dit gezantschap is ingesteld en
gecontinueerd in 's lands belang on er niets
is gebeuld clat in die opvatting eenige wij
ziging heeft, gebracht.
De heer KERSTEN (St. Gercf. Partij)
acht zijn principieele bezwaren tegen dat
gezantschap bekend. Hij begrijpt niet hoe
één protestant zich voor dit gezantschap
kan verklaren. Hij vreest den invloed, ene
van de Roomsolie staatkunde uitgaat.
De heer SCHAPER (S.-D.) zegt dat zijn
Iractie altijd tegen dit gezantschap is ge
weest. Aangezien echter sedert verieden
jaar niets is gebeurd dat den toestana
wijzigde, zal zijn fractie tegen het amende
ment stemmen. Hij vraagt alleen do Re
geering naar vcreemging der twee posten
to streven
De MINISTER meent dat wclvoegelijk-
heid verbiedt dat gezantschap af te schai-
fen. Moet dit nu ieder jaar weer aan de
orde komen? Spr. kan niet gelooven dat
de Kamer dit amendement zal aannemen.
Het amendement Schokking wordt ver
worpen met Cl tegen 21 stemmen.
Voor de Ohrlst.-Hist., eo de leden Bie-
rema, Vissoher, van Dorp, van Gijn, Duy-
maer van Twist-. Dresselhuys, Braat, Wes-
termaii, Wijnkoop, de Groot, Gerritsen,
Boon, v. Rappard, Kersten.
Staatsbegrooting voor 1924.
Hoofdstuk VIII (Oorlog).
Aan de orde is Hoofdstuk VIII (Oorlog)
van de Staatsbegrooting voor 1924.
Do algemeene beschouwingen worden ge
opend. Hierbij is tevens aan de orde Con
clusie van het verslag der commissie om
trent de bescheiden noodig voor een onder
zoek naar de wijze, waarop de in den loop
van het jaar 1918 op de artikelen 182c, 182d,
182f, lS2g, 182h, 182kl en lS2w van de Oor-
logsbegrooting uitgegeven gelden zijn be-
De heer TILANUS (C.-H.) betoogt, dat
de noodzakelijkheid van defensie nog steeds
bestaat. Do verhoudingen zijn nog niet ver
anderd, zoodat wij zouden kunnen ontwape
nen. Onze defensiemiddelen nagaande be
toogt hij, dat de oefeningen misschien al te
zeer zijn ingeperkt.
Het personeel op het departement is in de
laatste jaren uitgebreid en spr. begrijpt dat
niet. Hier kan men bezuinigen en dat zal
het leger ten goede komen.
Bij de herziening der pensioenbepalingen
hoopt spr., dat de Regeering goede over
gangsbepalingen zal ontwerpen, vooral vo^r
de vroeger gepensionneerden.
Het vooroef enings-insti tuut bewondert
spr. niet hij ziet cr niet veel heil in en de
resultaten versterken hem in die opvatting.
Van de oefenkampen verwacht hij ook geen
heil wie denkt dat kampen goedkooper
zijn, vergist zich zeer. Hij gevoelt meer voor
een kazerne, die vlak bij een oefenterrein
ligt.
Bij de aanschaffing der munitie is achter
stand, maar helaas laat de schatkist niet toe
deze aan te vullen.
De heer VAN ZADELHOFF (S -D.) zet
nog eens uiteen waarom de socialisten voor
ontwapening zijn en waarom dit voor Ne
derland anders lijkt dan in andere landen.
Wie den vrede wil, moet den vrede organ i-
seeren, is daarbij de leuze. Het geeft niets
dat men den vrede wil als men vasthoudt
aan de politiek der bewapening. Wie dat
doet, doet heel veel kwaad en is bezig
nieuwe oorlogen voor te bereiden, omdat hij
voet geeft aan de gedachte, dat nieuwe oor
logen in dc toekomst mogelijk zijn cd dat er
nog een andere oplossing is voor geschillen
dan langs den weg van het recht.
Alle vredesvrienden moeten breken met de
politiek van bewapening en moet de stem
ming wekken dat oorlogen overbodig zijn.
Dc vergadering wordt verdaagd tot he
denavond 8 uur.
