Begrafenisonderneming KEEREWEER UIT ONZE STAATSMACHINE. Bestuurders van Automobielen VRAGEN3SJBR&K. V RECLAME. CREMATIE, AUTO-TRANSPORT OPGERICHT 1871 AALMABKT 16 t-> TEliEF. 801 7797 zeggen, beschermt deze kinderen wél tegen ld wat nuttig i9, maar niét tegen de on nuttigheid van hen zeiven en dat baart aan fcun ouders-dorpelingen veel verdriet. De „jeugd-organisatie", met zoo prijzenswaar dige snelheid op touw gezet door het Be stuur alhier van D, B,, kan niet éllen be strijken. En ten slotte, o „Onderwijzeressen" en „Onderwijzerszoon" en critische „Katwij- ker", als gij die negentien-jarige jongens die misschien over 2 jaar huisvader zijn, daar ziet steentjes-gooien bij de haven, en die, zou men zoo zeggen, niets meer in hun hoofd en nog niets in hun hart hebben, als ge de rijpe mannen ziet slaan op de hoeken van 'straten, in nattigheid, kou en wind al- lijd maar naar hun Leven en Dood, naar 'die Zee, starend, gevoelt ge dan niet met mij dat er 's winters gezelligheid ontbreekt voor die menschen, dio tehuis toch niet al- lijd bij Moeder de Vrouw over den vloer kunnen loopen? Is er geen aansluiting mo gelijk bij het Leidsche Volkshuis, of steun ïe verwerven van zijn bekwame directie, is hier geen veld voor Uw jeugdig idealisme, voor Uw opbouwende critiek? Een gezellig, .warm lokaal, dat op Zee ziet, met couran ten en tijdschriften en prettige platen aan de wanden, waar gij Uw lezingen kunt hou den en Uw boeken brengen, en een persoon lijker verband vinden met die menschen, te midden waarvan gij leeft? Er zijn hier rustige, wellevende werk- Inansgezinnen. ik heb het voorrecht veel bij 'enkele daarvan te vertoeven, er zijn ook goedmoedige kinderen, maar om Kalwijk- aan-Zee te maken tot wat het zijn kón, daar behoort meer toe dan critiek op de spelen der jeugd alléén In dank voor de verleende plaatsruimte, Een „lid van Bescherming", of, zooals men ons te Katwijk naroept, „Bescliurming", te Katwiik-aan-Zee. Vriendelijk verzoek ik de Redactie plaat sing voor onderstaand schrijven. Bij voor- baal mijn beleefden dank. Hongersnood Geachte stadgenooten 1 Ellende en gebrek wordt er geleden In de dierenwereld. Het is bekend, dat voedsel (in 'l hijzonder voor de vogels) nu zeer schaarsch 5s. Door de telkens torugkcorendo vorst wordt de nood grooter. Gevolgen Talrijke vogels sterven door ontbering I iWie weet wat „Winter" on3 nog brengt 1 Wij kunnen, door onze hulp, veel voor do Vogels vergoeden. We strooien bijv. etens resten buiten en wij behoeven het vogel- Volkje niet eens „uit te noodigen 1" Als alle menschen, die dit lezen, eens mep- hielpen I Bewoners van grachten, singels, lenz. ziet ge dagelijks de honderden meeuwen rusteloos heen en weer vliegen Zij vragen U om voedsel I Strooit brood en overblijfselen van Uw tafel aan den waterkant, of beter nog op het ijs. Werkelijk, ik alleen kan met m'n „twee wittebroodjes per dag" de gansche vogelwe reld niet voor hongerdood behoeden. Gij moet mij wel steunen I Hopende, dat mijn verzoek U eens niet te vergeefsch is. teeken ik, DIERENVRIEND. Warmondsche Wijkverpleging. L. S. 1 Ter voorkoming van onjuiste gcvolglrek- üngen, naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer R. K. van Breda, deelt ondergeteekende mede dat ingevolge het bepaalde in de slatuten der Provinciale Zuid- Hollandsche Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose, gevestigd te Rotterdam, aan sluiting bij deze Vereeniging alleen dan kan plaats hebben, wanneer Koninklijke goed keuring op de statuten van de betreffende (Vereeniging is verleend. Een en ander strikt Verband houdende met verkrijging van Rijks- jen Provinciale subsidies. De vertegenwoordiger der Prov. Zuid-Hollandscho Vereeniging tot Beslrijding der T. B. C. v te Warmond, t J. LANGELAAR. 