WAARSCHUWING De Onzichtbare Hand. So. 19626. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1 Maart. Derde Blad. Anno 1924, JOHAN VAN DER DOES. TWEEDE KAMER. Luiseigeiiaieii SPORT. 3. mp 'y&i m m ms bg4: UG: 29. FEUILLETON. Naast Van Hout staat zijn vriend en me destander, de aanzienlijke Hollandsclie edel man Jan van der Dóes (1545—1604). Geleerde, krijgsman, jurist, dichter, staal hij in de voorste rij van de groote mannen, die in prins Willems tijd den roem van ons gewest, van onze stad hebben uitgemaakt. Geboren Leidenaar, was hij niet, in tegen stelling tot zijn ouderen neef Jacob, die met den voortreffelijken aan de pest gestorven Bladsgouverneur Bronkhorst aanvankelijk dc militaire leiding van de verdediging heeft gevoerd. Hij was te Noordwijk, waarvan hi) heer was, geboren en stierf in Den Haag. Wegens de onveiligheid aan de zeekust in 1571 metterwoon naar Leiden gekomen, waar hij o.a. hoogheemraad van Rijnland was, was hij door zijn gematigde houdinf in religiezaken, hoewel lid van het Verbond Ier Edelen, ontsnapt aan de vervolging van Alva. Hij woonde in de stad, toen het beleg begon, en bood zich aanstonds aan om als rrijwilliger de stad te dienen. Als zoodanig, weldra als hopman van een vendel vrijbui ters, bewees hij inderdaad in den zomer van 1574 bij meer dan Één uitval belangrijke Jienslen. Met zijn neef Jacob diende hij, als lid der Hollandsclie ridderschap, door do vroedschap telkens te rade geroepen, her haaldelijk van raad te midden der nijpende gevaren. Met dezen en Van Hout drong hij Toortdurend vurig aan op volhouden, op vol harden tot het ontzet, dat de Prins beloofd had, komen zou. Met die beiden juichte hij in den gedenkwaardigen nacht van 15/16 Sep tember, toen Boisots bericht kwam, dat het water kwam opzetten en het gelukkig einde nabij was. Na den dood van Bronkhorst nam hij met zijn neef Jacob het gouverneurschap der stad op zich, dat hij met dezen, ook na het beleg nog een paar jaren bleef beklee- den. De Universiteit, wier medestichter en eer ste curator hij was, heeft veel aan hem te danken, hem, haar curator zijn verder leven lar.g, den stichter barer bibliotheek en var. haren hortus, den vriend liarer beroemdste hoogleeraren uit den eersten tijd, den voor treffelijken dichter van Latijnscho en Hol- landsche verzen, den uitnemenden verklaar der van Latijnsche poëzie. Voor ons is hij echter allereerst de onver saagde tegenstander van de overgave, de man, die de bedrieglijke vriendelijkheid van den belegeraar kenschetste als die van ,,dcn rogelaar, die op bedriegen uit, den vogel lokt met zoet gefluit", die nooit wanhoopte, nooit ien moed verloor, maar altijd door bleef wijzen op de belofte van den Prins, die hi) wist het altijd zijn beloften nakwam, >p de nadering van het ontzet. Ook hem willen wij op het monument mei rerbied gedenken. P. J. B. RECLAME. ingende Lippen PUROL DOOS 30. 60,90 Cent.; BIJ Apotli. en Drogisten. Phorm.Fabr A-Mijnhorxl: Zeist 8300 ^(Vervolg van gisteren), Begrooting van Onderwijs. 'Aan de orde is Hoofdstuk Va (Onderwijs) Sar Staatsbegrooting voor 1924. De VOORZITTER stelt voor de kwestie van de verhooging van de toalatingsleeltijd en van hel 7e leerjaar hierbij niet te be handelen. De heer SCHAPER (S. D.) meent dat het niet mogelijk is deze onderwerpen geheel te ia ten rusten. De VOORZITTER zegt dat in algemeene trekken deze punten mogen worden aange roerd maar dat men niet in détails moet ireden. De heer GERHARDT (S. D.) zegt dat het hem oprecht leedwezen doet tegen dezen Min. te moeten spreken. Deze Minister ver beeldt zich te veel dat hij leiding moet geven aaE het onderwijs. Het onderwijs heeft behoefte aan rust. Spr. herinnert aan zijn Amsterdamschen tijd waarin met cir culaires werd geregeerd. Hun aantal liep in de duizenden Men