De OnziÉiare Hand. teo. 19596. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 26 Januari. Derde Blad. Anno 1924» Ik heb er genoeg van! FEIJtlXETON. MODE. De Draadlooze Telegrafie en Telefonie. Door AMY VORSTMAN—TEX HAVE „Ik heb er zoo genoeg van I" zucht do typistc-mel-dc-stipie-kantoorurcn en kijkt ^erlangend uit het raam. „Ik heb er zoo genoeg van 1" zucht de Schooljongen en verwenscht zijn boeken „Ik heb er zoo genoeg van zucht het naaistertje, dat iederen dag ijverig pikt aan Dpschik-voor-anderen. „Ik heb er zoo genoeg van zucht de huismoeder,-die-nooit-eens-een-pretje-hec-ft en van vroeg tot laat in de weer is. „Ik heb er zoo genoeg van zucht de ©verwerkte redacteur en kijkt grimmig naar do stapels ongelezen kopij van zijn onschul dige medewerkers. „Ik heb er zoo genoeg van zucht de oude dame, die haar dagen al breiende slijt In haar leunstoel voor het raam „Ik heb er zoo genoeg van zucht de loopjongen, die weer en wind moet trot- seeren. De redacteur zou willen studeeren.de typiste zou wiüen kleeren naaien de schooljongen zou niets liever willen dan boodschappen rijdendo huismoeder zou dolgraag rustig willen zitten breien. en de oude dame zou het huishouden willen doen. Iloe komt het toch, dal wij allemaal iets anders zouden willen doen Hebt u ooit iemand gezien, dio „graag" zijn plicht deed Denkt u eens even goed na. Keilt u iemand, die graag werkt Ik bedoel niet do animo-van-hel-vlugge-opschielen-om-des-te- cerder-klaar-te-2ijn, want dat is louter cn alleen hel verlangen naar dc ontspanning, die op den arbeid volgt, en heelt met liet werk zelf niels te maken. Integendeel. Heeft u ooit een dienstmeisje gezien, dat zei „Hè, fijnik ga koken"of slof afnemen.of zilverpoeUen.(Ik niet!) Of een klerk, die een trein eer naar de stad ging om vóór den vastgestclden tijd te be ginnenof een liulp-in-de-huishouding, die een uur eer opstond om een paar ver velende werkjes ai lo doen, waarvoor geen dank geoogst en geen lof verkregen werd Natuurlijk zijn er wel mensclicn met wat de Duitse hi rs noemen Arbeilsfreudigkeit, d i. het genot van het werk. Maar waarom zijn wij dan niet allemaal zóó Hebben wij die eigenschap niet Er is wel vaak een Arbeilsfreudigkeit in onL:, maar meestal is het een Freudigkeit naar den arbeid van onzen buurman. Mis schien is het bij de Duitschers ook wel zoo, maar het ijzeren plichtsbesef doel veel an ders schijnen als het is. Waarom vinden wij nu juist altijd datgene vervelend, wat wij doen moeten Ik denk, als het „moeten" er niet aan te pas kwam, dat er dan heelemaal niets gebeurde 1 „Ja. möAr, hoor ik u sputteren, "vuile pan nen schoonmaken is akelig.... en oude kleeren verstellen is naar.en om als het buiten guur is in een ijskoude kamer slof id te nemen is afschuwelijk.cn eentonig kantoorwerk is hopeloos saaien Ja, dat is wel allemaal zoomaar ffaarom is het nog volstrekt niet noodig, dat u en ik dat zoo vinden. Wat zegt u Is dat onzin Heelemaal niet. Ik zal het u bewijzen. Aannemende, dat er van ieder menscli en ieder ding een suggestieve werking uitgaat, zouden wij het dus in eigen hand hebben, het aanzijn der dingen ten opzichte van ons zelf te veranderen. •Stel. u bent aangewezen om een zeer ne derig en onaanzienlijk ambt te vervullen, laten we zeggen bordenwasscher. Gij zijt ontevreden. Gij beklaagt u. Gij brengt uw cagen morrende door. Dan komt het grillige Lot en zei u nog cenige treden lager op de maatschappelijke ladder. Het werk, dat ge eerst deedt, lijkt een heerenbaantje, vergeleken bij den arbeid, dien gij thans te verrichten hebt. Opeens vindt gij, dat het nog zoo kwaad niet was eerst enge verlangt terug naar de veel gesmade bordenDat is de betrekkelijk heid der dingen. Alles „is" in den grond niet zus of zoo, maar uit de dingen komt slechts datgene tot ons, wat wij er zelf inleggen. Waaruit dus weer vanzelf volgt, dat de innerlijke te- vreO-enhcid en eenige cn onuitputtelijke bron is, waaruit wij vrijelijk do levensblijheid Door DOUGLAS VALEN1 iNE. Schrijver van „De man met den Klompvoet". Geautoriseerde vertaling van W. E. P. (Nadruk verboden). 