De üiiziciiare Haed,
No. 19600.
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 31 Januari.
Tweede Blad. Anno 1924.
t TWEEDE KAMER.
GEMENGD NIEUWS.
FEUILLETON.
(Zitting van gisteren).
Indische Begiooting.
r 'Aan de orde is het ontwerp Indische Be
grooting.
De lieer SCHAPER CS. D.) vraagt het
rapport-Van Blommesteyn in zake de Koe
lie-ordonnantie tegelijk aan de orde te stel
len.
De VOORZITTER zegt, dat de Minister
heeft meegedeeld, dal hij nog niet voldoen
de georiënteerd is over deze kwestie. Het
is dus boter dal punt later te behandelen.
De algemeene beschouwingen worden ge
opend. Tevens is aan de orde de interpella
tie van den heer Albania in zake de houding
der Indische Regeering ten opzichte der
volksbewegingen in Indië, mede in verband
met de jongste spoorwegstaking.
De heer ALBARDA (S -D.) stelt den Min.
'de navolgende vragen:
1. Is de Minister van oordeel, dat voor
het uitbreken van de spoorwegstaking van
Mei 1923 door de Indische Regeering en
haar ambtenaren genoegzaam aandacht is
Beschonken aan de grieven en de klachten
van het spoorwegpersoneel betreffende zijn
arbeidsvoorwaarden en zijn rechtstoestand?
2. Is de Minister niet van oordeel, dat. in
dien de bij Regeeringsbesluit van 18 Fe
bruari 1923 ingestelde Verzoeningsraad voor
de spoor- en tramwegen op Java en Madoe-
ra, die eerst medio Juni is geconstitueerd,
herder in het leven geroepen en samenge
steld was, de werkzaamheid van dien Raad
had kunnen strekken tot het verminderen
,Van de ontevredenheid bij het personeel en
daarmede tot het voorkomen van de sta
king?
3. Keurt de Minister goed, dat, toen twee
leden van den Verzoeningsraad kort na het
Uitbreken van de staking zich op verzoek
ran den voorzitter naar Semarang hadden
egeven, ten einde tot een beter inzicht in
Sen aard van het coflict te geraken, deze»,
jia een onderhoud met den Resident, van
hun onderzoek hebben afgezien?
4 Is de Minister niet van oordeel, dal de
verbeteringen in de arbeidsvoorwaarden var.
het spoorwegpersoneel, waartoe kort na den
p.floop van de staking is overgegaan, reeds
yoor Mei 1923 hadden kunnen worden tot
Stand gebracht?
5. Meent de Minister niet, dat de arresta
tie van Semaoen, op gronden die met de sta
king geen verband hielden, bet uitbreken
Van de staking heeft bevorderd?
6. Is de Minister bereid te bevorderen, dat
art. 161 bis van het Wetboek van Straf
recht worde ingetrokken of gewijzigd?
7. Wil de Minister bevorderen, dat de ad
ministratieve strafmaatregelen, die zijn toe
gepast op de deelnemers aan de slaking, in
getrokken worden?
8. Mag men verwachten, dat het rapport
yan het thans aan den Verzoeningsraad op
gedragen onderzoek onverkort openbaar go
maakt zal worden?
Zijn interpellatie toelichtend, zegt spr., dat
al ligt de staking reeds vér achter ons, toch
ïen bespreking nog zeer gewenscht is. Zoo
lang bestuurs- en rechtsverhoudingen tus-
Schen Nederland en Indië nog onveranderd
zijn, is liet noodig hier de verantwoordelijke
personen tot de orde te roepen.
Spr. releveert de voorgeschiedenis van de
Slaking. Vrijwel alle leiders werden gear
resteerd en daardoor verliep de staking.
(Werkstaking is een ernstige handeling
Waartoe niet lichtvaardig mag worden over
gegaan. Eerst als alle middelen zijn uitge
put mag dit middpl worden aangegrepen.
