WAARSCHUWING
De Onzichtbare Hand.
So. 19626.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1 Maart.
Derde Blad. Anno 1924,
JOHAN VAN DER DOES.
TWEEDE KAMER.
Luiseigeiiaieii
SPORT.
3.
mp
'y&i
m
m
ms
bg4:
UG:
29.
FEUILLETON.
Naast Van Hout staat zijn vriend en me
destander, de aanzienlijke Hollandsclie edel
man Jan van der Dóes (1545—1604).
Geleerde, krijgsman, jurist, dichter, staal
hij in de voorste rij van de groote mannen,
die in prins Willems tijd den roem van ons
gewest, van onze stad hebben uitgemaakt.
Geboren Leidenaar, was hij niet, in tegen
stelling tot zijn ouderen neef Jacob, die met
den voortreffelijken aan de pest gestorven
Bladsgouverneur Bronkhorst aanvankelijk dc
militaire leiding van de verdediging heeft
gevoerd. Hij was te Noordwijk, waarvan hi)
heer was, geboren en stierf in Den Haag.
Wegens de onveiligheid aan de zeekust in
1571 metterwoon naar Leiden gekomen,
waar hij o.a. hoogheemraad van Rijnland
was, was hij door zijn gematigde houdinf in
religiezaken, hoewel lid van het Verbond
Ier Edelen, ontsnapt aan de vervolging van
Alva. Hij woonde in de stad, toen het beleg
begon, en bood zich aanstonds aan om als
rrijwilliger de stad te dienen. Als zoodanig,
weldra als hopman van een vendel vrijbui
ters, bewees hij inderdaad in den zomer van
1574 bij meer dan Één uitval belangrijke
Jienslen. Met zijn neef Jacob diende hij, als
lid der Hollandsclie ridderschap, door do
vroedschap telkens te rade geroepen, her
haaldelijk van raad te midden der nijpende
gevaren. Met dezen en Van Hout drong hij
Toortdurend vurig aan op volhouden, op vol
harden tot het ontzet, dat de Prins beloofd
had, komen zou. Met die beiden juichte hij
in den gedenkwaardigen nacht van 15/16 Sep
tember, toen Boisots bericht kwam, dat het
water kwam opzetten en het gelukkig einde
nabij was. Na den dood van Bronkhorst nam
hij met zijn neef Jacob het gouverneurschap
der stad op zich, dat hij met dezen, ook na
het beleg nog een paar jaren bleef beklee-
den.
De Universiteit, wier medestichter en eer
ste curator hij was, heeft veel aan hem te
danken, hem, haar curator zijn verder leven
lar.g, den stichter barer bibliotheek en var.
haren hortus, den vriend liarer beroemdste
hoogleeraren uit den eersten tijd, den voor
treffelijken dichter van Latijnscho en Hol-
landsche verzen, den uitnemenden verklaar
der van Latijnsche poëzie.
Voor ons is hij echter allereerst de onver
saagde tegenstander van de overgave, de
man, die de bedrieglijke vriendelijkheid van
den belegeraar kenschetste als die van ,,dcn
rogelaar, die op bedriegen uit, den vogel lokt
met zoet gefluit", die nooit wanhoopte, nooit
ien moed verloor, maar altijd door bleef
wijzen op de belofte van den Prins, die
hi) wist het altijd zijn beloften nakwam,
>p de nadering van het ontzet.
Ook hem willen wij op het monument mei
rerbied gedenken.
P. J. B.
RECLAME.
ingende Lippen
PUROL
DOOS 30. 60,90 Cent.;
BIJ Apotli. en Drogisten.
Phorm.Fabr A-Mijnhorxl:
Zeist
8300
^(Vervolg van gisteren),
Begrooting van Onderwijs.
'Aan de orde is Hoofdstuk Va (Onderwijs)
Sar Staatsbegrooting voor 1924.
De VOORZITTER stelt voor de kwestie
van de verhooging van de toalatingsleeltijd
en van hel 7e leerjaar hierbij niet te be
handelen.