28) „Dat is haar kamer", zei hij, wijzend op een deur rechi tegenover liet boveneinde van de trap een trede of zes hooger, en na die woorden liep de man met het gele ge zicht sn^i naar beneden, hem in den steek latend .Desmond hoorde zijn voetstappen weerklinken op de trap en de deur van de gelagkamer sloeg dioht. Hij aarzelde een oogenbiik. Als dit eens een valstrik was? Stel eens, dat Mortimer achterdochtig geworden was en gebruik had gemaakt van Nur-el-Din, om hem in een hinderlaag te lokken op dezo afgelegen plaats? Waarom, verduiveld, had hij geen revolver meegenomen? Toen kwam Desmonds Iersch bloed hem te hulp. Hij wierp het hoofd achterover, greep zijn stok, een soort van stengen knup pel, ferm beet, ging moedig op de deur af en klopte. „En-srez!" riep een lieve slem, die Des monds hart deed opspringen. HOOFDSTUK XVI, De ster van Polen. De kamer, waarin Desmond Nur-el-Din tvond, was blijkbaar het salon van het huis. ïeder ding sprak van die vervelende periode in de kunst tijdens het midden van Yic- kunnen scheppen «ra onze dagen te vergul den. Hoe echter tot dien inncrlijken vrede te geraken Er zijn vele wegen, die naar dit einddoel voeren. Is het werkelijk zoo moeilijk Volstrekt niet. Een maar al le vaak veronachtzaam de levensnoodzakelijkheid is een voor het individu geëigende atmosfeer. Ho, wacht eens even U heeft waarschijnlijk juist de verkeerde atmosfeer, nietwaar Ja. dat dacht ik wel l Te weinig appreciatie van uw omgeving geen gelegenheid tot het ontwikkelen uwer capaciteiten.... beperkt in uw bestaans mogelijkheden. door gemis aan kapitaal, enz., enz. Zoo is het, nietwaar Welnu, het recept is doodeenvoudig. Het is nu eenmaal een onloochenbaar feit, dat bewust of onbewust ieder mensch slechts dan geestelijk gedijen kan, wanneer do hem omringende atmosfeer zich aan zijn wezen aanpast. Wanneer dc atmosfeer, waarin gij to leven liebt, uw wezen onsympathiek is, zco schep een eigen atmosfeer van binnen uit cn gij zult langzamerhand immuun wor den voor de u omringendo vijandige slroo mingen, daar ge u gevrijwaard weet door uw ondoordringbaar pantser van innerlijke rust. Er zijn toestanden, waarlegen niet te vech ten valt, evenmin als legen regen, wind of zonneschijn. Men heeft er zich bij neer te leggen, goedschiks of kwaadschiks Men heeft er rekening mede te houden men heeft zich aan le passen. Als gij in een dunne zomerblouse zonder paraplu uitgaat in een plasregen, dan zal het u niet Yeel baten of ge al woedend opspeelt, omdat het durft regenen, als gij juist uit wilt gaan.... Het zal heusch geen miauut c-cr ophouden, voordat het klaar is en het eenige, wat gij er bij wint, is een stevige, verkoudheid I Wanneer de omstandigheden zich niet aan uw speciale sfeer aanpassen, dan is het eenige, wat gij doen kunt, de zaken om lo keeren en uw sfeer pasklaar te maken voor de omstandigheden. Ik bedoel hiermede na tuurlijk niet, dat gij met alle winden moet meewaaien. Blijf innerlijk uzelf getrouw, doch tracht zooveel mogelijk uzelf aan te passen aan de omgeving, waarin gij gedwongen zijt te leven. Zoodra u dit gelukt, hebt gij de ware le venskunst gevonden. En zoolang