'Als contribuant en neutraal opmerker Ineen ik naar aanleiding vnn do penno- vrucht "van den hoer R. K. van Breda een objectieve beoovdeeling te moeten geven ten vraag daarom, hooggeachte Redactie, fceleefd eenigo ruimte. Tot mijn groote verwondering hcctt de beer R. K. van Breda do convocatie, boewei hij die woordelijk overneemt, niet goed gelezen; want anders toch had bü moeten begrijpen, dat een verslag, loo- pendo over een tijdvak van zes jaren, niet in een vloek en een zucht voor do vuist sreg, kan worden uitgebracht. Bovendien was ditzolfdc verslag een ver weer en een pleidooi van den voorzitter Voor zijn vcreoniging tegen de aantijgiü- jgen van doctor Woldendorp. Dc heer Langelaar heeft met dezea dro- ften kost,een aaneenschakeling van go- docunientecrde bewijsstukken een zeer gemengd publiek, anderhalf uur lang zeer kunnen boeien. Niet alleen word hierdoor aangetoond, flat het „ingezonden sl-uk van Dr. W," op onjuistheden berustte, maar ook, wat voor telken contribuant racer zegt: dat het be heer der Warmondscho Wijkverplegiug bo ven allen lof verheven ia, wat door ver schillende sprekers, vóór en tegenstanders op deze vergadering, volmondig werd er kend. onder herhaalde bijvoeging. „Het gaat niet tegen de wijkverpleging. Het gaat niet legen u: mijnheer en me vrouw Langelaar," Ik vraag mij verwonderd af: waarom gaat het dan wel? Doctor Woldendorp kon zelfs niet één van zijne beschuldigingen waar maken. Een po ging, daartoe gedaan, werd door den voor zitter met sprekend tegenbewijs beant woord, waarop dr. W. niets anders wist te zeggen dan „Ik ben het vergeten." Het pu bliek daarentegen was het niet vergeten. Van de muggenzifterij: „Lid of contri buant" geelt de heer R. K. van Breda zoo een duidelijk beeld, dat ik daaraan niets heb toe te voegen. Wat de Koninklijke Goedkeuring betreit, merk ik even op: dat deze vereischt wordt ter verkrijging van Rijks- en Provinciale sub sidies en juist het tegendeel beoogt, wat de heer R. K. van Breda in heilige onwetend heid, als oud bestuurslid van verschillende vereenigingen, de goe gemeente tracht wijs te maken. Om den heer R. K. van Breda toch de eer te geven die hem toekomt, heeft hij duide lijk doen uitkomen hoe mevrouw Wolden dorp had moeten handelen. Met het verslag van don voorzitter is dui delijk naar voren gekomen dat mevr. W. alle bescheiden Ier inzage in huis heeft ge had, wat ook door dr .W. op de vergadering i9 bevestigd. Bovendien heeft zij een paar bestuursvergaderingen medegemaakt. Waarom heeft mevr. W., indien zij bezwa ren had, deze niet op die besluursvergade- ringen te berde gebracht. Uit het tip-top, met alle bijbehoorende documenten voorziene verslag, is mij juist het tegendeel gebleken. Waarom, mijnheer R. K. van Breda, moet U nu nog dames er bij de haren bijslepen 1 U zult toch wel weten, en wat ook uit het verslag bleek, dat aan mevr. W. een afschrift dor nolulon van de vergadering van het Ba zaar-Comité (ellenmaat volgens U) ter op- of aanmerkingen is toegezonden. Aan mevr. Meyl wijdde do voorzitter in zijn verslag zeer waardeerende woorden. De eerlijke