MARION. No, 19637. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 14 Maart. Tweede Biad. Anno 1924. TWEEDE KAMER. FEUILLETON. i (Ve r v o 1 j v a n g i s l e r e n). De Zomertijd. De lieer KLEEREKOPER (S.-D.) acht liet geen gocil systeem dat do heer v. d. Heuvel de llegcering wil v -rzoclcen een voorstel tol kfscüaffing in Ie dienen. Die afgevaardigde mag zich niet beroepen op dan lieer ldcn- burg, die wenschte dal de Rigeering hem Vcu i oorlichten omtrent het vóór- en nadeel. De motie projudicieerl op de voorlichting der Kegeering en daarmede kan spr. zich Mict vereenigen. De hoer DE DOER (Plalicl. partij) houdt een uitvoerig betoog ter verdediging van de afschaffing van den zomertijd. De heer ROLENS (R.-K.) meent dat vóór de motie alleen zij kunnen stemmen die overtuigde tegenstanders zijn van iederen zomertijd. De Rcgeering meent dal zomer tijd wel in hel algemeen belang is, want zij stekte niet voor die in le trekken en zij sickle dien ail jaar weer noodig. Is nu bij aanneming van de motie te wachten dat de Regeering van inzicht verandert? Spr. denkt van niet, vooral waar hier aan beide zijden zeer veel overdrijving beslaat. De kwestie heeft ook c?n internationalen kant en reeds is gestreeld naar een vasl inter nationale regeling. Hel gaat dus niet aan yan de Regeering to eiscben dat zij in strijd met haar eigen opvatting, haar denkbeeld wijzigt. Men had de Regeering kunnen ver zoeken de zaak te onderzoeken desnoods door een commissie. Spr .kan zijn stem aan de motie niet geven. De lieer BIIAAT (Plattel, partij) wil zijn wetsvoorstel wel intrekken als de Rcgeering toezegt dal zij zeer spoedig en nog voor dit jaar geldend een voorstel zal indie nen om den zomcrlijd af to schaffen. (Anders legt spr. de motie naast zich neer. (Gelach). De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) meent dat de bedoeling van de molie ai leen deze is dal men een anderen weg wil inslaan ter berei king van afschaffing. Anders niet. Met het voorslcl-Braal komen wij er niet. Mcj. VAN DORP (V.-B.) dient een motie in waarin de Rcgeering wordt verzocht een nader onderzoek in tc stellen naar de be zwaren van den zomertijd, vooral voor den landbouwenden sland en le overwegen boe die zijn to ondervangen. De heer SCHOKKING (C.-H.) meent ook dat de Rcgeering alleen deze materie kan behandelen en onderzoeken. De motie-v. d. Heuvel is eigenlijk precies hetzelfde als het voorstel-Braal. De Regeering moet vrij blij- .vcn in haar standpunt en desnoods komen met een voorstel in den geest van het voor- 'slol-Staalman. De Minister van Binnenlandschc Zaken, de lieer RUYS DE BEEREXBROUCK wil zich geheel oulhouden van bespreking van hel wetsvoorstel-Braat en van de motie-v. d. t> Heuvel. Ecliler dient spr op te komen tegen liet verwijt dat de regeling van den zomer tijd een onverschillige zaak was voor de Itegeering. Dat is onjuist. De motie-Van Dorp valt builen deze voor stellen. Indien deze motie wordt aangeno men, dan beschouwt spr. deze als een ver zoek tot de Regeering om de kwestie van den zomertijd die een voorwerp is van aan houdende zorg d=r Itegeering, nog eens nauwgezet onder liet oog le zien. De motie-v. d. Heuvel wordt aangenomen met 4ö tegen 32 stemmen. De motie-Van Dorp is vervallen. liet wetsvoorstel-Braai wordt verworpen (iet 68 tegen 9 stemmen. Staatsbegrooting vcor 1324. Hoofdstak IX (Waterstaat). Aan de orde is thans do Walerslaais- bcgrooting. Bij de lilde aldeeling (Spoorwegen) is (evens aan de orde: de interpellatie van den' heer Wijnkoop omtrent: 1c. de lien procent loonsverlaging voor het spoorwegpersoneel, 2e. den liallslachligen toestand van den bo- drijfsvorm bij de spoorwegen, waarbij Rc geering en Directie zich achter elkaar ver schuilen, en die ten nadeele v in het perso neel gehandhaafd schijnt te blijven; 3e. de vernieling van het eenmaal