De OnziÉiare Hand.
teo. 19596.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 26 Januari.
Derde Blad. Anno 1924»
Ik heb er genoeg van!
FEIJtlXETON.
MODE.
De Draadlooze Telegrafie
en Telefonie.
Door AMY VORSTMAN—TEX HAVE
„Ik heb er zoo genoeg van I" zucht do
typistc-mel-dc-stipie-kantoorurcn en kijkt
^erlangend uit het raam.
„Ik heb er zoo genoeg van 1" zucht de
Schooljongen en verwenscht zijn boeken
„Ik heb er zoo genoeg van zucht het
naaistertje, dat iederen dag ijverig pikt aan
Dpschik-voor-anderen.
„Ik heb er zoo genoeg van zucht de
huismoeder,-die-nooit-eens-een-pretje-hec-ft
en van vroeg tot laat in de weer is.
„Ik heb er zoo genoeg van zucht de
©verwerkte redacteur en kijkt grimmig naar
do stapels ongelezen kopij van zijn onschul
dige medewerkers.
„Ik heb er zoo genoeg van zucht de
oude dame, die haar dagen al breiende slijt
In haar leunstoel voor het raam
„Ik heb er zoo genoeg van zucht de
loopjongen, die weer en wind moet trot-
seeren.
De redacteur zou willen studeeren.de
typiste zou wiüen kleeren naaien de
schooljongen zou niets liever willen dan
boodschappen rijdendo huismoeder zou
dolgraag rustig willen zitten breien. en
de oude dame zou het huishouden willen
doen.
Iloe komt het toch, dal wij allemaal iets
anders zouden willen doen Hebt u ooit
iemand gezien, dio „graag" zijn plicht deed
Denkt u eens even goed na. Keilt u
iemand, die graag werkt Ik bedoel niet do
animo-van-hel-vlugge-opschielen-om-des-te-
cerder-klaar-te-2ijn, want dat is louter cn
alleen hel verlangen naar dc ontspanning,
die op den arbeid volgt, en heelt met liet
werk zelf niels te maken. Integendeel.
Heeft u ooit een dienstmeisje gezien, dat
zei „Hè, fijnik ga koken"of slof
afnemen.of zilverpoeUen.(Ik niet!)
Of een klerk, die een trein eer naar de stad
ging om vóór den vastgestclden tijd te be
ginnenof een liulp-in-de-huishouding,
die een uur eer opstond om een paar ver
velende werkjes ai lo doen, waarvoor geen
dank geoogst en geen lof verkregen werd
Natuurlijk zijn er wel mensclicn met wat
de Duitse hi rs noemen Arbeilsfreudigkeit,
d i. het genot van het werk.
Maar waarom zijn wij dan niet allemaal
zóó Hebben wij die eigenschap niet
Er is wel vaak een Arbeilsfreudigkeit in
onL:, maar meestal is het een Freudigkeit
naar den arbeid van onzen buurman. Mis
schien is het bij de Duitschers ook wel zoo,
maar het ijzeren plichtsbesef doel veel an
ders schijnen als het is.
Waarom vinden wij nu juist altijd datgene
vervelend, wat wij doen moeten Ik denk,
als het „moeten" er niet aan te pas kwam,
dat er dan heelemaal niets gebeurde 1
„Ja. möAr, hoor ik u sputteren, "vuile pan
nen schoonmaken is akelig.... en oude
kleeren verstellen is naar.en om als het
buiten guur is in een ijskoude kamer slof
id te nemen is afschuwelijk.cn eentonig
kantoorwerk is hopeloos saaien
Ja, dat is wel allemaal zoomaar
ffaarom is het nog volstrekt niet noodig, dat
u en ik dat zoo vinden.
Wat zegt u Is dat onzin
Heelemaal niet. Ik zal het u bewijzen.
Aannemende, dat er van ieder menscli en
ieder ding een suggestieve werking uitgaat,
zouden wij het dus in eigen hand hebben,
het aanzijn der dingen ten opzichte van ons
zelf te veranderen.
