MARION.
No, 19637.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 14 Maart.
Tweede Biad. Anno 1924.
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
i (Ve r v o 1 j v a n g i s l e r e n).
De Zomertijd.
De lieer KLEEREKOPER (S.-D.) acht liet
geen gocil systeem dat do heer v. d. Heuvel
de llegcering wil v -rzoclcen een voorstel tol
kfscüaffing in Ie dienen. Die afgevaardigde
mag zich niet beroepen op dan lieer ldcn-
burg, die wenschte dal de Rigeering hem
Vcu i oorlichten omtrent het vóór- en nadeel.
De motie projudicieerl op de voorlichting
der Kegeering en daarmede kan spr. zich
Mict vereenigen.
De hoer DE DOER (Plalicl. partij) houdt
een uitvoerig betoog ter verdediging van de
afschaffing van den zomertijd.
De heer ROLENS (R.-K.) meent dat vóór
de motie alleen zij kunnen stemmen die
overtuigde tegenstanders zijn van iederen
zomertijd. De Rcgeering meent dal zomer
tijd wel in hel algemeen belang is, want zij
stekte niet voor die in le trekken en zij
sickle dien ail jaar weer noodig. Is nu bij
aanneming van de motie te wachten dat de
Regeering van inzicht verandert? Spr.
denkt van niet, vooral waar hier aan beide
zijden zeer veel overdrijving beslaat. De
kwestie heeft ook c?n internationalen kant
en reeds is gestreeld naar een vasl inter
nationale regeling. Hel gaat dus niet aan
yan de Regeering to eiscben dat zij in strijd
met haar eigen opvatting, haar denkbeeld
wijzigt. Men had de Regeering kunnen ver
zoeken de zaak te onderzoeken desnoods
door een commissie. Spr .kan zijn stem aan
de motie niet geven.
De lieer BIIAAT (Plattel, partij) wil zijn
wetsvoorstel wel intrekken als de Rcgeering
toezegt dal zij zeer spoedig en nog voor
dit jaar geldend een voorstel zal indie
nen om den zomcrlijd af to schaffen.
(Anders legt spr. de motie naast zich neer.
(Gelach).
De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) meent dat
de bedoeling van de molie ai leen deze is dal
men een anderen weg wil inslaan ter berei
king van afschaffing. Anders niet. Met het
voorslcl-Braal komen wij er niet.
Mcj. VAN DORP (V.-B.) dient een motie
in waarin de Rcgeering wordt verzocht een
nader onderzoek in tc stellen naar de be
zwaren van den zomertijd, vooral voor den
landbouwenden sland en le overwegen boe
die zijn to ondervangen.
De heer SCHOKKING (C.-H.) meent ook
dat de Rcgeering alleen deze materie kan
behandelen en onderzoeken. De motie-v. d.
Heuvel is eigenlijk precies hetzelfde als het
voorstel-Braal. De Regeering moet vrij blij-
.vcn in haar standpunt en desnoods komen
met een voorstel in den geest van het voor-
'slol-Staalman.
De Minister van Binnenlandschc Zaken,
de lieer RUYS DE BEEREXBROUCK wil
zich geheel oulhouden van bespreking van
hel wetsvoorstel-Braat en van de motie-v. d.
t> Heuvel. Ecliler dient spr op te komen tegen
liet verwijt dat de regeling van den zomer
tijd een onverschillige zaak was voor de
Itegeering. Dat is onjuist.
De motie-Van Dorp valt builen deze voor
stellen. Indien deze motie wordt aangeno
men, dan beschouwt spr. deze als een ver
zoek tot de Regeering om de kwestie van
den zomertijd die een voorwerp is van aan
houdende zorg d=r Itegeering, nog eens
nauwgezet onder liet oog le zien.
De motie-v. d. Heuvel wordt aangenomen
met 4ö tegen 32 stemmen.
De motie-Van Dorp is vervallen.
liet wetsvoorstel-Braai wordt verworpen
(iet 68 tegen 9 stemmen.
Staatsbegrooting vcor 1324.