Bij een openbaar middel van vervoer heeft
ïncn ook tc denken aan de economische ge-
Volgen van de staking. Van al deze stand
punten gezien, was naar spr.'s oordeel de
Staking in Indië tol mislukking gedoemd,
RVel wn;e ale middelen ter verbetering uit
geput. Neiging tot staking was dus begrijpe
lijk. Ecntpr was het onvoorzichtig tot sla
king over te gaan ook al omdat de stakers
in slechter conditie zouden geraken door de
Blaking. Eer hopelooze onderneming lot
mislukking gedoemd, lijkt spr. deze staking,
maar juist daarom had de Regeering deze
staking moeten voorkomen. In plaats daar
van heeft zij de staking in de hand ge-
Werkt. Er was algemeene ontevredenheid
en de Regeering wist dat, maar deed niets;
de rechtspositie bleef slecht, da regeling der
dienst- en rusttijden was zeer onvoldoende.
Op alle aanvragen lol verbetering bleef de
Regeering dool.
Alles lijkt als twee druppels water op de
Nederlandsche staking in 1903. Miskenning
en negeering van alle wenschen van het
personeel deed den hom barsten.
De Regecring heeft door de arrestatie van
Semaoen de staking geprovoceerd. Art,
161bis van hel Wetboek van Strafrecht is
in strijd met het recht van werkstaking en
de regeering heeft in 1911 het recht in het
Spoor- en Tramreglement onverkort laten
bestaan. Art. 161bis stel 't bevorderen van
slaking weer-strafbaar. Staking zelf is vrij,
maar opzetten daartoe echter niet en dat is
ten slotte een belemmering der slaking. Sta
king kan niet verkregen worden zonder
overleg en aansporiDg en dus verbiedt dit
artikel feitelijk de staking. Dit artikel geeft
aan de overheid de gelegenheid om ieder te
arresteeren, die dc staking leidt en tracht
aan te wakkeren.
De heer MARCHANT (V, DJ: Dat was ook
de bedoeling.
De heer ALBARDA (S. D.): Natuurlijk,
maar daarom is het ook een monstrum.
Vele stakers zijn de dupe geworden van de
staking. Hierdoor zijn ook de belangen van
de Spoorwegmaatschappijen geschaad, om
dat duizenden geoefende krachten zijn ont
slagen, hetgeen reeds leidde lot vele klach
ten. Vele stakers zijn dan ook weer terugge
nomen, zij het in slechtere positie dan voor
heen. Spr. kan die strafoefening begrijpen,
maar hij meent, dat de tijd nu lang genoeg
heeft geduurd, voorat omdat de schuld feite
lijk drukt op de regeering, die alles naliet
om deze staking te voorkomen.
Ten slotte vraagt hij hoe het slaat met
het rapport van den Verzoeningsraad. Hij
hoopt, dat dit spoedig zal gereed zijn en dat
het onverkort zal gepubliceerd worden.
De Minister van Koloniën, de heer DE
GRAAF, antwoordl op de vragen van den
inlerpellant.
Op de beschouwingen over de voorwaar
de voor een staking gaat spr. niet in. Het
bedenkelijk karakter van een spoorwegsta
king heelt de heer Albarda juist in het licht
gesteld.
Aan de vaststelling der posilie en arbeids
voorwaarden van het personeel wordt ge
werkt. Spr. verdedigt de arrestatie van Se
maoen, die herhaaldelijk gewaarschuwd is.
Zijn woorden waren gevaarlijk in die om
standigheden en op dat oogenblik en het was
onvermijdelijk hem het zwijgen op te leg
gen.
De beraadslaging met het hoofdbestuur
der S.S. was gelegenheid genoeg geweest
om tot overleg te komen en krachtmiddelen
behoefden niet toegepast te worden. Spr.
geeft toe dat bij een staking leiding noodig
is, maar die behoeft'niet over te gaan tot
een politieke daad. En dat leidde tot toe
passing van art. 161bis.
Vele stakers zijn teruggenomen in den
dienst. Spr. wil gaarne den G.G. uitnoodi-
gen om daarmede voort te gaan en de spons
te halen door hel gebeurde.
