Ds Onziciiiare Hand. No. 19620. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 23 Februari. Derde Blad. Anno 1924. BERLIJNSCHE BRIEVEN. De „Rotonde". FEUILLETON. p BUITENL. WEEKOVERZICHT. 0 Zoolanz do rapporten der Deskundigen- eommiss.es niet gereed rijn en aan de Com missie var. Kirslel uitgebracht, zoolang zal cr oIfi:isil wel rust heerschen ten aanzien van hot sr->o:e vraagstuk, dat Europa be- heerscV., n 1. dat der schadevergoeding. Dal er niettemin stilletjes achter dc coulissen der w;-?eldpoh'iek Vvordt gewerkt, dat- is echter wel zeker en we willen het beschou wen als een onderdeel van dat coulissen- werk, dat telkens en telkens als het ware geprobeerd wordl, om stemming te maken door z.g. onthullingen over het werken van genoemde commissies, die zelf een stilzwij gen bewaren als tot dusver nog niet is be tracht in zulke gevallen. De vraag, of er locnadering is te bespeu ren tusscaen de diverse partijen, blijft voor- loopig open vraag, die men kan beant woorden .naar mate men moer pessimist dan wel optimist is. Wij voor ons, wij hul digen in dc gegeven omstandigheden het standpunt, dal er geen reden is voor hooge verwachtingen, 'maar evenmin voor de vrees voor een totaal mislukken van de jongste poging, om een oplossing te vinden voor de ziekte, die Europa's 'edele doelen heeft aangetast Gelet op de precaire finan- cieele positie van België on Frankrijk in beide landen staan de regeeringen thans zeer zwak; de Belgische wegens het han del sverdrag-ontwerp niet Frankrijk, de Fran sche wegens de kiesrechtkwestie meenen we toch niet, dat het van deze zijde zal worden aangedurfd, om het werken der des kundigen tot een volslagen failure te maken Daarvoor zal men zich o. i. wel hoeden. Waar echter weer tegenoverstaat, dat niets wetligt cle zienswijze, dat Frankrijk en Bel gië mir nichts dir nichts overstag zullen gaan en zich neerleggen bij wat de anderen prijzen. Het zal blijven: een geven en ne men en als consequentie daarvan; een blij ven van de ziekte, zij het gelocaliseerder of in minder ergen graad. Roden, waarom we vooralsnog meenen bovenstaand aange geven midden-standpunt te moeten inne men, wat op zichzelf een kleine vooruitgang beteekent, zooals die zich ook afspiegelt in diverse der belrokken partijen en met name in Duitschland. Ontegenzeggelijk is daar ecnige verbete ring waar te nemen, hoewel die verbetering nog op zeer lossen grond is gevestigd. Wan neer tenslotte door het optreden der Des kundigen geen fundament wordt gelegd voor verderen bouw, dan is te vreezen. dat hetgeen zoo moeizaam al is overeind gezet, weer als een kaartenhuisje ineenzakt. Zon der steun van buiten redt de Duitsche re geering het niet, maar die steun zal niet worden gegeven, zoo de steunenden geen voldoende zekerheid erlangen en dat is - een kwestie, die grootendêels afhangt van Fiankrijk. dat nog altijd staat voor het di lemma- schadevergoeding van een hersteld Duitschland (anders gaat het eenmaal niet) en de vrees voor zoo'n hersteld Duitsch land waartegen het zich nog altijd wapent. Eigen positie drijft Marianne echter lang zaam maar zeker naar het eerste, gelukkig. Die bewapening is anders een naar iets, want doordat Frankrijk er mee doorgaat, worlen zelfs zij, die er principieel diame traal tegenover slaan, er toe genoodzaakt. Hoewp) do verdediging in algemeenen zin door het Engelsche Labour-kabinet Mc Do nald nog onder de oogen zal worden gezien, is uit eenige uitlatingen en meer nog door de daad van het voorstel om vijf nieuwe