•Stel. u bent aangewezen om een zeer ne
derig en onaanzienlijk ambt te vervullen,
laten we zeggen bordenwasscher. Gij zijt
ontevreden. Gij beklaagt u. Gij brengt uw
cagen morrende door.
Dan komt het grillige Lot en zei u nog
cenige treden lager op de maatschappelijke
ladder. Het werk, dat ge eerst deedt, lijkt een
heerenbaantje, vergeleken bij den arbeid,
dien gij thans te verrichten hebt. Opeens
vindt gij, dat het nog zoo kwaad niet was
eerst enge verlangt terug naar de veel
gesmade bordenDat is de betrekkelijk
heid der dingen.
Alles „is" in den grond niet zus of zoo,
maar uit de dingen komt slechts datgene
tot ons, wat wij er zelf inleggen. Waaruit
dus weer vanzelf volgt, dat de innerlijke te-
vreO-enhcid en eenige cn onuitputtelijke bron
is, waaruit wij vrijelijk do levensblijheid
Door DOUGLAS VALEN1 iNE.
Schrijver van „De man met den Klompvoet".
Geautoriseerde vertaling van W. E. P.
(Nadruk verboden).
28)
„Dat is haar kamer", zei hij, wijzend op
een deur rechi tegenover liet boveneinde
van de trap een trede of zes hooger, en na
die woorden liep de man met het gele ge
zicht sn^i naar beneden, hem in den steek
latend .Desmond hoorde zijn voetstappen
weerklinken op de trap en de deur van de
gelagkamer sloeg dioht.
Hij aarzelde een oogenbiik. Als dit eens
een valstrik was? Stel eens, dat Mortimer
achterdochtig geworden was en gebruik had
gemaakt van Nur-el-Din, om hem in een
hinderlaag te lokken op dezo afgelegen
plaats? Waarom, verduiveld, had hij geen
revolver meegenomen?
Toen kwam Desmonds Iersch bloed hem
te hulp. Hij wierp het hoofd achterover,
greep zijn stok, een soort van stengen knup
pel, ferm beet, ging moedig op de deur af en
klopte.
„En-srez!" riep een lieve slem, die Des
monds hart deed opspringen.
HOOFDSTUK XVI,
De ster van Polen.
De kamer, waarin Desmond Nur-el-Din
tvond, was blijkbaar het salon van het huis.
ïeder ding sprak van die vervelende periode
in de kunst tijdens het midden van Yic-
kunnen scheppen «ra onze dagen te vergul
den. Hoe echter tot dien inncrlijken vrede te
geraken Er zijn vele wegen, die naar dit
einddoel voeren.
Is het werkelijk zoo moeilijk Volstrekt
niet. Een maar al le vaak veronachtzaam
de levensnoodzakelijkheid is een voor het
individu geëigende atmosfeer.
Ho, wacht eens even
U heeft waarschijnlijk juist de verkeerde
atmosfeer, nietwaar Ja. dat dacht ik wel l
Te weinig appreciatie van uw omgeving
geen gelegenheid tot het ontwikkelen uwer
capaciteiten.... beperkt in uw bestaans
mogelijkheden. door gemis aan kapitaal,
enz., enz. Zoo is het, nietwaar Welnu, het
recept is doodeenvoudig.
Het is nu eenmaal een onloochenbaar feit,
dat bewust of onbewust ieder mensch slechts
dan geestelijk gedijen kan, wanneer do hem
omringende atmosfeer zich aan zijn wezen
aanpast. Wanneer dc atmosfeer, waarin gij
to leven liebt, uw wezen onsympathiek is,
zco schep een eigen atmosfeer van binnen
uit cn gij zult langzamerhand immuun wor
den voor de u omringendo vijandige slroo
mingen, daar ge u gevrijwaard weet door
uw ondoordringbaar pantser van innerlijke
rust.