De achtste vraag behandelend, zegt spr.,
dat hij bij de Indische Regeering op open
baarmaking zal aandringen.
De heer ALBARDA (S. D.) zal eerst eenige
beschouwingen houden over de Indische
begrooting in het algemeen. Hij begint met
er op te wijzen, dat de Engelsclic regeering
voornemens is het Singapore-plan te laten
vallen. Alle argumenten voor de Vlootwet
zijn daardoor vervallen.
Vervolgens behandelt hij den financieelen
toestand van Indié. Spr. critiseert het, dat
door nalatigheid in de goede jaren de belas-
tingpolitiek thans veranderd is en dat als
gevolg daarvan de financieele toestand thans
slecht is. De financiën herstellen zich thans
niet snel, omdat de bezuiniging zelf een
goede ontwikkeling der bedrijven tegen
werkt. De inkrimping der bedrijven heeft
een verlammenden invloed op het econo
misch leven. De groole massa heeft nog met
groote moeilijkheden te kampen, hetgeen
o.a. uit het Pandhuis-wezen blijkt. De ge
moedstoestand van de Indische bevolking
is zoodanig, dat er reden is voor groole be
zorgdheid. De bomaanslagen zijn geen da
den van kwaadwilligheid of van communis
tische gezindheid.
Met strafmaatregelen bestrijdt men die
daden niet; men straft ze er mee, maar men
tötet den Geist niet. De aanslagen zijn uitin
gen van verbittering, die gevaarlijk en nood
lottig is Een wending in het Indische Be
stuur is noodig: de koers van heden is ver
keerd. Van die verkeerden koers geeft spr.
vele voorbeelden. Hij wijst daarbij op de reis
van mr. Treub die de werkgevers in Indië
in wezen organiseerde en die trachtte de
Staatsbedrijven van de haan te drijven. In
het laatste is hij niet geslaagd.
De ontevredenheid in. Indië groeit snel.
Spr. wijst ook op de pers in Indië. Vroeger
is bijv. Wybrandls gelaakt om zijn haat
zaaien, 'dit geschiedde o.a. door den heer
Fock in deze Kamer. Thans is Wybrandls
door den lieer Fock waardig gekeurd voor
een onderscheiding.
Spr. wijst er op dat de lieer Wybrandls
schrijft dat hij wel eens graag veertien da
gen G.-G. wilde wezen om een eind le ma
ken aan alle ontwaking der bevolking. Zijn
eenige wapen zou dan zijn een eind hout
met knoesten. En die man kreeg van "de
Regeering een lintjel (Geroep: Schande!)
Vroeger is gezegd dat de Inlandsche be
volking niet geschikt was voor organisatie,
omdat zij geen geld kan beheeren. Thans
staan de Nederlanders bij tienlallen terecht
wegens corruptie. Wat een indruk moet dat
maken!
Ten slotte behandelt hij de kwestie van
de houding der Regeering tegenover de mi
litaire organisaties. Het legerbestuur ver
bood den onderofficieren zich aan te slui
ten bij het verbond van landsdienaren. Vier
bestuursleden van de organisatie zijn uit
den militairen dienst verwijderd, omdat hun
inzichten niet naar den zin der autoriteiten
waren. Het gaat zóó ver dat een bestuurder
van een organisatie werd gestraft omdat het
bestuur telegrafisch een audiëntie bij den
G.-G. had aangevraagd. Houdt men dan op
staatsburger te zijn als men militair wordt,
vraagt spr.? Van ingrijpen der Indische re
gecring tegenover deze militaire tirannie
geen sprake.
Spreker deelt zelfs mede, dat de katho
lieke militaire organisatie werd verboden
een geestelijk adviseur aan te stellen en
dat onderofficieren een uur in de houding
moesten blijven staan bij het voeren van
besprekingen met meerderen. Officieren
daarentegen praten straffeloos en zeggen
dingen die veel erger zijn dan de onderoffi
cieren zeggen. De Regeering treft het ver
wijt dat zij aan deze onbillijkheid geen
einde maakt. Op die wijze gaat Indië naar
catastrophes.