Hoofdstak IX (Waterstaat).
Aan de orde is thans do Walerslaais-
bcgrooting.
Bij de lilde aldeeling (Spoorwegen) is
(evens aan de orde: de interpellatie van den'
heer Wijnkoop omtrent: 1c. de lien procent
loonsverlaging voor het spoorwegpersoneel,
2e. den liallslachligen toestand van den bo-
drijfsvorm bij de spoorwegen, waarbij Rc
geering en Directie zich achter elkaar ver
schuilen, en die ten nadeele v in het perso
neel gehandhaafd schijnt te blijven; 3e. de
vernieling van het eenmaal ingestelde ge
organiseerde overleg in den Loonraad en 4e.
het beleid van de tegenwoordig Directie,
zoowel wat de bedrijfsinrichting belreft, als
ten opzichte van de bevoorrechting der
Directie zelf en der hooge ambtenaren.
De heer WIJNKOOP (C. Ir.) stelt de vol
gende vragen:
1. Is liet geoorloofd ie achten, dal een de
missionaire rcgeering zich met een zoo in
grijpenden maatregel als 10 pCt. loonsver
laging voor het spoorwegpersoneel bezig
hield
2. Kan de loonsverlaging ad 10 pCt. voor
het spoorwegpersoneel hoe dan ook gewet
tigd heetcn, waar nota bene de loonen van
liet personeel aanvankelijk reeds 4 pCt. be
neden de eigenlijk vastgestelde zijn geble
ven en bovendien hel vorig jaar nog 8 pCt.
zijn gekort
3. Hoe kan de regeering goedkeuren, dat
de directie van de Ned. Spoorwegen zich het
recht toekent om in art. 36 van het R. D. V.
ol in welk artikel ook een andere bedoeling
le leggen dan er in te lezen staat en daar
door in werkelijkheid het R. V. D. te wijzi
gen, en sinds wanneer heeft de directie hel
recht in strijd met het Burgerlijk Wetboek,
onder pressie, van liet personeel een verkla
ring af te dwingen, dat het daarmee genoe
gen neemt Valt liet voorts good to keuren,
dal de directie op eigen gezag een lc-klassc
standplaats heeft ingevoerd met een booga
ren standplaatsaftrek dan voor het Rijksper
soneel
4. Acht de minister het niet noodzakelijk
de 7 pCt tantième voor de hoogere ambte
naren in eiken vorm te doen verdwijnen en
aan de hoogere salarissen van de directie en
de gegarandeerde betrekkelijk hooge renten
voor de aandeelhouders 'in de gegeven om
standigheden een eind to maken
Kan de minister ook mededeelen, waar
om de nieuwe pensioenregeling tegen de
overeenkomst van 1921 in en ten nadeele
van hot personeel nog steeds uitblijft 7
6. Acht de regeering het toelaatbaar, dat
de loonen van het spoorwegpersoneel afhan
kelijk worden gesteld van de bedrijfsuitkom-
stcn en acht zij het met de geldende opvat
tingen in overeenstemming, dat de directie
het georganiseerd overleg met den eenmaal
ingeslelden loonraad feitelijk verniold door
zich aan zijn uitspraken niet le storen
7. Is liet de rcgeering bekend en acht zij
hc-t oirbaar, dat de door de directie toege
zegde z.g. loyale uilvoering .dor wachtgeld
regeling alles le wenschen overlaat 7
8. Waarom Iaat do regeering toe, dat de
lasten van hel telkens geconstateerde nadec-
li? saldo steeds weer en uitsluitend op de
arbeiders worden gelegd, zonder dat den ar
beiders controle wordt gegeven over het be-
hqer
9. Acht de regeering, gezien da toenemen
de concurrentie van den autobus in het lo
cale vorkeer, het niet volstrekt noodzakelijk
voor een goede bedrijfspolitiek der Spoor
wegen,'om de tarieven in het locaio verkeer
uiterst laag, dus belangrijk lager dan tegen
woordig, te stellen
10. Is de minister bekend met de zonder
linge doconiolievenaankoop- en overname-
politiek der directie en met de geringere vei
ligheidskans van ettelijke der nieuwe loco
motieven en hoe kan de regeering een der
gelijke politiek der directie rechtvaardigen 7
11. Acht de rcgeering het niet noodzake
lijk, dat er einde komt aan den halfslach-
(jgen bedrijfsvorm bij do Spoorwegen, die
vooral ten nadeele van het personeel schijnt
gehandhaafd te blijven 7
12. Wil de regcering ten slolte een eind
maken aan dó onhoudbare slakingswetge-
Ving van 1903 7
Spr. licht deze vragen nader toe en slaat
vooral bij de derde vraag stil, waarin de
kwestie van art. 36 R. V. D. belichaamd is.
