De üiiziciiare Haed, No. 19600. LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 31 Januari. Tweede Blad. Anno 1924. t TWEEDE KAMER. GEMENGD NIEUWS. FEUILLETON. (Zitting van gisteren). Indische Begiooting. r 'Aan de orde is het ontwerp Indische Be grooting. De lieer SCHAPER CS. D.) vraagt het rapport-Van Blommesteyn in zake de Koe lie-ordonnantie tegelijk aan de orde te stel len. De VOORZITTER zegt, dat de Minister heeft meegedeeld, dal hij nog niet voldoen de georiënteerd is over deze kwestie. Het is dus boter dal punt later te behandelen. De algemeene beschouwingen worden ge opend. Tevens is aan de orde de interpella tie van den heer Albania in zake de houding der Indische Regeering ten opzichte der volksbewegingen in Indië, mede in verband met de jongste spoorwegstaking. De heer ALBARDA (S -D.) stelt den Min. 'de navolgende vragen: 1. Is de Minister van oordeel, dat voor het uitbreken van de spoorwegstaking van Mei 1923 door de Indische Regeering en haar ambtenaren genoegzaam aandacht is Beschonken aan de grieven en de klachten van het spoorwegpersoneel betreffende zijn arbeidsvoorwaarden en zijn rechtstoestand? 2. Is de Minister niet van oordeel, dat. in dien de bij Regeeringsbesluit van 18 Fe bruari 1923 ingestelde Verzoeningsraad voor de spoor- en tramwegen op Java en Madoe- ra, die eerst medio Juni is geconstitueerd, herder in het leven geroepen en samenge steld was, de werkzaamheid van dien Raad had kunnen strekken tot het verminderen ,Van de ontevredenheid bij het personeel en daarmede tot het voorkomen van de sta king? 3. Keurt de Minister goed, dat, toen twee leden van den Verzoeningsraad kort na het Uitbreken van de staking zich op verzoek ran den voorzitter naar Semarang hadden egeven, ten einde tot een beter inzicht in Sen aard van het coflict te geraken, deze», jia een onderhoud met den Resident, van hun onderzoek hebben afgezien? 4 Is de Minister niet van oordeel, dal de verbeteringen in de arbeidsvoorwaarden var. het spoorwegpersoneel, waartoe kort na den p.floop van de staking is overgegaan, reeds yoor Mei 1923 hadden kunnen worden tot Stand gebracht? 5. Meent de Minister niet, dat de arresta tie van Semaoen, op gronden die met de sta king geen verband hielden, bet uitbreken Van de staking heeft bevorderd? 6. Is de Minister bereid te bevorderen, dat art. 161 bis van het Wetboek van Straf recht worde ingetrokken of gewijzigd? 7. Wil de Minister bevorderen, dat de ad ministratieve strafmaatregelen, die zijn toe gepast op de deelnemers aan de slaking, in getrokken worden? 8. Mag men verwachten, dat het rapport yan het thans aan den Verzoeningsraad op gedragen onderzoek onverkort openbaar go maakt zal worden? Zijn interpellatie toelichtend, zegt spr., dat al ligt de staking reeds vér achter ons, toch ïen bespreking nog zeer gewenscht is. Zoo lang bestuurs- en rechtsverhoudingen tus- Schen Nederland en Indië nog onveranderd zijn, is liet noodig hier de verantwoordelijke personen tot de orde te roepen. Spr. releveert de voorgeschiedenis van de Slaking. Vrijwel alle leiders werden gear resteerd en daardoor verliep de staking. (Werkstaking is een ernstige handeling Waartoe niet lichtvaardig mag worden over gegaan. Eerst als alle middelen zijn uitge put mag dit middpl worden aangegrepen. Bij een openbaar middel van vervoer heeft ïncn ook tc denken aan de economische ge- Volgen van de staking. Van al deze stand punten gezien, was naar spr.'s oordeel de Staking in Indië tol mislukking gedoemd, RVel wn;e ale middelen ter verbetering uit geput. Neiging tot staking was dus begrijpe lijk. Ecntpr was het onvoorzichtig tot sla king over te gaan ook al omdat de stakers in slechter conditie zouden geraken door de Blaking. Eer hopelooze onderneming lot mislukking gedoemd, lijkt spr. deze staking, maar juist daarom had de Regeering deze staking moeten voorkomen. In plaats daar van heeft zij de