gij het nog niet gevonden hebt,.denk er aan voor gewende vroolijkheid is altijd nog beter, dan „echt" gemopper. Wat is modv? Dikwijls hoorde ik vrouwen zeggen: Mode? Dank je wel, daar doe ik niet aan meel Daar ben ik te oud voor, of niol rijk genoeg voor, of T kan me niet schelen! Er zijn honderd-en-éóa redenon, die een vrouw op geeft onieen leugen te moliveeren! Want zij doen w&l aau da rooda mee. Iedere vrouw op eJken leeftijd. Ja, licuschl Maar er is mode èn mode. De allernieuwste snufjes, die de Pari- sienne draagt, de kleine nonsense-dingen, die misschien oen week of drie een rage zijn en dan voorgoed worden weggestopt, d i e mode-attributen zult u niet in Lutje- broek of in Houtham zien dragen, maar wel zullen daar de jonge meisjes en vrou wen, nu met jumpers loopen en ook ben ik vast overtuigd, dat de oudere dames zich daar niet meer met crinolines aan naar de kerk zullen begeven. Dus: gaan zij met de mode mee. Het is heel jammer, dat het woord mode ih zoo'n kwaden reuk is komen te staan. Dal is de schuld der overdrijvingen. Zoo zijn er ook tegenwoordig nog veel menschen, die dansen onzedelijk vinden en een dinertje een enorme luxe. Zij kijken direct naar de wilde loten in plaats van naar den stam! Ik hoop u in deae en mijn volgende arti kelen van de mede to vertellen, zooals zij jn do kern is. De eenvoudige mode, die door iedereen gevoigo wordt, die bepaalt of een rok lang of kort moei wezen, een hals uit gesneden of met een hoog boord omkneld, de mode van de si often en de kleur. Want ik ben er heilig van overtuigd, dat minstens 95 pet. der vrouwen er wel een beetje moeite voor over hebben om er aardig toria's regccring. Het behang, op sommige plaatsen wit beschimmeld, was van een af schuwelijke groenachtige kleur, en voor de ramen hingen sloffige, verschoten, roode gordijnen. Dezelfde vale roode stof wa9 als draperie op den schoorsteenmantel aange bracht. Een van de wanden werd bijna ge heel in beslag genomen door een leelijk mahoniehouten buffet, bijna zoo groot als een stationswaohtkamtrrbuffet, waarop een vuil, wit servet lag. De stoelen waren oolf^' van mahoniehout; het zwarte paardenhaar van de zittingen piepte er hier en daar door heen, en er hingen twee stel veel te groote, vuile staalgravures aan den muur. In het midden van het vertrek stond een kleine ronde tafel, bedekt met een rood tafelkleed vol vlekken .In den hoek was een deur. De lieflijke schoonheid van Nur-el-Din paste in hot minst niet in dit onbehaaglijke Engelsche interieur. De danseres, die het zelfde elegante grijze wandelkostuum droeg, waarin Desmond haar het laatst gezien had, zat Ireung aan de tafel, toen Desmond bin nenkwam. Toen zij hem zag, sprong zij op en kwam naar hem toe met uitgestrekte handen. „Ahl" riep zij, „oomme je suis heurcuse de vous voirl Hoe vriendelijk, dat u geko men is!" En zonder eenige waarschuwing barstte zij in tranen uit en met haar handen op zijn brecde schouders en haar hoofd legen zijn borst, snikte zij droevig. Desmond nam een van haar zachte, warme handjes en maakte haar zacht vam zich los.' Zijn geest werkte snel en helder. Hij voelde zich zeker van zichzelf en zeker van zijn vermomming; als dit een vertoo ning was van vrouwenlist, zou hij daartegen pal staan, zoo besloot hij hij zichzelf. En uit le zien. IJdelheid is een vrouwelijke deugd. En je moet nu eenmaal je deug den cultiveercn. Die overige 5 pel. moeten echter deze ru briek niet overslaan, lleusch 'lis niet minderwaardig om je best te doen zoo voor- deelig mogelijk voor den dag te komen, net is zelfs héél goed voor je stemming. Ik weet daar met ondervinding