bekommerds zich daar aan niet vee! meer, er ontstond een soort dofheid. Men deed zijn plicht, zijn dagtoo- nersplicht, mair dat is niet het ware. Het gansche onderwijs gevoelt zich te veel in een keurslijf. Spr. is niet voor anar chie dat is oen ander uiterste. De kosten-vraag bij het onderwijs is niet een salaris-vriagstuk, gelijk do Minister het dikwijls wil voorstellen. Het verbaast spr. dat dc Minister dit doet want deze bewinds man vergeet dat vroeger het budget veel lageT was omdat de gemeenten veel meer betaalden. In werkelijkheid zijn de kosten van het onderwijs niet bovenmatig gestegen. Het is dus onbillijk om speciaal op het on derwijs te bezuinigen. De Minister zet voor op dat hij aan den bloei van het onderwijs zoo min mogelijk schade wil berokkenen, en tevens aan de grondwettelijk vastgelegde gelijkheid ten opzichte van openbare kas sen van openbaar en bijzonder onderwijs in geen enkel opzicht wil raken. Hier is dus eerst de bezuiniging3minister aan het woord en daarna do rechtsche partij-mandie niet wil raken aan de pacificatie. Wat de verhooging van den aanvangs- leeftijd betreft wijst spr. er op dat de Leer plicht pas aanvangt bij het zevende jaar. Echter heeft 80 pCt. dor kinderen reeds op zesjarigen leeftijd zijn komst op school ge maakt. De leeftijd van 7 jaar is in de Leer plichtwet gesteld in de gedachte dat er ander onderwijs zou zijn tot het 7e jaar. Do Bewaarschoolwet is ingetrokken en juist deze had moeten mogelijk maken wat de Min. thans doet uit bezuinigingsoverwe ging. (De VOORZITTER verzoekt den spreker herhaaldelijk zich alleen in algemeene trek ken met onderwijs bezig te houden en niet in details te treden.) De heer GERHARD (S.-D.) meent dat dit punt zoo alles overheersclit dat daarmede het gansche beleid van den Minister samen hangt. De invoering van goedkoope onderwijs krachten voor de lagere klassen keurt spr. af. Het stopzetten van het nijverheidsonder wijs acht spr. eveneens een zeer ernstig te kort. Het gansche onderwijs wordt op deze wijze uit elkaar gerukt. Aan de pacificatie wil spr. niet tornen, maar van 19111919 nam het aantal scho len per jaar toe met 75; van 1920—1923 met 232 Het aantal onderwijzers is daar door enorm gestegen, helgccn een gevolg is van de pacificatie. Spr. had willen meewerken aan bezuini gingen, mits deze lafor konden worden her steld en mits de verspilling die het gevolg is der pacificatie, ook was getroffen. Ds heer KETELAAR (V.-D.) is ook zeer teleurgesteld over de bezuinigingen die allo do vitale belangen van het onderwijs raken. Het voorbereidend Hooger en Middelbaar Onderwijs woidl ondermijnd. De bouw van scholen wordt stopgezel, terwijl de groote steden zich uitbreiden. Beslissingen van dan Minister spreken elkaar legen; Koninklijke besluiten worden ingetrokken. Aan het de partement heeft men niet genoeg kennis van het volle leven en daardoor krijgen wij allerlei zonderlinge beslissingen. Er wordt niet voldoende onderzoek ingesteld naar betgeen gewenscht en noodig is. Bij de Ma rine is men uiterst beducht voor dc vitale belangen. Deze Minister van Onderwijs heelt het vertrouwen voor goed verloren, hetgeen spr. zcor vee) teed doet. De heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.) zet voorop dat geen vitale belangen geschaad mogen worden en dal de pacificatie onaan getast moeten blijven. Spr. wil zoo min mo gelijk overheidsbemoeiing en zooveel mo gelijk particulier initiatief. Bij hooger, mid delbaar en nijverheidsonderwijs blijkt dit zeor wel mogelijk. Bij de vitale belangen moet men zooveel mogelijk het kind zelt ontzien. Onderwijzers en gebouwen dienen het eerst in aanmerking te komen voor bezuiniging Spr. is daarbij zeer gesteld op overleg en hij maakt er den Minister geen verwijt van dat hij een Ko ninklijk besluit