MARION. No. 19643. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 21 Maari. Derde Blad. Anno 1924. TWEEDE KAMER. FEUILLETON. (Zitting van gisteren). Begrooting Buiten!andsche Zaken. De heer NOLENS (R.-K.) meent dat de motie-Troelstra aan hetzelfde euvel mank gaat als die van den heer v. Ravesteyn. Beide begeven zij zich óp het terrein der Regeering- Spr. is er tegen dat eenige pres sie op de regeering wordt uitgeoefend, ■vooral nu men aan het onderhandelen is. Mej. YAN DORP (Lib.) is tegen de mo- ties,maar is bereid haar stem to geven aan die van mr. Troelstra om den verkeer den indruk weg te nemen, die verwerping der motic-v. Ravesteyu zou kunnen heb ben. Do Minister van Buitenlandsclie Zaken, do heer VAN KARNEBEEK dupliceert. De Regeering is bezig te zoeken naar een basis voor een overeenstemming met Rusland. Wanneer dat niet het geval war© zou de Kamer haa-r meening kunnen zoggen thans echter lijken de moties spr. niet beraden. Uit het feit dat er besprekingen gaande zijn, blijkt dat de regeering bereid is naar een oplossing te zoeken. De moties zijn overbodig. De motie-Van Ravestcyn vord^ verwor pen met 87 tegen 1 stem. De heer DRESSELHUYS (Y-B.) ver klaart zich tegen de motie-Troelstra, om dat ze feitelijk hetzelfde wil als die van den heer Van Ravesteyn. De motie-Troelstra wordt verworpen met 63 tegen 24 stemmen. De bij deze algemeene beschouwingen aanhangige conclusies worden goedgekeurd. Het Gezantschap bij den Paus. De heer SCHOKKING (C.-H.) licht toe Uet amendement om bet gezantschap bij den Paus op te heffen. Spr. behoeft do ernstige bezwaren die spr.'s fractie togen dit gezantschap heeft, niet te herhalen. De heer MARCH ANT (Y.-D.) meent Jat de heer Kersten eigenlijk do aangewezen man is om dit- amendement in te dienen. Waarom deed hij het niet? Thans moet de heer Schokking ter wille van zijn kiezers een principieelo houding aannemen. Hctis geen bezuinigings-amendement zégt. de heer Schokking. Hoopt dc heer Schokking innig dat zijn amendement wordt aangenomen? Spr. vreest het tegendeel. (Gelach). Do Regeering heeft herhaaldelijk betoogd dat voor haar de post onmisbaar is voor ori&n- teering. Het amendement is dus een vij- andelijko daad tegenover de Regeering; het raakt de diepste christelijke beginse len. De heer Schokking levert de Regee- rin?k uit aan de genade der oppositie, en hoopt dat do Knkerzijde het zal redden. Spr. ziet vooralsnog geen kans om uifc deze moeilijkheid te geraken. (Groot gelach). De heer RUTGERS (A.-R.), zegt dat do wensch dor Regeering, die spr.'s ver- tTOuwon heeft, do gedragslijn van spr.'s fractie zal bepalen.. Aldus heeft spr. ver leden jaar ook gesproken en hij lean dit thans herhalen Hij wensoht den beer Schokking niet te volgen. De heer NOLENS (R.-K.) zal tegenstem men omdat dit gezantschap is ingesteld en gecontinueerd in 's lands belang on er niets is gebeuld clat in die opvatting eenige wij ziging heeft, gebracht. De heer KERSTEN (St. Gercf. Partij) acht zijn principieele bezwaren tegen dat gezantschap bekend. Hij begrijpt niet hoe één protestant zich voor dit gezantschap kan verklaren. Hij vreest den invloed, ene van de Roomsolie staatkunde uitgaat. De heer SCHAPER (S.-D.) zegt dat zijn Iractie altijd tegen dit gezantschap is ge weest. Aangezien echter sedert verieden jaar niets is gebeurd dat den toestana wijzigde, zal zijn fractie tegen het amende ment stemmen. Hij vraagt alleen do Re geering naar vcreemging der twee posten to streven De MINISTER meent dat wclvoegelijk- heid verbiedt dat gezantschap af te schai- fen. Moet dit nu ieder jaar weer aan de orde komen? Spr. kan niet gelooven dat de Kamer dit amendement zal aannemen. Het amendement Schokking wordt ver worpen met Cl tegen 21 stemmen. Voor de Ohrlst.