kruisers le bouwen al bewezen, dat ook deze Engelsche regeering, hoezeer een ont wapeningsvoorstandster. er niet aan denkt Britlanniê bloot te stellen aan gevaarlijke proefnemingen. Tegenover Franknjk's lucht macht zullen ook maatregelen worden ge nomen. Zoo drijft de een den ander voort volgens den ouden stelregel: als ge den vrede, w'dt, bereidt u ten oorlog. Hoezeer de ontwapeningslcus nog leus is, helaas, dat bewijst wel, dat Amerika thans zelfs geen nieuwe ontwapeningsconferentie durft bijeenroepen, bang voor een echec Typisch is ongetwijfeld, hoe Mc Donald bij den jchepenbouw de conservatieven mee heeft '.egenover een groot deel der liberalen en een geringer deel van zijn eigen partij. Trouwens, het schijnt, dat de eerste geest drift der liberalen voor een Labour-regee- ring aan het bekoelen is, al dreigt er nog geen direct gevaar dat zij op een val van het kabinet geregeld zullen aansluren. De Labour neemt hen echter geducht den wind uit de zeilen, te .meer, waar de regeering Mc Donald lot dusver niet ongelukkig is met het treffen van maatregelen. Dit is nu ook weer gebleken bij de havenarbeiders staking, die begin dezer week een aanvang nam tot groot ongerief van handel en in dustrie in den meest uitgebreiden zin. Het ministerie van arbeid kon de slaking niet afwenden, daar de werkgevers slechts 1 sh. loonsverhooging wilden toestaan van de geëlschte 2. terwijl over de andere de arbi trage uitspraak zou doen. Weliswaar schijnt veilig te mogen worden aangenomen, dat ook do tweede shilling bij arbitrage zou worden toegekend, maar de werknemers, geruggesteund door deze wetenschap, hiel den vast- aan een toekenning zonder meer. En daarmee was de botsing er. De regee ring heeft toen den goeden inval gehad de kwestie voor te leggen aan een Plof van Onderzoek, dat in 't openbaar zijn zittingen houdt, weshalve de affaire als het wairo werd gemaakt tot een publieke uitspraak, waarbij in alle juistheid mag gelden: vox populi vox dei Bevin de leider der sta kers, zette het standpunt uiteen der werk nemers; de werkgevers kwamen opeens met een nieuw voorstel: 1 9h. direct, de andere met 1 Juni Bevin c. s. hebben dat aanvaard, maar dit aannemen moet nog ge- sanctionneerd worden. Zonder heftig verzet zal dat zeker niet geschieden, maair er is hoop en dii9 kans op e<Mi spoedig einde van een verlammende en het Engelsche nering- dom onnoemelijke schade berokkende botsing. De regeering heeft niet kwaad gema noeuvreerd; zonder zich aan een der par tijen te binden, vond zij den weg, die tot een oplossing Uidde of anders vermoedelijk tooh wel leiden zal. Hot is oen middel, dat ter navolging kan worden aanbevolen! Wellict^zal Mc Donald het zelf spoedig vaker moeien aanwenden, want nieuwe conflicten dreigen Evenals in Frankrijk en België, waar de daling der franc noodwen dig Voeren moet tot eischen tot loonsver hooging als gevolg van toenemende duurte. Alle maatregelen daar te lande toch geno men om deze daling tegen te gaan, hebben hun doe! gemi9t De ergste val i9 al weer achter den rug. maar of dat van blijvenden aard zal zijn zie daarop zijn we nog geenszins gerust. En ook in Duitschland schijnen allerlei looncanflicten in de maak. Weliswaar is toch het geld tot rust gekomen, maar de sa larissen ziin zoo laag, dat de ontevredenheid stijgende is. Overigens heeft Duitschland een tweetal goede dingen te boeken. Met Beieren is het conflict opgelost en door het- heengaan van von Kaihr en von Lossow schijnt ook ver dere ontspanning binnen de perken der