democratische Idealen (Uwe eigen woorden, mijnheer Van Breda) van dr. Woldendorp kwamen wel duidelijk aau het licht in de verzoeningsparodie, door den verslaggever zeer juht weergegeven. Ook mijns inziens had dit meer van een handelstransactie. De voorzitter, zijn pappenheimers kennen de, heeft zich hierdoor niet laten misleiden, wat wel uit zijn houding en antwoorden duidelijk bleek. Mijn overtuiging in deze is dat de voor zitter, bij oveniueele aanvulling van hel be stuur of van de leden van zijn vereeniging, de overtuiging moet hebben, dat do hiervoor aangezochlen het intieme van liefdadigheid zullen kunnen en willen begrijpen. Wil de Warmondscho Wijkverpleging blij ven bestaan, dan mag, in deze tijden, nu politieke partijen steeds sterker tegen elkan der optreden en naastenliefde een ijdel woord ig geworden, aan contribuanten geen mede- zeggingsscliap gegeven worden. Dit toch zou haar ondergang beteckenen. Van harte hoop ik, dat de voorzitter cn zijn medebestuurderen hun vereeniging, waarvoor zij met hart en ziel werken, nog jarenlang in denzcllden geest zullen blijven heheeren. EEN CONTRIBUANT. Mijnheer do Redacteur, Met belangstelling las ik onder „War mond" in uw avondblad d.d. 13 dezer het verslag van de vergadering der Warmond scho Wijkverpleging. Echter geeft dit ver slag mij aanleiding tot enkelo opmerkingen en tot het doen van eenigo aanvullingen, waarvoor ik u beleefd verzoek mij de noo- dige plaatsruimte te willen afstaan. Het is waar, dat door den voorzitter, den heer Langelaar, in een zeer uitgebreid verslag, waarvan do voorlezing ca. IMj uur duurde, een overzicht is gegeven van de werkwijze van de W.W. vanaf den dag van oprichting. Uit dit verslag bleek duidelijk, dat door het Comité in al die jaren veel werk was verricht, waarvoor het zeer ze ker recht op dank heeft, wat ik dan ook op de vergadering verplicht, meende te zijn to moeten uilen. Als echter het Bestuur meent, (een mce- ning die blijkbaar door uw verslaggevor wordt gedeeld) dat door dit verslag te vens do beweringen, geuit in het ingezon den stuk in uw Blad d.d. 27 November 1923, in alle opzichten zouden zijn weer legd, moet ik mij daar ton stelligste tegen verklaren. Integendeel komt het mij voor, dat de voor zitter daarin allerminst is geslaagd. Waar toch werd in hoofdzaak in het in gezonden stuk de aandacht op gevestigd? Wel hier op: dat er sedert 21 Jan. 1921 geen leden vergadering is gehouden, waarin rekening en verantwoording is gedaan, dat dus do leden van het boekjaar 1921 en 1922 niets wisten; dat 2 bestuursleden inzage hebben ge vraagd van de boeken en het Spaarbank boekje, wat door den Voorzitlcr en den Pen- ningmoesteresse is geweigerd; dat bestoten werd, dat de gelden, die op den bazaar gebeurd werden, 's avonds na sluiting door den Penningmeesleresse onge teld medegenomen zouden worden; dat meer dan eens na September den Voorzitter om een ledenvergadering is ge vraagd, doch dat door hom beweerd werd, dat er geen leden zijn, maar slechts con tribuanten, die niets te zeggen hebben. dat het ongezond is, dat in het bestuur oen Voorzitter is, wiens vrouw Penning meesleresse is en met do Secretaresse het dagelijksch bestuur vormen, en dat er geen Huishoudelijk reglement is. Uit het uitgebreid verslag hebben wij ge hoord. dat er con huishoudelijk reglement is van 12 November 192(1, dus uit de dagen, dat de Warmondsclie Wijkverpleging nog een onder-onsje was. 