-Hist., eo de leden Bie- rema, Vissoher, van Dorp, van Gijn, Duy- maer van Twist-. Dresselhuys, Braat, Wes- termaii, Wijnkoop, de Groot, Gerritsen, Boon, v. Rappard, Kersten. Staatsbegrooting voor 1924. Hoofdstuk VIII (Oorlog). Aan de orde is Hoofdstuk VIII (Oorlog) van de Staatsbegrooting voor 1924. Do algemeene beschouwingen worden ge opend. Hierbij is tevens aan de orde Con clusie van het verslag der commissie om trent de bescheiden noodig voor een onder zoek naar de wijze, waarop de in den loop van het jaar 1918 op de artikelen 182c, 182d, 182f, lS2g, 182h, 182kl en lS2w van de Oor- logsbegrooting uitgegeven gelden zijn be- De heer TILANUS (C.-H.) betoogt, dat de noodzakelijkheid van defensie nog steeds bestaat. Do verhoudingen zijn nog niet ver anderd, zoodat wij zouden kunnen ontwape nen. Onze defensiemiddelen nagaande be toogt hij, dat de oefeningen misschien al te zeer zijn ingeperkt. Het personeel op het departement is in de laatste jaren uitgebreid en spr. begrijpt dat niet. Hier kan men bezuinigen en dat zal het leger ten goede komen. Bij de herziening der pensioenbepalingen hoopt spr., dat de Regeering goede over gangsbepalingen zal ontwerpen, vooral vo^r de vroeger gepensionneerden. Het vooroef enings-insti tuut bewondert spr. niet hij ziet cr niet veel heil in en de resultaten versterken hem in die opvatting. Van de oefenkampen verwacht hij ook geen heil wie denkt dat kampen goedkooper zijn, vergist zich zeer. Hij gevoelt meer voor een kazerne, die vlak bij een oefenterrein ligt. Bij de aanschaffing der munitie is achter stand, maar helaas laat de schatkist niet toe deze aan te vullen. De heer VAN ZADELHOFF (S -D.) zet nog eens uiteen waarom de socialisten voor ontwapening zijn en waarom dit voor Ne derland anders lijkt dan in andere landen. Wie den vrede wil, moet den vrede organ i- seeren, is daarbij de leuze. Het geeft niets dat men den vrede wil als men vasthoudt aan de politiek der bewapening. Wie dat doet, doet heel veel kwaad en is bezig nieuwe oorlogen voor te bereiden, omdat hij voet geeft aan de gedachte, dat nieuwe oor logen in dc toekomst mogelijk zijn cd dat er nog een andere oplossing is voor geschillen dan langs den weg van het recht. Alle vredesvrienden moeten breken met de politiek van bewapening en moet de stem ming wekken dat oorlogen overbodig zijn. Dc vergadering wordt verdaagd tot he denavond 8 uur. Avondzitting. Staatsbegrooting voor 1924. Einneniandsche Zaken en Landbouw. Aan de orde is Hoofdstuk Binnenl. Za ken en Landbouw. De algemeene beschouwingen worden ge opend. De heer BRAAT (PI.-bond) vraagt of do Regeering reeds een commissie heeft be noemd om het vraagstuk van den zomertijd te onderzoeken" en zoo neen wat ze dan van plan is te doen met de aangenomen motie- Van den Heuvel. Minister RUYS DE BEERENBROUCK antwoordt, reeds overgegaan to zijn tot uit voering van het reeds lang bestaande voor nemen der Regeering om eenige personen uit te noodigen in éen dergelijke commissie zitting te nemen. Echter maakt hij dc reserve, dat er dit jaar nog geen sprake kan zijn van eenige verandering. De artikelen 110 worden goedgekeurd. v 11o afdeeling (Binnenlandsch Be stuur) bespreekt de heer BAKKER (C -H.i het nieuwe belastingstelsel sedert de wijzi ging van dc Gemeentewet en meent, dat een uniforme regeling absoluut noodzakelijk is, vooral voor de plattelandsgemeenten, dio een eigen belasting heffen, veel meer stabi liteit in hun financiën hebben en daarom betreurt hij het, dat de regeering de rege ling van de dispensatie niet veel,ruimer toe past. Do inning van de belastingen door het Rijk beteekent voor vele plattelandsgemeen ten een strop, waardoor de stabiliteit in do financiën gevaar loopt cri een sluitende be grooting slechts met zeer veel moeite tot stand kan worden gebracht. Voor plattelandsgemeenten moet een weg gevonden worden om een eigen belasting te kunnen heffen op een andere basis dan geldt voor de rijksinkomstenbclasting. Thans wordt een onhoudbare toestand ge schapen, welke veel ontstemming wekt en waarbij de belastingbetalers onnoodig wor den gedrukt. Om hierin verandering te bren gen is slechts noodig. dat de Gemeentewet zoo wordt gewijzigd, dat elke gemeente, die dispensatio van de heffing door het Rijk wenschen, deze kunnen krijgen en z.i. zal verreweg het grootste deel der plattelands gemeenten daarvan gebruik maken. Is de Minister bereid een- dergelijke wijziging in do Gemeentewet voor te bereiden. De heer EBELS (V.