Avondzitting.
Staatsbegrooting voor 1924.
Einneniandsche Zaken en Landbouw.
Aan de orde is Hoofdstuk Binnenl. Za
ken en Landbouw.
De algemeene beschouwingen worden ge
opend.
De heer BRAAT (PI.-bond) vraagt of do
Regeering reeds een commissie heeft be
noemd om het vraagstuk van den zomertijd
te onderzoeken" en zoo neen wat ze dan van
plan is te doen met de aangenomen motie-
Van den Heuvel.
Minister RUYS DE BEERENBROUCK
antwoordt, reeds overgegaan to zijn tot uit
voering van het reeds lang bestaande voor
nemen der Regeering om eenige personen
uit te noodigen in éen dergelijke commissie
zitting te nemen.
Echter maakt hij dc reserve, dat er dit
jaar nog geen sprake kan zijn van eenige
verandering.
De artikelen 110 worden goedgekeurd.
v 11o afdeeling (Binnenlandsch Be
stuur) bespreekt de heer BAKKER (C -H.i
het nieuwe belastingstelsel sedert de wijzi
ging van dc Gemeentewet en meent, dat een
uniforme regeling absoluut noodzakelijk is,
vooral voor de plattelandsgemeenten, dio
een eigen belasting heffen, veel meer stabi
liteit in hun financiën hebben en daarom
betreurt hij het, dat de regeering de rege
ling van de dispensatie niet veel,ruimer toe
past.
Do inning van de belastingen door het
Rijk beteekent voor vele plattelandsgemeen
ten een strop, waardoor de stabiliteit in do
financiën gevaar loopt cri een sluitende be
grooting slechts met zeer veel moeite tot
stand kan worden gebracht.
Voor plattelandsgemeenten moet een weg
gevonden worden om een eigen belasting te
kunnen heffen op een andere basis dan
geldt voor de rijksinkomstenbclasting.
Thans wordt een onhoudbare toestand ge
schapen, welke veel ontstemming wekt en
waarbij de belastingbetalers onnoodig wor
den gedrukt. Om hierin verandering te bren
gen is slechts noodig. dat de Gemeentewet
zoo wordt gewijzigd, dat elke gemeente, die
dispensatio van de heffing door het Rijk
wenschen, deze kunnen krijgen en z.i. zal
verreweg het grootste deel der plattelands
gemeenten daarvan gebruik maken. Is de
Minister bereid een- dergelijke wijziging in
do Gemeentewet voor te bereiden.
De heer EBELS (V.-D.), die vrijwel on
verstaanbaar is, is van meeniug, dat meer
stabiliteit in de financiën der plattelandsge-
meenfen gewcnscht cn hoopt, dat de Minis
ter de eerste gelegenheid zal aangrijpen om
wijziging in den bestaanden toestand te
brengen, met behoud van den aanslag der
R ij ksambt en aren
De heer VAN VOORST TOT VOORST
(R.-K.) merktt op, dat vele gemeenten den
ernst van de moeilijke tijdsomstandigheden
niet beseffen en steeds doorgaan met het op
onverantwoordelijke wijze doen van uitga
ven. Hij dringt er bij den Minister op aan
om zooveel mogelijk zijn invloed te doen gel
den bij Gedep. Staten en de gemeentebestu
ren, ten einde te komen tot de dringend noo-
dige vermindering der gemeentelijke uit
gaven.
Het is een onhoudbare toestand, dat er
gemeenten zijn, die een belasting heffen,
welke bijna niet is op te brengen. Wel is
spr. voor het hooghouden van do gemeente-
lijko autonomie, doch als gemeentebesturen
hun verantwoordelijkheid tegenover de inge
zetenen niet voldoende begrijpen, moet van
hoogerliand worden ingegrepen.
Ook gaan God. Staten in dezen niet vrij
uit.
De heer ZIJLSTRA (A.-R.) meent, dat de
Minister de autonomie van dc gemeenten
zooveel mogelijk wil handhaven. De voor
waarde van de Regeering bij aanvragen om
Bubsidie zal worden verleend, eerst maar
moet zorgen, dat haar financiën in orde zijn
tast de zelfstandigheid der gemeente niet
aan Het loopt z.i. niet zoo'n vaart met do
vernietiging van raadsbesluiten.