intrekt als blijkt dat het zelfde is te bereiken langs anderen weg, dan het Besluit wilde inslaan. Spr. zegt, dat de gelijkstelling geen geld kost, maar alleen geld beeft verplaatst. Tot overleg is spr. altijd bereid en hij wil met links gaarne samenspreken over pogingen tot bezuiniging. Ovpr de gansche linio wenschl spr voor het onderwijs meer vrij heid, precies als dc heer Gerbardt. In zake de wachtgelden efi de slopzetting van scholenbouw heeft de minister te kort gedaan aan -de pacificatie Spr. wenscht, dat de maatregelen van den minister binnen de perken van de wel zullen blijven. Is het de partement wel voldoende geoutilleerd wat betreft de wetsuillegging op onderwijsge bied? De minister mogg inzien, dat admi nistratieve rechtspraak noodig is. Met den heer Gorhardt is spr. het eens, dat het aantal scholen niet te groot is en dat er veel te veel kleine scholen zijn. De fout ligt hierin, dat er een voorrecht is ge geven aan de kleine scholen en dat art. 20 van de L. O.-wet haast een uitnoodiging is tot het stichten van een school. Ten slotte zegt spr., dat de minister van Onderwijs niet de verwijten verdient, dat hij het onderwijs benadeelt Men mag niet den eisch stellen, dat het onderwijs zich niets van alle moeilijkheden in het maatschappe lijk leven heeft aan te trekken. De heer DRESSELHUYS (V. B.) meent, dat de minister niet zeer geslaagd is in zijn pogingen lot bezuiniging. Technisch en prin cipieel is dit werk zeer moeilijk en het zal onmogelijk zijn allen te bevredigen. De be zuinigingen moeten ook onmiddellijk wer ken. Overleg is voor de algemeene herzie ning onvermijdelijk. Hij VTaagt den minis ter hoe hij denkt over, oen dergelijk onder ling overleg in den boezem ec-ner commissie die zich stelt op den bodem der pacificatie. De heer ALBARDA (S. D.) ontkent, dat zijn partij aan de pacificatie wil tornen. Dat wil wel de heer Van Wijnbergen die de waarborgen, die het bijzonder onderwijs hoeft te geven, wil verzwakken. De pacifi catie heelt groole uitgaven geëischt, die niet onmiddellijk door het onderwijs werden ge- eischt. Het nuttig rendement ware met min der kosten te verkrijgen. Spr. meent, dat enkele artikelen van de L. O.-wet dringend herziening eischen, voor al de begin-eischea bij de oprichting van een school, die te gering zijn. Het verplichte aantal kinderen voor de oprichting is te gering en de contröle daarop is onvoldoende. Spr. zou wenschen, dat de heer Van Wijnbergen nu eens kwam met een voorstel om den personen van geeste lijke orden niet langer hetzelfde salaris te geven als anderen onderwijzers, bij wier sa laris is gerekend op oen gezinsvorming. In onze wetgeving de Arbeidswet is b.v. al verschil gemaakt voor geestelijke orden. De heer MARCHANT (V. D.) zegt ook gaarne te willen medewerken aan een on derling overleg in zake do herziening van de L. O.-wet. De minister van Onderwijs, de hoer DE VISSER zegt geen aanmerkingen op zijn ambtenaren te gedoogen, omdat hij ten volle verantwoordelijk is Yoor alle daden van het departement. Spr. is verweten, dat hij het onderwijs in zijn vrijheid belemmert. Hij verzoekt drin gend de gevatlen te noemen waarin dit is geschied, want aan een algemeene grief heeft hij niets. Wanneer de wet de vrijheid beperkt, dan heeft do Kamer daaraan zelf schuld. Voorts ontkent spr., dal het onderwijs vraagstuk uit financieel oogpunt ©en sala- risvraagsluk is. Van do 157 millioen gld. der begrooting zijn 110 millioen voor salarissen. Wie dus wil bezuinigen, moet wel trachten den salarispo3t lo veriagen door verminde ring van het aantal personen, dat in dienst is. Men is toch niet blind voor den algemee- nc-n toestand in ons land? Denkt men, dat spr. hier voor zijn ploizier staat? AUe bezui nigingen gingen hein aan het hart. De heer DUYS (S. D.): Ook op