mogelijkheden te komen. En met de separa tisten in do Palts is het uit nu dezen door Frankrijk zijn losgelaten. Jammer genoeg, meenen de Franschen nu nog hun toorn wegens het mislukken van hun afschei- dingsplannen op de Duilsohers bot te moe ten vieren, iels wat de stemming uit den aard der zaak opnieuw noodeloos vertroe belt Is de haat al niet groot genoeg? Öerlijn, midden Fobr. „Witte week". Onder haar brandkast verpletterd Een theaterschandaal. Kroonprins Wilhelm als burger. Bureaucra tische zorgen. In het begin van do maand Februari ziet Berlijn er van ouds bijzonder netjes en vriendelijk uit. Dit is do periode van de „witto week", die gewoonlijk met eenigen tussohen'rijd op den algemeenen inventaris- uitverkoop van de zaken in Januari volgc. De straten stralen ook thans weer in ver blindend wit, verscheidene étalages zijn met linnengoed en dergelijke schoone za ken gevuld. En eindelijk, eindelijk, na lange jaren kan het BerlijnscUe publiek ook weer koopen. Verleden jaar nog is do „witte week" buitengewoon droefgeestig verloopen. Juist tegen do jaarwisseling be gon de waanzinnige val van de oude, nu gestorven rijksmark. Niemand kon don wedloop met de prijzen volhouden. Nu ein delijk zijn we, plotseling, tot onze dage- lijkscho nieuwe verwondering, tot stabiele geldverhoudingen gekomen, en zie, onmid dellijk verdrongen de koopsrs zich weor voor do winkels. Zoo duidelijk heeft men de gunstige wen ding in den gang van zaken nog niet kun nen const-ateeren. Eensklaps bobben de menschen ontdekt, hoo sterk hun voorraad linnengoed geslonken, hoe deze bijna ver dwenen is. Jaar op jaar heeft men zich met de gestopte, verstelde, tot op den draad versloten t-alelklceden, servetten, boddelakens, zakdoeken, beholpen zoo goed en zoo kwaad als het ging. En het ging soms absoluut niet goed, bijna heelemaa't niet meer. De inventaris van de linnenkast was bedenkelijk verminderd en men kon er niet aan denken, ze aan te vullen. Thans schijnt ook hier weer, zooals graaf Tolstoi zeide, „een licht in de duisternis". De huisvrouwen komen in Bcharen aangerukt en koopen met een ware woede nieuw lin nengoed. Zeker, het verschil met vroeger is even duidelijk merkbaar Wat men eens per dozijn kocht kan men zich thans slechts stuksgewijze aanschaffen. Ook hier opea- baart zich de algemcene verarming, maar tegelijkertijd openbaren zich de sympto men van 'n verbetering in onzen toostand| die ons nog steeds als een sprookje voor komt. De oude en bekende waarheid, dat ook rijkdom niet gelukkig maakt, is dezer da gen door een tragisch feit weer eens be vestigd. In mijn laatstcn Berlijnschen brief vermeldde ik het treurige uiteinde van de oude Juffrouw Olfera, die in haar woning verbrandde. Intusschen is weer een oude dame, die in de gegoede Berlijnsche krin gen overal bekend en geliefd was, door een noodlottig toeval gedood: de weduwe van den voormaligen Pruisischcn minister Friedberg. De oude dame was verhuisd, had bij haar dochtor, de echtgenoote van een hoog ambtenaar, haar intrek genomen en wilde aan haar zoo juist verplaatste ijzeren kast iets in orde brengen. En daar 6peelde zich het volgende grotesk-tragische gobeuren af: de ijzeren kast, de „brand kast", zooals men dit meubelstuk meestal kortweg noemt, dit symbool van het kalme bezit, dat stellig nog niet zoo goed opge steld was, wankelde, viel om en begroef haar eigenares onder zich. Zóó beangsti gend overtuigend heeft het noodlót in zijn onberekenbaarheid nog wol nooit gepre dikt, dat de mensch door zijn