Dit artikel is analoog aan ark 40 van het
Bezuinigingsbesluiï van de rijksambtenaren.
Op liet spoorwegpersoneel wordt de proef ge
nomen. Spr. verwijst naar het artikel van
W. Gomperlz. Wat thans gebeurt leidt tol
de sterkste willekeur tegenover het perso
neel en daartegen protesteert spr. ten krach
tigste.
In de pcnsioenkwestic wordt het personeel
ook schandelijk door de directie behandeld.
De taktiek der directie is zóó, dat als de be-
drijfsinkoinstcn niet goed zijn, dat op liet
personeel moet worden verhaald. Laat de
regeering dat alles kalm toe 7 De Loonraad
is er en als hij niets doet, is de instelling be
drog.
Van de loyale uilvoering der wachtgeld
regeling is ook niets terechtgekomen. De
uitvoering is door den minister stumperig
behandeld. Niet alleen is een toepassing be-
looid, maar een loyale uitvoering is zelfs
toegezegd. Slechter beleid dan de spoorweg
directie beoefent beslaat er nietzij probeert
geld te halen van den Slaat of van de ar
beiders. Dit wordt niet alleen gezegd door
tegenstanders der regeering, maar ook door
vrienden van haar.
Waarom neemt d- minister toch geen
maatregelen om de concurrentie aan te pak
ken legen de autobussen 7 Bij groote sport-
fecsten b.v. worden de kijkers voor een paar
dubbeltjes per auto vervoebd, terwijl do trein
niet alleen meer geld vraagt, doch ook geen
medewerking verleent door hel inleggen van
es tra-treinen.
De bedrijfsvorm der spoorwegen is half
slachtig en daarin ligt één der oorzaken van
de slechte toestanden. Spr. wil gaarne eens
het oordeel der regeering over deze kwestie
vernemen.
Ten slotte betoogt hij. dal de toestand on
houdbaar is en dat de stakingswetgeving
dient te worden opgeheven.' De Katholieke
personcels-organisalio is ook vóór opheffing.
De Slakingswel houdt de staking niet legen;
daarvan is spr. overtuigd. Hij waarschuwt
daarom de regeering, dal zij geen ernstiger
karakter aan dien strijd zal geven door vast
te houden aan deze wetgeving. De minis
ter moet zich maar eens op de hoogte stellen
van de stemming in de Christelijke organi
saties.
De Minister van Waterstaat, de heer VAN
SWAAY, zegt ten aanzien van verschillende
punten niet op het standpunt van den heer
Wijnkoop te slaan. De regeering heeft geen
beslissing genomen over loonsverlaging van
10 pCt. Er is 10 pCl. ingehouden in afwach
ting van een nadere regeling, omdat er een
wanverhouding is lussclien deze loonen en
die in het vrije bedrijf. Het beroep op art. 36
R. V. D. is onjuist. De bedoeling is nooit an
ders geweest dan een individueele verzeke
ring dat voor ieder niet zal worden afgo-
weken van de algemeen geldende loonrege
ling. Bij de nieuwe loonregeling zal de tan
tième van de baan gewerkt worden.
Een wetsontwerp in zake de pensioenre
geling is bij het departement van Financiën.
Een herziening der loonregeling is noodig en
met de bedrijfskosten heeft die niets te ma
ken. Van minder loyale wachtgeldregeling
is spr. niels bekend. Tariefherziening kan
pas geschieden als het financieel evenwicht
is bereikt.