3 September 1921 werd de Ver. Ken. goedgekeurd. De Statuten schrijven voor, dat het Huis houdelijk Regl. wordt vastgesteld door de Alg. Ledenvergadering. Dit is niet gebeurd, wel is dat van 12 November 1920, 6 April 1922 gewijzigd door de Alg. Ledenvergade ring (alias het Bestuur). In het verslag wordt naar enkele artikelen verwezen, doch wat er allemaal in staat, daar hebben wij niets van gehoord. De le den kennen het dus niet en kunnen het van het bestuur ook niet bekomen, waarvoor ik zelf enkele malen pogingen heb gedaan. Hoe dan ook het huishoudelijke gedeelte van de Ver. geregeld is, daarvan weten wij nu nog niets. Het Bestuur vindt het ook niet noodig dat wij dit weten, want (en hier gaat het in hoofdzaak om) het beschouwt iedereen als contribuant behalve zich zelf. De geheele Ver. beslaat uit 7 (zegge zeven) leden n.l. 5 bestuursleden te Warmond, 1 lid wonende te Leiden en 1 te Utrecht, meerdere leden wenscht het bestuur niet. Toch geeft het bestuur jaarlijks kwitanties uil', waarop staat „Bewijs van Lidmaat schap" en „Contributie over het loopende vereenigingsjaar.'" Dit nu is de fout, waarop in het verslag gedoeld wordt en waarvan de heer Langelaar zich bewust was. Een fout die op de vergadering zeer werd verkleind en zelfs naar des voorzitters meening zeer onschuldig was. (Het was een vergissing be gaan bij het bestellen van het drukwerk.) Met deze redeneering M. de R. kan ik niet meegaan. Als een bestuur 3 jaar lang kwi tanties van lidmaatschap uitgeeft, gaat het niet aan, het 4de jaar te zeggen: „jullie zijn slechts contribuant". Ik vind dit van een be stuur een zeer groote fout. Bovendien is het een zeer eigenaardige vergissing, als men 1000, zegge duizend, kwitanties laat druk ken voor een vereeniging, die maar uit 7 le den zou bestaan. Evenwel als werkelijk bezuiniging hier motief was, waarom dan door de woorden „Bewijs van lidmaatschap" niet eenvoudig de pen gehaald. Dat deze vergissing do aanleiding zoude geweest zijn, die tot de uitzetting uit het bestuur van de dames Woldendorp en Heyl geleid zou hebben, is ten eenenmale on juist. Deze dames wilden iederen avond het op den bazaar ontvangen geld tellen. Zij wilden den stand van de kas weten, het Spaarbankboekje zien en een Alg. Le denvergadering. Deze vragen zijn hun door de 4 overige bestuursleden zeer kwalijk genomen en hieruit M. d. R. is de bewuste correspondentie ontstaan met dr. Wolden dorp en heeft ten slotte dr. W. aanleiding gegeven zijn ingezonden stuk te plaatsen in uw Blad. In deze geschillen heeft het Bestuur vol doende aanleiding meenen te zien om bo vengenoemde dames aan den dijk te zet ten, een en ander ingevolge het bepaalde in Art. 5 van de Statuten sub. 3, dat zegt: „Het Lidmaatschap wordt verloren door vervallenverklaring (beslissing bij het Be stuur met beroep op de Alg. Leden. Ver gadering)". De beide dames kunnen zich dus beroe pen op de Alg. L. V. alleen bestaande uit de leden van het bestuur wonende te Warmond. Is het niet fraai zich daarop te mogen beroepen 1 Intusschen is het be stuur weer met 1 lid aangevuld, een dame, dio ook contribuant was, is door het be stuur verzocht lid te worden, waarop zij direct als bestuurslid gekozen is. Is het dan ook wonder, dat waar een bestuur meent zoo eigenmachtig te kunnen optreden, dat men ondanks de waardeering die men heeft voor het reusachtig vele werk, dat het voor de W. W. heeft gedaan en nog doet, dat men daar