eigen rijk dom in de letterlijke beteekenis van het woord kan worden verslagen. Minister Friedberg was nog een persoon lijkheid uit den voorbijen tijd van het kei zerrijk. Hoo diep dit tijdperk, dat bijna zes jaren geleden zoo plotseling afgebroken werd, nog steeds wortelt in de herinnering van menigen Duitscher, kwam dezer dagen bij een merkwaardig theaterschandaal, dat zich in den Staatsschouwburg afspeelde, verras4«nd duidelijk aan het licht. Mon speelde daar het stuk van een jongen, nog onbekenden auteur van den dichter Bluth, op vvien enkele persoonlijkheden uit de li teraire wereld hun hoop gesteld hebben. Hot drama, waarmee hij voor de eerste maal op de planken aan het woord kwam heet „die Empörung des Lucius". Het is een tooneelstuk van een verward symbo lisme, dat waarschijnlijk door het verveel de publiek zwijgend en stil met een begra fenis eerste klasse bijgezet was, als niet tenslotte de politieke hartstochten aange vuurd werden. De jongo dichter toonde n.I. de^ toeschouwers een staatswezen van een romantische vaagheid, dat door jarenlange oorlogen geschokt is. De koning heeft „in zeven zegenrijke veldtochten fcijn macht gegrondvest"steeds verder wil hij zijn onderslag in den slag jagen. Zij moeten af dalen „in die Sümpfe" ieder begreep het symbool voor de loopgraven. Maar ook on der het volk begint het onrustig te worden. De ontevredenheid groeit. Do menigte dringt or bij Lucius, eau domme fantast, die aan het koningshuis verwant is, op aan, den monarch ten val te brengen en zichzelf de kroon op hot hoofd te setten. Lucius aarzelt lang als een Hamlet-, die niet den moed tot een besluit vinden kan. Maar dan raapt hij zijn krachten bijeen. Don koning, die met bloed besmeurt uit don veldslag zijn burcht binnentuimelt en nog eenmaal het volk tot nieuw verzet tegen den overmachtigen vijand zou willen aanzetten de toespeling op don toestand van Duitschland in 1018 is meer dan door zichtig rukt Lucius nu incïe.-daad hot diadeem van het hoofd, echter niet om zichzelf daarmee te kronen, maar om het te breken en weg te werpen. Met luider 6temme verkondigt hij het gebod, dat het volk geen nieuwen heerscher boven zich zal stellen, maar door eigen kracht zijn lot be sturen zal. Toen brak in do zaal de storm los, d.w.z. niet dat het meerendeel van de toeschou wers tegeD deze scène, die een onttroning en uitroepen van do republiek m beeld bracht, protest aanteckendo, maar eenige hectgobakerden kwamen in de oppositie. Ze riepen luid „Pfui" midden onder de voorstelling, en dat prikkelde weer de meer derheid tot het uiterste. Het was 'n helsch lawaai. Het stuk koD nog wel ten einde gespeeld worden, omdat de onderbreking even voor 't slot plaats had. Maar nauwe lijks was het gordijn gevallen, of het on weer brak opnieuw los. Men zag opgewon den groepen in het parket heftig met elkaar debatteerccL Boozo woorden vlogen van de cene rang naar de andere en dwars door do zaal. Toen het licht uitging, vcrplaab- stendo kemphanen het toonecl van hun uit eenzettingen naar do garderobe en dc ves tibule, totdat ze door de politie verspreid werden. Uit dit voorval blijkt alweer, hoe gevoe lig een groot gedeelte van het ontwikkelde publiek in Berlijn is, als in het openbaar zinspelingen gemaakt worden op een ge welddadige onttroning. Men moet echter zulko stemmingen in het buitenland niet verkeerd uitleggen Geen mensch met een gezond verstand gelooft op het oogenblik in Duitschland eraan, dat men eeusklaps monarchie en keizerdpm weder in eere zou