staking in de hand ge- Werkt. Er was algemeene ontevredenheid en de Regeering wist dat, maar deed niets; de rechtspositie bleef slecht, da regeling der dienst- en rusttijden was zeer onvoldoende. Op alle aanvragen lol verbetering bleef de Regeering dool. Alles lijkt als twee druppels water op de Nederlandsche staking in 1903. Miskenning en negeering van alle wenschen van het personeel deed den hom barsten. De Regecring heeft door de arrestatie van Semaoen de staking geprovoceerd. Art, 161bis van hel Wetboek van Strafrecht is in strijd met het recht van werkstaking en de regeering heeft in 1911 het recht in het Spoor- en Tramreglement onverkort laten bestaan. Art. 161bis stel 't bevorderen van slaking weer-strafbaar. Staking zelf is vrij, maar opzetten daartoe echter niet en dat is ten slotte een belemmering der slaking. Sta king kan niet verkregen worden zonder overleg en aansporiDg en dus verbiedt dit artikel feitelijk de staking. Dit artikel geeft aan de overheid de gelegenheid om ieder te arresteeren, die dc staking leidt en tracht aan te wakkeren. De heer MARCHANT (V, DJ: Dat was ook de bedoeling. De heer ALBARDA (S. D.): Natuurlijk, maar daarom is het ook een monstrum. Vele stakers zijn de dupe geworden van de staking. Hierdoor zijn ook de belangen van de Spoorwegmaatschappijen geschaad, om dat duizenden geoefende krachten zijn ont slagen, hetgeen reeds leidde lot vele klach ten. Vele stakers zijn dan ook weer terugge nomen, zij het in slechtere positie dan voor heen. Spr. kan die strafoefening begrijpen, maar hij meent, dat de tijd nu lang genoeg heeft geduurd, voorat omdat de schuld feite lijk drukt op de regeering, die alles naliet om deze staking te voorkomen. Ten slotte vraagt hij hoe het slaat met het rapport van den Verzoeningsraad. Hij hoopt, dat dit spoedig zal gereed zijn en dat het onverkort zal gepubliceerd worden. De Minister van Koloniën, de heer DE GRAAF, antwoordl op de vragen van den inlerpellant. Op de beschouwingen over de voorwaar de voor een staking gaat spr. niet in. Het bedenkelijk karakter van een spoorwegsta king heelt de heer Albarda juist in het licht gesteld. Aan de vaststelling der posilie en arbeids voorwaarden van het personeel wordt ge werkt. Spr. verdedigt de arrestatie van Se maoen, die herhaaldelijk gewaarschuwd is. Zijn woorden waren gevaarlijk in die om standigheden en op dat oogenblik en het was onvermijdelijk hem het zwijgen op te leg gen. De beraadslaging met het hoofdbestuur der S.S. was gelegenheid genoeg geweest om tot overleg te komen en krachtmiddelen behoefden niet toegepast te worden. Spr. geeft toe dat bij een staking leiding noodig is, maar die behoeft'niet over te gaan tot een politieke daad. En dat leidde tot toe passing van art. 161bis. Vele stakers zijn teruggenomen in den dienst. Spr. wil gaarne den G.G. uitnoodi- gen om daarmede voort te gaan en de spons te halen door hel gebeurde. De achtste vraag behandelend, zegt spr., dat hij bij de Indische Regeering op open baarmaking zal aandringen. De heer ALBARDA (S. D.) zal eerst eenige beschouwingen houden over de Indische begrooting in het algemeen. Hij begint met er op te wijzen, dat de Engelsclic regeering voornemens is het Singapore-plan te laten vallen. Alle argumenten voor de Vlootwet zijn daardoor vervallen. Vervolgens behandelt hij den financieelen toestand van Indié. Spr. critiseert het, dat door nalatigheid in de goede jaren de belas- tingpolitiek thans veranderd is en dat als gevolg daarvan de financieele toestand thans slecht is. De financiën herstellen zich thans niet snel, omdat de bezuiniging zelf een goede ontwikkeling der bedrijven tegen werkt. De inkrimping der bedrijven heeft een verlammenden invloed op het econo misch leven. De groole massa heeft nog met groote moeilijkheden te kampen, hetgeen o.a. uit het Pandhuis-wezen blijkt. De ge moedstoestand van de Indische bevolking