stelling tegen over neemt 1 Het bestuur is toch verplicht de Ver. volgens de Kon. goedgekeurde statuten te besturen. Is het dan wonder, dat dr. W. die de meest eerlijke bedoelingen heeft, zich door zijn overtuiging liet leiden, dat er in het bestuur van do .W.W, toch iets haperde, hierop wees en tenslotte zijn ingezonden stuk plaatste? En nu kan men van meening verschil len M. d. R., of dr. W. daartoe den juisten weg koos, het feit blijft bestaan, dat hij het is, die den vinger op de wonde plek gelegd heeft. Nu spint men dat uit, dat het de bedoe ling is de W. W. omver te halen. Niets is minder waar. Het doel der W. W. is ons zeer sympathiek, ook aan dr. W., doch de actie gaat alleen hiertegen, dat de leden (contribuanten zegt het bestuur) zich niet langer als onmondige kinderen willen la ten behandelen, wat ten slotte uit de stem ming der aanwezigen voldoende bleek. Ver reweg de meeste sprekers toch stonden prin cipieel aan de zijde van dr. W. Dat er geen vergadering meer geweest was, werd verdedigd door het motie! dat daar nooit om was gevraagd cn dat het be stuur van de veronderstelling uitgaat dat daan-oor in Warmond toch geen belang stelling beslaat Nu vraag ik, is dat nu een verdediging en is dat nu de manier om belangstelling le wekken, al is er nog maar zoo weinig animo, dan nog is mijn inziens het bestuur verplicht do vergadering te houden volgens Statuien en Iluish. Regl. Op de vele insinuaties aan zijn adres, door het besluur bij monde van den heer Langelaar en in het bijzonder van mevr. Langelaar, werd door dr. W. niet ingegaan en het deed ten slotte goed en lokte dave rend applaus uit, waaraan geen einde scheen te komen, toen dr. W. den heer L. de hand ter verzoening reikle, waarmede alle per, soonlijke kweslies dus uit de wereld waren. De door den lieer Tegelaar voorgestelde motie van vertrouwen in het bestuur was hier niet op zijn plaats, daar van wantrou wen geen sprake was, en kwam dus niet in behandeling. Daar op grond van het bovenstaande naar mijn meening de feiten van het ingezonden stuk niet zijn weerlegd, werd tenslotte door mij de volgende motie voorgesteld De Warmondsche Wijkverpleging in ver gadering bijeen op Maandag 11 Febr. 1924: van oordeel, dat door het tegenwoordige Comité, ten onrechte de leden worden be schouwd als contribuanten; van oordeel, dat deze vergadering is der halve een algemcene vergadering van ge wone leden; overwegende, dat de W. W. is een ko ninklijk goedgekeurde vereeniging; gehoord de discussies, spreekt de wenscholijkheid uit, dat de W. W. dan ook behoort te worden bestuurd vol gens dio koninklijk goedgekeurde statuten en een door de algemeene ledenvergadering goedgekeurd huishoudelijk reglement en ver zoekt derhalve voornoemd Comité voor 1 April a.s. een ledenvergadering hijeen le roe pen, waarop allereerst aan de orde gesteld wordt: vaststelling van een Huishoudelijk Reglement en verkiezing van een bestuur, die met handgeklap werd begroet en waarop de heer L. verklaarde voor 1 April a.s. een vergadering te zullen bijeenroepen, waarop voorstellen in dien geest aan de orde zou den worden gesteld. M. d. R. ik zeg U lïarlelijk dank voor de mij verleende plaatsruimte, waarvan ik hoop een niet al te onbescheiden gebruik te heb ben gemaakt, 7, 7, COS, Warmond, 16 FeEruarï 1924. Rijwialbelasting. kWij weten het allen wel al: er dreigt in een min of meer verwijderd verschiet een Rijwielbelasting. Nu is