kunnen herstellen. Zelfs den wensch daar toe zal-zich tot betrekkelijk kleine kringen beperken. Maar men: onderging het als niet zeer tactvol, dat juist in heb vroegere Hoftheater, waar zich eens de glans van tallooze galavoorstellingen ontvouwde, de afzetting van den taatsten keizer in oen weinig kunstvol dramatisch spiegelbeeld als het ware voor oogen govoerd werd. Hoo gering de neiging op het oogenblik ook in conservatieve kringen is, een hor stel van de Hohenzollerns ook zelfs maar op hun program te zetten, bewijst de groo- te kalmte, waarmee de terugkeer van den kroonprins van Wieringcn op zijn Silczisch jachtslot, opgenomen is. In do landen, die in den oorlog Duitschland's vijanden wa ren, dacht men algemeen, dat reeds de aanwezigheid van den kroonprins Wilhelm op Duitschen bodem een monarchistische agitatie teweeg zou brengen. Oels zou het openlijke of geheime middelpunt van een anti-republikeinschö beweging worden. Van iets dergelijks is in dc verste verte geen sprake. Iedereen moet den vroogercn kroon prins nageven, dat hij zich uiterst tactvol gedraagt. Hij bewoont uitsluitend in de hoedanigheid van particulier en familie vader zijn bezitting. Do uitlatingen, die uic gesprekken met bezoekers van Oels bekend worden, bewijzen duidelijk, dat de oudste zoon van keizer Wilhelm II zich geheel en al op den grond van de historische feiten gesteld heeft. Toevallig vertelde me dezer dagen een Duitsch schrijvor, dio uit Si- lczië naar Berlijn terugkeerde, dat de kroonprins met diepen ernst dc vermoor ding van den minister Rathenau in den zomer van 1922 het groote ongeluk noemde dat Duitschland na het rampspoedige einde van den oorlog ovgrkomen was. Dal bqtee- kent, dat dc kroonprins zich van de Deutsch Yölkische samenzweerders verro houdt. Zeer merkwaardig is het overigens tot welke comische bureaucraitsohe wonder lijkheden de staatsomwenteling gevoerd, heeft. Jareji lang heeft men er zich het hoofd over gebroken, hoe men de leden van de vroegere aristocratie in de regis ters van den burgerlijken stand inschrijven moet, omdat, zooals men weet, na dc uit roeping dor republiek do adel in Duitsch land afgeschaft is, maar niettegenstaando dat, de oude adellijke families in het open bare leven hun standsaanduidingen blijven voeren. Welke houding moest men hierte gen aannemen. Een moeilijk probleem. Men heeft nu onlangs zijn toevlucht genomen tot de geestige oplossing, de titels „Frei- herr", „Graf", „Prinz" enz. eenvoudig tot den naam to rekenen. Dit levert geen moeilijkheden op als iemand heet „Frie- di'ich Freiherr von Soden". Maar de zaak wordt hoogst eigenaardig, zoodra b.v. do dochtor van dezen heer officieel aangeduid worden moet, want dan heet ze officieel „Elizabeth Freiherr von Soden", wat na tuurlijk, taalkundig beschouwd, onzin is. De vrouw van den kroonprins heet offici eel „Cecile Prinz von Preussen", niet „Prinfessin", want men heeft niet den stap gedaan den familienaam „Hohenzol- lern" voor do leden van het vroegere heer- schershuis in te voeren, maar heeft den sinds ecuwen ingeburgerden titel „Prinz von Preiissen" laten bestaan, deze als één geheel vormend met den naam, in de regis ters opgenomen Zooals men ziet, heefb een jonge republiek zware zorgen. Dr. MAX OSBORN. Alleen al om dal er zoo'n lekkere koflie le krijgen is, loont het dc moeite een bezoek aan de „Rotonde" le brengen. Heusch, de besle koffie van alle cafó's die ik ken in Parijs. En dat zijn er heel wat. Maar mijn slam-calê dat is en blijft de „Rotonde". Niet