van mee te praten. Wij woonden, toen de fataio 1ste Augustus 191-1 aanbrak, in een kleine plaats. De .omstandigheden veroorzaakten, dat ik werkzaam werd aan een militair hospitaal. Den geheelen dag liep ik ,,in uniform": de linnenjurk met wit boord, wit schort, wit mutsje. De eerste dagen verkleedde ik mij direct zoodra ik thuis kwam voor het mid dageten; doch langzamerhand werd ik on verschillig, op dut gebied; 't was veel gemak kelijker geen omslag te maken en alleen maar mijn haar glad te borstelen, mijn-han den lo wasschen en een schoon schort aan te doen voor het aan-lafel-gaan. Toen ging mijn ijdeiheid steeds meer achteruitwat kwam het er op aai). wat ik droeg en hoe ik er uitzag? Er waren belangrijker dingen, waaraan ik denken moest, dan dio malle kleeren 1 modebladen, keek ik niet meer in, op andere vrouwen-lette ik niet. Mijn uiter lijk liet mij steenkoud Doch het wreekte zich! Gedurende tien maanden veranderde ik niets aan mijn toilet; ik leefde, heel een zijdig, voor mijn werk alleen. En na dien tijd, toen ik opeens naar Den Haag verhuis de, heb ik wel een halfjaar noodig gehad om weer eenigszins presentabel le worden 1 Mijn haar was uitgevallen, mijn gezicht had zwarte ringen onder de oogen en een surplus van rimpels en mijn kleeren hingen log on lomp om mijn schouders, heupen en boenen! Doch nauwelijks had ik mijn garderobe weer een beeljo bijgewerkt, of ik kreeg in allerlei dingon vanzelf meer plezier. De veerkracht kwam terug in het lichaam, nu het in een mooier huisje stakl Iedereen zal zich nog herinneren, hoe vreeselijk de voorvechtsters voor Vrouwen kiesrecht zich indertijd toetakelden. ITobbe- zaken waren hei, met gruwelhoedjes op. En nu? Loop maar eens een vrouwenyer- gadering binnen: d? meesten zijn keurig en modieus gekleed, 't Is wezenlijk waar: hard werken behoeft niet samen le gaan met slecht-kleeden. De mannen werken toch ook hard en hebben toch eveneens zorg voor hun uiter lijk? Het is een gebrek aan goede manie ren, om onverschillig voor uw toilet lo zijn. U behoeft geen mallen opschik te dragen, geon kostbare pelsjas of hoed met apen haar, maar u moet, wanneer u kleeren koopt, critisch opletten of zij u goed slaan of zij u kleuren en practisch zijn voor het doel, waarvoor u zo noodig heeft. Geen geld? Tc kostbaar? Dat zijn maar praatjes. Tegenwoordig zijn de prijzen zóó ge daald, dat cr voor ieders beurs keus is. En bovondion, wanneer rich K O e d O klcc- ren aanschaft, kunt u er heel lang mee toe. Ik draag 's zomers nog trouw een sporl-kostuum, dat indertijd door een uit stekenden kleermaker gemaakt werd en dat nu al tien jaar oud is. Je kunt solide sloffen dikwijls moderni- seeren en je kunt mantels en japonnen, mits zij van goede quaJitcit zijn, nog lang afdragen '9 morgens en 's avonds in huis. De groote fout van de meeste vrouwen is, dat zij niet kunnen rekenen. Zij versnippe ren hun kleedgeld aan rommel, aan dunne bloesjes, moderne jumpers, een leuken, maar onnoodigen hoed, een paar grappige handschoenen, en ten slotte houden zij maar een schijntje geld voor een mantelpak over en koopen dus een slechtI Doe liever zoo: neem ieder jaar iets goeds; hetzij een mantel kostuum, een warme huisjurk, een „mooie" japon of een paar stukken linnengoed, en houdt u geld over, besteed dit dan aan de genoeglijke kleinigheden, waarmee u uw uiterlijk flat- teeren kunt. Wanneer u het eenmaal zoo geregeld heeft, komt u véél voordeeliger uit. Goede kleeren duren lang, blijven altijd netjes, zelfs al zijn ze wat ouderwetsch ge worden, en u kunt op deze wijze uw garde robe geregeld gaan uilbreiden. Straatkleeren- mantels, rokken, hoed