Het in vraag 10 bedoelde onderwerp zal
spr. onderzoeken. Van intrekking der sla-
kingswetten wil spr. na het slot der rede
van den heer Wijnkoop niets weten.
De heer BAKKER (C.-H.) vraagt nadere
inlichtingen over do voorgenomen loonsver
laging, waaromtrent de minister niet duide
lijk is geweest. Gaarne verneemt hij inlich
tingen over de onderhandelingen.
De vergadering wordt verdaagd tot heden
avond 8 uur. -
Avondvergadering.
Staatsbegrooting voor 1324.
Hoofdstak Financiën.
Aan de orde is de voortzetting van <le
algomccne beraadslagingen over de begroo-
ting van Financiën voor 1924.
De heer VAN GIJN (V.-B.) behandtlt
het vraagstuk der nooduitkoeringen .aan
do gemeenten. Het komt hem ongewenscht
voor, dat het rijk voortgaat roet het schui
ven van uitgaven op de gemeenten. Hij
protesteert o.a. tegen het schrappen van
do bijdragen voor het krankzinnigenwezen,
waardoor 450 000 op do schouder» der
gemeenten wordt gesoboveD.
Daarna behandelt hij het vraagstuk der
goudpolitiek in verband met de regeling
van de muntfondsen. Het doel der munt-
fondsen is do daling van den Ned. gulden
te voorkomen, met name dezen te bescher
men tegen het gevaar van de zilverinfla-
tio en dit is z.i. sterk genoeg, ja, men zou
zelfs tot eenige verzwakking kunnen over
gaan. De bijschrijving van de rente moet
dan ooi gestaakt worden, wat oen volrdeol
oplevert vaD 1.4 millioen en voor Nild.-Io-
die van 1.5 millioen.
De heer SCHOUTEN (A.-R.) is over
tuigd, dat de financieele verhouding van
rijk en gemeente herziening behoeft. Hij
acht, met den heer Oud, dezen minister
noch de regeering gebonden aan de inder
tijd door minister de Geer gedane toezeg
ging inzake de nooduitkeernig. liet beroep
op do verklaring van minister De Geer
geschiedt meer uit sympathie voor de nood
nitkeeringen dan werkelijk als op gen eens
gegeven woord. Hij verzet zie';: dan ook
tegen de nooduitkocring, niet alleen voor
1024, doch ook voor 1923.
De heer KERSTEN (St. Geref. P.)
geeft den minister in overweging hot ker
kelijk vraagstuk aan een opzettelijk onder
zoek te onderwerpen. De ellende in de
Ned.-Hcrv. Kerk is niet los te maken van
het synodale juk, dat er onrechtvaardig
is opgelegd. Hij behoort niet. tot degenen,
die het. tooneel wilten subsidieeren en do
icerkcn in do kou laten staan en dringt aan
op uitkeering aan de plaatselijke kerken,
met voorbijgaan van het synodaal bestuur.
De heer SCHOKKING (O.-H.) waar
schuwt. tegen een dergelijken stap. Meer
dan ooit is het noodig. dat do regeering
zich huiten kwesties van zuiver kelkelijken
aard houdt. Hier moet het onderscheid
tusschen Kerk en Staat zuiver gehandhaafd
blijven.
Minister COLIJX brengt het betoogde
onder drie hoofden samen: belasting, riodd-
uitkecring aan de gemeenten en gcldpoH-
tiek. Hij beantwoordt eerst do drie op
zichzelf staande opmerkingen der heeren
Van Dijk, J. ter Laan (er zijn niet 156 hooge
en 116 lagere ambtenaren aan het departe
ment, doch 59 en 160) ctf Kersten (de vraag
naar uitkeering aan do plaatsetijko kerken
moet beschouwd worden in liet licht der
historische ontwikkeling van de verhouding
tusschen Kerk on Staat. Sinds onheugelijke
tijden geschiedt de betaling der predikant»
traetementcn aan de predikanten persoon
lijk en bij een vacature aan den quaestor
van den ring. Dit moet gehandhaafd blij
ven gaat de rcgeering in do richting als
door den lieer Kei-sten gewenscht. Jan zou
zij een conflict, in do Ned.-Hcrv. Kerk ont
staan, maken tot een tusschen ICerk en
Staat).