ingestelde ge organiseerde overleg in den Loonraad en 4e. het beleid van de tegenwoordig Directie, zoowel wat de bedrijfsinrichting belreft, als ten opzichte van de bevoorrechting der Directie zelf en der hooge ambtenaren. De heer WIJNKOOP (C. Ir.) stelt de vol gende vragen: 1. Is liet geoorloofd ie achten, dal een de missionaire rcgeering zich met een zoo in grijpenden maatregel als 10 pCt. loonsver laging voor het spoorwegpersoneel bezig hield 2. Kan de loonsverlaging ad 10 pCt. voor het spoorwegpersoneel hoe dan ook gewet tigd heetcn, waar nota bene de loonen van liet personeel aanvankelijk reeds 4 pCt. be neden de eigenlijk vastgestelde zijn geble ven en bovendien hel vorig jaar nog 8 pCt. zijn gekort 3. Hoe kan de regeering goedkeuren, dat de directie van de Ned. Spoorwegen zich het recht toekent om in art. 36 van het R. D. V. ol in welk artikel ook een andere bedoeling le leggen dan er in te lezen staat en daar door in werkelijkheid het R. V. D. te wijzi gen, en sinds wanneer heeft de directie hel recht in strijd met het Burgerlijk Wetboek, onder pressie, van liet personeel een verkla ring af te dwingen, dat het daarmee genoe gen neemt Valt liet voorts good to keuren, dal de directie op eigen gezag een lc-klassc standplaats heeft ingevoerd met een booga ren standplaatsaftrek dan voor het Rijksper soneel 4. Acht de minister het niet noodzakelijk de 7 pCt tantième voor de hoogere ambte naren in eiken vorm te doen verdwijnen en aan de hoogere salarissen van de directie en de gegarandeerde betrekkelijk hooge renten voor de aandeelhouders 'in de gegeven om standigheden een eind to maken Kan de minister ook mededeelen, waar om de nieuwe pensioenregeling tegen de overeenkomst van 1921 in en ten nadeele van hot personeel nog steeds uitblijft 7 6. Acht de regeering het toelaatbaar, dat de loonen van het spoorwegpersoneel afhan kelijk worden gesteld van de bedrijfsuitkom- stcn en acht zij het met de geldende opvat tingen in overeenstemming, dat de directie het georganiseerd overleg met den eenmaal ingeslelden loonraad feitelijk verniold door zich aan zijn uitspraken niet le storen 7. Is liet de rcgeering bekend en acht zij hc-t oirbaar, dat de door de directie toege zegde z.g. loyale uilvoering .dor wachtgeld regeling alles le wenschen overlaat 7 8. Waarom Iaat do regeering toe, dat de lasten van hel telkens geconstateerde nadec- li? saldo steeds weer en uitsluitend op de arbeiders worden gelegd, zonder dat den ar beiders controle wordt gegeven over het be- hqer 9. Acht de regeering, gezien da toenemen de concurrentie van den autobus in het lo cale vorkeer, het niet volstrekt noodzakelijk voor een goede bedrijfspolitiek der Spoor wegen,'om de tarieven in het locaio verkeer uiterst laag, dus belangrijk lager dan tegen woordig, te stellen 10. Is de minister bekend met de zonder linge doconiolievenaankoop- en overname- politiek der directie en met de geringere vei ligheidskans van ettelijke der nieuwe loco motieven en hoe kan de regeering een der gelijke politiek der directie rechtvaardigen 7 11. Acht de rcgeering het niet noodzake lijk, dat er einde komt aan den halfslach- (jgen bedrijfsvorm bij do Spoorwegen, die vooral ten nadeele van het personeel schijnt gehandhaafd te blijven 7 12. Wil de regcering ten slolte een eind maken aan dó onhoudbare slakingswetge- Ving van 1903 7 Spr. licht deze vragen nader toe en slaat vooral bij de derde vraag stil, waarin de kwestie van art. 36 R. V. D. belichaamd is. Dit artikel is analoog aan ark 40 van het Bezuinigingsbesluiï van de rijksambtenaren. Op liet spoorwegpersoneel wordt de proef ge nomen. Spr. verwijst naar het artikel van W. Gomperlz. Wat thans gebeurt leidt tol de sterkste willekeur tegenover het perso neel en daartegen protesteert spr. ten krach tigste. In de pcnsioenkwestic wordt het personeel ook schandelijk