Alleen een krachtig ingrijpen der Regee
ring kan deze voorkomen. Er moet een
ganscli nieuwe koers komen in het beleid.
De Minister van Koloniën, de heer DE
GRAAFF wenschl nog eenige punten uit de
interpellatie te beantwoorden, omdat hij die
vergeten heeft. Achtereenvolgens leest spr.
weer uitvoerige antwoorden op de gestelde
vragen voor. Uit die antwoorden blijkt een
overzicht van de gehouden onderhandelin
gen. Voorzieningen waren in voorbereiding
toen de staking in Mei 1923 uitbrak. De
leiders wisten dat.
Intrekking of wijziging van art. lGlbis
acht spr niet noodig. Het geett duidelijk
aan dat dit artikel alleen tegen revolutio
naire daden gaat.
De heer GERRITSEN (V.-B.) betoogt dat
de Regeering met versobering alleen het fi
nancieel evenwicht in Indië niet zal kun
nen herstellen Krachüg ingrijpen zal noo
dig zijn om de schuldenlast van 1300 mil-
lioen te verminderen. De depreciatie van
den Indischen gulden achl spr. o. a. het ge
volg van het betaalbaar slellen der Indische
leeningen in Hollandsche guldens en dollars
De export dient vermeerderd te worden,
maar de houding der Regeering houdt dit
legen. Het gevolg daarvan is vermindering
van export hetgeen leidt tot verarming der
Indische gemeenschap. De politiek der Re
geering van tekorten op den gewonen dienst
leidt tot belastingverhooging en leeningen
in buitenlandsche valuta, die leiden tot be
perking van den import, waarvan verlaging
van het algemeene economische peil het ge
volg is. Principieele verandering van de fi
nancieele politiek acht spr. dringend noodig
om Indië te redden. De bestuurstaak dient
zeer le worden ingekrompen.
De heer VAN HAVESTEYN (C. Fr.) heeft
het gevoel dat pralen als Brugman hier toch
niet helpt. Deze Minister blijft zitten en doet
niets. Spr. heeft reeds herhaaldelijk alle In
dische problemen behandeld, maar wat baat
het hem? Uitvoerig zet hij weer uitéén wat
zijn inzicht in die problemen is. De voor
uitgang van de communistische gedachte
juicht hij toe. De Regeering helpt dien,
meent hij, door haar beleid. Hij critiseert
in dit verband de houding der Regeering
tegenover de spoorwegstaking.
Als het eenheidsfront lusschen de opko
mende mannen maar is verkregen, zal de
Javaansche buffel den kleinen blanken in
dringer van zich afschudden.
De vergadering wordt verdaagd tot heden
één uur.
Te Delft hebben zes be-
lastingambtenaren en twee rechercheurs
van politie een inval gedaan in de woning
van J. K., op den Rottcrdamschc-dijk. Zij
betrapten op den zolder den bewoner cn ze
keren J. v. G. aan den arbeid bij een in
werking zijnd distillatie-toestel. Het toestel
is in beslag genomen. Tegen J. K. en J. v.
G .is proces verbaal opgemaakt.
Een varensgezel, die zich
in den nacht van Dinsdag op Woensdag aan
liet politiebureau in de Pauwensteeg Ie Rot
terdam om onderdak meldde, vertelde, dat
hij de dader zou zijn van den moord, die
indertijd te Giessen-Nieuwkerk op een spoor
wegarbeider is gepleegd. Hoewel de politie
eerst den indruk had, dat de man dit ver
haal had verzonnen om aan nachtverblijt
te komen, heeft zij hem toch Ier beschik
king van hel parket te Dordrecht gesteld.
De aangehoudene heeft vroeger te Gorin-
chem in verband met dezen moord in arrest
gezeten.
De rechtbank te Rotter-
dam heelt gisteren het faillissement uilge
sproken van de firma L. van Blankenslein,
commissionair in elfecten. Er moet een te
kort van ruim twee ton zijn.