Daarna bespreekt hij de drie hoofdgroe
pen.
De belasting. Jlij aolit een algemeene
herziening van het belastingstelsel tot
herstel van het juiste verhand tusschen de
versohillendo belastingen noodzakelijk,
maar thans is allereerst herstel van het
financieel evenwicht noodig. De Successie
wet zal de eerste wet zijn, die voor herzie
ning in aanmerking komt. Afschaffing van
do grondbelasting lijkt hem wel wat krasr
in verhand met de f 13 millioen, die ze op
brengt. Haar kosten zijn niet grooter dan
het accres. Do bezuinigingseommissie-Volk-
maars zaLdit punt onder de oogen z.cn.
Voor progrossio in de huurwaardo bij de
porsoncolo belasting gevoelt hij wel iets
als voorstander van verlegging van den
druk in de rlohtiog van do vertoringóbo-
lastingen wat deze belasting is Wat aan
gaat den accijns op hot gedistilleerd, de
fiscus zal niet moeten wijken voor de frau
de, dooh alle kracht inspannen om die on
der de knie te krijgen. De toestand is zoo,
dat men met vertrouwen mag verwachten
do fraudo te zullen overwinnen. Reeds gc-
ruifhen tijd is het departement met dat
van Arbeid in correspondentie over de mo
gelijkheid om den geslaohtsaccijns te doen
leggen door den keuringsdienst. Do resul
taten van het. onderzoek zijn vooralsnog
niet gunstig.
Een ontwerp tot wijziging van de foren
senbelasting is op het departement van
Binncnlandsche Zaken. Zoodrn hij het temg
zal ontvangon hebben, zal bij zioli haasten
met do indiening. Hij weigert de deur van
den fiscus op een kier te zetten door het
belastbaar inkomen te verminderen, met
wat besteed wordt voor llefdadigo doelein
den, contributio aan vakvereenigingen enz
De zusters Franciscanessen hebben recht
op onderhoud krachtens do statuten van
haar orde en zijn mitsdien terecht in de In
komstenbelasting aangeslagen.
Do achterstand bij de belastinginning is
groot maar dat lag ook aan de inspectie.
Hij vermindert geleidelijk. In de inspectie
Amsterdam waren in het belastingjaar
1920/21 56 pCt. van de aangiften niet in
orde en moesten de aangifte!; worden ver
hoogd met -11 pCt. in 1921/22 66 pCt. en
-19 pCt.in do inspectie Hoogczand waren
die cijfers resp. in 1920/21 70 pCt. en 80
pCt., in 1921,22 70 pCt. en 66 pCt.in de in
spectie Waalwijk in 1920/21 79 pCt. en 4i
pCt., in 1921/22 76 en 50 pCt.
Daarna komt hij tot den tabaksaccijns.
Het probleem is uitermate moeilijk; bij dooft
wet moesten do kleinbedrijven oigenlijls
niet bestaan, maar het is hard om hun heS
werk thans, nadat er zoo lang geaibeid Is,
tout court te verbieden. In de centra, waar
meerdere van deze kleine bedrijven zijn,
moet men deze mensohen helpen door
centrale werkplaatsen in te richten. Yoot
Amsterdam is men daarmede waarschijnlijk
reeds geslaagd. Aan bet platteland dien*
hulp verleend te worden als voorsohol, ton
einde gelegenheid te geven om de bediijvert
naar de eischcn in tc richten. Do bedrijven*
die ook daarrocdOniet geholpen zijn zal
men op nog nader te overwegen wijze moe
ten steunen. Hi^behoudt rich ten deze zijn
eindoordeel vooirtot na het advies der com
missie van deskundigen.