elke belasting verre van sympathiek. Wij weten niet hoe andere naties er over denken; maar de Nederlan der heeft bijzonder weinig op met belas ting-betalen. Het is wel eens voorgekomen, dat een Nederlander, die niet geroepen was om voor de schatkist en haar inhoud te zorgen, een denkbeeld opperde van belas tingheffing of een nieuw belastingobject aan de hand deed, maar dan was het toch gewoonlijk iets, waarvan hij zelf geen last had. Do gevallen, dat iemand een nieuwe belasting voorstelt, waaronder hijzelf zou vallen of, erger een reclame indiende, dat hij te laag was aangeslagen, zijn te tellen. Misschien is er aanteekening van gehouden in een curiositeiten-register. De nu voorgestelde Eijwielbelastiug zal zeker ook niet populair zijn of worden, en dat te minder, omdat er een Kijwielbelas- ting is geweest, die afgeschaft is en de her leving dus als dubbel onaangenaam zal worden gevoeld, al is ook het bedrag der belasting per rijwiel niet zoo bijzonder hoog, want f 3 per jaar of 6 cents per week en dus 1 cent per werkdag met den Zondag vrij, dat is nu niet iets, waarvan iemand de haren to berge behoeven to rijzen. Op li Juli 1898 werd het rijwiel als grond slag voor belasting in de Personeele Be lasting opgenomen. De aanslag was afhan kelijk van de huurwaarde van het perceel, dat de aangeslagene bewoonde, Sn be woonde hij geen perceel, dan werd hij aan geslagen naar het hoogste tarief. Er zat dus progressie in en er etak ook iets in, dat op belasting van ongehuwden leek, maar daarin zat ook de onbillijkheid. De eigenaar of bewoner van het perceel was aansprakelijk voor de belasting op alle rij wielen, wier eigenaars daar onderdak ge noten, dus de hospita voor haar kamerbe woners. Contröle op het hebben van een rijwiel waB er weinig en- aan ontduiking van de belasting ontbrak het niet. Toen zoo het rijwiel een der grondslagen was voor de Personeels Belasting, maakte dat onderdeel dus deol uit van een ver teringsbelasting, wat „het Personeel" toch inderdaad is, met een krassen bijsmaak van „weeldebelasting." Maar toen zoo langzamerhand het „alles op do fiets!" tot werkelijkheid was geworden, ging het niet meer aan om de fiets als weelde-artikel te beschouwen en men verviel in liet andere uiterste door het hebben en berijden van een rijwiel als de natuurlijkste zaak van de wereld, eigenlijk als een behoefte te beschouwen. Zooals men nu eenmaal de belasting op het gemaal en den accijns op varkensvleesch en zeep had afgeschaft, zoo werd op 19 Sept. 1919 de grondslag rijwie len uit de Wet op de Personeele Belasting gelicht tegelijk met do haardsteden. Men kan het iemand niet kwalijk nemen, als hij daartussclien toch verschil opmerkt. Toen, Ln 1919, was men nog in de „royale buien". Men schafte nog belastingen af, al trachtte men heb verlies op rijwielen eti haardsteden ook te compenseeren door eon verhooging van de heffing naar den grond slag „Huurwaarde". Degenen, die met Huurwaardo niets te makon hadden, dus allo jongelui en ongehuwden en kamerbe woners, juichten, al was do winst voor hen niet zoo bar groot; 'twas allee-D, omdat het belasting gold. Er schuilt daarin iets heel eigenaardigs; maar het is hier niet de plaats om daarover uit te weiden. Nu, in elk geval, zijn dc tijden anders. De Minister van Financiën moet dat is de eisch, een sluitend budget scheppen en ziet daartoe geen kans zonder nieuwe be lastingen in te voeren of bestaande te