is zoodanig, dat er reden is voor groole be zorgdheid. De bomaanslagen zijn geen da den van kwaadwilligheid of van communis tische gezindheid. Met strafmaatregelen bestrijdt men die daden niet; men straft ze er mee, maar men tötet den Geist niet. De aanslagen zijn uitin gen van verbittering, die gevaarlijk en nood lottig is Een wending in het Indische Be stuur is noodig: de koers van heden is ver keerd. Van die verkeerden koers geeft spr. vele voorbeelden. Hij wijst daarbij op de reis van mr. Treub die de werkgevers in Indië in wezen organiseerde en die trachtte de Staatsbedrijven van de haan te drijven. In het laatste is hij niet geslaagd. De ontevredenheid in. Indië groeit snel. Spr. wijst ook op de pers in Indië. Vroeger is bijv. Wybrandls gelaakt om zijn haat zaaien, 'dit geschiedde o.a. door den heer Fock in deze Kamer. Thans is Wybrandls door den lieer Fock waardig gekeurd voor een onderscheiding. Spr. wijst er op dat de lieer Wybrandls schrijft dat hij wel eens graag veertien da gen G.-G. wilde wezen om een eind le ma ken aan alle ontwaking der bevolking. Zijn eenige wapen zou dan zijn een eind hout met knoesten. En die man kreeg van "de Regeering een lintjel (Geroep: Schande!) Vroeger is gezegd dat de Inlandsche be volking niet geschikt was voor organisatie, omdat zij geen geld kan beheeren. Thans staan de Nederlanders bij tienlallen terecht wegens corruptie. Wat een indruk moet dat maken! Ten slotte behandelt hij de kwestie van de houding der Regeering tegenover de mi litaire organisaties. Het legerbestuur ver bood den onderofficieren zich aan te slui ten bij het verbond van landsdienaren. Vier bestuursleden van de organisatie zijn uit den militairen dienst verwijderd, omdat hun inzichten niet naar den zin der autoriteiten waren. Het gaat zóó ver dat een bestuurder van een organisatie werd gestraft omdat het bestuur telegrafisch een audiëntie bij den G.-G. had aangevraagd. Houdt men dan op staatsburger te zijn als men militair wordt, vraagt spr.? Van ingrijpen der Indische re gecring tegenover deze militaire tirannie geen sprake. Spreker deelt zelfs mede, dat de katho lieke militaire organisatie werd verboden een geestelijk adviseur aan te stellen en dat onderofficieren een uur in de houding moesten blijven staan bij het voeren van besprekingen met meerderen. Officieren daarentegen praten straffeloos en zeggen dingen die veel erger zijn dan de onderoffi cieren zeggen. De Regeering treft het ver wijt dat zij aan deze onbillijkheid geen einde maakt. Op die wijze gaat Indië naar catastrophes. Alleen een krachtig ingrijpen der Regee ring kan deze voorkomen. Er moet een ganscli nieuwe koers komen in het beleid. De Minister van Koloniën, de heer DE GRAAFF wenschl nog eenige punten uit de interpellatie te beantwoorden, omdat hij die vergeten heeft. Achtereenvolgens leest spr. weer uitvoerige antwoorden op de gestelde vragen voor. Uit die antwoorden blijkt een overzicht van de gehouden onderhandelin gen. Voorzieningen waren in voorbereiding toen de staking in Mei 1923 uitbrak. De leiders wisten dat. Intrekking of wijziging van art. lGlbis acht spr niet noodig. Het geett duidelijk aan dat dit artikel alleen tegen revolutio naire daden gaat. De heer GERRITSEN (V.-B.) betoogt dat de Regeering met versobering alleen het fi nancieel evenwicht in Indië niet zal kun nen herstellen Krachüg ingrijpen zal noo dig zijn om de schuldenlast van 1300 mil- lioen te verminderen. De depreciatie van den Indischen gulden achl spr. o. a. het ge volg van het betaalbaar slellen der Indische leeningen in Hollandsche guldens en dollars De export dient vermeerderd te worden, maar de houding der Regeering houdt dit legen. Het gevolg daarvan is vermindering van export hetgeen leidt tot verarming der Indische gemeenschap. De politiek der Re geering van tekorten op den gewonen dienst leidt tot belastingverhooging en leeningen