Er zijn toestanden, waarlegen niet te vech
ten valt, evenmin als legen regen, wind of
zonneschijn. Men heeft er zich bij neer te
leggen, goedschiks of kwaadschiks Men
heeft er rekening mede te houden men
heeft zich aan le passen.
Als gij in een dunne zomerblouse zonder
paraplu uitgaat in een plasregen, dan zal het
u niet Yeel baten of ge al woedend opspeelt,
omdat het durft regenen, als gij juist uit
wilt gaan.... Het zal heusch geen miauut
c-cr ophouden, voordat het klaar is en het
eenige, wat gij er bij wint, is een stevige,
verkoudheid I
Wanneer de omstandigheden zich niet
aan uw speciale sfeer aanpassen, dan is het
eenige, wat gij doen kunt, de zaken om lo
keeren en uw sfeer pasklaar te maken voor
de omstandigheden. Ik bedoel hiermede na
tuurlijk niet, dat gij met alle winden moet
meewaaien.
Blijf innerlijk uzelf getrouw, doch tracht
zooveel mogelijk uzelf aan te passen aan de
omgeving, waarin gij gedwongen zijt te
leven.
Zoodra u dit gelukt, hebt gij de ware le
venskunst gevonden. En zoolang gij het nog
niet gevonden hebt,.denk er aan voor
gewende vroolijkheid is altijd nog beter, dan
„echt" gemopper.
Wat is modv?
Dikwijls hoorde ik vrouwen zeggen:
Mode? Dank je wel, daar doe ik niet aan
meel Daar ben ik te oud voor, of niol rijk
genoeg voor, of T kan me niet schelen! Er
zijn honderd-en-éóa redenon, die een vrouw
op geeft onieen leugen te moliveeren!
Want zij doen w&l aau da rooda mee.
Iedere vrouw op eJken leeftijd. Ja, licuschl
Maar er is mode èn mode.
De allernieuwste snufjes, die de Pari-
sienne draagt, de kleine nonsense-dingen,
die misschien oen week of drie een rage
zijn en dan voorgoed worden weggestopt,
d i e mode-attributen zult u niet in Lutje-
broek of in Houtham zien dragen, maar
wel zullen daar de jonge meisjes en vrou
wen, nu met jumpers loopen en ook ben ik
vast overtuigd, dat de oudere dames zich
daar niet meer met crinolines aan naar de
kerk zullen begeven. Dus: gaan zij met de
mode mee.
Het is heel jammer, dat het woord mode
ih zoo'n kwaden reuk is komen te staan.
Dal is de schuld der overdrijvingen. Zoo zijn
er ook tegenwoordig nog veel menschen, die
dansen onzedelijk vinden en een dinertje
een enorme luxe. Zij kijken direct naar de
wilde loten in plaats van naar den stam!
Ik hoop u in deae en mijn volgende arti
kelen van de mede to vertellen, zooals zij
jn do kern is. De eenvoudige mode, die door
iedereen gevoigo wordt, die bepaalt of een
rok lang of kort moei wezen, een hals uit
gesneden of met een hoog boord omkneld,
de mode van de si often en de kleur.
Want ik ben er heilig van overtuigd, dat
minstens 95 pet. der vrouwen er wel een
beetje moeite voor over hebben om er aardig
toria's regccring. Het behang, op sommige
plaatsen wit beschimmeld, was van een af
schuwelijke groenachtige kleur, en voor de
ramen hingen sloffige, verschoten, roode
gordijnen. Dezelfde vale roode stof wa9 als
draperie op den schoorsteenmantel aange
bracht. Een van de wanden werd bijna ge
heel in beslag genomen door een leelijk
mahoniehouten buffet, bijna zoo groot als
een stationswaohtkamtrrbuffet, waarop een
vuil, wit servet lag. De stoelen waren oolf^'
van mahoniehout; het zwarte paardenhaar
van de zittingen piepte er hier en daar door
heen, en er hingen twee stel veel te groote,
vuile staalgravures aan den muur. In het
midden van het vertrek stond een kleine
ronde tafel, bedekt met een rood tafelkleed
vol vlekken .In den hoek was een deur.