door de directie behandeld. De taktiek der directie is zóó, dat als de be- drijfsinkoinstcn niet goed zijn, dat op liet personeel moet worden verhaald. Laat de regeering dat alles kalm toe 7 De Loonraad is er en als hij niets doet, is de instelling be drog. Van de loyale uilvoering der wachtgeld regeling is ook niets terechtgekomen. De uitvoering is door den minister stumperig behandeld. Niet alleen is een toepassing be- looid, maar een loyale uitvoering is zelfs toegezegd. Slechter beleid dan de spoorweg directie beoefent beslaat er nietzij probeert geld te halen van den Slaat of van de ar beiders. Dit wordt niet alleen gezegd door tegenstanders der regeering, maar ook door vrienden van haar. Waarom neemt d- minister toch geen maatregelen om de concurrentie aan te pak ken legen de autobussen 7 Bij groote sport- fecsten b.v. worden de kijkers voor een paar dubbeltjes per auto vervoebd, terwijl do trein niet alleen meer geld vraagt, doch ook geen medewerking verleent door hel inleggen van es tra-treinen. De bedrijfsvorm der spoorwegen is half slachtig en daarin ligt één der oorzaken van de slechte toestanden. Spr. wil gaarne eens het oordeel der regeering over deze kwestie vernemen. Ten slotte betoogt hij. dal de toestand on houdbaar is en dat de stakingswetgeving dient te worden opgeheven.' De Katholieke personcels-organisalio is ook vóór opheffing. De Slakingswel houdt de staking niet legen; daarvan is spr. overtuigd. Hij waarschuwt daarom de regeering, dal zij geen ernstiger karakter aan dien strijd zal geven door vast te houden aan deze wetgeving. De minis ter moet zich maar eens op de hoogte stellen van de stemming in de Christelijke organi saties. De Minister van Waterstaat, de heer VAN SWAAY, zegt ten aanzien van verschillende punten niet op het standpunt van den heer Wijnkoop te slaan. De regeering heeft geen beslissing genomen over loonsverlaging van 10 pCt. Er is 10 pCl. ingehouden in afwach ting van een nadere regeling, omdat er een wanverhouding is lussclien deze loonen en die in het vrije bedrijf. Het beroep op art. 36 R. V. D. is onjuist. De bedoeling is nooit an ders geweest dan een individueele verzeke ring dat voor ieder niet zal worden afgo- weken van de algemeen geldende loonrege ling. Bij de nieuwe loonregeling zal de tan tième van de baan gewerkt worden. Een wetsontwerp in zake de pensioenre geling is bij het departement van Financiën. Een herziening der loonregeling is noodig en met de bedrijfskosten heeft die niets te ma ken. Van minder loyale wachtgeldregeling is spr. niels bekend. Tariefherziening kan pas geschieden als het financieel evenwicht is bereikt. Het in vraag 10 bedoelde onderwerp zal spr. onderzoeken. Van intrekking der sla- kingswetten wil spr. na het slot der rede van den heer Wijnkoop niets weten. De heer BAKKER (C.-H.) vraagt nadere inlichtingen over do voorgenomen loonsver laging, waaromtrent de minister niet duide lijk is geweest. Gaarne verneemt hij inlich tingen over de onderhandelingen. De vergadering wordt verdaagd tot heden avond 8 uur. - Avondvergadering. Staatsbegrooting voor 1324. Hoofdstak Financiën. Aan de orde is de voortzetting van <le algomccne beraadslagingen over de begroo- ting van Financiën voor 1924. De heer VAN GIJN (V.-B.) behandtlt het vraagstuk der nooduitkoeringen .aan do gemeenten. Het komt hem ongewenscht voor, dat het rijk voortgaat roet het schui ven van uitgaven op de gemeenten. Hij protesteert o.a. tegen het schrappen van do bijdragen voor het krankzinnigenwezen, waardoor 450 000 op do schouder» der gemeenten wordt gesoboveD. Daarna behandelt hij het vraagstuk der goudpolitiek in verband met de regeling van de muntfondsen. Het doel der munt- fondsen is do daling van den Ned. gulden te voorkomen, met name dezen te bescher men tegen het gevaar van de zilverinfla- tio en dit is z.i. sterk genoeg, ja, men zou zelfs tot eenige verzwakking kunnen over gaan. De bijschrijving van de rente moet dan ooi gestaakt worden, wat oen volrdeol oplevert vaD 1.4 millioen en voor Nild.