De heer SCHAPER (S. D.) meent dat het
niet mogelijk is deze onderwerpen geheel te
ia ten rusten.
De VOORZITTER zegt dat in algemeene
trekken deze punten mogen worden aange
roerd maar dat men niet in détails moet
ireden.
De heer GERHARDT (S. D.) zegt dat het
hem oprecht leedwezen doet tegen dezen
Min. te moeten spreken. Deze Minister ver
beeldt zich te veel dat hij leiding moet
geven aaE het onderwijs. Het onderwijs
heeft behoefte aan rust. Spr. herinnert aan
zijn Amsterdamschen tijd waarin met cir
culaires werd geregeerd. Hun aantal liep in
de duizenden Men bekommerds zich daar
aan niet vee! meer, er ontstond een soort
dofheid. Men deed zijn plicht, zijn dagtoo-
nersplicht, mair dat is niet het ware.
Het gansche onderwijs gevoelt zich te
veel in een keurslijf. Spr. is niet voor anar
chie dat is oen ander uiterste.
De kosten-vraag bij het onderwijs is niet
een salaris-vriagstuk, gelijk do Minister het
dikwijls wil voorstellen. Het verbaast spr.
dat dc Minister dit doet want deze bewinds
man vergeet dat vroeger het budget veel
lageT was omdat de gemeenten veel meer
betaalden. In werkelijkheid zijn de kosten
van het onderwijs niet bovenmatig gestegen.
Het is dus onbillijk om speciaal op het on
derwijs te bezuinigen. De Minister zet voor
op dat hij aan den bloei van het onderwijs
zoo min mogelijk schade wil berokkenen, en
tevens aan de grondwettelijk vastgelegde
gelijkheid ten opzichte van openbare kas
sen van openbaar en bijzonder onderwijs in
geen enkel opzicht wil raken. Hier is dus
eerst de bezuiniging3minister aan het woord
en daarna do rechtsche partij-mandie niet
wil raken aan de pacificatie.
Wat de verhooging van den aanvangs-
leeftijd betreft wijst spr. er op dat de Leer
plicht pas aanvangt bij het zevende jaar.
Echter heeft 80 pCt. dor kinderen reeds op
zesjarigen leeftijd zijn komst op school ge
maakt. De leeftijd van 7 jaar is in de Leer
plichtwet gesteld in de gedachte dat er
ander onderwijs zou zijn tot het 7e jaar. Do
Bewaarschoolwet is ingetrokken en juist
deze had moeten mogelijk maken wat de
Min. thans doet uit bezuinigingsoverwe
ging.
(De VOORZITTER verzoekt den spreker
herhaaldelijk zich alleen in algemeene trek
ken met onderwijs bezig te houden en niet
in details te treden.)
De heer GERHARD (S.-D.) meent dat dit
punt zoo alles overheersclit dat daarmede
het gansche beleid van den Minister samen
hangt.
De invoering van goedkoope onderwijs
krachten voor de lagere klassen keurt spr.
af. Het stopzetten van het nijverheidsonder
wijs acht spr. eveneens een zeer ernstig te
kort. Het gansche onderwijs wordt op deze
wijze uit elkaar gerukt.
Aan de pacificatie wil spr. niet tornen,
maar van 19111919 nam het aantal scho
len per jaar toe met 75; van 1920—1923
met 232 Het aantal onderwijzers is daar
door enorm gestegen, helgccn een gevolg is
van de pacificatie.
Spr. had willen meewerken aan bezuini
gingen, mits deze lafor konden worden her
steld en mits de verspilling die het gevolg
is der pacificatie, ook was getroffen.
Ds heer KETELAAR (V.-D.) is ook zeer
teleurgesteld over de bezuinigingen die allo
do vitale belangen van het onderwijs raken.
Het voorbereidend Hooger en Middelbaar
Onderwijs woidl ondermijnd. De bouw van
scholen wordt stopgezel, terwijl de groote
steden zich uitbreiden. Beslissingen van dan
Minister spreken elkaar legen; Koninklijke
besluiten worden ingetrokken. Aan het de
partement heeft men niet genoeg kennis
van het volle leven en daardoor krijgen wij
allerlei zonderlinge beslissingen. Er wordt
niet voldoende onderzoek ingesteld naar
betgeen gewenscht en noodig is. Bij de Ma
rine is men uiterst beducht voor dc vitale
belangen. Deze Minister van Onderwijs
heelt het vertrouwen voor goed verloren,
hetgeen spr. zcor vee) teed doet.
De heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.) zet
voorop dat geen vitale belangen geschaad
mogen worden en dal de pacificatie onaan
getast moeten blijven. Spr. wil zoo min mo
gelijk overheidsbemoeiing en zooveel mo
gelijk particulier initiatief. Bij hooger, mid
delbaar en nijverheidsonderwijs blijkt dit
zeor wel mogelijk.
Bij de vitale belangen moet men zooveel
mogelijk het kind zelt ontzien. Onderwijzers
en gebouwen dienen het eerst in aanmerking
te komen voor bezuiniging Spr. is daarbij
zeer gesteld op overleg en hij maakt er den
Minister geen verwijt van dat hij een Ko
ninklijk besluit intrekt als blijkt dat het
zelfde is te bereiken langs anderen weg,
dan het Besluit wilde inslaan.
Spr. zegt, dat de gelijkstelling geen geld
kost, maar alleen geld beeft verplaatst. Tot
overleg is spr. altijd bereid en hij wil met
links gaarne samenspreken over pogingen
tot bezuiniging. Ovpr de gansche linio
wenschl spr voor het onderwijs meer vrij
heid, precies als dc heer Gerbardt.
In zake de wachtgelden efi de slopzetting
van scholenbouw heeft de minister te kort
gedaan aan -de pacificatie Spr. wenscht, dat
de maatregelen van den minister binnen de
perken van de wel zullen blijven. Is het de
partement wel voldoende geoutilleerd wat
betreft de wetsuillegging op onderwijsge
bied? De minister mogg inzien, dat admi
nistratieve rechtspraak noodig is.
Met den heer Gorhardt is spr. het eens,
dat het aantal scholen niet te groot is en
dat er veel te veel kleine scholen zijn. De
fout ligt hierin, dat er een voorrecht is ge
geven aan de kleine scholen en dat art. 20
van de L. O.-wet haast een uitnoodiging is
tot het stichten van een school.
Ten slotte zegt spr., dat de minister van
Onderwijs niet de verwijten verdient, dat hij
het onderwijs benadeelt Men mag niet den
eisch stellen, dat het onderwijs zich niets
van alle moeilijkheden in het maatschappe
lijk leven heeft aan te trekken.
De heer DRESSELHUYS (V. B.) meent,
dat de minister niet zeer geslaagd is in zijn
pogingen lot bezuiniging. Technisch en prin
cipieel is dit werk zeer moeilijk en het zal
onmogelijk zijn allen te bevredigen. De be
zuinigingen moeten ook onmiddellijk wer
ken. Overleg is voor de algemeene herzie
ning onvermijdelijk. Hij VTaagt den minis
ter hoe hij denkt over, oen dergelijk onder
ling overleg in den boezem ec-ner commissie
die zich stelt op den bodem der pacificatie.
De heer ALBARDA (S. D.) ontkent, dat
zijn partij aan de pacificatie wil tornen. Dat
wil wel de heer Van Wijnbergen die de
waarborgen, die het bijzonder onderwijs
hoeft te geven, wil verzwakken. De pacifi
catie heelt groole uitgaven geëischt, die niet
onmiddellijk door het onderwijs werden ge-
eischt. Het nuttig rendement ware met min
der kosten te verkrijgen.
Spr. meent, dat enkele artikelen van de
L. O.-wet dringend herziening eischen, voor
al de begin-eischea bij de oprichting van
een school, die te gering zijn.
Het verplichte aantal kinderen voor de
oprichting is te gering en de contröle daarop
is onvoldoende. Spr. zou wenschen, dat de
heer Van Wijnbergen nu eens kwam met
een voorstel om den personen van geeste
lijke orden niet langer hetzelfde salaris te
geven als anderen onderwijzers, bij wier sa
laris is gerekend op oen gezinsvorming. In
onze wetgeving de Arbeidswet is b.v.
al verschil gemaakt voor geestelijke orden.