alléén om de lekkere koffie echter! De voornaamste reden van mijn preferen tie naar de „Rotonde" is wel, dat het nu eenmaal d e plaats van samenkomst is voor alle vreemdelingen, arlislen en inlellccluec- len, die voor korler of langer tijd aan do „Rive gauchc" wonen. Zóó bekend is het daarvoor als, dat het zelfs in de Baedekers genoemd wordt als curiosilcill Tusschcn al die vreemdelingen zijn ook steeds veel Hollanders le vinden. En hoe dat precies gaat, weet eigenlijk niemand maar altijd komen dio hij elkaar terecht, en ze blijven dan ook een beetje bij elkaar in dien chaos van vreemdelingen, ze vormen er een eigen clubje. En zoo gaat het do andere vreemdelingen precies zoo. Hoe ieder ook beweert, dat hij graag kennis maakt met menschen van een andere nationaliteit landgenooten. schijnt ieder toch te verkiezen in zijn hart! En zoo zitten daar groepjes Grieken, groep jes Zweden, groepjes Engclschen en Amerika nen, groepjes Serviërs, Joego-Slaven, Russen, Polen, Italianen, Spanjaarden, Zwitsers, Hon garen; groepjes negers zillen er ook, en Hin does en Chineczen en Japanneezen. Zelfs vindt men er. Fransehen! Er wordt wel eens beweerd dat Parijs „een wereld in een wereld is", maar zoo kan men dan van de „Holonde" zeggen, dat zo „eei wereld in een wereld in een wereld" is inderdaad is er moeilijk oen volk in ot bui len Europa te vinden, dat, zoo niet door een heele groep dan toch daar in twee, drie exem plaren vertegenwoordigd is. Met een beetje fantaisie zou men zich kunnen voorslellen op don toren van Baliel le zijn aangeland, zooveel talen hoort men er spreken. Maar spraakverwarring komt cr niet voor; want- ieder van die vreemdelingen spreekt toch wel iet of wat Fiansch, degenen die langoren tijd in Parijs wonen zei is goed. Behalve dan na tuurlijk de Engolschen en de Amerikanen, die zich nu eenmaal verbeelden, dat ieder die de eer wil hebben het woord lol hen te mogen richten, ook maar hun taal moet loe ren. En zoo min als die afstand doen van hun laai doen zo afstand van hun lands-gewoon- ten. Geloof maar niet, dal een Engeischman zal loeren op z'n Fransch te ontbijten, met oen kop koffie en iwee croissanls (knappende halvemaan-broodjes) nee, hij bestelt 's morgens z'n ham and eggs ham met spiegeleieren I Al zoeken de luitjes van eenzelfde nationa liteit elkaar dus op. en houden zich samen in een hoekje, toch is er wel degelijk ook internationaal verkeer in de „Rotonde". Vooral onder dc stamgenooten von langoren tijd, die langzamerhand elkaar kennen en ook zelfs wel vóór ze elkaar nog ooit gespro ken hebben, elkaar zijn gaan groeien, En dan volgt een praalje al heel gauw. 't Is heelemaal niet noodig, in do „Ro tonde". dat men eerst volgens alle vormen is voorgesteld voor men 't waagt een praalja te beginnen. Wel neen. Er zijn altijd wel* Door DOUGLAS VALENTiNE. Schrijver van „De man met den Klompvoet". Geautoriseerde vertaling van W E. P. .Nadruk verboden). 02) - Hij liot zich neerkomen in 'n houding en toen hij voelde, dat Bellwards greep een oogenblik verslapte, door den ruk van zijn val, schoot Desmond plotseling recht over eind en gaf zijn aanrander een hevigen stoot net het hoofd tegen diens kin. Bellwird viel met c-n sinak achterover op den houten vloer van het tuinhuis. Des- mond stond in een smal laantje, nog geen drie vo-t breed, dat tusschen den muur en het luiuhui3 liep, want het huisje was op een kiemen heuvel van graszoden gebouwd, niet direct tegen don muur zooals gewoon lijk gedaan wordl. In deze nauwe ruimte stond