in buitenlandsche valuta, die leiden tot be perking van den import, waarvan verlaging van het algemeene economische peil het ge volg is. Principieele verandering van de fi nancieele politiek acht spr. dringend noodig om Indië te redden. De bestuurstaak dient zeer le worden ingekrompen. De heer VAN HAVESTEYN (C. Fr.) heeft het gevoel dat pralen als Brugman hier toch niet helpt. Deze Minister blijft zitten en doet niets. Spr. heeft reeds herhaaldelijk alle In dische problemen behandeld, maar wat baat het hem? Uitvoerig zet hij weer uitéén wat zijn inzicht in die problemen is. De voor uitgang van de communistische gedachte juicht hij toe. De Regeering helpt dien, meent hij, door haar beleid. Hij critiseert in dit verband de houding der Regeering tegenover de spoorwegstaking. Als het eenheidsfront lusschen de opko mende mannen maar is verkregen, zal de Javaansche buffel den kleinen blanken in dringer van zich afschudden. De vergadering wordt verdaagd tot heden één uur. Te Delft hebben zes be- lastingambtenaren en twee rechercheurs van politie een inval gedaan in de woning van J. K., op den Rottcrdamschc-dijk. Zij betrapten op den zolder den bewoner cn ze keren J. v. G. aan den arbeid bij een in werking zijnd distillatie-toestel. Het toestel is in beslag genomen. Tegen J. K. en J. v. G .is proces verbaal opgemaakt. Een varensgezel, die zich in den nacht van Dinsdag op Woensdag aan liet politiebureau in de Pauwensteeg Ie Rot terdam om onderdak meldde, vertelde, dat hij de dader zou zijn van den moord, die indertijd te Giessen-Nieuwkerk op een spoor wegarbeider is gepleegd. Hoewel de politie eerst den indruk had, dat de man dit ver haal had verzonnen om aan nachtverblijt te komen, heeft zij hem toch Ier beschik king van hel parket te Dordrecht gesteld. De aangehoudene heeft vroeger te Gorin- chem in verband met dezen moord in arrest gezeten. De rechtbank te Rotter- dam heelt gisteren het faillissement uilge sproken van de firma L. van Blankenslein, commissionair in elfecten. Er moet een te kort van ruim twee ton zijn. De gemeente Bussum heeft b e- sloten, het omrasterde gedeelte van het door haar aangekochte landgoed „Bantam" voor het publiek toegankelijk te stelien. Daartoe zullen tegen een geringe vergoeding wandel- kaarten verkrijgbaar worden gesteld. I) e drogist B. V., te Amersfoort, heeft bekend gepoogd le hebben zijn vrouw door gasverstikking te dooden. Zijn broeder, P. V., van medeplichtigheid verdacht, is op vrije voeten gesteld. De directie van de „Heemai" le Hengelo, heeft de aangekondigde algemeene loonsverlaging ingelrokken. Er zal een tarief- herzineing plaats hebben. De strafzaak tegen de da- ders van den moord le Ellen komt 25 Fe bruari in behandeling voor de Bredaschs rechtbank. Te Nijmegen is aangeho u d e n en door de marechaussee naar Barneveld overgebracht zekere H. E. K., die zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering van f 160 en 2 vaten benzine, gepleegd te Bar neveld, een heerenrijwiel, dat hij te Amster dam had gehuurd, te Utrecht verduisterde en dat vervolgens te Nijmegen in beslag werd genomen; zoomede van een handkof fer met goederen, gepleegd te 's-Graven- hage. Voorts werd zijn aanhouding verzocht ter zake van het onttrekken van een min derjarige aan het over haar wettelijk ge steld gezag. Bij zijn aanhouding gaf hij op te heeten A. C. v. d. G., onder welken val- schen naam hij zich te 's-Gravenhage had laten inschrijven. Hij logeerde daarna te Rotterdam en vertrok zonder te betalen. Van 1914 tot 1918 heeft hij vertoefd in het Rijksopvoedingsgesticht te Doelinchem we gens verduistering van f 375. In 1921 werd hij door de Amsterdamsche rechtbank ver oordeeld tot een jaar gevangenisstraf we gens verduistering van f 9000; hij liep toen wederrechtelijk in de uniform van officier. In Maart 1923 heeft de Amsterdamsche rechtbank hem veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, wegens het weder rechtelijk dragen van de uniform van in specteur van politie waarvoor hij zich ooit eenigen tijd uitgaf. De (e 's-Gravenhage door hem ontvreem de koffer met goederen is door de Nijmecg- sche recherche in beslag genomen. De commissaris van politie te s Hertogenbosch bericht, dat bij hem is in gekomen een brief van den Polizei Direklor te München, waarin gewaarschuwd wordt tegen een man, zich noemende dr. Albert Neijmeijer, ook wel dr. Ensler. In het bui tenland wordt zijn aanhouding gevraagd we gens oplichting en diefstal. Hij is als geeste lijke gekleed, houdt zich veelal op in zuster kloosters, zusterhuizen of instituten en tracht missen te lezen, te prediken cn biecht lo hooren. Hij tracht door bedelbrieven in het buitenland giften hijeen te krijgen en hij zou ook reeds belangrijke giften hebben onlvan- gen. Het is niet uitgesloten, dat hij binnen kort als hooger geestelijke optreedt. De „BreskcnscheCt." meldt: J.l, Donderdagavond is te Ostende een ernstig polilie-misdrijf legen een zestal Nederland sche visschers gepleegd. Het was ongeveer tien uur des avonds, dat de Breskensche vis schers P. C. van den Heuvel, Abr. Notcbaart, Jannis Notebaarl en II. Erasmus zich aldaar in een café bevonden en een glas bier dron ken, toen plotseling een politiecommissaris met vier agenten binnen kwam en hun vroeg of ze Hollanders waren. Op hun bevestigend antwoord werden zij gesommeerd mee te gaan en als 't ware naar het bureau geslagen. Op hun vragen wat zij hadden misdaan om zoo mishandeld te worden, was liet eenige antwoord slagen en scheldwoorden, Een van hen werd geheel bewusteloos ge ranseld. Des anderen daags werden zij vrijgelaten cn konden zij maken, dat zij wegkwamen, terwijl de politie hun nog gemeene scheld woorden nariep. De oorzaak van dit politieschanda^moet zijn gelegen in het feit, dat te vorm een politieagent is geslagen en een spiegelruit was ingegooid. Dit zou door Nederlanders geschied zijn. Toen dit gebeurd is, waren be doelde visschers op zee; zij staan dan ook geheel buiten een ot ander voorval, dat daar {laats gehad moet hebben. Belgische visschers en de burgerij waren de ongelukkigen behulpzaam om naar hun vaartuigen te gaan. De zaak is bij hoogerhand in onderzoek, zoodat dit muisje nog wel een staartje zal hebben. De bewoners van de hoeve van den lieer V., te Absdale, nabij de gemeente Axel, werden Dinsdagnacht gewekt door het overgaan van de electrisclie schel, die in ver binding slaat met het hek en verschillende gebouwen, die bij do hofstede beliooren. Een der bewoners ging met een geladen geweer naar buiten, doch nauwelijks had hij de deur geopend of een kogel floot hem over het hoofd, Hij ging weer naar binnen en begon door een raam in de richting van het kip penhok te schieten, waar hij onraad verno men had. Vier mannen namen hierop de vlucht. Een raak antwoord. De zeden aan de Duilschc hoogescholcn zijn, zooals men weet, verschillend van de onze. Hiervan geeft een Beiersch blad het vol gende staaltje Onlangs werd een prolessor van de poly technische school uitgenoodigd op een stu dentenfeest. Men wist, dat hij een joviale kerel was, en tegen middernacht meende een student te bemerken, dat de professor niet zeer vast meer op de beenen stond. Ilij naderde hem en vroeg: „Kunt gij mij zeggen, mijnheer de pro fessor, hoe het komt, dat bij personen van zekeren ouderdom de drank inwerkt op de teenen, terwijl hij bij ons, jongelui, naar het hoofd gaal?" „Zeker," antwoordde de professor glim lachend, „dal komi, omdat de drank bij den mensch altijd de zwakste plaats zoekt." De sludent vroeg niet verder. El BUITENLANDSCH GEMENGD. In de gemeente Winsen nabij Luneburg heeft de vrouw van een sloker tijdens do afwezigheid van haar man haar een-jarigen zoon en haar drie dochters in den ouder dom van 3 tot 11 jaar opgehangen. Vervol gens pleegde zij zelfmoord. Toen de vader thuiskwam gaf alleen nog de jongste doch ter teckencn van leven. Oneenigheid in het gezin schijnt de oorzaak van dit drama to zijn. Door DOUGLAS VALENTINE. Schrijver van „De man met den Klompvoet", Geautoriseerde vertaling van W. E. P, (Nadruk verboden). 