De gemeente Bussum heeft b e-
sloten, het omrasterde gedeelte van het door
haar aangekochte landgoed „Bantam" voor
het publiek toegankelijk te stelien. Daartoe
zullen tegen een geringe vergoeding wandel-
kaarten verkrijgbaar worden gesteld.
I) e drogist B. V., te Amersfoort,
heeft bekend gepoogd le hebben zijn vrouw
door gasverstikking te dooden. Zijn broeder,
P. V., van medeplichtigheid verdacht, is op
vrije voeten gesteld.
De directie van de „Heemai" le
Hengelo, heeft de aangekondigde algemeene
loonsverlaging ingelrokken. Er zal een tarief-
herzineing plaats hebben.
De strafzaak tegen de da-
ders van den moord le Ellen komt 25 Fe
bruari in behandeling voor de Bredaschs
rechtbank.
Te Nijmegen is aangeho u d e n
en door de marechaussee naar Barneveld
overgebracht zekere H. E. K., die zich heeft
schuldig gemaakt aan verduistering van
f 160 en 2 vaten benzine, gepleegd te Bar
neveld, een heerenrijwiel, dat hij te Amster
dam had gehuurd, te Utrecht verduisterde
en dat vervolgens te Nijmegen in beslag
werd genomen; zoomede van een handkof
fer met goederen, gepleegd te 's-Graven-
hage. Voorts werd zijn aanhouding verzocht
ter zake van het onttrekken van een min
derjarige aan het over haar wettelijk ge
steld gezag. Bij zijn aanhouding gaf hij op
te heeten A. C. v. d. G., onder welken val-
schen naam hij zich te 's-Gravenhage had
laten inschrijven. Hij logeerde daarna te
Rotterdam en vertrok zonder te betalen.
Van 1914 tot 1918 heeft hij vertoefd in het
Rijksopvoedingsgesticht te Doelinchem we
gens verduistering van f 375. In 1921 werd
hij door de Amsterdamsche rechtbank ver
oordeeld tot een jaar gevangenisstraf we
gens verduistering van f 9000; hij liep toen
wederrechtelijk in de uniform van officier.
In Maart 1923 heeft de Amsterdamsche
rechtbank hem veroordeeld tot 2 maanden
gevangenisstraf voorwaardelijk met een
proeftijd van drie jaren, wegens het weder
rechtelijk dragen van de uniform van in
specteur van politie waarvoor hij zich ooit
eenigen tijd uitgaf.
De (e 's-Gravenhage door hem ontvreem
de koffer met goederen is door de Nijmecg-
sche recherche in beslag genomen.
De commissaris van politie te
s Hertogenbosch bericht, dat bij hem is in
gekomen een brief van den Polizei Direklor
te München, waarin gewaarschuwd wordt
tegen een man, zich noemende dr. Albert
Neijmeijer, ook wel dr. Ensler. In het bui
tenland wordt zijn aanhouding gevraagd we
gens oplichting en diefstal. Hij is als geeste
lijke gekleed, houdt zich veelal op in zuster
kloosters, zusterhuizen of instituten en tracht
missen te lezen, te prediken cn biecht lo
hooren. Hij tracht door bedelbrieven in het
buitenland giften hijeen te krijgen en hij zou
ook reeds belangrijke giften hebben onlvan-
gen. Het is niet uitgesloten, dat hij binnen
kort als hooger geestelijke optreedt.
De „BreskcnscheCt." meldt: J.l,
Donderdagavond is te Ostende een ernstig
polilie-misdrijf legen een zestal Nederland
sche visschers gepleegd. Het was ongeveer
tien uur des avonds, dat de Breskensche vis
schers P. C. van den Heuvel, Abr. Notcbaart,
Jannis Notebaarl en II. Erasmus zich aldaar
in een café bevonden en een glas bier dron
ken, toen plotseling een politiecommissaris
met vier agenten binnen kwam en hun vroeg
of ze Hollanders waren.
Op hun bevestigend antwoord werden zij
gesommeerd mee te gaan en als 't ware naar
het bureau geslagen.