en toch deed het gezicht van deze vrouw, zoo als zij daar bitter weendo met de lamge wimpers glinsterend van tranen en den tril lenden mond, een snaar diep in zijn hart trillen. „Kom, kom", zei Desmond op goedigen toon en met een diepe stem, in overeen stemming met zijn zware gestalte, „je moet je niet zoo overstuur maken, kindliefI Wat scheelt er aan? Kom hier nu eens zitten en vertel mij, wat er gebeurd is." Hij liet haar weer aan tafel zitten en trok een stoel voor zichzelf bij. Nur-el-Din droogde haar oogen af met een fijn kanten zakdoekje, maar snikte en sidderde nog af en toe. „Marie, mijn kamenier", zei ze in het Fransch met gebroken stom, „is vandaag hier bij mij gekomen. Zij heeft mij van dien vreeselijken moord verteldI" Desmond luisterde in gespannen aan dacht. Zijn gedachten werkten snel terug naar den laatstcn keer, dat hij een vrouw had zien schreien; naar Barbara Mack- waytc, die ontdekte, dat zij het pakje had verloren, dat haar toevertrouwd was door een vrouw, die nu voor hem zat. „Welken moord?" vroeg hij met oen po ging, om ieder spoor van belangstelling uit zijn slem te doen verdwijnen. Hij ver- wenschte de rol. die hij moest spelen. De groote verslagenheid van de danseres scheen hem toe echt tc zijn. De moord op monsieur Mackwayte", zei Nur-el-Din en haar tranen begonnen op nieuw te vloeieD. „Ik heb er van gelezen in de krant", zei Desmond. „Ik herinner mij, dat u mij ver telde, dat hij een vriend van u was." Met horten en stooten vertelde de dan seres hem van het zilveren doosje, dat zij schoenen, komen er hel meest op aan. Zij hebben veel van weer en wind en van slij tage le lijden; zij moeten dus hel degclijkst zijn. En let don vooral op een goede kleur combinatie. Wanneer u bijvoorbeeld begint mei een leuk paars dopje te koopen, oen schat van een kersroodo blouse, een paar keurige bruine schoenen, en u schaft u dan ten slotte een marine-blauw mantelpak aan, dan heeft u niets anders bereikt dan dat u er uitziet als oen vogelverschrikker en dat u öf u zoo iederen dag op straat moet vertoonen óf extra onkosten moet maken aan een andoren hoed, een nieuwen jumper en een tweede paar schoenen 1 Mode is in dezen lijd om hoed, mantel of wollen jasjo en kousen in eenzelfde kleur le dragen, met een rok, die daar harmonieus bij afsleekr, en een blouse in een lichtere tint. Vrouwen met beperkt kleedgeld zullen verstandig doen bij het begin één niet to aparte hoofdkleur te kiezen en daar de rest bij aan le passen. Koop bijv een mocca- bruin, muisgrijs bladgroen of pauwblauw wandelkosluum en kies uw casaques, hoe den, kousen, schoenen en handschoenen daar later bij. U zult dan uw verschillende jumpers op denzelfden rok kunnen dragen, en u zult er, wanneer u op een tea uw mantel uittrekt, altijd netjes uitzien en geen kans loopen, dal uw hoedje bij uw blouse vloekt. „Meedoen aan de mode" wil niet zeg gen, dal u iederen ochtend nieuwe kleeren moet koopen en steeds conferenties heeft met uw naaister; maar dat u zich kleedt met overleg en smaak, zóó, dat u steeds netjes en aardig voor den dag komt. Be denk, dat een goed gekleede vrouw (ik zeg niet luxe-vrouw of mode-meisjel) altijd een streepje vóór heeft 11 Heb zorg en hart voor uw uiterlijk, zooals u het heeft voor uw gezin en uw huis. Bestudeer de kleuren, die in de mode ziin. en kies de tint, die u het best staat Let er op, dat het model u past; dat het behoort bij uw figuur 1 En nu tot slot twee toiletjes. ,Een j o n g e m e i s j e s-3 p o r t m a n- leitje van zandkleurige wol, tricot of kemelshaar met oen muls van hetzelfde. Het jasje sluit met