ver- hoogen. Dat i9, onder ons gezegd, een heel klein beetje een rare manier van doen. ;Wanb een eluitend budget maken met be- lastingverhooging, daar behoeft men geen financieel genie voor to zijn. De kunst is eigenlijk om zonder belas ting-vevhooging enkel door versobering en door verstandig en omzichtig huis te houden, het sluitende budget to verkrijgen. Wij zullen dus maar hopen en voorloopig aannemen, dat het de bedoeling is aan dc Rijwielbelasting een tijdelijk karakter te ge ven, er een noodmaatregel van te maken, die ingetrokken wordt', als de nood voorbij is. Jammer evenwel, dat bijv. de mcesto van onze opcenten, en dat zijn er nogal wat, nood maatregelen zijn en zij rustig blijven voortle ven alsof het zoo behoorde. En zulke bij komstige heffingen hebben dan wel eens het averechtsche gevolg, dat zij tot een ongc- wenschte royaliteit verleiden als do eigenlijke nood voorbij is, zoo iets van Janus Tulp: ,,'t Geld ligt er voor". Dit is althans een voordeel, dat niet weer de Rijwielbelasting onder „het Personeel" wordt gerangschikt en zij dus vrij blijft van de opcenten; het wordt nu als het inge diende wetsontwerp wet wordt een af zonderlijke indirecte belasting builen de ver teringsbelasting om. Laat ons even het wetsontwerp langs gaan en daarbij hier en daar een opmerking of toelichting plaatsen. De Minister geeft toe, dat hel rijwiel niet ia een weelde-arlikel in den gewonen zin, maar, zegt hij, 't geeft dan toch gemak en genoegen^ en dus is het toch wel een beetje weelde. Hij wil dan van elk rijwiel f 3 per jaar eischen. In 1919, het laatste jaar van de vorige be lasting, waren er 861.500 rijrielen belast. Neemt men in aanmerking, dat er toen vrij wat buiten de belasting vielen en dat er se dert 1919 weer heel wat bij gekomen zijn, dan is hij zeker niet al te optimistisch, als hij op 1 millioen rijwielen, dat i9 op 3 mil- lioen gulden, rekent. Daar gaat zoo goed als niets af, want beschrijvingsbiljetten en an dere papieren komen er niet bij te pas en de contróle heeft plaats door de politie en de ambtenaren van invoerrechten en accijnzen. De belasting wordt voldaan op de wijze van de hondenbelasting. Eens in het jaar betaalt men zijn f3, krijgt daarvoor een belasting- merk, een plaatje, bevestigt dat aan de fiets en men is klaar. Wie zonder zoo'n merk aan zijn rijwiel rijdt wordt bekeurd en betaalt van 5 tot 25 gld. boete; bovendien kan het rijwiel in beslag genomen worden, of de boelen kun nen verhaald worden op het rijwiel, onver-, schillig of de berijder al of niet eigenaar was. In Frankrijk gaat het net zoo, maar daar worden alle rijwielen belast; hier alleen die welke op den openbaren weg worden ge-, bruikt. Mogen wij één opmerking maken, dan had den wij liever gezien, dat er bepaald was, dat ten hoogste f3 zou worden geheven en de Kroon vrijheid liad het bedrag (vooral- 1 e n natuurlijk) van jaar tot jaar te verlagen, om zoo het lijdelijk karakter beter te doen uitkomen. Een rijwiel met aangehechten motor gelei.1 voor rijwiel; dat zijn die met hulpmotor deftig autowheel, en huiselijk „koffiemolen'* genaamd. Zij zijn door den motor motorrij wielen en zouden dus onder de Personeele Belasting vallen; maar elk oogenblik kun-; nen zij weer tot rijwiel gemaakt worden. Dubbele belasting gaat niet en daarom wor den ze als gewoon rijwiel aangemerkt. Kinderrijwielen zonder luchtbanden en met wieltjes van ten hoogste 5 c.M. worden als speelgoed