De heer MARCHANT (V. D.) zegt ook
gaarne te willen medewerken aan een on
derling overleg in zake do herziening van
de L. O.-wet.
De minister van Onderwijs, de hoer DE
VISSER zegt geen aanmerkingen op zijn
ambtenaren te gedoogen, omdat hij ten volle
verantwoordelijk is Yoor alle daden van het
departement.
Spr. is verweten, dat hij het onderwijs in
zijn vrijheid belemmert. Hij verzoekt drin
gend de gevatlen te noemen waarin dit is
geschied, want aan een algemeene grief
heeft hij niets. Wanneer de wet de vrijheid
beperkt, dan heeft do Kamer daaraan zelf
schuld.
Voorts ontkent spr., dal het onderwijs
vraagstuk uit financieel oogpunt ©en sala-
risvraagsluk is. Van do 157 millioen gld. der
begrooting zijn 110 millioen voor salarissen.
Wie dus wil bezuinigen, moet wel trachten
den salarispo3t lo veriagen door verminde
ring van het aantal personen, dat in dienst
is. Men is toch niet blind voor den algemee-
nc-n toestand in ons land? Denkt men, dat
spr. hier voor zijn ploizier staat? AUe bezui
nigingen gingen hein aan het hart.
De heer DUYS (S. D.): Ook op Oorlog en
.Marine
Do MINISTER zegt, dat hij .zijn plicht
heeft te doen en mot andere departementen
gelijkelijk heeft te bezuinigen. Hij erkent,
dat bij hem de bezuinigmgskunst moeilijk is
Van alle kanten wenscht men een tweede
pacificatie commissie, maar zullen zij het
eens worden, gezien de verschillende wen
schen.
Voorwaarde voor oen dergelijke commis
sie is dat iedere partij zich bereid verklaart
RECLAME.
Teneinde wolkomen zekerheid te hebben tegen bederf der
FOSTER'S RUGPIJd NIEREN PILLEN door klimaatsinwloederi
als gevolg wan de verpakking in houten doozen, besloten
wij ons geneesmiddel in glas te verpakken.
Weigert derhalve voortaan alle in houten kokers verpakte
FOSTER'S RUGPIJN NIEREN PILLEN, doch eischt steeds dit
geneesmiddel in
GLAZEM FLACONS met GEEL ETIKET
WACHT VOOR NAMAAKf
Londen, 19 Januari 1924. 8031 FOSTER-Mc CLELLAN Co.
mede te werken en dat de leiders daaraan
deelnemen.
Er is gesproken van versplintering van
het onderwijs. Het zal moeilijk zijn die te
voorkomen, als men niemand wil dwingen.
De algemeene beschouwingen worden ge
sloten.
Bij art. 13 stelt de heer VISSCHER (A. II.)
voor den post voor rijksbeurzon te vermin
deren met f 20 mille. Het is zoo moeilijk uit
te maken wie beurzen verdienen en veel
van dat beschikbare geld komt niet goed te
recht. Deze gansche post acht spr. schade
lijk voor het particulier initiatie!. Het is een
luze-po3h
De vergadering wordt verdaagd tol Dins
dag één uur.
RECLAME.
In het drukke seizoen
wordt ge slecht be
diend. Laat daarom
thans schilderen.
7194
SCHAKEN.
GJ-oedt) oplossingen van do problemen v.
Eeldo on v. d. Lindendc lioeron Schone-
vold, Lange, Sohiiss, v. d. Burgh, lilom,
Paulides, v. Os; van uroblocm v. d. Lin
den: de heeren De Nie en De Ruiter. Do
oplossing van het probloem van Van Eelde
is: 1. Ivg3. "Er kan dan volgen: h6, PeT
on 3. Pg6±-. Of d2, 2. Td2: en 3. DM
of Ld3:, 2. Td3: en DM± (men ziet v.-s*ï.