De lieflijke schoonheid van Nur-el-Din
paste in hot minst niet in dit onbehaaglijke
Engelsche interieur. De danseres, die het
zelfde elegante grijze wandelkostuum droeg,
waarin Desmond haar het laatst gezien had,
zat Ireung aan de tafel, toen Desmond bin
nenkwam. Toen zij hem zag, sprong zij op
en kwam naar hem toe met uitgestrekte
handen.
„Ahl" riep zij, „oomme je suis heurcuse
de vous voirl Hoe vriendelijk, dat u geko
men is!"
En zonder eenige waarschuwing barstte
zij in tranen uit en met haar handen op
zijn brecde schouders en haar hoofd legen
zijn borst, snikte zij droevig.
Desmond nam een van haar zachte,
warme handjes en maakte haar zacht vam
zich los.' Zijn geest werkte snel en helder.
Hij voelde zich zeker van zichzelf en zeker
van zijn vermomming; als dit een vertoo
ning was van vrouwenlist, zou hij daartegen
pal staan, zoo besloot hij hij zichzelf. En
uit le zien. IJdelheid is een vrouwelijke
deugd. En je moet nu eenmaal je deug
den cultiveercn.
Die overige 5 pel. moeten echter deze ru
briek niet overslaan, lleusch 'lis niet
minderwaardig om je best te doen zoo voor-
deelig mogelijk voor den dag te komen, net
is zelfs héél goed voor je stemming.
Ik weet daar met ondervinding van mee
te praten. Wij woonden, toen de fataio 1ste
Augustus 191-1 aanbrak, in een kleine plaats.
De .omstandigheden veroorzaakten, dat ik
werkzaam werd aan een militair hospitaal.
Den geheelen dag liep ik ,,in uniform": de
linnenjurk met wit boord, wit schort, wit
mutsje. De eerste dagen verkleedde ik mij
direct zoodra ik thuis kwam voor het mid
dageten; doch langzamerhand werd ik on
verschillig, op dut gebied; 't was veel gemak
kelijker geen omslag te maken en alleen
maar mijn haar glad te borstelen, mijn-han
den lo wasschen en een schoon schort aan
te doen voor het aan-lafel-gaan. Toen ging
mijn ijdeiheid steeds meer achteruitwat
kwam het er op aai). wat ik droeg en hoe ik
er uitzag? Er waren belangrijker dingen,
waaraan ik denken moest, dan dio malle
kleeren 1 modebladen, keek ik niet meer in,
op andere vrouwen-lette ik niet. Mijn uiter
lijk liet mij steenkoud Doch het wreekte
zich!
Gedurende tien maanden veranderde ik
niets aan mijn toilet; ik leefde, heel een
zijdig, voor mijn werk alleen. En na dien
tijd, toen ik opeens naar Den Haag verhuis
de, heb ik wel een halfjaar noodig gehad
om weer eenigszins presentabel le worden 1
Mijn haar was uitgevallen, mijn gezicht
had zwarte ringen onder de oogen en een
surplus van rimpels en mijn kleeren hingen
log on lomp om mijn schouders, heupen en
boenen!
Doch nauwelijks had ik mijn garderobe
weer een beeljo bijgewerkt, of ik kreeg in
allerlei dingon vanzelf meer plezier. De
veerkracht kwam terug in het lichaam, nu
het in een mooier huisje stakl
Iedereen zal zich nog herinneren, hoe
vreeselijk de voorvechtsters voor Vrouwen
kiesrecht zich indertijd toetakelden. ITobbe-
zaken waren hei, met gruwelhoedjes op.