vier knoopen, waarvan twee op den hoogen boord. Aan weerszijden van de muts zijn ook knoopen gehecht. Op den mantel twee schuine zakken op zij. Daarbij een negerbruine plooirok, die flink voetvrij is. Bruine broques en iets lichter bruine wollen kousen, niet meer piepjonge vrouw. Koffiebruine iafzij, V-vorraig uitgesneden hals afgewerkt met een revers van hetzelfde; op den rug een kleine rechthoekige kraag. Om de taille is de rok wat ingerimpeld; boven die plooitjes steekt een hoofdje uit. De mouw is glad, strak en lang. De rok tamelijk wijd. Onderaan den rok en op den kraag zijn aan Baihara Mackwayte had toevertrouwd. „En nu", snikte zij, „is het verloren en al mijn opofferingen, al mijn voorzorgen zijn tevergeefs geweest 1" „Maar hoe kan dal?" vroeg Desmond. „Waarom denkt u, dat dat doosje gestolen zou zijn? Naar wat ik mij herinner in de Engelsche nieuwsbladen gelezen te hebben, werd er in dit huis ingebroken, maar de dief is in hechtenis genomen en hot gesto- lene is teruggegeven. U behoeft alleen maar Miss hoe heet zij ook weer? O, ja, Miss Mackwayte te vragen om uw doosje en dan zal zij het u wel teruggeven!" „Neen, neen!" antwoordde Nur-el-Din mat, „u begrijpt het niet. Dit was geen ge wone inbraak De man, die monsieur Arthur vermoordde, deed het om mijn zilveren doosje in bezit te krijgen." „Maar", wierp Desmond tegen, „een zil veren doosje! Welke waarde heeft zoo'n klein ding nu? Mijn beste kind, men pleegt geen moord vooi een zilveren doosje 1" „Neen, neen", riep Nur-el-Din weer, „u begrijpt het niet. U weet niet wat er in dat doosje zat." Toen verviel zij weer in stilzwijgen en plukte doelloos aan het kleine zakdoekje, dat zij nog steeds in de Hand hield. De duisternis viel reeds in en de kamer was vol schaduwen. De stralende helder heid van den middag was voorbij en kille damp en mist kwamen binnen door het raam, dat op een kier open stond. Desmond zei niets. Hij voelde, dat hij op het punt stond een bekentenis te moeten aanhooren, die misschien den sluier van geheimzinnigheid kon oplichten, waarmee de moord in Seven Kings nog 9leeds omge ven was. Hij staarde strak naar het leelijke, roode tafedkleed, in het volle beseL dat de siermotieven gemaakt van smalle biesje* tafzij. Het gehcelc toilet is in één kleur en één materiaal. Draag hierbij koffiebruine suèdo-schoentjes en iets lichtere of beig* zijden kousen. RECLAME. DOOR OVERSFANNHfG EN ZORGEN. Mannen coowo als vrouwen hebben on der zenuwachtige, beproevende omstandig heden gewerkt. Zij raakten overwerkt en missen de kracht om do bacillen van ge valt© influenza of koudo te bestrijden liet bloed raakt overladen met overtollig urine zuur, nieren wordeu ondormijnd door do te gr<'ttc inspanning en spoedig volgen verschijnselen als: hoofdpijn, duizeligheid, zenuwoverspanning, urinckwalen, graveel, watjrzuchtigo oogen, rheumatische spieren en door urinezuur aangetast© gewrichten, stijve schouders on pijn in den rug. Daartegen worden Foster's Rugpijn Nie ren Pillen aanbevolen, en er dient geen kostbare tijd verloren te gaan. Uitstol leidb al to vaak tot rhcumatiek, spit, sleenvor* ming, ontsteking van do nieren of blaaa, nierwaterzucht. Zelfs ongeneeslijke kwa len kunnen door verwaarloozing ontstaan» Als uw nieren verzwakt zijn door zorgen en overwerking, tocht, koude, epidemische koorts, schadelijke bezigheden enz., wondt) V din met vertrouwen tot Foster's Pillen. Verkrijgbaar in apotheken en drogistza ken h f 1.75 per flacon (geel étiket met zwarten opdruk)". 