Oorlog en .Marine Do MINISTER zegt, dat hij .zijn plicht heeft te doen en mot andere departementen gelijkelijk heeft te bezuinigen. Hij erkent, dat bij hem de bezuinigmgskunst moeilijk is Van alle kanten wenscht men een tweede pacificatie commissie, maar zullen zij het eens worden, gezien de verschillende wen schen. Voorwaarde voor oen dergelijke commis sie is dat iedere partij zich bereid verklaart RECLAME. Teneinde wolkomen zekerheid te hebben tegen bederf der FOSTER'S RUGPIJd NIEREN PILLEN door klimaatsinwloederi als gevolg wan de verpakking in houten doozen, besloten wij ons geneesmiddel in glas te verpakken. Weigert derhalve voortaan alle in houten kokers verpakte FOSTER'S RUGPIJN NIEREN PILLEN, doch eischt steeds dit geneesmiddel in GLAZEM FLACONS met GEEL ETIKET WACHT VOOR NAMAAKf Londen, 19 Januari 1924. 8031 FOSTER-Mc CLELLAN Co. mede te werken en dat de leiders daaraan deelnemen. Er is gesproken van versplintering van het onderwijs. Het zal moeilijk zijn die te voorkomen, als men niemand wil dwingen. De algemeene beschouwingen worden ge sloten. Bij art. 13 stelt de heer VISSCHER (A. II.) voor den post voor rijksbeurzon te vermin deren met f 20 mille. Het is zoo moeilijk uit te maken wie beurzen verdienen en veel van dat beschikbare geld komt niet goed te recht. Deze gansche post acht spr. schade lijk voor het particulier initiatie!. Het is een luze-po3h De vergadering wordt verdaagd tol Dins dag één uur. RECLAME. In het drukke seizoen wordt ge slecht be diend. Laat daarom thans schilderen. 7194 SCHAKEN. GJ-oedt) oplossingen van do problemen v. Eeldo on v. d. Lindendc lioeron Schone- vold, Lange, Sohiiss, v. d. Burgh, lilom, Paulides, v. Os; van uroblocm v. d. Lin den: de heeren De Nie en De Ruiter. Do oplossing van het probloem van Van Eelde is: 1. Ivg3. "Er kan dan volgen: h6, PeT on 3. Pg6±-. Of d2, 2. Td2: en 3. DM of Ld3:, 2. Td3: en DM± (men ziet v.-s*ï. Kg3 voor dienen moet of Lc6, 2. Pe3, Iv i 3 Pc6:±, of Pc7, 2. Pc7en PP7±. D sleutelzofc van hot probleem van de hei Van der Linden is 1. De7. Na Pe7volgt LfO* na Lf3, LfSj.- na Pc7, De4± na Kd& en ftndero zetten DdG Om het spel van do witto damo te il- luAtreercm. hierbij oen probleem van wij len de voorzitter der Good Companions. B. M. NE1LL. Philadelphia Times 1380. Wit begint en geeft mat in drie zetten. Wit: Kfi, Df8, La7. Zwart Kg2, pi f5, gl, g3. Do tweedo partij van Grüufeld cn SpieL tcann had plaal6 in het tournooi to Wee- nen. Het is leerzaam haa met de ccrrtn to vergolijkcn. Spielraaan, Grünlcld. I. 04 c5 tr U oil Le4 PcC 4. Ffe gö 5. 0-0 <J6 6. <U Lg7 7. c3 ii6 a. g3 64 9. Ph4 fs 10. Db3 Het »ou wel interessant zijn oens tc W(p ten, waarom 6. hier afwijkt Zou het paard offer inderdaad niet goed lijn? 10. Dc7 1L Pfc Lf&; 12. cfö: PdS Dit- is om b7 te d*kkc*\. 13. Lf4 FJtt 14. Pbdü 0—0 Nu is het ergste gevaar voor zwart voor. bij. Wib gaat nu do ver vociruitgeschovci» pionnen aanvallen. 15. h3 his Zwart ruilt natuurlijk niet af. n ff ft ,111 -vïvJ Wi p V;>, ei: ai fg iü ills fri '<k ms 16. Ld3 Dd 7 17. lig 4: 18. Kf2 I'o6 10. Thl deze zet is tegen do puiü gl gcricbl- 19. Tfca 20. lag5 dfi 21. Thl Volt Nu TOlgt nn Lol:, de4- Tg 1Df3:l 22. Lc4: dol 23 fc e3t 21. LcS: 26i Thr» Te3:1 26. K«3 Ldl:f 27. KdS Td8 28. Kcfi Le3 Del Dd2:t 30. Kbö Dd7 31. Taol Na LbG dat I'a5t dreigt Van au Tg5f4 31. 12 32. 