Hij poemt onjuist het in de jongste circu
laire van de Ver. van Ned. Gemeenten ge
uite verwijt, dat de schuld voor den zeer
moeilijken financieelen toestand van vele
gemeenten grootendeels ligt bij Ged. Staten
Hij wenscht voor de gemeenten meer vrij
heid in de financiering van haar huishou
ding en dringt er op aan, dat ook de kleine
gemeenten zullen blijven bestaan.
Mevr. BAKKER—NORT (V.-D.) be
spreekt den financieelen toestand van Oudo-
Pekela, waar de nood zoo hoog is gestegen,
dat zij zich zonder rijkssteun niet meer zal
kunnen handhaven.
De belastingen zijn reeds tot het uiterste
opgevoerd en toch vertoont de begr.ootiug
ren aanraerke'vk tekort. Vermindering der
uitgaven is reeds tot het uit3terste toege
past; zij meent dat zich thans, een uitzon
deringsgeval voordoet, waarin bij supple-
mentoire begrooting een bedrag tot steun
zal kunnen worden aangevraagd.
De heer MICHIELSE (R. K), die be
spreekt de circulair^ van den Minister aan
Gedep. Staten belreflende de samenvoeging
van gemeenten, juicht het streven tol sii-
menvoeging zeer toe. In de praclijk is er
echter nog niet voel terecht gekomen. Hij
vraagt hoo het staat met de samenvoeging
van de Langendijkcr g»m»enlen en meent,
dat het niet aangaat de salarissen der
gemeente-ambtenaren te willen verlagen.
De regeering bevorderde eenheid in dc rege
ling der salarissen van burgemeesters, secre
tarissen en ontvangers. In Friesland en Lim
burg verkeeren dize functionarissen in zeer
slechten toestand.
Spr. komt er tegen op,-dat de salarissen
van de burgemeesters in Zeeland met 15
pCt. zijn verlaagd en vraagt eindelijk de
lang verbeide uniformiteit der burgemees
terssalarissen te willen bevorderen.
De heer v. d HEUVEL (A. R.) maakt
eenige opmerkingen over de wijze waarop
de voogdij van Gedep. Staten over de ge
meentebesturen wordt uitgeoefend.
De ongewenschle toestand, dal de ge
meentebesturen ten op'zichte van de salaris
sen van burgemeesters, secretarissen en
ontvangers absoluut niets hebben le zeggen,
doet hem aandringen op een wetswijziging,
waardoor de gemeentebesturen meer invloed
zullen krijgen.
De autonomie van de gemeenten dreigt in
vele gevallen te worden aangetast, terwijl
ze voor de gemeente een zoo waardevol iets
is, dat met beperking er van niet verder
moet worden gegaan dan strikt noodzakelijk.
Wil de regeering niet eens haar aandacht
schenken aan de emigratie naar Argentinië?
De heer BRAAT (PI b.) acht het wensche-
lijk, dat de regeering bevordere een vrije sol
licitatie met een vrije salarieering. Daarbij
kan dan het best rekening worden gehouden
met de door de ambtenaren te verrichten
werkzaamheden. Spr heeft hierbij o. a. hel
oog op gemeente-ontvangers in verschillende
kleine gemeenten wier werkzaamheden in
geenen deele evenredig zijn met hun hooge
bezoldiging.
Als speciaal geval noemt spr. de weige
ring van deD op wachtgeld geslelden ont
vanger van de geannexeerde gemeente
Vrijenban, welke ontvanger een hem aange
boden betrekking weigerde, op grond, dat
zijn ontvangersambt slechts e?n bijbetrek
king was
De gemeenten moet inzake de salarieering
beslist meer vrijheid worden gelalen.
De heer BOOiN (V. B.) herinnert aan liet
bij de Justitiebegrooling reeds besproken
ontslag van den agent van politie te Mep-
pel, waarbij naar voren is gebracht de
klacht, dat da burgemeester verschillende
stukken in den doofpot zou hebben gestopt.