-Io- die van 1.5 millioen. De heer SCHOUTEN (A.-R.) is over tuigd, dat de financieele verhouding van rijk en gemeente herziening behoeft. Hij acht, met den heer Oud, dezen minister noch de regeering gebonden aan de inder tijd door minister de Geer gedane toezeg ging inzake de nooduitkeernig. liet beroep op do verklaring van minister De Geer geschiedt meer uit sympathie voor de nood nitkeeringen dan werkelijk als op gen eens gegeven woord. Hij verzet zie';: dan ook tegen de nooduitkocring, niet alleen voor 1024, doch ook voor 1923. De heer KERSTEN (St. Geref. P.) geeft den minister in overweging hot ker kelijk vraagstuk aan een opzettelijk onder zoek te onderwerpen. De ellende in de Ned.-Hcrv. Kerk is niet los te maken van het synodale juk, dat er onrechtvaardig is opgelegd. Hij behoort niet. tot degenen, die het. tooneel wilten subsidieeren en do icerkcn in do kou laten staan en dringt aan op uitkeering aan de plaatselijke kerken, met voorbijgaan van het synodaal bestuur. De heer SCHOKKING (O.-H.) waar schuwt. tegen een dergelijken stap. Meer dan ooit is het noodig. dat do regeering zich huiten kwesties van zuiver kelkelijken aard houdt. Hier moet het onderscheid tusschen Kerk en Staat zuiver gehandhaafd blijven. Minister COLIJX brengt het betoogde onder drie hoofden samen: belasting, riodd- uitkecring aan de gemeenten en gcldpoH- tiek. Hij beantwoordt eerst do drie op zichzelf staande opmerkingen der heeren Van Dijk, J. ter Laan (er zijn niet 156 hooge en 116 lagere ambtenaren aan het departe ment, doch 59 en 160) ctf Kersten (de vraag naar uitkeering aan do plaatsetijko kerken moet beschouwd worden in liet licht der historische ontwikkeling van de verhouding tusschen Kerk on Staat. Sinds onheugelijke tijden geschiedt de betaling der predikant» traetementcn aan de predikanten persoon lijk en bij een vacature aan den quaestor van den ring. Dit moet gehandhaafd blij ven gaat de rcgeering in do richting als door den lieer Kei-sten gewenscht. Jan zou zij een conflict, in do Ned.-Hcrv. Kerk ont staan, maken tot een tusschen ICerk en Staat). Daarna bespreekt hij de drie hoofdgroe pen. De belasting. Jlij aolit een algemeene herziening van het belastingstelsel tot herstel van het juiste verhand tusschen de versohillendo belastingen noodzakelijk, maar thans is allereerst herstel van het financieel evenwicht noodig. De Successie wet zal de eerste wet zijn, die voor herzie ning in aanmerking komt. Afschaffing van do grondbelasting lijkt hem wel wat krasr in verhand met de f 13 millioen, die ze op brengt. Haar kosten zijn niet grooter dan het accres. Do bezuinigingseommissie-Volk- maars zaLdit punt onder de oogen z.cn. Voor progrossio in de huurwaardo bij de porsoncolo belasting gevoelt hij wel iets als voorstander van verlegging van den druk in de rlohtiog van do vertoringóbo- lastingen wat deze belasting is Wat aan gaat den accijns op hot gedistilleerd, de fiscus zal niet moeten wijken voor de frau de, dooh alle kracht inspannen om die on der de knie te krijgen. De toestand is zoo, dat men met vertrouwen mag verwachten do fraudo te zullen overwinnen. Reeds gc- ruifhen tijd is het departement met dat van Arbeid in correspondentie over de mo gelijkheid om den geslaohtsaccijns te doen leggen door den keuringsdienst. Do resul taten van het. onderzoek zijn vooralsnog niet gunstig. Een ontwerp tot wijziging van de foren senbelasting is op het departement van Binncnlandsche Zaken. Zoodrn hij het temg zal ontvangon hebben, zal bij zioli haasten met do indiening. Hij weigert de deur van den fiscus op een kier te zetten door het belastbaar inkomen te verminderen, met wat besteed