Daarop komt. hij tot de financieele ver
houding tusschen rij-k en gemeenten on
de noodnitkcering aan de gemeente. Dat
de wet van 1897 verouderd js, is klaar als
de dag. Geen minister van Finunciën heeft
ooit do kans gezien het vraagstuk der fi
nancieele verhouding tusschen rijk ca ge
meente tot een oplossing to brengen. Mei»
kan dus niet verwachten, dat hij deze ook
maar zoo uit zijn mouw schudt. Bij het
aanvaarden van het ministersambt vond
hij geen post voor nooduitkeeringon op do
ontwerp-hegrooting. Maar indien hij dien
had aangetroffen, zou hij hem zeker ;-an
do begrooting hebben afgevoord. Vele ge
meenten, dio uitkeering vragen, hebben
over 1923 een sluitend budget, terwijl hec
rijk een groot tekort Heeft. Ojfc wijst hij
er op, dat liet rijk jaarlijks.bijtia S millioen
aan rente betaalt ten behoevo van het kas
geld van de gemeente en do toestand, van
de gemeentelijke financiën door do L.O.-wct
gunstiger is geworden dan vóór die wet.
Lettende op dit alles, kan hij niet andors
dan verklaren en hiermede antwoordt hij
tevens op een cventueele aanneming van
de mot ie Ter Laan, dat hot hem onmogelijk
is een nooduitkeeiuig aan do gemeente
voor tc stellen voor 1923, laat staan voot
1921.
Ten slotte de geldpolitiek. Hij vindt con
solidatio der Hollnmdscbe schuld zeer ge
wenscht en zul gaarne overwegen of liet
mogelijk is de 11 ton aan rente aan het
muntfonds te onttrekken. Hij zal niet tro
ef,!! in een bosohouwing van wat hij zou
willen noemen do economische scheiding
tusschen tafel en bed tussohen rnej. Van
Dorp en prof. Trcub; do kern van haar
betoog was, dat de gulden zijn stabiele
waarde tegenover het goud niet heeft, ge
handhaafd en dit niet zoo behoort te blij
ven. De vraag of er werkelijk is depreciane
van onzen gulden tegenover liet goud, is
maar niet zoo dadelijk te beantwoorde».
Voor hem is hot een open vraag oi de dol
lar vastzit aan het goud of het goud aan
den dollar. Wel is natuurlijk^wanr, ast
onze gulden gedoprccieovd is ten opzichte
van den dollar. Dat. om den gulden weer
tl- brengen op pariteit met den dollar, nrt
tijdelijke verruiming van de goudafgifte
hier tc lande noodig is waarschijnlijk. Hij
is togenslandcr van een geforceerde do-
flatie.
De heeren J. TER LAAN, VAN DIJK,
OUD, VAN VOORST TOT VOOR8Tt
KERSTEN, SCHOKKING en WINTEIU
MANS replicceron cn Minister COLLIN
verklaart bij dupliek niet te kunnen toe
zeggen, dat bij do Tabakswet noch in he(
algemeen t.a.v. fiscale boeten een voorv
wa'irdt-Iijke voroordeeling kan worden op
gelogd.
Do algemeene beschouwingrn worden ge
sloten. De stemming over de motie-Tel
Laan "wordt bepaald op heden hij den aan
vang der vergadering.
Bij art. 7 vraagt de beer BRAAT (Platt).
stemming.
De heer OUD (V.-D.) merkt op, dat de
hoer Braai door dit allee sleohts do werk
zaamheden van de Kamer in de war stuurt
en dringt er op aan, dat do heer Braah
diens obstructie zal laten varen.
De heer BRAAT persisteert en maak#
zich op om weg to gaan.
De VOORZITTER verzoekt den heer
Braat te blijven, wanneer er gestemd
wordt.
Oorspronkelijke novelle van J. C. Lrt3, PET.
(Nadruk verboden).
6)
Toen vestigde ik mijn co-en weer op mijn
meisje, dat daar zoo eenzaam zat, tusschen
al die menschen, die haar nieuwsgierig op
namen.
Er heerschte in de zaal een druk geroeze
moes, dat eensklaps ophield, toen een deur
waarder tot stilte aanmaande.