Deze agent heeft verschillende Kamer
leden gevraagd de zaak in de Kamer Ier
sprake te brengeD, maar nu is spr. ter ken
nis gekomen een adres van dien agent aan
den Minister, waarbij hij zijn leedwezen be
tuigt, dat de zaak zoo'n omvang heeft ge
kregen, aangezien hem later van „ambte
lijke zijde" was gebleken, dat hij was ge
bruikt voor een Hetze tegen den burgemees
ter, doch waarvan hij zelf het slachtoffer is
geworden.
De burgemeester heeft een verweerschrift
uitgegeven, doch spr. kan thans niet bcoor-
deelen in hoever de door den agent vroeger
geuite beschuldigingen legen den burge
meester juist zijn.
De Minister van Justitie heeft echter
medegedeeld, dat de procureur-generaal bij
het gerechtshof tc Leeuwarden dezen bur
gemeester een ernstige aanwijzing heeft ge
geven, waaruit bleek, dat wel degelijk een
overtreding door den burgemeester is ge
pleegd
Daarna heeft de burgemeester in zijn ver
weerschrift geschreven, dat do lastercam
pagne tegen hem was geschied op instigatie
van den procureur-generaal. Spr. begrijpt
niet, dat oen dergelijke openbare beschuldi
ging ongestraft kan blijven en hij dringt dan
ook aan op een ernstig onderzoek.
Do heer SCHAPER (S. D.) sluit zich ge
heel aan bij den aandrang van mevr. Bak
kerNort, om zoo spoedig mogelijk in den
nood van Oude-Pekela tegemoet te komen.
Wat de Meppeler burgemeesterskwestie be
treft, merkt spr. op, dat deze burgemeester,
die reeds zooveel op zijn geweien hoeft, er
zelfs legen een Kamerlid op durfde snoeven,
dat hij nu weer vrij uit ging en dat hij zelfs
een pluimpje had gekregen.
Bij het afdeelingsonderzock van deze be
grooting heeft spr. een groote nota ingediend,
doch op verzoek heeft hij de daarin opge
nomen feiten ter kennisneming aan het Mi
nisterie gezonden. Daar berusten die stuk
ken thans nog cn spr. heeft cr verder niets
meer van gehoord.
De burgemeester heeft nu tijd gehad om
zieh le verdedigen, maar z. i. lijkt deze ver
dediging op niets.
Dg Minister van Justitie heeft volkomen
erkend, dat cr niet juist was gehandeld en
spr. verzoekt den Minister met het afdoen
van de door spr. ingediende stukken voort
gang le maken en dc za^k met alle aandacht
te onderzoeken
De lieer SNOECK HENKEMANS (C. II.)
zegt, dat de burgemeester altijd een vurig
man geweest is voor zijn partij en dat on
der zijn leiding deze partij in Drente een
zoo goede positie heeft weten in te nemen.
Daarom moet nu de tegenpartij tegen dezen
burgemeester te velde trekken. Deze burge
meester is strikt eerlijk en onpartijdig, het
geen ook in Meppol en omgeving wordt
erkend.
Wal dc heer Boon heeft opgemerkt over
het opmaken van liet stuk is waar. Het is
opgemaakt op last van den procureur-gene*
raat en bel rapport is van minder allooi.
Ook de wijze waarop het rapport is opge*
maakt verdient afkeuring. J
De agent was wel handig, maar toch on*
betrouwbaar, hetgeen ook do Minister van
Justitie heeft toegegeven. t
De procureur-generaal had in een zoo be«
langrijke zaak ook den burgemeester moe*
(en doen liooren, Nvat niet is geschied. Spr,
dringt er met klem op aan, dat de Minister
de zaak ernstig zal onderzoeken en is over*
fuigd dat dan zal komen vast le staan, daf
Kamerleden zich hadden moeten schamen
do zaak in dc Kamer te brengen.
De heer BEUMER (A. R.) heeft bij d*
Justitiebegrooting zich over deze zaak niet
uilgelaten als gevolg van de omstandigheid*
dat de kwestie in onderzoek wa9 bij de re*
geering en verzoekt nu een ernstig on*
derzoek.
De burgemeester van Zwijndrecht, dif
liet houden van een vergadering had gewei*
gerd, verdient geen verwijt; het gebeurde i9
liet gevolg van een plaatselijke verorde*
ning.