wordt voor llefdadigo doelein den, contributio aan vakvereenigingen enz De zusters Franciscanessen hebben recht op onderhoud krachtens do statuten van haar orde en zijn mitsdien terecht in de In komstenbelasting aangeslagen. Do achterstand bij de belastinginning is groot maar dat lag ook aan de inspectie. Hij vermindert geleidelijk. In de inspectie Amsterdam waren in het belastingjaar 1920/21 56 pCt. van de aangiften niet in orde en moesten de aangifte!; worden ver hoogd met -11 pCt. in 1921/22 66 pCt. en -19 pCt.in do inspectie Hoogczand waren die cijfers resp. in 1920/21 70 pCt. en 80 pCt., in 1921,22 70 pCt. en 66 pCt.in de in spectie Waalwijk in 1920/21 79 pCt. en 4i pCt., in 1921/22 76 en 50 pCt. Daarna komt hij tot den tabaksaccijns. Het probleem is uitermate moeilijk; bij dooft wet moesten do kleinbedrijven oigenlijls niet bestaan, maar het is hard om hun heS werk thans, nadat er zoo lang geaibeid Is, tout court te verbieden. In de centra, waar meerdere van deze kleine bedrijven zijn, moet men deze mensohen helpen door centrale werkplaatsen in te richten. Yoot Amsterdam is men daarmede waarschijnlijk reeds geslaagd. Aan bet platteland dien* hulp verleend te worden als voorsohol, ton einde gelegenheid te geven om de bediijvert naar de eischcn in tc richten. Do bedrijven* die ook daarrocdOniet geholpen zijn zal men op nog nader te overwegen wijze moe ten steunen. Hi^behoudt rich ten deze zijn eindoordeel vooirtot na het advies der com missie van deskundigen. Daarop komt. hij tot de financieele ver houding tusschen rij-k en gemeenten on de noodnitkcering aan de gemeente. Dat de wet van 1897 verouderd js, is klaar als de dag. Geen minister van Finunciën heeft ooit do kans gezien het vraagstuk der fi nancieele verhouding tusschen rijk ca ge meente tot een oplossing to brengen. Mei» kan dus niet verwachten, dat hij deze ook maar zoo uit zijn mouw schudt. Bij het aanvaarden van het ministersambt vond hij geen post voor nooduitkeeringon op do ontwerp-hegrooting. Maar indien hij dien had aangetroffen, zou hij hem zeker ;-an do begrooting hebben afgevoord. Vele ge meenten, dio uitkeering vragen, hebben over 1923 een sluitend budget, terwijl hec rijk een groot tekort Heeft. Ojfc wijst hij er op, dat liet rijk jaarlijks.bijtia S millioen aan rente betaalt ten behoevo van het kas geld van de gemeente en do toestand, van de gemeentelijke financiën door do L.O.-wct gunstiger is geworden dan vóór die wet. Lettende op dit alles, kan hij niet andors dan verklaren en hiermede antwoordt hij tevens op een cventueele aanneming van de mot ie Ter Laan, dat hot hem onmogelijk is een nooduitkeeiuig aan do gemeente voor tc stellen voor 1923, laat staan voot 1921. Ten slotte de geldpolitiek. Hij vindt con solidatio der Hollnmdscbe schuld zeer ge wenscht en zul gaarne overwegen of liet mogelijk is de 11 ton aan rente aan het muntfonds te onttrekken. Hij zal niet tro ef,!! in een bosohouwing van wat hij zou willen noemen do economische scheiding tusschen tafel en bed tussohen rnej. Van Dorp en prof. Trcub; do kern van haar betoog was, dat de gulden zijn stabiele waarde tegenover het goud niet heeft, ge handhaafd en dit niet zoo behoort te blij ven. De vraag of er werkelijk is depreciane van onzen gulden tegenover liet goud, is maar niet zoo dadelijk te beantwoorde». Voor hem is hot een open vraag oi de dol lar vastzit aan het goud of het goud aan den dollar. Wel is natuurlijk^wanr, ast onze gulden gedoprccieovd is ten opzichte van den dollar. Dat. om den gulden weer tl- brengen op pariteit met den dollar, nrt tijdelijke verruiming van de goudafgifte hier tc lande noodig is waarschijnlijk. Hij is togenslandcr van een geforceerde do- flatie. De heeren J. TER LAAN, VAN DIJK, OUD, VAN VOORST TOT VOOR8Tt KERSTEN, SCHOKKING en WINTEIU MANS replicceron cn Minister COLLIN verklaart bij dupliek niet te kunnen toe zeggen, dat bij do Tabakswet noch in he( algemeen t.a.v. fiscale boeten een voorv wa'irdt-Iijke voroordeeling kan worden op gelogd. Do algemeene beschouwingrn worden ge sloten. De stemming over de motie-Tel Laan "wordt bepaald op heden hij den aan vang der vergadering. Bij art. 7 vraagt de beer BRAAT (Platt). stemming. De heer OUD (V.