Op hun vragen wat zij hadden misdaan
om zoo mishandeld te worden, was liet
eenige antwoord slagen en scheldwoorden,
Een van hen werd geheel bewusteloos ge
ranseld.
Des anderen daags werden zij vrijgelaten
cn konden zij maken, dat zij wegkwamen,
terwijl de politie hun nog gemeene scheld
woorden nariep.
De oorzaak van dit politieschanda^moet
zijn gelegen in het feit, dat te vorm een
politieagent is geslagen en een spiegelruit
was ingegooid. Dit zou door Nederlanders
geschied zijn. Toen dit gebeurd is, waren be
doelde visschers op zee; zij staan dan ook
geheel buiten een ot ander voorval, dat daar
{laats gehad moet hebben.
Belgische visschers en de burgerij waren
de ongelukkigen behulpzaam om naar hun
vaartuigen te gaan.
De zaak is bij hoogerhand in onderzoek,
zoodat dit muisje nog wel een staartje zal
hebben.
De bewoners van de hoeve van
den lieer V., te Absdale, nabij de gemeente
Axel, werden Dinsdagnacht gewekt door het
overgaan van de electrisclie schel, die in ver
binding slaat met het hek en verschillende
gebouwen, die bij do hofstede beliooren. Een
der bewoners ging met een geladen geweer
naar buiten, doch nauwelijks had hij de deur
geopend of een kogel floot hem over het
hoofd, Hij ging weer naar binnen en begon
door een raam in de richting van het kip
penhok te schieten, waar hij onraad verno
men had. Vier mannen namen hierop de
vlucht.
Een raak antwoord. De
zeden aan de Duilschc hoogescholcn zijn,
zooals men weet, verschillend van de onze.
Hiervan geeft een Beiersch blad het vol
gende staaltje
Onlangs werd een prolessor van de poly
technische school uitgenoodigd op een stu
dentenfeest. Men wist, dat hij een joviale
kerel was, en tegen middernacht meende
een student te bemerken, dat de professor
niet zeer vast meer op de beenen stond. Ilij
naderde hem en vroeg:
„Kunt gij mij zeggen, mijnheer de pro
fessor, hoe het komt, dat bij personen van
zekeren ouderdom de drank inwerkt op de
teenen, terwijl hij bij ons, jongelui, naar het
hoofd gaal?"
„Zeker," antwoordde de professor glim
lachend, „dal komi, omdat de drank bij den
mensch altijd de zwakste plaats zoekt."
De sludent vroeg niet verder.
El
BUITENLANDSCH GEMENGD.
In de gemeente Winsen nabij Luneburg
heeft de vrouw van een sloker tijdens do
afwezigheid van haar man haar een-jarigen
zoon en haar drie dochters in den ouder
dom van 3 tot 11 jaar opgehangen. Vervol
gens pleegde zij zelfmoord. Toen de vader
thuiskwam gaf alleen nog de jongste doch
ter teckencn van leven. Oneenigheid in het
gezin schijnt de oorzaak van dit drama to
zijn.
Door DOUGLAS VALENTINE.
Schrijver van „De man met den Klompvoet",
Geautoriseerde vertaling van W. E. P,
(Nadruk verboden).
32)
„Wal duivel, waar zit die hond?" zei
Slrangwise. Toen floot hij en riep weer:
„Rufus! Rufus!"
Desmond spande zich tot liet uiterste in
om zijn spieren niet te laten verslappen.
De aderen waren gezwollen op zijn voor
hoofd cn hij voelde het bloed suizen in zijn
ooren. Nog één minuut en hij zou vallen,
dat wist hij. Hij had niet meer de kracht
om zich naar liet kozijn omhoog te werken.
Een luid geblaf klonk door den tuin, ge
volgd door hel getrappel van hondepoolen.
Desmond hoorde Slrangwise lot den hond
spreken en het huis weer binnengaan. Toen
was alles weer stil. Met een geweldige
krachtsinspanning zwaaide Desmond zijn
boenen dwars over de buis, greep die met
Zijn rcchlerhand, toen met de linker en be
gon zich langzaam naar beneden te laten.