Desmond een seconde besluiteloos. Langer wa9 het niet, v,an dadelijk nadat Bellward achterover was gesmakt, hoorde Desmond een lichten ''1 binnen in het tuinhuisje. De meest oor de niaj i.jg. nde manier om le ontko men was ov;r den muur te klauteren, en dan tortbasr le verheugen, dat hij aan zulk een hengen aanval was ontsnapt. Maar hij overlegde, dak wanneer Bellward hier was, de anderen natuurlijk niel ver af zouden zijn Inviel oogenblik, waarop hij dien zachlen voelslap op den vloer hoorde besloot Desmond, dat hij den tuin niet ver-' latenzou eer hij zekerheid had of Barbara Mackwayte daar was of niet, Hij dacht aan den arm, die naast Bellwaed uit het raam was gestoken en die hem zon der moeite van den grond gelicht had. Hij kende maar één man, die in staat was zulk een merkwaardige spierinspanning te vol brengen, want Desmond woog niets minder dan 170 pond. Die man was Maurice Strang- wisc. Zoodra het gekraak van den planken vloer binnen ophield, ging Desmond wat naar links, den buitenmuur van het tuin huisje volgend. Op de zachte groene zoden maakten zijn voetstappen geen geluid. Nu kwam hij aan een raam in het tuinhuisje, aan den tegenovergestelden kant van dat, waardoor Bellward hem had vastgeklampt. Hij keek voorzichtig door het raam, er voor zorg dragend, dat hij niet verder dan zijn oogen boven het kozijn uitkwam. En hij zag even hel gezicht van Maurice Strangwise, die met gefronste wenkbrauwen en wijd opengesperde neusgaten, het toonbeeld van bitteren, venijnigen haat, door het raam stond te gluren. Strangwise keek over den muur in den tuin van mevrouw Viljohn Smythe. Hoe was het mogelijk, vroeg Des- mond zich af, dat Strangwise kon denken, dat hij, Desmond, over den muur geklauterd zou zijn? Strangwise bewoog zich niet en stond met den rug naar Desmond gekeerd, maar steeds naar den anderen tuin te staren. De tuin, waarin het koepeltje stond, was rechthoekig van vorm en meer dan twee maal zoo breed als lang. Het koepeltje was niet meer dan veertig meier van den achter ingang van het huis verwijderd, Desmond overwoog de mogelijkheid of hij dwars over die veertig meier heen zou kunnen springen voordat Strangwise zich weer had omge draaid, de graszoden zouden het geluid van zijn voetslappen genoeg dempen. Aan den achterkant kon m«n het huis binnengaan door een deur in den zijgevel, waarloe twee of drie ijzeren treden toegang gaven. Desmond berekende, dat, wanneer hij maar eenmaal die treden bereikt had, het huis hem aan Slrangwises blikken zou ont trekken. In een ondeelbaar oogenblik vlogen deze gedachten hem door het breinwant zijn heele leven was hij gewoon geweest aan snel besluiten en snel handelen. Die veertig meier door de open ruimte in enkele sprongen af te leggen, was, zoo be sloot hij bij zichzelf, een te groot waagstuk; want hij moest tot eiken prijs toegang krij gen tot het huis en indien dat mogelijk was, ontdekken of Barbara Mackwayte daarbin nen opgesloten was, voordat hij gepakt werd. Toen vigl zijn oog op het gepleisterde beeld in het midden van het grasveld. Des- mond mat met de oogen den afstand, die hem van het beeld scheidde. Die was niet meer dan twintig meter hoogstens en het voetsluk zou hem voor den blik van Strang-, wise verbergen, wanneer deze laatste zich mochl omdraaien voordat Desmond zijn tweeden sprong had gedaan en het trapje op zij van het huis had bereikt. Hij gluurde nog eens door het raam. Strangwise stond nog in dezelfde houding over den tuinmuur te staren. Toen was voor Desmond hel oogenblik