-D.), die vrijwel on verstaanbaar is, is van meeniug, dat meer stabiliteit in de financiën der plattelandsge- meenfen gewcnscht cn hoopt, dat de Minis ter de eerste gelegenheid zal aangrijpen om wijziging in den bestaanden toestand te brengen, met behoud van den aanslag der R ij ksambt en aren De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) merktt op, dat vele gemeenten den ernst van de moeilijke tijdsomstandigheden niet beseffen en steeds doorgaan met het op onverantwoordelijke wijze doen van uitga ven. Hij dringt er bij den Minister op aan om zooveel mogelijk zijn invloed te doen gel den bij Gedep. Staten en de gemeentebestu ren, ten einde te komen tot de dringend noo- dige vermindering der gemeentelijke uit gaven. Het is een onhoudbare toestand, dat er gemeenten zijn, die een belasting heffen, welke bijna niet is op te brengen. Wel is spr. voor het hooghouden van do gemeente- lijko autonomie, doch als gemeentebesturen hun verantwoordelijkheid tegenover de inge zetenen niet voldoende begrijpen, moet van hoogerliand worden ingegrepen. Ook gaan God. Staten in dezen niet vrij uit. De heer ZIJLSTRA (A.-R.) meent, dat de Minister de autonomie van dc gemeenten zooveel mogelijk wil handhaven. De voor waarde van de Regeering bij aanvragen om Bubsidie zal worden verleend, eerst maar moet zorgen, dat haar financiën in orde zijn tast de zelfstandigheid der gemeente niet aan Het loopt z.i. niet zoo'n vaart met do vernietiging van raadsbesluiten. Hij poemt onjuist het in de jongste circu laire van de Ver. van Ned. Gemeenten ge uite verwijt, dat de schuld voor den zeer moeilijken financieelen toestand van vele gemeenten grootendeels ligt bij Ged. Staten Hij wenscht voor de gemeenten meer vrij heid in de financiering van haar huishou ding en dringt er op aan, dat ook de kleine gemeenten zullen blijven bestaan. Mevr. BAKKER—NORT (V.-D.) be spreekt den financieelen toestand van Oudo- Pekela, waar de nood zoo hoog is gestegen, dat zij zich zonder rijkssteun niet meer zal kunnen handhaven. De belastingen zijn reeds tot het uiterste opgevoerd en toch vertoont de begr.ootiug ren aanraerke'vk tekort. Vermindering der uitgaven is reeds tot het uit3terste toege past; zij meent dat zich thans, een uitzon deringsgeval voordoet, waarin bij supple- mentoire begrooting een bedrag tot steun zal kunnen worden aangevraagd. De heer MICHIELSE (R. K), die be spreekt de circulair^ van den Minister aan Gedep. Staten belreflende de samenvoeging van gemeenten, juicht het streven tol sii- menvoeging zeer toe. In de praclijk is er echter nog niet voel terecht gekomen. Hij vraagt hoo het staat met de samenvoeging van de Langendijkcr g»m»enlen en meent, dat het niet aangaat de salarissen der gemeente-ambtenaren te willen verlagen. De regeering bevorderde eenheid in dc rege ling der salarissen van burgemeesters, secre tarissen en ontvangers. In Friesland en Lim burg verkeeren dize functionarissen in zeer slechten toestand. Spr. komt er tegen op,-dat de salarissen van de burgemeesters in Zeeland met 15 pCt. zijn verlaagd en vraagt eindelijk de lang verbeide uniformiteit der burgemees terssalarissen te willen bevorderen. De heer v. d HEUVEL (A. R.) maakt eenige opmerkingen over de wijze waarop de voogdij van Gedep. Staten over de ge meentebesturen wordt uitgeoefend. De ongewenschle toestand, dal de ge meentebesturen ten