32) „Wal duivel, waar zit die hond?" zei Slrangwise. Toen floot hij en riep weer: „Rufus! Rufus!" Desmond spande zich tot liet uiterste in om zijn spieren niet te laten verslappen. De aderen waren gezwollen op zijn voor hoofd cn hij voelde het bloed suizen in zijn ooren. Nog één minuut en hij zou vallen, dat wist hij. Hij had niet meer de kracht om zich naar liet kozijn omhoog te werken. Een luid geblaf klonk door den tuin, ge volgd door hel getrappel van hondepoolen. Desmond hoorde Slrangwise lot den hond spreken en het huis weer binnengaan. Toen was alles weer stil. Met een geweldige krachtsinspanning zwaaide Desmond zijn boenen dwars over de buis, greep die met Zijn rcchlerhand, toen met de linker en be gon zich langzaam naar beneden te laten. De buis trilde onder zijn gewicht, maar zij liield toch en in een minuut stond hij op hot dak van den uitbouw en tuurde behoed zaam door den dikken mist, die over den tuin hing. Hij maakte zich onzichtbaar door achler öe groole walerton te kruipen en begon de achterzijde van de herberg le verkennen. Het bovengedeelte van het huis was in duisternis gehuld, maar een breede stroom van licht doorkliefde den mist van uit een halfopen deur en een smal venster op den heganen grond. Door het venster keek hij in een gezellige, kleine bar, waar Strang- wisc, met een glas in de hand, bij de toon bank stond. Terwijl Dc-smond naar hem keek. hoorde hij een gesmoorden kreet er gens in het huis. Slrangwise hoorde liet ook, want Desmond zag hem zijn glas op de toonbank neerzetten en scherp luisteren. Toen volgde een doffe smak ergens binnen in de herberg en het volgend oogenblik zag Desmond den man met het vaalgele gezicht, die volgens zijn meening Rass moest zijn. in dc verlichte ruimte binnenkomen. Hij zeide iets tot Slrangwise, terwijl hij met zijn duim achler zich wees, waarop deze hem goedkeurend op den schouder klopte; toen gingen beiden haastig heen. Hoewel zijn nieuwsgierigheid geprikkeld was door het looncel, dat hij juist had gadegeslagen, durfde Desmond toch niet langer blijven waar hij was. Het dak van den uitbouw was niet meer dan een voet of tien boven den grond; hij kon zich gemak kelijk naar bereden laten rallen. Geruisch- loos deed hij dii en toen hij zonder onge vallen aangeland was rende hij het tuin hek uit. Terwijl hij dit deed, hoorde hij, dal de deur van de herberg, die op den tuin uitkwam, opengerukt werd en dat de stem van Strangwise riep: „Wie is daar?" Maar Desmond lette er niet op. Ilij vloog hel ven in. Eer hij een twaalftal stappen verder was, had de mist hem verzwolgen. Van uit de witte wolk achter hem hoorde hij allerlei geroep, maar hij schoot snel om het huis heen en bereikte zoo den weg. Toen hij eenmaal den vrijen, open weg bereikt had, herademde Desmond. De dikke mist, die hem omringde, en de harde weg beneden zijn voeten gaven hem een gevoel van veiligheid, dat hij gemist had, zoolang itij in dc atmosfeer van dat sombere, een zame huis wa3 geweest. Hij zette er den pas in naar huis, met één gedachte, n.l. onmiddellijk om hulp te lele- foneeren, om de „Dyke Inn" en allen, die zich in het huis bevonden, te omsingelen. Nur-el-Din, dit was duidelijk, of zij een spion was of niet (en Desmond gelooide haar verhaal) was de eenige persoon, die cenig licht kon werpen op de geheimzinnige om standigheden in verband met den moord op Mackwayte. Haar arrestatie zou haar hoven- dien vrijwaren tegen liet verdere optreden van Mortimer, hoewei DeSmond vermoedde, dat deze, nu hij het juweol in bezit had, de danseres met vrede zou laten. Wat Slrang wise betreft, die moest