Minister RUYS DE BEERENBROUCK!
merkt wat de samenvoeging van gemeentel
betreft op, dat het initiatief tot samenvoe*
ging niet ligt bij de regeering maar bij Ged,
Stalen.
De vereeniging van de Langendijkschet
gemeenten is in onderzoek en voorloopig
bestaat er nog geen kans, dat ze zullen
worden samengevoegd. Inzake de heffing
van de gemeentelijke inkomstenbelasting
door het rijk is hij bereid wetswijziging
nader te overwegen.
Inzake de salarieering van de burgemees*
ters, secretarissen en ontvangers zou een
uniforme rijksregeling de bevoegdheden van
de provinciale besturen, die het best d$
plaatselijke toestanden kunnen beoordeelen*
geheel le niet doen.
Een algemeene regeling voor het ge*
meente-personeel zal niet gemakkelijk een
oplossing vinden al is het een urgentQ
kwestie.
Als het algemeen belang dit noodig
maakt, moet zeer zeker aan de gemeente*
financiën meer waarde worden toegekenJ
dan aan dc gemeentelijke autonomie
Dc kwestie met den gemeente-ontvanger
van Vrijenban zal worden onderzocht en
als de klacht van den heer Braat juist blijkt,
zou een herhaling van een dergelijk geval
voor de toekomst wellicht zijn te voorko
men, door bij annexatie van gemeenten in
de redactie der artikelen een wijziging tö
brengen.
Verleening van steun aan Oude-Pekela
is in onderzoek, zoo ook de kwestie van den
burgemeester van Zwijndrecht. In de kwes
tie met den burgemeester van Meppel heeft
hij nog geen eindoordeel gevormd. Hij heeft
den burgemeester wol gehoord. De Kamer
kan overtuigd zijn, dat de regeering ten
aanzien van hen. die hun plicht niet heb*
ben gedaan, niet zal aarzelen op te treden.
Er moet in deze zaak klaarheid komen.
De heer BOON (V. B.) ontkent, dat de
oorzaak, waarom de Meppeler kwestie hiep
in de Kamer is gebracht, die is welke de
heer Snoeck Henkemans uitte.
De heer Schaper (S. Dvraagt van welk
allooi de redevoering is van den heer
Snoeck Henkemans, die op de meest insi-
nuecrende wijze de zaalc tracht voor te stel*
len en vindt het van minder allooi dat deze
heeft trachten goed te pralen.
Na dupliek van den MINISTER worden
de artikelen 1131 aangenomen.
Bij de artikelen 32 .en 33 (vrijwillige bur
gerwachten en vrijw. landstorm f 440.000
en f 315.200) bestrijdt de heer VAN ZA
DELHOFF (S. D.) deze bedragen en acht
deze geweldinstitulen een beleediging voor
de arbeidersbeweging.
Do heer DUYMAER VAN TWIST (A. \\.i
en de MINISTER verdedigen de beide in,
stituten.
Over de artikelen wordt heden gestemd.
De artikelen 3155 worden goedgekeurd.
Bij artikel 56 (bijdragen in de kosten van
'behoeftige krankzinnigen beneven9 voor
schotten op dio bijdragen) verdedigt de beer
VAN GI.IN (V. B.) een amendement om het
bedrag 1 15.000 te verhoogen tot 1165 000.
Daarna, wordt de vergadering verdaagd
tot lieden 1 uur.
Oorspronkelijke novelle van J. C. L. B. PET.
(Nadruk verboden).
12)
Mei dankbaarheid begroette ik het oogen-
blik, dat ik het schip kon verlaten. Na een
vluchtige visitatie slapte ik in den trein, die
mij naar Rotterdam zou brengen. De grijze
Octobermorgen hing over een laag vlak
land. Wij passeerden enkele stationnetjes en
stopten toen in ccn plaats, over de geheele
wereld bekend: Schiedam, de stad ran de
jenever.
Een scherpe spiritusiucht hing in de stille
atmosleer. Weldra verlieten wij deze plaats
weer, om na weinige minuien te Rotterdam
aan te komen.
Het was ongeveer halfnegen in den
morgen.