op'zichte van de salaris sen van burgemeesters, secretarissen en ontvangers absoluut niets hebben le zeggen, doet hem aandringen op een wetswijziging, waardoor de gemeentebesturen meer invloed zullen krijgen. De autonomie van de gemeenten dreigt in vele gevallen te worden aangetast, terwijl ze voor de gemeente een zoo waardevol iets is, dat met beperking er van niet verder moet worden gegaan dan strikt noodzakelijk. Wil de regeering niet eens haar aandacht schenken aan de emigratie naar Argentinië? De heer BRAAT (PI b.) acht het wensche- lijk, dat de regeering bevordere een vrije sol licitatie met een vrije salarieering. Daarbij kan dan het best rekening worden gehouden met de door de ambtenaren te verrichten werkzaamheden. Spr heeft hierbij o. a. hel oog op gemeente-ontvangers in verschillende kleine gemeenten wier werkzaamheden in geenen deele evenredig zijn met hun hooge bezoldiging. Als speciaal geval noemt spr. de weige ring van deD op wachtgeld geslelden ont vanger van de geannexeerde gemeente Vrijenban, welke ontvanger een hem aange boden betrekking weigerde, op grond, dat zijn ontvangersambt slechts e?n bijbetrek king was De gemeenten moet inzake de salarieering beslist meer vrijheid worden gelalen. De heer BOOiN (V. B.) herinnert aan liet bij de Justitiebegrooling reeds besproken ontslag van den agent van politie te Mep- pel, waarbij naar voren is gebracht de klacht, dat da burgemeester verschillende stukken in den doofpot zou hebben gestopt. Deze agent heeft verschillende Kamer leden gevraagd de zaak in de Kamer Ier sprake te brengeD, maar nu is spr. ter ken nis gekomen een adres van dien agent aan den Minister, waarbij hij zijn leedwezen be tuigt, dat de zaak zoo'n omvang heeft ge kregen, aangezien hem later van „ambte lijke zijde" was gebleken, dat hij was ge bruikt voor een Hetze tegen den burgemees ter, doch waarvan hij zelf het slachtoffer is geworden. De burgemeester heeft een verweerschrift uitgegeven, doch spr. kan thans niet bcoor- deelen in hoever de door den agent vroeger geuite beschuldigingen legen den burge meester juist zijn. De Minister van Justitie heeft echter medegedeeld, dat de procureur-generaal bij het gerechtshof tc Leeuwarden dezen bur gemeester een ernstige aanwijzing heeft ge geven, waaruit bleek, dat wel degelijk een overtreding door den burgemeester is ge pleegd Daarna heeft de burgemeester in zijn ver weerschrift geschreven, dat do lastercam pagne tegen hem was geschied op instigatie van den procureur-generaal. Spr. begrijpt niet, dat oen dergelijke openbare beschuldi ging ongestraft kan blijven en hij dringt dan ook aan op een ernstig onderzoek. Do heer SCHAPER (S. D.) sluit zich ge heel aan bij den aandrang van mevr. Bak kerNort, om zoo spoedig mogelijk in den nood van Oude-Pekela tegemoet te komen. Wat de Meppeler burgemeesterskwestie be treft, merkt spr. op, dat deze burgemeester, die reeds zooveel op zijn geweien hoeft, er zelfs legen een Kamerlid op durfde snoeven, dat hij nu weer vrij uit ging en dat hij zelfs een pluimpje had gekregen. Bij het afdeelingsonderzock van deze be grooting heeft spr. een groote nota ingediend, doch op verzoek heeft hij de daarin opge nomen feiten ter kennisneming aan het Mi nisterie gezonden. Daar berusten die stuk ken thans nog cn spr. heeft cr verder niets meer van gehoord. De burgemeester heeft nu tijd gehad om zieh le verdedigen, maar z. i. lijkt deze ver dediging op niets. Dg Minister van Justitie heeft volkomen erkend, dat cr niet juist was gehandeld en spr. verzoekt den Minister met het afdoen van de door spr. ingediende stukken voort gang le maken en dc za^k met alle aandacht te onderzoeken De lieer SNOECK HENKEMANS (C. II.) zegt, dat de burgemeester altijd een vurig man geweest is voor zijn partij en dat on der zijn leiding deze partij in Drente een zoo goede positie heeft weten in te