Kg3 voor dienen moet of Lc6, 2. Pe3, Iv i
3 Pc6:±, of Pc7, 2. Pc7en PP7±. D
sleutelzofc van hot probleem van de hei
Van der Linden is 1. De7. Na Pe7volgt
LfO* na Lf3, LfSj.- na Pc7, De4± na
Kd& en ftndero zetten DdG
Om het spel van do witto damo te il-
luAtreercm. hierbij oen probleem van wij
len de voorzitter der Good Companions.
B. M. NE1LL.
Philadelphia Times 1380.
Wit begint en geeft mat in drie zetten.
Wit: Kfi, Df8, La7.
Zwart Kg2, pi f5, gl, g3.
Do tweedo partij van Grüufeld cn SpieL
tcann had plaal6 in het tournooi to Wee-
nen. Het is leerzaam haa met de ccrrtn
to vergolijkcn.
Spielraaan,
Grünlcld.
I.
04
c5
tr
U
oil
Le4
PcC
4.
Ffe
gö
5.
0-0
<J6
6.
<U
Lg7
7.
c3
ii6
a.
g3
64
9.
Ph4
fs
10.
Db3
Het »ou wel interessant zijn oens tc W(p
ten, waarom 6. hier afwijkt Zou het paard
offer inderdaad niet goed lijn?
10. Dc7
1L Pfc Lf&;
12. cfö: PdS
Dit- is om b7 te d*kkc*\.
13. Lf4 FJtt
14. Pbdü 0—0
Nu is het ergste gevaar voor zwart voor.
bij. Wib gaat nu do ver vociruitgeschovci»
pionnen aanvallen.
15. h3 his
Zwart ruilt natuurlijk niet af.
n
ff
ft
,111
-vïvJ
Wi p
V;>, ei:
ai
fg
iü
ills
fri
'<k
ms
16.
Ld3
Dd 7
17.
lig 4:
18.
Kf2
I'o6
10.
Thl
deze zet is
tegen do
puiü
gl gcricbl-
19.
Tfca
20.
lag5
dfi
21.
Thl
Volt
Nu TOlgt
nn Lol:,
de4- Tg 1Df3:l
22.
Lc4:
dol
23
fc
e3t
21.
LcS:
26i
Thr»
Te3:1
26.
K«3
Ldl:f
27.
KdS
Td8
28.
Kcfi
Le3
Del
Dd2:t
30.
Kbö
Dd7
31.
Taol
Na LbG dat I'a5t dreigt
Van au Tg5f4
31.
12
32.
'Cühl
Deo
33.
De6:
fed
3-4.
T5h4
TT8
35:
Tglr'r
Eindolijk,
maar te laat.
35.
KP7
36.
Tgel
ff ©7
37.
Tbfi.
Tf3
Opgegevon.
P. FEENSTRA KUIPER.
Den heer v. d. B. Ik was «oer getroffen
door het sierlijke uiterlijk van uw zen-»
dingl Hoeft u die couverten expres laten,
vervaardigen
Door DOUGLAS VALENTINE,
ichrijver van „De mail met den Klompvoet".
Geautoriseerde vertaling van W. E. P.
(Nadruk verboden),
58)
„Wel, ik en Mac dat is de korporaal
gingen met den officier hier vlak achter de
hoepen, die den aanval moesten doen. Na
tuurlijk wist „Fritz", dat wij kwamen, want
het was helder daglicht en je kon mijlen ver
zien over de vlakte. Het eerste, wat we
tnerkten, was dat Fritz een spervuur was
begonnen, en we hadden geen twintig me
ters afgelegd of dc ouwe Mac kreeg een ko
gel vlak op zijn kersepit, zijn heele hoofd
jjj'as zoowat weggeschoten. Dus gingen ik cn
oe kapitein alleen verder en we kwamen
ïoed en wel in de loopgraaf en ik begon
mijn linie op te zoeken.