-D.) merkt op, dat de hoer Braai door dit allee sleohts do werk zaamheden van de Kamer in de war stuurt en dringt er op aan, dat do heer Braah diens obstructie zal laten varen. De heer BRAAT persisteert en maak# zich op om weg to gaan. De VOORZITTER verzoekt den heer Braat te blijven, wanneer er gestemd wordt. Oorspronkelijke novelle van J. C. Lrt3, PET. (Nadruk verboden). 6) Toen vestigde ik mijn co-en weer op mijn meisje, dat daar zoo eenzaam zat, tusschen al die menschen, die haar nieuwsgierig op namen. Er heerschte in de zaal een druk geroeze moes, dat eensklaps ophield, toen een deur waarder tot stilte aanmaande. De akte Van beschuldiging werd voorgele- z.en. De inhoud kwam hierop neer, dat Ma rion Grened. geboren 22 September 1900,Je Scelhwood, beschuldigd werd van inbraak, moord met voorbedachten rade cn diefstal. Een oogenbük zag ik naar den voorlezer; toen wendde ik miin'oogen weer naar Ma rion. Het scheen mij, dat zij nauwelijks luis terde, en dol haar lippen bewogen, alsof zij tot zichzelf sprak. Naar mij keek zij niet. Ik keek haar strak San, in de hoop, dat zij een oogenblikje mij aan zou kijken. Ik had een gevoel of ik moes! roepen: ..Marion, mijn lieveling, hier.ben ik." De voorlezing was afgeloopen en de ge tuigenverklaringen bezonnen. Hei waren de agenten van politie, die de voetafdrukken en oet geil hadden gevonden, en de winkel- bediende, die het mes had verkocht. Een vraag van don advocaat of hij perti nent de dame herkende, die het mes had ge kocht, beantwoordde hij bevestigend. Toen was hef mijn feeurt. Nadat 'k du- eed liad afgelegd, vertelde ik voor de zoo- veetsle maait mijn verhaal van de gebeurte nissen van dien avond, olschoon het mij moeite kostte te verklaren, dat ik Marion in de gang van het huis aan Mile End Road had gezien. Nadat ik mijn verklaring had afgelegd, nam de officier van justitie het woord. Hij zeide, dat hij kort kon zijn, want dat uit het bewijsmateriaal overtuigend was ge bleken, dat niemand anders dan de beklaag de den moord kon hebben geploegd. Het be trof een zware misdaad, maar met het oog op hei onbevlekte verleden en de jeugd van beklaagde, wilde hij een naar omstandig heden lichte straf opleggen. Zijn eisch was vijf jaar gevangenisstraf. Toen hij had uilgesproken, klonk eens klaps een afschuwelijke, gillende lach door de zaal. Ontzei keek ik naar Marion. Zij slond rechtop in haar bank en hield haar handen in de hoogte. Weer klonk het luide, waan zinnige lachen. Ik gaf een schreeuw en wilde naar haar loevhegen, maar de agenten achter mij gre pen mij vast. Verstijfd van ontzetting bleef ik zitten. Op de tribunes had ds stilte plaats gemaakt voor rumoer. Iedereen slond op, om beter te kunnen zien. „Een dokter, een doktcrl" werd er geroe pen. Een man uit het publiek (rad naar voren en begaf zich naar het podium, waar hij eenige woorden wisselde met den president. Deze knikte, waarop de man naar de bank ging, waar nu weer roerloos Marion zat. Hij praatte met haar, maar zij scheen er geen notitie van te nemen. Toen ging de man terug naar het nodium waar hij fluisterend van zijr. bevindingen mededeeling deed, „Krankzinnigkrankzinnig", werd op de tribune gemompeld. Daarna stond de president op van zijn zetel en sprak met luide stem: „De zitting wordt geschorst. De zaal moei worden ontruimd. Mijn bewakers beduidden mij, dat Sk' mee moest gaan, en ik volgde hen, als in een droom. Ik werd in een kleine kamer ge bracht, waar even later mr. Bolins