van handelen geko men. Met een paar reuzenslappen op zijn ieenen natuurlijk, was hij bij het beeld en hurkte er achter neer. Terwijl hij nog sprong hoorde hij een nijdig gebrom uit het tuin huisje en van af zijn schuilplaats achter het beeld zag hij, dat Strangwise zich snel om draaide on het huisje binnenging. Daarop sprong Desmond overeind, er zich nicl om bekommerend of hij van uit het huis gezien zou kunnen worden, rende over het gras perk en bereikte zoo het trapje aan den zij kant van het huis. De deur stond op een kier. Hij stond stil op de hoogste Irede en luis terde een oogenblik. Het huis lag in diepe stilte. Geen teeken van leven kwam van daarbinnen Maar nu hoorde hij stemmen van uit den tuin; het waren twee mannenstemmen in toornige woordenwisseling. Zij kwamen naderbij. Desmond aarzelde niet langer. Hij ver koos dc mogelijk gevaren van het stille huis boven het zekere gevaar, dat van uit den tuin hem naderde. Zacht duwde hij do deur open en sloop het huis binnen. HOOFDSTUK XXVII. De loode kamer. De zijdeur bracht hem in een kleine, wit gekalkte gang ,met een groene tochtdeur aan het eind. Op deze gang kwam een trap uit, die Desmond, te oordeelen naar de ge schuurde treden, hield voor de diensttrap. Hij overlegde, dat de mannen in den tuin natuurlijk de hoofdtrap zouden gebruiken en hijzelf ging dus de diensttrap op, die hem op het eerste portaal bracht voor eenzelfde toohldeur als op de benedenverdieping. Hij duwde deze deur open en luisterde. Toen hij niets hoorde, ging hij verder en kwam in een breede gang, waarop de hoofd trap van beneden uitkwam ,die zich voort zette naar de hoogere verdiepingen. Op deze gang kwamen drie kamers uit, een groote woonkamer, een kleine studeerka mer, die van den dokier was, le oordcelen naar de onderzoektafel en je verschillende inslrumonlen, die er in glazen kasten ston den. De kamers waren leeg en Desmond was op het punt nnar de achtertrap terug te gaan. toen zijn aandacht getrokken werd door een serie ingelijste foto's, die aan den muur van de gang hingen. liet waren fo'o's van groepjes docloSn op verschillende congressen, zooals men vaak in hel huis van een dokier kan aan- tretfen. Onder iedere groep waren do namen der daarop voorkomende personen keurig bijgeschreven. Desmond wilde wel eens we ten wat voor soort man die dokter Rad- combe was, in wiens huis spionnen blijk baar ongestraft in en uit konden gaan. en hij zocht naar zijn naam. Daar had hij liet„dr. A. Radcombc". Maar toen hij naar het portret keek boven den geschreven naam, herkende hij tot zijn groote verbazing de hoekige trekken en den neerhangenden snor van „No. 13". Er was geen twijfel mogelijk. De folo's waren uitstekend cn Desmond kon zonder moeile den vermomden Duiiselicr in ieder van hen herkennen. Dit was dus liet huis van mevrouw Malplaquel Een herstellings oord onder directie van „No. 13", die, be halve dat hij spion was, zich ook nog voor zenuwspcciali3t wilde uitgeven, in deze hoedanigheid had hij zeker zijn uilslapjes naar het zuiden van Engeland gcmaakl, en Portsmouth en Soutlvsoa zoo door cn door leeren kennen, op we ik feit hij zich immers zoo had beroemd tijdens de vergadering in de bibliotheek. In deze hoedanigheid had hij zeker ook Bellward ontmoet, v.iens „ge heime" machten, waarop „No. 13" gedoeld had, schenen le duiden op hypnotiseeren en dergelijke behandelingen, waarin do Duit sche zenuwspecialislen zulko groote vorde ringen hadden gemaakt. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9