Ik had. in den trein met een ontbijt het
onaangename gevoel in miin maag verdre
ven en kon dus direct aan het werk gaan.
ik vroeg aan c-en agent van politie den
weg naar het bureau. Deze scheen geen
Engelsch te verslaan, maar bleek er toch
zooveel van te begrijpen, dat hij mij den
weg naar liet bureau duidelijk maakte.
Ik stapte in een electrische tram, die mij
binnen korten tijd bracht, waar ik wezen
wilde.
11: werd le woord geslaan door een ambte
naar, die gelukkig Engelsch verstond en
sprak.
Hij stelde mij een lijsl ter hand van alle
cabarets cn café-chanlanis.
Ik was verbaasd over het aantal van der
gelijke gelegenheden, dat één plaats op
levert, en wist niet, hoeveel tijd ik noodig
zou hebben, ze alle af te werken.
In elk geval moesj ik er op rekenen, dat
ik in* één dag niet klaar zou komen. Toen ik
de lijst had gecopiëerd, ging ik naar een ho
tel, om een kamer te bespreken. Daarna
nam ik een laxi en liet mij alle cabarets, die
voorkwamen op de lijst, afrijden. Ik reed
straal in, straat uit, bij iedere bar inlormee-
rende ,of daar een miss Grened werkzaam
was; maar steeds kreeg ik een ontkennend
antwoord. Ik werd doodmoe, en had bijna
geen moed, na de lunch mijn tocht voort te
zetten. Maar ik moest vooruit.
Den "anschen middag werkte ik door, tot
ik de halve lijst had afgewerkt. Het was
toen zes uur geworden. Uitgeput liet ik mij
naar mijn hotel rijden, om te gaan dineeren.
Vóór het eten zat ik nog een oogenblik in
liet café, voor de groote spiegelruiten, die
uitzicht gaven op de drukke straat. Het was
hall donker; de straatlantaarns brandden.
Plotseling keek ik scherper toe. En in het
licht van een lantaarn verscheen een sand
wichman. Op zijn bord stond een meer dan
levenègroote meisjeskop geschilderd. Ik boog
mij voorover om beter te kunnen zien. Het
leed geen twijfel: dit was het meisje, dat ik
zocht. Hel beeld vertoonde een sprekende
gelijkenis met Marion. Op het affiche slond:
„Bezoekt Cabaret Mondain
Schiedamsche-dijk 783
Miss Lily Rudoma."
VerdeT las ik de namen niet. II; wisl ge
noeg en tevens begreep ik, dat ik haar nooit
had kunnen vinden, waar zij onder een val-
schen naam zich schuil hield. Ik besloot na
bet diner te wachten tot een uur of acht,
dan naar het cabaret te gaan, om na het
sluitingsuur le probeeren het meisje le spre
ken te krijgen.
Ongeduldig wachtte ik totdat het tijd was
op weg te gaan en begaf mij toen naar den
Schiedamsche-dijk. Het was een obscure
buurt, met veel verdachte kroegjes en bars.
Hei leek mij toe een uitspanningsoord te zijn
voor zeelieden.
Het Cabaret Mondain deed. uiterlijk al
thans. zijn naam geen eer aan.
liet had een even verdacht uiterlijk als de
andere inrichtingen van dezen aard in dc
straat.
Ik trad binnen en kwam in een zaaltje,
aan het eind waarvan zich een klein too-
neel bevond. Er was een llauwe poging ge
daan, het milieu weelderig en decadent lo
doen schijnenmaar het roode peluche ver
werkelijkte deze illusie niet. Ik nam achter
in de zaal aan een tafeltje plaats, ten einde
zoo weinig mogelijk kans te ioopen herkend
te worden Ik bestelde een whiskey-soda en
wachlle op de dingen, die komen zouden. Ik
nam geen notitie van de meisjes, die telkens
pogingen tot toenadering toonden; maar
bleef zitten wachten. Het zaaltje was vrij
goed gevuld met een publiek, zooals men
dat hier kon verwachten.
Toen het scherm opging, schrok ik op;
maar was teleurgesteld, want het program
ma opende met iemand, die komische liedjes
scheen voor te dragen. Ik ergerde mij aan
zijn gezicht, maar de menschen om mij heen
brulden van hel lachen en juichten hem tel
kens toe.