En nu? Loop maar eens een vrouwenyer-
gadering binnen: d? meesten zijn keurig en
modieus gekleed, 't Is wezenlijk waar: hard
werken behoeft niet samen le gaan met
slecht-kleeden.
De mannen werken toch ook hard en
hebben toch eveneens zorg voor hun uiter
lijk? Het is een gebrek aan goede manie
ren, om onverschillig voor uw toilet lo zijn.
U behoeft geen mallen opschik te dragen,
geon kostbare pelsjas of hoed met apen
haar, maar u moet, wanneer u kleeren
koopt, critisch opletten of zij u goed slaan
of zij u kleuren en practisch zijn voor het
doel, waarvoor u zo noodig heeft.
Geen geld? Tc kostbaar?
Dat zijn maar praatjes.
Tegenwoordig zijn de prijzen zóó ge
daald, dat cr voor ieders beurs keus is. En
bovondion, wanneer rich K O e d O klcc-
ren aanschaft, kunt u er heel lang mee
toe. Ik draag 's zomers nog trouw een
sporl-kostuum, dat indertijd door een uit
stekenden kleermaker gemaakt werd en
dat nu al tien jaar oud is.
Je kunt solide sloffen dikwijls moderni-
seeren en je kunt mantels en japonnen,
mits zij van goede quaJitcit zijn, nog lang
afdragen '9 morgens en 's avonds in huis.
De groote fout van de meeste vrouwen is,
dat zij niet kunnen rekenen. Zij versnippe
ren hun kleedgeld aan rommel, aan dunne
bloesjes, moderne jumpers, een leuken,
maar onnoodigen hoed, een paar grappige
handschoenen, en ten slotte houden zij
maar een schijntje geld voor een mantelpak
over en koopen dus een slechtI
Doe liever zoo: neem ieder jaar iets
goeds; hetzij een mantel kostuum, een
warme huisjurk, een „mooie" japon of een
paar stukken linnengoed, en houdt u geld
over, besteed dit dan aan de genoeglijke
kleinigheden, waarmee u uw uiterlijk flat-
teeren kunt.
Wanneer u het eenmaal zoo geregeld
heeft, komt u véél voordeeliger uit.
Goede kleeren duren lang, blijven altijd
netjes, zelfs al zijn ze wat ouderwetsch ge
worden, en u kunt op deze wijze uw garde
robe geregeld gaan uilbreiden.
Straatkleeren- mantels, rokken, hoed en
toch deed het gezicht van deze vrouw, zoo
als zij daar bitter weendo met de lamge
wimpers glinsterend van tranen en den tril
lenden mond, een snaar diep in zijn hart
trillen.
„Kom, kom", zei Desmond op goedigen
toon en met een diepe stem, in overeen
stemming met zijn zware gestalte, „je moet
je niet zoo overstuur maken, kindliefI Wat
scheelt er aan? Kom hier nu eens zitten en
vertel mij, wat er gebeurd is."
Hij liet haar weer aan tafel zitten en
trok een stoel voor zichzelf bij. Nur-el-Din
droogde haar oogen af met een fijn kanten
zakdoekje, maar snikte en sidderde nog af
en toe.
„Marie, mijn kamenier", zei ze in het
Fransch met gebroken stom, „is vandaag
hier bij mij gekomen. Zij heeft mij van dien
vreeselijken moord verteldI"
Desmond luisterde in gespannen aan
dacht. Zijn gedachten werkten snel terug
naar den laatstcn keer, dat hij een vrouw
had zien schreien; naar Barbara Mack-
waytc, die ontdekte, dat zij het pakje had
verloren, dat haar toevertrouwd was door
een vrouw, die nu voor hem zat.
„Welken moord?" vroeg hij met oen po
ging, om ieder spoor van belangstelling uit
zijn slem te doen verdwijnen. Hij ver-
wenschte de rol. die hij moest spelen. De
groote verslagenheid van de danseres scheen
hem toe echt tc zijn.