De buis trilde onder zijn gewicht, maar zij
liield toch en in een minuut stond hij op
hot dak van den uitbouw en tuurde behoed
zaam door den dikken mist, die over den
tuin hing.
Hij maakte zich onzichtbaar door achler
öe groole walerton te kruipen en begon de
achterzijde van de herberg le verkennen.
Het bovengedeelte van het huis was in
duisternis gehuld, maar een breede stroom
van licht doorkliefde den mist van uit een
halfopen deur en een smal venster op den
heganen grond. Door het venster keek hij
in een gezellige, kleine bar, waar Strang-
wisc, met een glas in de hand, bij de toon
bank stond. Terwijl Dc-smond naar hem
keek. hoorde hij een gesmoorden kreet er
gens in het huis. Slrangwise hoorde liet
ook, want Desmond zag hem zijn glas op de
toonbank neerzetten en scherp luisteren.
Toen volgde een doffe smak ergens binnen
in de herberg en het volgend oogenblik zag
Desmond den man met het vaalgele gezicht,
die volgens zijn meening Rass moest zijn.
in dc verlichte ruimte binnenkomen. Hij
zeide iets tot Slrangwise, terwijl hij met zijn
duim achler zich wees, waarop deze hem
goedkeurend op den schouder klopte; toen
gingen beiden haastig heen.
Hoewel zijn nieuwsgierigheid geprikkeld
was door het looncel, dat hij juist had
gadegeslagen, durfde Desmond toch niet
langer blijven waar hij was. Het dak van
den uitbouw was niet meer dan een voet of
tien boven den grond; hij kon zich gemak
kelijk naar bereden laten rallen. Geruisch-
loos deed hij dii en toen hij zonder onge
vallen aangeland was rende hij het tuin
hek uit. Terwijl hij dit deed, hoorde hij, dal
de deur van de herberg, die op den tuin
uitkwam, opengerukt werd en dat de stem
van Strangwise riep:
„Wie is daar?"
Maar Desmond lette er niet op. Ilij vloog
hel ven in. Eer hij een twaalftal stappen
verder was, had de mist hem verzwolgen.
Van uit de witte wolk achter hem hoorde hij
allerlei geroep, maar hij schoot snel om
het huis heen en bereikte zoo den weg.
Toen hij eenmaal den vrijen, open weg
bereikt had, herademde Desmond. De dikke
mist, die hem omringde, en de harde weg
beneden zijn voeten gaven hem een gevoel
van veiligheid, dat hij gemist had, zoolang
itij in dc atmosfeer van dat sombere, een
zame huis wa3 geweest.
Hij zette er den pas in naar huis, met één
gedachte, n.l. onmiddellijk om hulp te lele-
foneeren, om de „Dyke Inn" en allen, die
zich in het huis bevonden, te omsingelen.
Nur-el-Din, dit was duidelijk, of zij een
spion was of niet (en Desmond gelooide haar
verhaal) was de eenige persoon, die cenig
licht kon werpen op de geheimzinnige om
standigheden in verband met den moord op
Mackwayte. Haar arrestatie zou haar hoven-
dien vrijwaren tegen liet verdere optreden
van Mortimer, hoewei DeSmond vermoedde,
dat deze, nu hij het juweol in bezit had, de
danseres met vrede zou laten. Wat Slrang
wise betreft, die moest dan maar eens uit
leggen, zoo goed hij kon, waarom hij voort
durend in betrekking stond tot een vrouw,
op wier aanhouding een belooning was ge
steld.
Desmond ging met den sleutel binnen. De
huishoudster was teruggekeerd en was bezig
de tafel voor het middagmaal le dekken. In
de bibliotheek waren de gordijnen opgetrok
ken en een vroolijk vuur brandde in den
haard. De kamer zag er behaaglijk en gezel
lig uit, in tegenstelling met het ruwe weer
buiten.
Desmond sloot cn grendelde de deur en
ging toen naar de telefoon op het bureau.