'Cühl Deo 33. De6: fed 3-4. T5h4 TT8 35: Tglr'r Eindolijk, maar te laat. 35. KP7 36. Tgel ff ©7 37. Tbfi. Tf3 Opgegevon. P. FEENSTRA KUIPER. Den heer v. d. B. Ik was «oer getroffen door het sierlijke uiterlijk van uw zen-» dingl Hoeft u die couverten expres laten, vervaardigen Door DOUGLAS VALENTINE, ichrijver van „De mail met den Klompvoet". Geautoriseerde vertaling van W. E. P. (Nadruk verboden), 58) „Wel, ik en Mac dat is de korporaal gingen met den officier hier vlak achter de hoepen, die den aanval moesten doen. Na tuurlijk wist „Fritz", dat wij kwamen, want het was helder daglicht en je kon mijlen ver zien over de vlakte. Het eerste, wat we tnerkten, was dat Fritz een spervuur was begonnen, en we hadden geen twintig me ters afgelegd of dc ouwe Mac kreeg een ko gel vlak op zijn kersepit, zijn heele hoofd jjj'as zoowat weggeschoten. Dus gingen ik cn oe kapitein alleen verder en we kwamen ïoed en wel in de loopgraaf en ik begon mijn linie op te zoeken. „Het was een moeilijk karwei, maar ik kwam toch eindelijk bij de linie. Onze man netjes hadden het eerste front gezuiverd van jnoffen en gingen weg door de verbindinffs- toopgraven naar do ondersteuningslinic En teeL die machinegeweren, die aldoor maar ratelden en de bommen, die op de loopgraaf Vielen en Fritz z'n spervuur over alles heen, *vas het zoon helsch spektakel, dat we ieder Woord moesten seinen. „Der was esn soortement huis, een goed £Mje voor ons uit ze noemden het de j ri' X' Cta-del 'jk vertelt de brigade <tea kapitein, die aan ze seinde, dat dc batterij op dc boerderij gericht moest wor den. „Ik kan de boerderij van hieraf niet zien", zegt de kapitein, ik zag het ding zoo duidelijk als wat en ik wees het hem. Maar neen, hij kon het niet zien. „Ik zal een eindje uit de loopgraaf krui pen. kanonnier", zogt-ic tegen me, „blijf jij hier, zegt-ie, ik zai je 'alen welen wan neer je me volgen moctl" En mei die woorden was-io weg uit de loopgraaf en ik bleef mot de instrumenten achter tusschen allemaal dooie Duitschers en onze mannetjes hadden er niet weinig geraakt! Het was erg eenzaam, daar, waar ik was; want onze jongens waren allemaal weg om de moffen te bombardeeren, die ais een troep ratten boven en beneden de on dersteuningsloopgraaf rondkrabbelden. „Ik volgde den kapitein met m'n oogen, heeren, en ik mag doodvallen als hij niet dwars over het open veld liep en over do on dersteuningsloopgraaf. Toen verdween hij in een granaat-trechter en ik verloor hem uit het oog. Wel, ik wachtto on wachtte, maar niets van den officier te zien. Do vuurpijl gaat op en onze jongens komen terug met een half dozijn Duitschers voor hen uit, die met de handen omhoog loopen. Een paar van de jongens, die langs mij kwamen, vroo- gen of ik van plan was daar den heelen nacht tc blijven I En de brigade-generaal seinde als een gek om met den kapitein te spreken. ,.Ik bleef in die ellendige loopgraaf zitten, totdat iedereen er uit was. Toen zei ik tegen mezelf, dat, nu zelfs de vuurpijl den kapi tein niet had teruggebracht, er zeker iets niet in orde was. Ik kroop uit de loopgraaf naar de plek, waar ik den kapitein had zien verdwijnen. Toen ik dicht bij de ond&rsteu- ningsloopgraaf kwam, was do grond even hooger en daarna dieper, cn zoo kon ik dus even er over heen zien. En daar zag ik den kapitein hier I" Kanonnier Barling hield op. Allen hadden met dc grootste belangstelling naar dit ver haal geluisterd, vooral Strangwise, die zijn blik geen seconde van het gebruinde gelaat van den kanonnier af hield. Sommige men- schon zijn geboren vertellers en Barlings eenvoudig verbaal was van een krachtige schildering, die zijn toehoorders levendig he. looneel van den eenzamen seiner, die daar in do verlaten loopgraaf gehurkt zat te wach ten op den officier (lusschen de gevallen Duitschers), voor oogen tooverde. „Hel is niet prettig om zoo iets van een olftcicr te moeten vertellen", vervolgde de kanonnier weer „cn do Hemel vergeve het mij, heeren, maar ik hield mijn mond over het geval totdattotdat Hij bleef steken en keek naar Desmond. „Bewaar dat maar voor het laatst, Bar ling", zei Desmond „vertel nu eerst af van dien aanval". „Wel, zooals ik al gezegd heb, heeren, ik was op een soort heuveltje dichtbij