De moord op monsieur Mackwayte", zei
Nur-el-Din en haar tranen begonnen op
nieuw te vloeieD.
„Ik heb er van gelezen in de krant", zei
Desmond. „Ik herinner mij, dat u mij ver
telde, dat hij een vriend van u was."
Met horten en stooten vertelde de dan
seres hem van het zilveren doosje, dat zij
schoenen, komen er hel meest op aan. Zij
hebben veel van weer en wind en van slij
tage le lijden; zij moeten dus hel degclijkst
zijn.
En let don vooral op een goede kleur
combinatie. Wanneer u bijvoorbeeld begint
mei een leuk paars dopje te koopen, oen
schat van een kersroodo blouse, een paar
keurige bruine schoenen, en u schaft u dan
ten slotte een marine-blauw mantelpak aan,
dan heeft u niets anders bereikt dan dat u
er uitziet als oen vogelverschrikker en
dat u öf u zoo iederen dag op straat moet
vertoonen óf extra onkosten moet maken
aan een andoren hoed, een nieuwen jumper
en een tweede paar schoenen 1
Mode is in dezen lijd om hoed, mantel
of wollen jasjo en kousen in eenzelfde kleur
le dragen, met een rok, die daar harmonieus
bij afsleekr, en een blouse in een lichtere
tint.
Vrouwen met beperkt kleedgeld zullen
verstandig doen bij het begin één niet to
aparte hoofdkleur te kiezen en daar de rest
bij aan le passen. Koop bijv een mocca-
bruin, muisgrijs bladgroen of pauwblauw
wandelkosluum en kies uw casaques, hoe
den, kousen, schoenen en handschoenen
daar later bij.
U zult dan uw verschillende jumpers op
denzelfden rok kunnen dragen, en u zult er,
wanneer u op een tea uw mantel uittrekt,
altijd netjes uitzien en geen kans loopen,
dal uw hoedje bij uw blouse vloekt.
„Meedoen aan de mode" wil niet zeg
gen, dal u iederen ochtend nieuwe kleeren
moet koopen en steeds conferenties heeft
met uw naaister; maar dat u zich kleedt
met overleg en smaak, zóó, dat u steeds
netjes en aardig voor den dag komt. Be
denk, dat een goed gekleede vrouw (ik zeg
niet luxe-vrouw of mode-meisjel) altijd
een streepje vóór heeft 11 Heb zorg en hart
voor uw uiterlijk, zooals u het heeft voor
uw gezin en uw huis. Bestudeer de kleuren,
die in de mode ziin. en kies de tint, die u
het best staat Let er op, dat het model u
past; dat het behoort bij uw figuur 1
En nu tot slot twee toiletjes.
,Een j o n g e m e i s j e s-3 p o r t m a n-
leitje van zandkleurige wol, tricot of
kemelshaar met oen muls van hetzelfde.
Het jasje sluit met vier knoopen, waarvan
twee op den hoogen boord. Aan weerszijden
van de muts zijn ook knoopen gehecht. Op
den mantel twee schuine zakken op zij.
Daarbij een negerbruine plooirok, die flink
voetvrij is. Bruine broques en iets lichter
bruine wollen kousen,
niet meer piepjonge vrouw. Koffiebruine
iafzij, V-vorraig uitgesneden hals afgewerkt
met een revers van hetzelfde; op den rug
een kleine rechthoekige kraag. Om de taille
is de rok wat ingerimpeld; boven die
plooitjes steekt een hoofdje uit. De mouw is
glad, strak en lang. De rok tamelijk wijd.
Onderaan den rok en op den kraag zijn
aan Baihara Mackwayte had toevertrouwd.
„En nu", snikte zij, „is het verloren en al
mijn opofferingen, al mijn voorzorgen zijn
tevergeefs geweest 1"
„Maar hoe kan dal?" vroeg Desmond.