674 (Nadruk verboden.) Zendlampen. Do bezitlers van lamp-ontvangers, zullen zeker niet vermoeden, dat er met de zoo een- voudig uitziende radio-lampen een energie opgewekt kan worden, waarmede tiendui zenden kilometers overbrugd worden. Zelfs de uitvinders Fleming en de Forest hebben nooit gedacht, dat cr uit het kleine glazen balonnctje een toestel geboren zou worden, dat zich zou kunnen meten met de besta H. F. machines. Do zendlamp in haar legen- woordigen staat is met recht het wonder de. zer eeuw te noemen. Het is aan de con. struclie van deze lampen, dat we een arti. keltje zullen wijden. Het Marconi-station to Carnarvon is uit. gerust met een paneel met 60 zendlampen, welke ieder een energie ontwikkelen van -é K.W. Dezo zijn parallel geschakeld zoodat met de verkregen energie zelfs Britsch-In- diü gehaald wordt. Aan parallelschakeling kleven eenige nadcclcn, zoodat men al spoe dig trachtte de energie van één lamp op to voeren. Tot 5 K.W. ging atles goed, maar daarboven kwam men niet. Door de gewet, dige warmle-ontwikkeling kon het glazen omhulsel niet voldoende afgekoeld worden en stuitten alle verdere pogingen hierop af. De glazen ballon werd vergroot, zoodat de uitstraling makkelijker kon plaats hebben. Ook maakte men de omhulsels van sillies, dat een véél hooger smeltpunt heeft dan glas. Het probleem van groote lampen ligt in de moeilijkheid van het afkoelen van de plaat. De electronen verlaten den gloeidraad met een betrekkelijk geringo snelheid, maar ko. men met een groote snelheid tegen de plaat. Bij de hooge plaatspanningen (10.000 volt en meer) is het elcclronenbombardement ge weldig. Bij niet voldoende afkoeling van de plaat gaat deze spoedig gloeien en gaat er een groot gedeelte van de nuttige energie verloren. Het feit, dat de plaat in een lucht, ledige ruimte slaat, maakt kunstmatige af. koeling bijna onmogelijk. Eenige maanden geleden ontdekte men een methode om dn plaat in liet glas te smelten. Doordat men steeds van de gedachte uit ging dat de plaat van een metaal gemaakt moest worden dat hotzelfde uilzeltings- coöflicient had als glas cn platina het eenigo metaal was dat dezo eigenschap bezat, heeft men vroeger nooit proeven hiermede geno men. De Western Electric Co. heelt met een speciaal systeem lampen gemaakt, die door water afgekoeld worden. groote oegen van het meisje op zijn gezidhi gevestigd waren. „U heeft eerlijke oogen", zei ze plotse ting „Dat heb ik u vroeger al oens ge zegd dien avond, toen ik u ontmoette in uw huis... herinnert u zich dat nog? Ua oogen zijn Engelsoh. Maar u is een Duit scher, nietwaar?" „Mijn moeder was een Iersche", zei Des- mond en hij voelde zich een oogenbiik op gelucht, nu bij één enkele maal de waar. hcid had kunnen spreken. „Ik heb een vriend noodig", hernam het meisje droevig; „iemand, dien ik kan ver trouwen. Maar ik kijk al rond en ik vind niemand. U dient het Duilsolic Rijk, is het niet?" Desmond boog. „Maar toch niet hel Huis Hohcnzollern riep zij uit met een slem, die beefde van hartstocht. „Ik ben niet in persoonlijken dienst van den Keizer, als dal i3 wat u bedoelt, ma dame", antwoordde Desmond koel. „Als u dus niet heelemaal zoo'n ijzeren Pruis bent", hernam de danseres hartstoch telijk, „kunt u onderscheid maken. Dan kunt u begrijpen, dal er verschil is lusschen werken voor Duitsctiland en werken voor de persoonlijke belangen van zijn Vorsten." „Maar dat spreekt toch vaneelt", ant woordde Desmond. „Ik ben geen loopjongen en ook nog geen detective. Ik beschouw mij zelf als een Duitsch officier, die zijn plicht doet aan het front. Wij hebben vete fron ten, behalve het Wester- en Oosterfront, Engeland is er één van." ...f "(Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9