Nadat hij gelukkig was heengegaan, ver
schenen een paar jongleurs, die niet bepaald
interessante toeren vertoonden. Het publiek
scheen achter niet veeleisch»nd te zijn,
want ook deze warden luidruchtig- gehuldigd.
Nu scheen de clou van den avond te ko
men. Toen het scherm voor de derde maal
opging, verscheen „Miss Lily Rudoma" om
haar liedjes te zingen. Weer trof mij de groo
te gelijkenis met Marion. Wel had zij niet
dc opgewekte, onbedorven gelaatsuitdruk
king; maar zelfs in haar geaffecteerde too-
neelmanieren waren trekken van gelijkenis
met de gebaren van Marion. Ook de stem
vertoonde veel overeenkomst. Het publiek
was hartstochtelijk in zijn bewondering; en
kele liedjes moest zij herhalen.
Na haar kwam er een hypnotiseur, vol
gens het programma te Londen en le Parijs
befaamd om zijn massa-suggestie.
Op het tooneel verscheen een lange man
met een bezorgd, vermoeid gezicht. Hij hield
een korte toespraak, die vergezeld ging van
vee! strijkages. Ik verstond van de redevoe
ring geen woord. Daarna keek hij de zaal
inik had het gevoel, dat hij speciaal mij
aanzag. Toen sprak hij één woord, dat ik
niet begreep; maar het was, ot hij mij met
zijn oogen dwong op te staan. Ik verzette
mij er tegen, ik wilde niet meedoen aan die
dwaasheid Maar het baatte mij niet; een
oogenblik later stond ik recht overeind.
Nie'mand in de zaal was blijven zitten; nie
mand sprak een woord Hij gaf andere be
velen. die ik geen van allen verstond; maar
het was, of ik door zijn oogen werd gedwon
gen allerlei dwaze bewegingen te maken.
Gelukkig duurde het niet lang. Den heelen
avond bleef ik mij ergeren over mijn zwak
heid.
Miss Rudoma trad nog voor een tweede
maal op. Toen zij was verlrokken, ging ik
de deur uit en vroeg aan een passcerenden
keilner of zij te spreken was. Hij scheen
Engelsch te verslaan, want hij zei mij, dat
hij dacht van wel, en dat ik maar even
moest wachten. Hij bracht mij naar oen
klein kamerlje, dat blijkbaar was ingericht
voor dergelijke rendez-vous.
Het wachten duurde tamelijk lang en ik
begon mij le vervelen. Plotseling hoorde ik
stemmen. Het was een man, die op wan-
hopigen toon vroeg om geld. Onder de arlis-
ten schenen dus nog meer Engelschcn te
zijn. Een andere barsche slem weigerde een
voorschot van twintig gulden. De man hield
aan, maar het scheen den ander te verve
len, want ik hoorde een deur slaan, en toen
het snikken van een man.
De deur van het kamertje werd geopend,
en do ongplukkige trad binnefi.
Groot was mijn verbazing, toen ik zag,
dat het niemand anders was dan de hypno
tiseur zelf.
Hij scheen dan toch de macht niet te be
zitten. anderen van hun geld te ontdoen. Dit
is ook wel de lastigste zaak van de heels
wereld.
Maar zijn gezicht wekte medelijden. De
vermoeide uitdrukking van zijn gelaat was
intenser geworden. Uil zijn voorkomen -
sprak groote bekommerdheid
Toen hij mij zag, wilde hij weer heen
gaan maar ik voorkwam hem, want alleen
zij, die zeil gebrek hebben geleden, weten te
geven aan anderen, van wie zij hetzelfde
vermoeden.
„Hier", zei ik, „neem het van mij." Ik gaf
hem twee pond Hij antwoordde niet, maar
zag tpij aan, met een blik, dien ik nooit zou
vergeten. Toen ging hij de kanier uit.
Even later verscheen miss Rudoma. Zij
kwam naast mij zitten op den divan; maar
ik weck terug, en ging met mijn rug legen de
deur staan.
'J
éJTordt vervolgd).