nemen. Daarom moet nu de tegenpartij tegen dezen burgemeester te velde trekken. Deze burge meester is strikt eerlijk en onpartijdig, het geen ook in Meppol en omgeving wordt erkend. Wal dc heer Boon heeft opgemerkt over het opmaken van liet stuk is waar. Het is opgemaakt op last van den procureur-gene* raat en bel rapport is van minder allooi. Ook de wijze waarop het rapport is opge* maakt verdient afkeuring. J De agent was wel handig, maar toch on* betrouwbaar, hetgeen ook do Minister van Justitie heeft toegegeven. t De procureur-generaal had in een zoo be« langrijke zaak ook den burgemeester moe* (en doen liooren, Nvat niet is geschied. Spr, dringt er met klem op aan, dat de Minister de zaak ernstig zal onderzoeken en is over* fuigd dat dan zal komen vast le staan, daf Kamerleden zich hadden moeten schamen do zaak in dc Kamer te brengen. De heer BEUMER (A. R.) heeft bij d* Justitiebegrooting zich over deze zaak niet uilgelaten als gevolg van de omstandigheid* dat de kwestie in onderzoek wa9 bij de re* geering en verzoekt nu een ernstig on* derzoek. De burgemeester van Zwijndrecht, dif liet houden van een vergadering had gewei* gerd, verdient geen verwijt; het gebeurde i9 liet gevolg van een plaatselijke verorde* ning. Minister RUYS DE BEERENBROUCK! merkt wat de samenvoeging van gemeentel betreft op, dat het initiatief tot samenvoe* ging niet ligt bij de regeering maar bij Ged, Stalen. De vereeniging van de Langendijkschet gemeenten is in onderzoek en voorloopig bestaat er nog geen kans, dat ze zullen worden samengevoegd. Inzake de heffing van de gemeentelijke inkomstenbelasting door het rijk is hij bereid wetswijziging nader te overwegen. Inzake de salarieering van de burgemees* ters, secretarissen en ontvangers zou een uniforme rijksregeling de bevoegdheden van de provinciale besturen, die het best d$ plaatselijke toestanden kunnen beoordeelen* geheel le niet doen. Een algemeene regeling voor het ge* meente-personeel zal niet gemakkelijk een oplossing vinden al is het een urgentQ kwestie. Als het algemeen belang dit noodig maakt, moet zeer zeker aan de gemeente* financiën meer waarde worden toegekenJ dan aan dc gemeentelijke autonomie Dc kwestie met den gemeente-ontvanger van Vrijenban zal worden onderzocht en als de klacht van den heer Braat juist blijkt, zou een herhaling van een dergelijk geval voor de toekomst wellicht zijn te voorko men, door bij annexatie van gemeenten in de redactie der artikelen een wijziging tö brengen. Verleening van steun aan Oude-Pekela is in onderzoek, zoo ook de kwestie van den burgemeester van Zwijndrecht. In de kwes tie met den burgemeester van Meppel heeft hij nog geen eindoordeel gevormd. Hij heeft den burgemeester wol gehoord. De Kamer kan overtuigd zijn, dat de regeering ten aanzien van hen. die hun plicht niet heb* ben gedaan, niet zal aarzelen op te treden. Er moet in deze zaak klaarheid komen. De heer BOON (V. B.) ontkent, dat de oorzaak, waarom de Meppeler kwestie hiep in de Kamer is gebracht, die is welke de heer Snoeck Henkemans uitte. De heer Schaper (S. Dvraagt van welk allooi de redevoering is van den heer Snoeck Henkemans, die op de meest insi- nuecrende wijze de zaalc tracht voor te stel* len en vindt het van minder allooi dat deze heeft trachten goed te pralen. Na dupliek van den MINISTER worden de artikelen 1131 aangenomen. Bij de artikelen 32 .en 33 (vrijwillige bur gerwachten en vrijw. landstorm f 440.000 en f 315.200) bestrijdt de heer VAN ZA DELHOFF (S. D.) deze bedragen en acht deze geweldinstitulen een beleediging voor de arbeidersbeweging. Do heer DUYMAER VAN TWIST (A. \\.i en de MINISTER verdedigen de beide in, stituten. Over de artikelen wordt heden gestemd. De artikelen 3155 worden goedgekeurd. Bij artikel 56 (bijdragen in de kosten van 'behoeftige krankzinnigen beneven9 voor schotten op dio bijdragen) verdedigt de beer VAN GI.IN (V. B.) een amendement om het bedrag 1 15.000 te verhoogen tot 1165 000. Daarna, wordt de vergadering verdaagd tot lieden 1 uur. Oorspronkelijke novelle van J. C. L. B. PET. (Nadruk verboden). 