beschouwd en zijn dus vrij Ook de rijwielen, die in Rijksdienst worden ge bruikt of door vreemdelingen, die aan een gezantschap of .consulaat verbonden zijn, mits het land. dat zij vertegenwoordigen, de zelfde vrijstelling voor ons gezantschaps- of consulaatspersoneel verleent. Men ziet, de zaak is zeer eenvoudig en de controle is dat ook. Wie zijn belaslingmerk. zijn rijwielpenning op de voorgeschreven wijze aan de fiets heeft aangebracht, rijdt maar door; maar de politie en de kommiezen van invoerrecht en accijnzen hebben het recht den fietser te doen stilhouden, als zij twijfelen of zich willen overtuigen en zij kunnen de fiets opbrengen en in beslag ne men, welk beslag niet behoeft opgeheven le worden, als niet zekerheidsstelling is gege-i ven voor de maximumboete. Die rijwielpenningen worden gelijkgesteld met zegels, in zooverre dat op namaak of vervalsching er van art. 216 van het Wet boek van Strafrecht cr op van toepassing is, dat zegt": Met gevangenisstraf van fen hoogste zes jaren wordt gestraft; lo. hij die van Rijkswege uitgegeven zegels namaakt of vervalscht, met het oog merk om die zegels als echt en onver- valscht te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; 2o. hij die, met gelijk oogmerk, zooda nige zegels vervaardigt door wederrechte lijk gebruik le maken van echte stempels. kunnen, door, vooral in de stad en overigens on drukke wegen er huiien, langzaam te rijden, den voorbijgangers zeer van dienst zijn. Bij snel rijden toch geraken dezen dik onder do modder, hetgeen zeer onaangenaam voor hen is, maar voorkomen kan worden door langzaam rijden. Abonné, te L. Het is moeilijk zonder een huis te kennen, op te Keven hoeveel de huur kan bedragen. Dit hangt van te veel factoren af, als :-sland, grootte der kamers, enz. Zonder inmenging der Huurcómmissie kan de huurprijs van 1916 met 50 pCl wor den verhoogd. S., le L. U moet daarloo in de gelegen heid worden gesteld zonder verlies van loon. C. B., te R. Veerenpikkon is oen groote onhebbelijkheid van hoenders, welke zeer moeilijk valt af te lecrcn. Is hel een enkel exemplaar, ruim liet dan op. Geef^uw bees ten beweging Strooi het graan mot los op den grond, doch hark het onder in de ren, zoodat ze moeten krabben en werken voor hun koslje. Hang een suikerbiet aan een touw in de ren op, zóó hoog van den grond af, dat ze er naar moeten springen Bezig heid houdt ze alleen van die onhebbelijk heden af. J .R., le L'. De aanslag is berekend naar een inkomen van f 1645. Indien uw in komen slechts f 1145 is geweest, dan is de aanslag te hoog. Abonné te L. Indien uw d:enslbods slechts f 450 loon verdient, zonder meer, dan is zij niet belastingplichtig. Wij vermoeden echter, dat zij bovendien nog wel vrij in kost ol kost en inwoning zal genieten Hier voor wordt resp. i 400 en f 500 gerekend. 7. de M., te L. Uw aanslag is juist. Het te betalen kostgeld heelt met don aanslag niets uit tc staan. J. B., te L. De huur van uw woning is voor de belasting gesteld op f 150. Hiervan gaat af f G voor water, blijft f 144 Van na eerste f120 wordt niets betaald; van de rest 10 pet. of f2.40. Hierbij komen 70 op centen af f 1 68. Uw aanslag van f 4.08 derhalve juist. E. R. B., te L. Zonder vermelding van uw inkomen kunnen wij hel schoolgeld met berekenen. Indien echter het inkomen, op uw aanslagbiljet vermeld, juist is, dan zal u0 berekening wel goed zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 8