ver scheen. Zijn gelaat slond ernstig. „Mr. Dorring", zei hij, „dit is wel het erg ste, wat er had kunnen gebeuren." „Is zij7" vroeg ik, angstig hel woord uit tc spreken. „Ja", zei hij zacht. Ik bleef roerloos zillenik had geen woor den meer om te spreken en geen tranen meer om le huilen. Ik was kapot. Bolins ging geruischloos heen en ik bleef alleen achter. Eenige oogeribhkken later verschenen de agenten weer en zeiden, dat ik moest volgen. De zitting was heropend en mijn zaak zou worden behandeld. Toen ik de zaal binnenkwam, was deze niet half zoo vol als de eerste maal. Het in teressante scheen er af te zijn. Weer werd een akte van beschuldiging voorgelezen, maar ik luisterde niet. Ook van de getuigenverklaringen boorde ik geon woord. Als door een nevel zag ik mijn hospita en dip van Marion. Toen nam weer ue officier liet woord. Hij scheen ook voor mij gevangenisstraf le eischen, wegens medeplichtigheid, maar ik vias in een soort vendooving, die maakte, dal ik nergens meer belang in stelde. Eerst toen mr. Bolins sprak, luisterde ik beter toe. Uit de verklaringen van de getui gen en mijzelf, leidde hij af, dat ik onmoge lijk iets uit te staan kon hebben met den moord. Hij eischic mijn onmiddellijke in vrijheidstelling. Do rechtbank trok zicli terug in de raad kamer en kwam na eenigen tijd terug, met de mededeeling, dal aan het verzoek van den advocaat was voldaan. Daarna verklaarde do president de zitting voor gesloten. Ik volgde de agenten naar de gang en mocht hel gebouw verlaten. ik w.i9 vrij. Eenige oogenbtikken later slond ik op de sloep. HOOFDSTUK VIL Ik had geen plannen gemaakt voor liet geval, dat ik mijn vrijheid terug zou krijgen, en ik bleef besluiteloos slaan op de stoep van hel gerechtsgebouw. Ik dacht er een oogenblik over, terug le gaan naar mijn kamer in Burdclte Boad; maar het denkbeeld, de nieuwsgierigs blik ken te ontmoeten van mijn hospita en de buren, weerhielden mij er van. Ik dwaalde de stad in, op goed geluk, zonder een be paalden weg le volgen. Eindelijk werd ik moe, en herinnerde ik mij, dat ik geen shilling over had om eten voor le koopen. Lusteloos sleepte ik mij ver der langs de straten, tot ik in Kensington Gardens kwam, waar ik neerviel op een bank. Ik nam mij voor, ernslig, en zonder mij door mijn herinneringen te laten afleiden, na te denken over wat mij tc doen slond. Eén ding stond vast; ik zou dien nacht op mijn kamer moeten slapen, om de ocnvon- 1 digc reden, dal ik geen geld bezat om ergenf logies te betalen. En dan? Den volgenden dag zou ik er weer op uil moeten om werk te zoeken, als ik ten min ste niet wilde verhongeren. Het leek mij bijna een onmogelijkheid, morgen weer te gaan van kantoor tot kan toor om werk te vragen, zonder dbn steun van Marion, en met de zekerheid, dal niijn vroegere werklust nooit zou terugkomen, en dat mijn leren een knak had gekregen, dien ik nooit le boven zou komen. De uren gleden langs mij heen, terwijl ik in voortdurend somberder stemming na dacht over mijn toekomst. Het park werd stiller, hel was etenstijd, en al degenen, die hier hadden gewandeld, gingen terug naar hun huis en hun gezin. Ik vroeg mij af, wat ik misdaan moest hebben om zoo zware straf te ontvangen. En Marion, die anderen moed had gege-> ven, wanneer zij wanhoopten, wat was haar misdaad? Het park was nagenoeg leeg. Eon enkelr eenzame figuur was nog te zien op de ban. ken, die langs den vijver stonden. Het moes ten ongelukkigen zijn als ik, achtervolgd door hun ellende, wier eenige rustplaats in de wereldstad een bank was in Kensington Gardens. Ik hoorde stemmen naderen en zag den kant op, van waar zij kwamen. Het waren een jongeman en een meisje, die gearmd lie pen, cn in vroolijk gesprek waren. De luide, heldere lach van het meisje klonk in lied stille park. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5