12) Mei dankbaarheid begroette ik het oogen- blik, dat ik het schip kon verlaten. Na een vluchtige visitatie slapte ik in den trein, die mij naar Rotterdam zou brengen. De grijze Octobermorgen hing over een laag vlak land. Wij passeerden enkele stationnetjes en stopten toen in ccn plaats, over de geheele wereld bekend: Schiedam, de stad ran de jenever. Een scherpe spiritusiucht hing in de stille atmosleer. Weldra verlieten wij deze plaats weer, om na weinige minuien te Rotterdam aan te komen. Het was ongeveer halfnegen in den morgen. Ik had. in den trein met een ontbijt het onaangename gevoel in miin maag verdre ven en kon dus direct aan het werk gaan. ik vroeg aan c-en agent van politie den weg naar het bureau. Deze scheen geen Engelsch te verslaan, maar bleek er toch zooveel van te begrijpen, dat hij mij den weg naar liet bureau duidelijk maakte. Ik stapte in een electrische tram, die mij binnen korten tijd bracht, waar ik wezen wilde. 11: werd le woord geslaan door een ambte naar, die gelukkig Engelsch verstond en sprak. Hij stelde mij een lijsl ter hand van alle cabarets cn café-chanlanis. Ik was verbaasd over het aantal van der gelijke gelegenheden, dat één plaats op levert, en wist niet, hoeveel tijd ik noodig zou hebben, ze alle af te werken. In elk geval moesj ik er op rekenen, dat ik in* één dag niet klaar zou komen. Toen ik de lijst had gecopiëerd, ging ik naar een ho tel, om een kamer te bespreken. Daarna nam ik een laxi en liet mij alle cabarets, die voorkwamen op de lijst, afrijden. Ik reed straal in, straat uit, bij iedere bar inlormee- rende ,of daar een miss Grened werkzaam was; maar steeds kreeg ik een ontkennend antwoord. Ik werd doodmoe, en had bijna geen moed, na de lunch mijn tocht voort te zetten. Maar ik moest vooruit. Den "anschen middag werkte ik door, tot ik de halve lijst had afgewerkt. Het was toen zes uur geworden. Uitgeput liet ik mij naar mijn hotel rijden, om te gaan dineeren. Vóór het eten zat ik nog een oogenblik in liet café, voor de groote spiegelruiten, die uitzicht gaven op de drukke straat. Het was hall donker; de straatlantaarns brandden. Plotseling keek ik scherper toe. En in het licht van een lantaarn verscheen een sand wichman. Op zijn bord stond een meer dan levenègroote meisjeskop geschilderd. Ik boog mij voorover om beter te kunnen zien. Het leed geen twijfel: dit was het meisje, dat ik zocht. Hel beeld vertoonde een sprekende gelijkenis met Marion. Op het affiche slond: „Bezoekt Cabaret Mondain Schiedamsche-dijk 783 Miss Lily Rudoma." VerdeT las ik de namen niet. II; wisl ge noeg en tevens begreep ik, dat ik haar nooit had kunnen vinden, waar zij onder een val- schen naam zich schuil hield. Ik besloot na bet diner te wachten tot een uur of acht, dan naar het cabaret te gaan, om na het sluitingsuur le probeeren het meisje le spre ken te krijgen. Ongeduldig wachtte ik totdat het tijd was op weg te gaan en begaf mij toen naar den Schiedamsche-dijk. Het was een obscure buurt, met veel verdachte kroegjes en bars. Hei leek mij toe een uitspanningsoord te zijn voor zeelieden. Het Cabaret Mondain deed. uiterlijk al thans. zijn naam geen eer aan. liet had een even verdacht uiterlijk als de andere inrichtingen van dezen aard in dc straat. Ik trad binnen en kwam in een zaaltje, aan het eind waarvan zich een klein too- neel bevond. Er was een llauwe poging ge daan, het milieu weelderig en decadent lo doen schijnenmaar het roode peluche ver werkelijkte deze illusie niet. Ik nam achter in de zaal aan een tafeltje plaats, ten einde zoo weinig mogelijk kans te ioopen herkend te worden Ik bestelde een whiskey-soda en wachlle op de