„Het was een moeilijk karwei, maar ik
kwam toch eindelijk bij de linie. Onze man
netjes hadden het eerste front gezuiverd van
jnoffen en gingen weg door de verbindinffs-
toopgraven naar do ondersteuningslinic En
teeL die machinegeweren, die aldoor maar
ratelden en de bommen, die op de loopgraaf
Vielen en Fritz z'n spervuur over alles heen,
*vas het zoon helsch spektakel, dat we ieder
Woord moesten seinen.
„Der was esn soortement huis, een goed
£Mje voor ons uit ze noemden het de
j ri' X' Cta-del 'jk vertelt de brigade
<tea kapitein, die aan ze seinde, dat dc
batterij op dc boerderij gericht moest wor
den.
„Ik kan de boerderij van hieraf niet
zien", zegt de kapitein, ik zag het ding zoo
duidelijk als wat en ik wees het hem. Maar
neen, hij kon het niet zien.
„Ik zal een eindje uit de loopgraaf krui
pen. kanonnier", zogt-ic tegen me, „blijf jij
hier, zegt-ie, ik zai je 'alen welen wan
neer je me volgen moctl"
En mei die woorden was-io weg uit de
loopgraaf en ik bleef mot de instrumenten
achter tusschen allemaal dooie Duitschers
en onze mannetjes hadden er niet weinig
geraakt! Het was erg eenzaam, daar, waar
ik was; want onze jongens waren allemaal
weg om de moffen te bombardeeren, die ais
een troep ratten boven en beneden de on
dersteuningsloopgraaf rondkrabbelden.
„Ik volgde den kapitein met m'n oogen,
heeren, en ik mag doodvallen als hij niet
dwars over het open veld liep en over do on
dersteuningsloopgraaf. Toen verdween hij in
een granaat-trechter en ik verloor hem uit
het oog. Wel, ik wachtto on wachtte, maar
niets van den officier te zien. Do vuurpijl
gaat op en onze jongens komen terug met
een half dozijn Duitschers voor hen uit, die
met de handen omhoog loopen. Een paar
van de jongens, die langs mij kwamen, vroo-
gen of ik van plan was daar den heelen
nacht tc blijven I En de brigade-generaal
seinde als een gek om met den kapitein te
spreken.
,.Ik bleef in die ellendige loopgraaf zitten,
totdat iedereen er uit was. Toen zei ik tegen
mezelf, dat, nu zelfs de vuurpijl den kapi
tein niet had teruggebracht, er zeker iets
niet in orde was. Ik kroop uit de loopgraaf
naar de plek, waar ik den kapitein had zien
verdwijnen. Toen ik dicht bij de ond&rsteu-
ningsloopgraaf kwam, was do grond even
hooger en daarna dieper, cn zoo kon ik dus
even er over heen zien. En daar zag ik den
kapitein hier I"
Kanonnier Barling hield op. Allen hadden
met dc grootste belangstelling naar dit ver
haal geluisterd, vooral Strangwise, die zijn
blik geen seconde van het gebruinde gelaat
van den kanonnier af hield. Sommige men-
schon zijn geboren vertellers en Barlings
eenvoudig verbaal was van een krachtige
schildering, die zijn toehoorders levendig he.
looneel van den eenzamen seiner, die daar
in do verlaten loopgraaf gehurkt zat te wach
ten op den officier (lusschen de gevallen
Duitschers), voor oogen tooverde.
„Hel is niet prettig om zoo iets van een
olftcicr te moeten vertellen", vervolgde de
kanonnier weer „cn do Hemel vergeve het
mij, heeren, maar ik hield mijn mond over
het geval totdattotdat
Hij bleef steken en keek naar Desmond.
„Bewaar dat maar voor het laatst, Bar
ling", zei Desmond „vertel nu eerst af van
dien aanval".
„Wel, zooals ik al gezegd heb, heeren, ik
was op een soort heuveltje dichtbij de onder-
pteuningsloopgraaf van de moffen, toen ik
den kapitein hier zag. Ilij zat dood op zijn
gemak in een granaattrechter met zijn veld
kijker in de hand te babbelen met twee
Duitsche officieren, dat moeten het wel ge
weest zijn, want ze hadden zilver borduur
sel op hun kraag. Eén van ben bad zoo'n
helm op als een kolenbak en de ander een
gladden helm mei een glimmende piek.