„Waarom denkt u, dat dat doosje gestolen
zou zijn? Naar wat ik mij herinner in de
Engelsche nieuwsbladen gelezen te hebben,
werd er in dit huis ingebroken, maar de
dief is in hechtenis genomen en hot gesto-
lene is teruggegeven. U behoeft alleen maar
Miss hoe heet zij ook weer? O, ja, Miss
Mackwayte te vragen om uw doosje en dan
zal zij het u wel teruggeven!"
„Neen, neen!" antwoordde Nur-el-Din
mat, „u begrijpt het niet. Dit was geen ge
wone inbraak De man, die monsieur Arthur
vermoordde, deed het om mijn zilveren
doosje in bezit te krijgen."
„Maar", wierp Desmond tegen, „een zil
veren doosje! Welke waarde heeft zoo'n
klein ding nu? Mijn beste kind, men pleegt
geen moord vooi een zilveren doosje 1"
„Neen, neen", riep Nur-el-Din weer, „u
begrijpt het niet. U weet niet wat er in dat
doosje zat."
Toen verviel zij weer in stilzwijgen en
plukte doelloos aan het kleine zakdoekje,
dat zij nog steeds in de Hand hield.
De duisternis viel reeds in en de kamer
was vol schaduwen. De stralende helder
heid van den middag was voorbij en kille
damp en mist kwamen binnen door het
raam, dat op een kier open stond.
Desmond zei niets. Hij voelde, dat hij op
het punt stond een bekentenis te moeten
aanhooren, die misschien den sluier van
geheimzinnigheid kon oplichten, waarmee
de moord in Seven Kings nog 9leeds omge
ven was. Hij staarde strak naar het leelijke,
roode tafedkleed, in het volle beseL dat de
siermotieven gemaakt van smalle biesje*
tafzij. Het gehcelc toilet is in één kleur en
één materiaal. Draag hierbij koffiebruine
suèdo-schoentjes en iets lichtere of beig*
zijden kousen.
RECLAME.
DOOR OVERSFANNHfG EN ZORGEN.
Mannen coowo als vrouwen hebben on
der zenuwachtige, beproevende omstandig
heden gewerkt. Zij raakten overwerkt en
missen de kracht om do bacillen van ge
valt© influenza of koudo te bestrijden liet
bloed raakt overladen met overtollig urine
zuur, nieren wordeu ondormijnd door
do te gr<'ttc inspanning en spoedig volgen
verschijnselen als: hoofdpijn, duizeligheid,
zenuwoverspanning, urinckwalen, graveel,
watjrzuchtigo oogen, rheumatische spieren
en door urinezuur aangetast© gewrichten,
stijve schouders on pijn in den rug.
Daartegen worden Foster's Rugpijn Nie
ren Pillen aanbevolen, en er dient geen
kostbare tijd verloren te gaan. Uitstol leidb
al to vaak tot rhcumatiek, spit, sleenvor*
ming, ontsteking van do nieren of blaaa,
nierwaterzucht. Zelfs ongeneeslijke kwa
len kunnen door verwaarloozing ontstaan»
Als uw nieren verzwakt zijn door zorgen
en overwerking, tocht, koude, epidemische
koorts, schadelijke bezigheden enz., wondt)
V din met vertrouwen tot Foster's Pillen.
Verkrijgbaar in apotheken en drogistza
ken h f 1.75 per flacon (geel étiket met
zwarten opdruk)". 674
(Nadruk verboden.)
Zendlampen.
Do bezitlers van lamp-ontvangers, zullen
zeker niet vermoeden, dat er met de zoo een-
voudig uitziende radio-lampen een energie
opgewekt kan worden, waarmede tiendui
zenden kilometers overbrugd worden. Zelfs
de uitvinders Fleming en de Forest hebben
nooit gedacht, dat cr uit het kleine glazen
balonnctje een toestel geboren zou worden,
dat zich zou kunnen meten met de besta
H. F. machines. Do zendlamp in haar legen-
woordigen staat is met recht het wonder de.
zer eeuw te noemen. Het is aan de con.
struclie van deze lampen, dat we een arti.
keltje zullen wijden.