dingen, die komen zouden. Ik nam geen notitie van de meisjes, die telkens pogingen tot toenadering toonden; maar bleef zitten wachten. Het zaaltje was vrij goed gevuld met een publiek, zooals men dat hier kon verwachten. Toen het scherm opging, schrok ik op; maar was teleurgesteld, want het program ma opende met iemand, die komische liedjes scheen voor te dragen. Ik ergerde mij aan zijn gezicht, maar de menschen om mij heen brulden van hel lachen en juichten hem tel kens toe. Nadat hij gelukkig was heengegaan, ver schenen een paar jongleurs, die niet bepaald interessante toeren vertoonden. Het publiek scheen achter niet veeleisch»nd te zijn, want ook deze warden luidruchtig- gehuldigd. Nu scheen de clou van den avond te ko men. Toen het scherm voor de derde maal opging, verscheen „Miss Lily Rudoma" om haar liedjes te zingen. Weer trof mij de groo te gelijkenis met Marion. Wel had zij niet dc opgewekte, onbedorven gelaatsuitdruk king; maar zelfs in haar geaffecteerde too- neelmanieren waren trekken van gelijkenis met de gebaren van Marion. Ook de stem vertoonde veel overeenkomst. Het publiek was hartstochtelijk in zijn bewondering; en kele liedjes moest zij herhalen. Na haar kwam er een hypnotiseur, vol gens het programma te Londen en le Parijs befaamd om zijn massa-suggestie. Op het tooneel verscheen een lange man met een bezorgd, vermoeid gezicht. Hij hield een korte toespraak, die vergezeld ging van vee! strijkages. Ik verstond van de redevoe ring geen woord. Daarna keek hij de zaal inik had het gevoel, dat hij speciaal mij aanzag. Toen sprak hij één woord, dat ik niet begreep; maar het was, ot hij mij met zijn oogen dwong op te staan. Ik verzette mij er tegen, ik wilde niet meedoen aan die dwaasheid Maar het baatte mij niet; een oogenblik later stond ik recht overeind. Nie'mand in de zaal was blijven zitten; nie mand sprak een woord Hij gaf andere be velen. die ik geen van allen verstond; maar het was, of ik door zijn oogen werd gedwon gen allerlei dwaze bewegingen te maken. Gelukkig duurde het niet lang. Den heelen avond bleef ik mij ergeren over mijn zwak heid. Miss Rudoma trad nog voor een tweede maal op. Toen zij was verlrokken, ging ik de deur uit en vroeg aan een passcerenden keilner of zij te spreken was. Hij scheen Engelsch te verslaan, want hij zei mij, dat hij dacht van wel, en dat ik maar even moest wachten. Hij bracht mij naar oen klein kamerlje, dat blijkbaar was ingericht voor dergelijke rendez-vous. Het wachten duurde tamelijk lang en ik begon mij le vervelen. Plotseling hoorde ik stemmen. Het was een man, die op wan- hopigen toon vroeg om geld. Onder de arlis- ten schenen dus nog meer Engelschcn te zijn. Een andere barsche slem weigerde een voorschot van twintig gulden. De man hield aan, maar het scheen den ander te verve len, want ik hoorde een deur slaan, en toen het snikken van een man. De deur van het kamertje werd geopend, en do ongplukkige trad binnefi. Groot was mijn verbazing, toen ik zag, dat het niemand anders was dan de hypno tiseur zelf. Hij scheen dan toch de macht niet te be zitten. anderen van hun geld te ontdoen. Dit is ook wel de lastigste zaak van de heels wereld. Maar zijn gezicht wekte medelijden. De vermoeide uitdrukking van zijn gelaat was intenser geworden. Uil zijn voorkomen - sprak groote bekommerdheid Toen hij mij zag, wilde hij weer heen gaan maar ik voorkwam hem, want alleen zij, die zeil gebrek hebben geleden, weten te geven aan anderen, van wie zij hetzelfde vermoeden. „Hier", zei ik, „neem het van mij." Ik gaf hem twee pond Hij antwoordde niet, maar zag tpij aan, met een blik, dien ik nooit zou vergeten. Toen ging hij de kanier uit. Even later verscheen miss Rudoma. Zij kwam naast mij zitten op den divan; maar ik weck terug, en ging met mijn rug legen de deur staan. 'J éJTordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9