En de kapitein hier wees naar ons front
en wenkte met zijn hand, alsot hij bezig
was die twee moffen er alles van te vertel
len en die kerel mei den kolenemmer schreef
alles op in een boekje",, -.--v
Barling hield op. Hij zag er verhll uil en
zijn oogen gloeiden in hel vorweerde gelaat.
„Achttien jaar heb ik bij mijn regiment
gediend", ging hij voort en zijn stem beefde
even, „en mijn vader is sergeant-majoor ge
weest vóór mij, maar ik bob nooit kunnen
denken, dat ik een van onze officieren naar
den vijand zou zien overloopcn. Frits begon
weer naar zijn frontlijn te komen ik kon
hun kolenemmers nu cn dan boven de ver
bindingsloopgraven uit zien steken, dus ik
kroop weer terug, waarlangs ik gekomen
was, en ging zoo gauw ik kon naar ons front
terug.
„Ik was van plan rechtsireek? naar het
bataljonscommando te gaan en den majoor
te vertellen wat ik bad gezien. Maar ik had
den moed niet, heeren liet stuitte mij tegen
de borst. Het was een vreeselijke aanklacht
om tegen een officier in te brengen, ziet u.
Ik zei bij mezelf, dat ik toch niet kon weten
of de kapitein misschien niet gevangen was
genomen, cn toen ik hem zag zoo goed mo
gelijk zich er uit zocht tc draaien door da
moffen allerlei leugens op de mouw te spel
den. En dus rapporteerde ik alleen maar,
hoe de officier uit de loopgraaf was gekropen
en niet meer terug was gekomen. En toen
gebeurde die moord
Marigold wendde zich tol den chef.
„Wanneer u zich herinnert, mijnheer",
zei hij, „ik vond den verlofpas van dezen
man in hot voortuintje van het huis van de
Maakwayte's in Laleham Villa's, Seven
Kings, den dag na den moord. Ik zou graag
oen paar vragen willen stellen
„U behoeft geen vragen te doen", zei Bar
ling. „Ik zal u de heele geschiedenis vertel
len, mijnheer. Ik was op dien lijd met verlof
en moest den volgenden middag naar Frank-
«Jik terug. Ik was 'a avonds bij mijn nichtje
geweest, dal getrouwd is en in de buurt van
Seven Kings woont. Ik en haar man, dia aan
de spoorlijn werkt, zaten nog laat 1e praten
over het front en liet moet wel zoowat
's nachts drie uur geweest zijn, toen ik van
hem vandaan ging terug naar de Union Jack
Club, waar ik een kamer had voor dien
nacht.
Er is een koffiestallcljo vlak bij dien weg
cn omdat het een beroerd vochtige nacht
was, dacht ik, dat een kop koffie mij lekker
zou opwarmen voordat ik naar Waterloo
Road terugging. Ik dronk m'n kop koffie eri
was juist den man het stalletje aan 't be
talen, toen een man rechts langs het licht
van het stalletje liep. Het was die officier
daar, in burger hij zag er schunnig uit
maar ik herkende hem dadelijk".
„Onze officieren wandelen niet in dezr
buurt rond na middernacht en als landloo-
per gekleed", zeg ik bij mezelf, „en ik dacht
aan wal ik in dc Hohenlinden-loopgraaf had
gezien en ik ging hem achterna
„Wacht eens even I"
De heldero stem van den chof viel hem ln
de rede.
„Wist je niet. Barling, had je niet ge.
hoord van het ontsnappen van kapitein
Srangwise uit een Duilsch gevangenkamp?"
„Neen, mijnheer 1" antwoordde de kanon
nier.
„Er heeft toch heel wat over in de kran
ten geslaan", merkte de chef op.
„Ik heb niet veel opvooding gehad, mijn
heer", zoi Barling, „daarom heb ik nooit
strepen gekregen cn ik kijk niet veel naar
wat in de kranten slaat, dat is een feit I"
„Ga dan maar verder I" verzocht de chlf
hem. i i
W tWord'. vervolgd-l i