Het Marconi-station to Carnarvon is uit.
gerust met een paneel met 60 zendlampen,
welke ieder een energie ontwikkelen van -é
K.W. Dezo zijn parallel geschakeld zoodat
met de verkregen energie zelfs Britsch-In-
diü gehaald wordt. Aan parallelschakeling
kleven eenige nadcclcn, zoodat men al spoe
dig trachtte de energie van één lamp op to
voeren. Tot 5 K.W. ging atles goed, maar
daarboven kwam men niet. Door de gewet,
dige warmle-ontwikkeling kon het glazen
omhulsel niet voldoende afgekoeld worden
en stuitten alle verdere pogingen hierop af.
De glazen ballon werd vergroot, zoodat de
uitstraling makkelijker kon plaats hebben.
Ook maakte men de omhulsels van sillies,
dat een véél hooger smeltpunt heeft dan glas.
Het probleem van groote lampen ligt in de
moeilijkheid van het afkoelen van de plaat.
De electronen verlaten den gloeidraad met
een betrekkelijk geringo snelheid, maar ko.
men met een groote snelheid tegen de plaat.
Bij de hooge plaatspanningen (10.000 volt
en meer) is het elcclronenbombardement ge
weldig. Bij niet voldoende afkoeling van de
plaat gaat deze spoedig gloeien en gaat er
een groot gedeelte van de nuttige energie
verloren. Het feit, dat de plaat in een lucht,
ledige ruimte slaat, maakt kunstmatige af.
koeling bijna onmogelijk. Eenige maanden
geleden ontdekte men een methode om dn
plaat in liet glas te smelten.
Doordat men steeds van de gedachte uit
ging dat de plaat van een metaal gemaakt
moest worden dat hotzelfde uilzeltings-
coöflicient had als glas cn platina het eenigo
metaal was dat dezo eigenschap bezat, heeft
men vroeger nooit proeven hiermede geno
men.
De Western Electric Co. heelt met een
speciaal systeem lampen gemaakt, die door
water afgekoeld worden.
groote oegen van het meisje op zijn gezidhi
gevestigd waren.
„U heeft eerlijke oogen", zei ze plotse
ting „Dat heb ik u vroeger al oens ge
zegd dien avond, toen ik u ontmoette in
uw huis... herinnert u zich dat nog? Ua
oogen zijn Engelsoh. Maar u is een Duit
scher, nietwaar?"
„Mijn moeder was een Iersche", zei Des-
mond en hij voelde zich een oogenbiik op
gelucht, nu bij één enkele maal de waar.
hcid had kunnen spreken.
„Ik heb een vriend noodig", hernam het
meisje droevig; „iemand, dien ik kan ver
trouwen. Maar ik kijk al rond en ik vind
niemand. U dient het Duilsolic Rijk, is het
niet?"
Desmond boog.
„Maar toch niet hel Huis Hohcnzollern
riep zij uit met een slem, die beefde van
hartstocht.
„Ik ben niet in persoonlijken dienst van
den Keizer, als dal i3 wat u bedoelt, ma
dame", antwoordde Desmond koel.
„Als u dus niet heelemaal zoo'n ijzeren
Pruis bent", hernam de danseres hartstoch
telijk, „kunt u onderscheid maken. Dan
kunt u begrijpen, dal er verschil is lusschen
werken voor Duitsctiland en werken voor
de persoonlijke belangen van zijn Vorsten."
„Maar dat spreekt toch vaneelt", ant
woordde Desmond. „Ik ben geen loopjongen
en ook nog geen detective. Ik beschouw mij
zelf als een Duitsch officier, die zijn plicht
doet aan het front. Wij hebben vete fron
ten, behalve het Wester- en Oosterfront,
Engeland is er één van."
...f
"(Wordt vervolgd