de onder- pteuningsloopgraaf van de moffen, toen ik den kapitein hier zag. Ilij zat dood op zijn gemak in een granaattrechter met zijn veld kijker in de hand te babbelen met twee Duitsche officieren, dat moeten het wel ge weest zijn, want ze hadden zilver borduur sel op hun kraag. Eén van ben bad zoo'n helm op als een kolenbak en de ander een gladden helm mei een glimmende piek. En de kapitein hier wees naar ons front en wenkte met zijn hand, alsot hij bezig was die twee moffen er alles van te vertel len en die kerel mei den kolenemmer schreef alles op in een boekje",, -.--v Barling hield op. Hij zag er verhll uil en zijn oogen gloeiden in hel vorweerde gelaat. „Achttien jaar heb ik bij mijn regiment gediend", ging hij voort en zijn stem beefde even, „en mijn vader is sergeant-majoor ge weest vóór mij, maar ik bob nooit kunnen denken, dat ik een van onze officieren naar den vijand zou zien overloopcn. Frits begon weer naar zijn frontlijn te komen ik kon hun kolenemmers nu cn dan boven de ver bindingsloopgraven uit zien steken, dus ik kroop weer terug, waarlangs ik gekomen was, en ging zoo gauw ik kon naar ons front terug. „Ik was van plan rechtsireek? naar het bataljonscommando te gaan en den majoor te vertellen wat ik bad gezien. Maar ik had den moed niet, heeren liet stuitte mij tegen de borst. Het was een vreeselijke aanklacht om tegen een officier in te brengen, ziet u. Ik zei bij mezelf, dat ik toch niet kon weten of de kapitein misschien niet gevangen was genomen, cn toen ik hem zag zoo goed mo gelijk zich er uit zocht tc draaien door da moffen allerlei leugens op de mouw te spel den. En dus rapporteerde ik alleen maar, hoe de officier uit de loopgraaf was gekropen en niet meer terug was gekomen. En toen gebeurde die moord Marigold wendde zich tol den chef. „Wanneer u zich herinnert, mijnheer", zei hij, „ik vond den verlofpas van dezen man in hot voortuintje van het huis van de Maakwayte's in Laleham Villa's, Seven Kings, den dag na den moord. Ik zou graag oen paar vragen willen stellen „U behoeft geen vragen te doen", zei Bar ling. „Ik zal u de heele geschiedenis vertel len, mijnheer. Ik was op dien lijd met verlof en moest den volgenden middag naar Frank- «Jik terug. Ik was 'a avonds bij mijn nichtje geweest, dal getrouwd is en in de buurt van Seven Kings woont. Ik en haar man, dia aan de spoorlijn werkt, zaten nog laat 1e praten over het front en liet moet wel zoowat 's nachts drie uur geweest zijn, toen ik van hem vandaan ging terug naar de Union Jack Club, waar ik een kamer had voor dien nacht. Er is een koffiestallcljo vlak bij dien weg cn omdat het een beroerd vochtige nacht was, dacht ik, dat een kop koffie mij lekker zou opwarmen voordat ik naar Waterloo Road terugging. Ik dronk m'n kop koffie eri was juist den man het stalletje aan 't be talen, toen een man rechts langs het licht van het stalletje liep. Het was die officier daar, in burger hij zag er schunnig uit maar ik herkende hem dadelijk". „Onze officieren wandelen niet in dezr buurt rond na middernacht en als landloo- per gekleed", zeg ik bij mezelf, „en ik dacht aan wal ik in dc Hohenlinden-loopgraaf had gezien en ik ging hem achterna „Wacht eens even I" De heldero stem van den chof viel hem ln de rede. „Wist je niet. Barling, had je niet ge. hoord van het ontsnappen van kapitein Srangwise uit een Duilsch gevangenkamp?" „Neen, mijnheer 1" antwoordde de kanon nier. „Er heeft toch heel wat over in de kran ten geslaan", merkte de chef op. „Ik heb niet veel opvooding gehad, mijn heer", zoi Barling, „daarom heb ik nooit strepen gekregen cn ik kijk niet veel naar wat in de kranten slaat, dat is een feit I" „Ga dan maar verder I" verzocht de chlf hem. i i W tWord'. vervolgd-l i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9