De akte Van beschuldiging werd voorgele-
z.en. De inhoud kwam hierop neer, dat Ma
rion Grened. geboren 22 September 1900,Je
Scelhwood, beschuldigd werd van inbraak,
moord met voorbedachten rade cn diefstal.
Een oogenbük zag ik naar den voorlezer;
toen wendde ik miin'oogen weer naar Ma
rion. Het scheen mij, dat zij nauwelijks luis
terde, en dol haar lippen bewogen, alsof zij
tot zichzelf sprak.
Naar mij keek zij niet. Ik keek haar strak
San, in de hoop, dat zij een oogenblikje mij
aan zou kijken. Ik had een gevoel of ik
moes! roepen:
..Marion, mijn lieveling, hier.ben ik."
De voorlezing was afgeloopen en de ge
tuigenverklaringen bezonnen. Hei waren de
agenten van politie, die de voetafdrukken en
oet geil hadden gevonden, en de winkel-
bediende, die het mes had verkocht.
Een vraag van don advocaat of hij perti
nent de dame herkende, die het mes had ge
kocht, beantwoordde hij bevestigend.
Toen was hef mijn feeurt. Nadat 'k du-
eed liad afgelegd, vertelde ik voor de zoo-
veetsle maait mijn verhaal van de gebeurte
nissen van dien avond, olschoon het mij
moeite kostte te verklaren, dat ik Marion in
de gang van het huis aan Mile End Road
had gezien.
Nadat ik mijn verklaring had afgelegd,
nam de officier van justitie het woord.
Hij zeide, dat hij kort kon zijn, want dat
uit het bewijsmateriaal overtuigend was ge
bleken, dat niemand anders dan de beklaag
de den moord kon hebben geploegd. Het be
trof een zware misdaad, maar met het oog
op hei onbevlekte verleden en de jeugd van
beklaagde, wilde hij een naar omstandig
heden lichte straf opleggen. Zijn eisch was
vijf jaar gevangenisstraf.
Toen hij had uilgesproken, klonk eens
klaps een afschuwelijke, gillende lach door
de zaal.
Ontzei keek ik naar Marion. Zij slond
rechtop in haar bank en hield haar handen
in de hoogte. Weer klonk het luide, waan
zinnige lachen.
Ik gaf een schreeuw en wilde naar haar
loevhegen, maar de agenten achter mij gre
pen mij vast.
Verstijfd van ontzetting bleef ik zitten. Op
de tribunes had ds stilte plaats gemaakt
voor rumoer. Iedereen slond op, om beter te
kunnen zien.
„Een dokter, een doktcrl" werd er geroe
pen.
Een man uit het publiek (rad naar voren
en begaf zich naar het podium, waar hij
eenige woorden wisselde met den president.
Deze knikte, waarop de man naar de bank
ging, waar nu weer roerloos Marion zat. Hij
praatte met haar, maar zij scheen er geen
notitie van te nemen.
Toen ging de man terug naar het nodium
waar hij fluisterend van zijr. bevindingen
mededeeling deed,
„Krankzinnigkrankzinnig", werd op
de tribune gemompeld.
Daarna stond de president op van zijn
zetel en sprak met luide stem:
„De zitting wordt geschorst. De zaal moei
worden ontruimd.
Mijn bewakers beduidden mij, dat Sk' mee
moest gaan, en ik volgde hen, als in een
droom. Ik werd in een kleine kamer ge
bracht, waar even later mr. Bolins ver
scheen. Zijn gelaat slond ernstig.
„Mr. Dorring", zei hij, „dit is wel het erg
ste, wat er had kunnen gebeuren."
„Is zij7" vroeg ik, angstig hel woord
uit tc spreken.
„Ja", zei hij zacht.
Ik bleef roerloos zillenik had geen woor
den meer om te spreken en geen tranen
meer om le huilen. Ik was kapot.
Bolins ging geruischloos heen en ik bleef
alleen achter. Eenige oogeribhkken later
verschenen de agenten weer en zeiden, dat
ik moest volgen.