dan maar eens uit leggen, zoo goed hij kon, waarom hij voort durend in betrekking stond tot een vrouw, op wier aanhouding een belooning was ge steld. Desmond ging met den sleutel binnen. De huishoudster was teruggekeerd en was bezig de tafel voor het middagmaal le dekken. In de bibliotheek waren de gordijnen opgetrok ken en een vroolijk vuur brandde in den haard. De kamer zag er behaaglijk en gezel lig uit, in tegenstelling met het ruwe weer buiten. Desmond sloot cn grendelde de deur en ging toen naar de telefoon op het bureau. „Bel Stanning 700 op" zoo herhaalde hij zijn instructies bij nichzclf „en vraag naar mr. Elias. Binnen vijftien minuten zal er dan hulp konten opdagen," De pendule op den sehoorsteenmanlel wees kwart voor zevenen. Wanneer er dadelijk hulp kwam, konden zij met een auto omstreeks kwart over zevenen bij de Dyke Inn zijn. De telefoon gaf geen toeken van leven. Desmond rukte ongeduldig den haak op en neer. Dezen keer zou hij len minste niet in gebreke blijven op le bellen, zei hij tot zich zelf. Voordat hij dien avond naar bed ging, zouden Nur-el-Din, haar kamenier, Rass en als het noodig was ook Slrangwise (die een lesje in bescheidenheid noodig had) in ver zekerde bewaring zijn. Nog steeds geen antwoord. „Hallo! Ilallol" riep Desmond, den haak heen en weer rammelend. „Hallo, dc cen trale!" Maar er kwam geen antwoord. Toen be- nierkle hij, dat de lijn afgesloten was; hij hoorde geen enkel geluid of dat gezoem, het welk men altijd in de telefoon hoorl, wan neer men op aansluiting wacht. Vijf minuten lang deed hij vcrgcefsche po gingen om antwoord le krijgen; toen had hij er genoeg van en hield er mee op. „Ilc zal der ir.olor moeten nemen cn naar Slanning rijden", zei hij bij zichzelf; „hoe ik den weg zal moeien vinden in dezen mist, mag de Hemel weten I En i 1 cel niet eens lot wicn ik me wenden moet. wanneer ik eenmaal daar ben. Tot de politie, ver onderstel ikl" Hij sloot de deur open en belde Martha. „Ik moet naar Slanniag, Martha", zei hij, „ik zal probeeren ot ik vóór het diner tegen acht uur thuis kan zijn." liet was niet zijn plan het gezelschap naar de Dyke fnn te volgen. Hij moest zijn incognito bewaren totdat Mortimer, de voor naamste prooi, er onder was gebracht. Ilij vulde zijn sigarettenkoker uil de doos op tafel en stak een doosje lucilers in zijn zak, om zijn motorlamp te kunnen aanste ken. Toen nam hij een pet van den kapstok en opende dc voordeur. Juist, toen hij dit dood, hield een groote open auto voor den ingang stil. Een man sprong cr uit cn stapte op het huis af; Desmond zag bij het licht, dat van uit de gang in den tuin viel, dat hel Mortimer was. „Fortuna heeft gebroken met haar regel", dacht Desmond. „Zij geeft mij een tweede kansl" „Net nog getroffen, Belhvard-" riep Mor timer uil, hent aanglurend door zijn dikke brilleglazen. „Tul! lutl Wat een duistcrnisl Je wou toch niet uitgaan bij dal weer, zeg eensl", Desmond had inwendig een besluit ge nomen, hoe hij zou handelen. Voor liet oogenblik moest hij het troepje van dc Dyke Inn laten glippen ter wille van deze groo- lere vangst. Hij moest later nog maar eens wegsluipen cn de telefoon nog eens probee ren en als dip nog defect was, moest hij Mortimer zien te overweldigen cn dan zelf hulp gaan halen. Op een avond als deze viel er niet aan te denken een half blinde oude sukkel al3 Martha, een boodschap le laten wegbrengen. En de oude kindscho man woonde in Wenlfield en ging 's avonds als het donker werd naar huis. Desmond mompelde dus een of ander aannemelijk leugentje van eens naar het weer te hebben willen zien en noodde Mor timer hartelijk naar binnen. „Wil je niet blijven eten?" vroeg hij. „Graag", antwoordde dc ander, met ccn zucht op den divan neervallend, „en ik zou zelfs heel graag wat vroeg willen eten." Desmond trok vragend de wenkbrau- wen op. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5