„Bel Stanning 700 op" zoo herhaalde hij
zijn instructies bij nichzclf „en vraag
naar mr. Elias. Binnen vijftien minuten zal
er dan hulp konten opdagen,"
De pendule op den sehoorsteenmanlel
wees kwart voor zevenen. Wanneer er
dadelijk hulp kwam, konden zij met een
auto omstreeks kwart over zevenen bij de
Dyke Inn zijn.
De telefoon gaf geen toeken van leven.
Desmond rukte ongeduldig den haak op en
neer. Dezen keer zou hij len minste niet in
gebreke blijven op le bellen, zei hij tot zich
zelf. Voordat hij dien avond naar bed ging,
zouden Nur-el-Din, haar kamenier, Rass en
als het noodig was ook Slrangwise (die een
lesje in bescheidenheid noodig had) in ver
zekerde bewaring zijn.
Nog steeds geen antwoord.
„Hallo! Ilallol" riep Desmond, den haak
heen en weer rammelend. „Hallo, dc cen
trale!"
Maar er kwam geen antwoord. Toen be-
nierkle hij, dat de lijn afgesloten was; hij
hoorde geen enkel geluid of dat gezoem, het
welk men altijd in de telefoon hoorl, wan
neer men op aansluiting wacht.
Vijf minuten lang deed hij vcrgcefsche po
gingen om antwoord le krijgen; toen had hij
er genoeg van en hield er mee op.
„Ilc zal der ir.olor moeten nemen cn naar
Slanning rijden", zei hij bij zichzelf; „hoe
ik den weg zal moeien vinden in dezen
mist, mag de Hemel weten I En i 1 cel niet
eens lot wicn ik me wenden moet. wanneer
ik eenmaal daar ben. Tot de politie, ver
onderstel ikl"
Hij sloot de deur open en belde Martha.
„Ik moet naar Slanniag, Martha", zei hij,
„ik zal probeeren ot ik vóór het diner tegen
acht uur thuis kan zijn."
liet was niet zijn plan het gezelschap
naar de Dyke fnn te volgen. Hij moest zijn
incognito bewaren totdat Mortimer, de voor
naamste prooi, er onder was gebracht.
Ilij vulde zijn sigarettenkoker uil de doos
op tafel en stak een doosje lucilers in zijn
zak, om zijn motorlamp te kunnen aanste
ken. Toen nam hij een pet van den kapstok
en opende dc voordeur. Juist, toen hij dit
dood, hield een groote open auto voor den
ingang stil. Een man sprong cr uit cn stapte
op het huis af; Desmond zag bij het licht,
dat van uit de gang in den tuin viel, dat
hel Mortimer was.
„Fortuna heeft gebroken met haar regel",
dacht Desmond. „Zij geeft mij een tweede
kansl"
„Net nog getroffen, Belhvard-" riep Mor
timer uil, hent aanglurend door zijn dikke
brilleglazen. „Tul! lutl Wat een duistcrnisl
Je wou toch niet uitgaan bij dal weer, zeg
eensl",
Desmond had inwendig een besluit ge
nomen, hoe hij zou handelen. Voor liet
oogenblik moest hij het troepje van dc Dyke
Inn laten glippen ter wille van deze groo-
lere vangst. Hij moest later nog maar eens
wegsluipen cn de telefoon nog eens probee
ren en als dip nog defect was, moest hij
Mortimer zien te overweldigen cn dan zelf
hulp gaan halen. Op een avond als deze
viel er niet aan te denken een half blinde
oude sukkel al3 Martha, een boodschap le
laten wegbrengen. En de oude kindscho
man woonde in Wenlfield en ging 's avonds
als het donker werd naar huis.
Desmond mompelde dus een of ander
aannemelijk leugentje van eens naar het
weer te hebben willen zien en noodde Mor
timer hartelijk naar binnen.
„Wil je niet blijven eten?" vroeg hij.
„Graag", antwoordde dc ander, met ccn
zucht op den divan neervallend, „en ik zou
zelfs heel graag wat vroeg willen eten."
Desmond trok vragend de wenkbrau-
wen op.
(Wordt vervolgd).