De zitting was heropend en mijn zaak zou
worden behandeld.
Toen ik de zaal binnenkwam, was deze
niet half zoo vol als de eerste maal. Het in
teressante scheen er af te zijn. Weer werd
een akte van beschuldiging voorgelezen,
maar ik luisterde niet.
Ook van de getuigenverklaringen boorde
ik geon woord. Als door een nevel zag ik
mijn hospita en dip van Marion.
Toen nam weer ue officier liet woord. Hij
scheen ook voor mij gevangenisstraf le
eischen, wegens medeplichtigheid, maar ik
vias in een soort vendooving, die maakte,
dal ik nergens meer belang in stelde.
Eerst toen mr. Bolins sprak, luisterde ik
beter toe. Uit de verklaringen van de getui
gen en mijzelf, leidde hij af, dat ik onmoge
lijk iets uit te staan kon hebben met den
moord. Hij eischic mijn onmiddellijke in
vrijheidstelling.
Do rechtbank trok zicli terug in de raad
kamer en kwam na eenigen tijd terug, met
de mededeeling, dal aan het verzoek van
den advocaat was voldaan.
Daarna verklaarde do president de zitting
voor gesloten. Ik volgde de agenten naar de
gang en mocht hel gebouw verlaten.
ik w.i9 vrij.
Eenige oogenbtikken later slond ik op de
sloep.
HOOFDSTUK VIL
Ik had geen plannen gemaakt voor liet
geval, dat ik mijn vrijheid terug zou krijgen,
en ik bleef besluiteloos slaan op de stoep
van hel gerechtsgebouw.
Ik dacht er een oogenblik over, terug le
gaan naar mijn kamer in Burdclte Boad;
maar het denkbeeld, de nieuwsgierigs blik
ken te ontmoeten van mijn hospita en de
buren, weerhielden mij er van. Ik dwaalde
de stad in, op goed geluk, zonder een be
paalden weg le volgen.
Eindelijk werd ik moe, en herinnerde ik
mij, dat ik geen shilling over had om eten
voor le koopen. Lusteloos sleepte ik mij ver
der langs de straten, tot ik in Kensington
Gardens kwam, waar ik neerviel op een
bank.
Ik nam mij voor, ernslig, en zonder mij
door mijn herinneringen te laten afleiden,
na te denken over wat mij tc doen slond.
Eén ding stond vast; ik zou dien nacht op
mijn kamer moeten slapen, om de ocnvon- 1
digc reden, dal ik geen geld bezat om ergenf
logies te betalen.
En dan?
Den volgenden dag zou ik er weer op uil
moeten om werk te zoeken, als ik ten min
ste niet wilde verhongeren.
Het leek mij bijna een onmogelijkheid,
morgen weer te gaan van kantoor tot kan
toor om werk te vragen, zonder dbn steun
van Marion, en met de zekerheid, dal niijn
vroegere werklust nooit zou terugkomen, en
dat mijn leren een knak had gekregen, dien
ik nooit le boven zou komen.
De uren gleden langs mij heen, terwijl ik
in voortdurend somberder stemming na
dacht over mijn toekomst.
Het park werd stiller, hel was etenstijd,
en al degenen, die hier hadden gewandeld,
gingen terug naar hun huis en hun gezin.
Ik vroeg mij af, wat ik misdaan moest
hebben om zoo zware straf te ontvangen.
En Marion, die anderen moed had gege->
ven, wanneer zij wanhoopten, wat was haar
misdaad?
Het park was nagenoeg leeg. Eon enkelr
eenzame figuur was nog te zien op de ban.
ken, die langs den vijver stonden. Het moes
ten ongelukkigen zijn als ik, achtervolgd
door hun ellende, wier eenige rustplaats in
de wereldstad een bank was in Kensington
Gardens.
Ik hoorde stemmen naderen en zag den
kant op, van waar zij kwamen. Het waren
een jongeman en een meisje, die gearmd lie
pen, cn in vroolijk gesprek waren. De luide,
heldere lach van het meisje klonk in lied
stille park.
(Wordt vervolgd).