FEUILLETON. "1 HET PRUTTELKIND. ANEKDOTES. het aanrecht. Hij stapte nu eerst op den stoel en daarna op het aanrecht. Daar liep hij gemakkelijk overheen, den stoel met kussens met beide handen meenemend. Toen hij aan het eind van het aanrecht gekomen was, plaatste hij den stoel wat meer vooruit, vlakb ij de deur. Deze was gelukkig open en voorzichtig met zijn bee- nen tastend, voelde hij één der treden van de trap, die naast de keukendeur naar boven leidde. Vlug liep hij nu de trap op en in het volgend oogenblik riep hij uit het boven raam: „Hallo, Leentje!" „Lieve help!" riep Leentje uit. „Ben je er?! 'k Wou, dat ik daar ook al stond!" „Dat zal gauw genoeg gebeuren", ant woordde Arnold vroolijk. De zusjes en Anna hadden hem natuurlijk hartelijk verwelkomd. Anna vroeg echter dadelijk „Maar hoe krijgen we Leentje naar bo ven Zij kan nooit door bet raam naar bin nen klimmen!" „Ze zou zeker in het water vallen!" zei Nanda. „Denk je, dat wij de tob met Leentje er in op de hoogte van het raam kunnen trek ken V9 vroeg Arnold. „Het zou erg zwaar zijn!'" antwoordde 'Anna. „En Leentje zou er misschien uitvallen t" zei Elly met een angstig gezichtje. „Het is maar een klein eindje", begon Arnold weer, terwijl hij uit het raam leunde 'en naar beneden keek. „Wacht, ik weet wat!" riep hij eensklaps 'ait; „we zullen de keukentafel vóór het raam schuiven en er een stoel op zetten. We kunnen Leentje dan op dezelfde hoogte trekken, zoodat zij op het kozijn kan stap pen en vandaar op den stoel. „Prachtig! Prachtig!" riepen dé meisjes Maar Leentje wilde daar eeTst niets van <100ren. Arme LeentjeHaar waardigheids- gevoel had sinds den vorigen avond al zoo- lyeel geleden. „Ik opgetrokken worden in een wasch- jtob riep zij uit. „Het idee alleen al! iBn ik weet zeker, dat jullie me zouden, 'laten vallen!" „Maar al lieten we je vallen, dan zou jë je nog geen pijn d-oen!" zei Arnold. „De )tob zou natuurlijk op het water blijven drijven. Kom Leentje; er zit werkelijk niets •anders op!" Eindelijk liet Leentje zich toch door Ar nold overhalen en gaf zij zich gewonnen, fcij maakte het stuk van de waschlij.n, dat foog in de tobbe lag, aan de beide hand- fvaten vast, terwijl de anderen met nog 'meer stoelen gewapend naar beneden door FRANC1NE. J> y r fc) Suzé had gesnikt, alsof haar hart zóu bre ken en moeder gesmeekt haar plan te ver- uanderen. Maar vader en moeder bleven bij 'haar besluit. „Neen Suae", zeiden ze, „je hebt hier zoo" 'veel reden tot klagen, daarover mopper je 'immers altijd? 't is beter als je nu maar een poosje van huis gaat" Zoo kwam de dag die voor Suze's vertrek was bepaald. Vader bracht haar weg. Suze's verdriet had plaats gemaakt voor ©en gevoel van verongelijkt zijn. Heel in het geheim in haar hartje, beschuldigde zij -iedereen, ook zelfs vader en moeder niet uitgezonderd van onvriendelijkheid. Zij zag niet hoe moeder haar van achter ide gordijnen nakeek met betraande oogen fen den innigen wensch in liet hart dat haar Suze tot haar weer mocht keeren, als een sader, als een lief en vriendelijk meisje. De ontvangst bij Juffrouw Marks was heel vriendelijk, maar $uze had zich voorgeno men om alles naar te vinden, dus miste het zijn -uitwerking. Na een paar uurtjes nam vader aischeid en toen de deur achter hem dichtviel, be- greep Suze eerst goed dat zij nu van huis SO fltWn onder vreemden was. gingen en die in het water zetten. Van den eenen stoel op den anderen stappend, slaag den zij er in bij de tafel te komen en deze vóór het raam te schuiven. Daarna zetten zij er een stoel op. Beneden was dus alles klaar voor de ontvangst van de keuken prinses. Wat inu volgde, ging niet zoo gemakke lijk: het ophijschen van de tob met Leentje er in kostte heel wat inspanning. Zij lieten een stuk touw naar beneden zakken en Leentje knoopte dit vast aan het stuk, dat door de handvaten ging. Het andere eind maakte Anna aan een poot van een ledikant vast. Daarna trokken ze met hun vieren aan het touw. Intusschen zat Leentje zelf ook niet stil; zij zette zich met. de pollepels tegen den muur af. Plotseling voelde zij, dat er lang zaam beweging kwam in de tobbe. „Hoera!" juichte Arnold. „Het gaat!" „O, ik ben boven water en ik schommel zoo! Wees alsjeblieft voorzichtig!" riep Leentje. En onder het trekken en roepen haalden zij werkelijk de tobbe omhoog. M^ar juist toen Leentje op het punt was het vreemdsoortige vaartuig te verlaten en zich gereedmaakte op het kozijn te stap pen, trokken de kinderen waarschijnlijk niet sterk genoeg aan het touw en zakte de tobbe plotseling, gevolgd door een hevig geplas. „Oh! oh! oh!" gilde Leentje. „Ik vér- drink De kinderen holden geheel ontdaan naar het raam. Doch spoedig ontdekten zij tot hun groote verlichting, dat Leentje hoewel hevig geschrikt zich gelukkig niet bezeerd had, al waren haar kleeren heelemaal bespat. „Er is niets gebeurd, Leentje!" zei Ar nold. „We zullen het nog eens probeeren!" Leentje scheen daar eerst niet veel voor te voelen, maar begon er langzamerhand toch de noodzakelijkheid van in te zien, als zij ten minste in huis wilde komen. Daarom gaf zij eindelijk toe. Ditmaal ging het zonder ongelukken en slaagde zij er in, op den stoel te klimmen. Zij vergat daarbij niet haar pakjes uit de tobbe te nemen. Over de verschillende stoelen, die Arnold met een kaars voor haar verlichtte, be reikte zij de trap en zoo kwam zij boven. Dat was een blijde begroeting, die hierop s Volgde En nadat Arnold met zijn zakmes nog wat van de tong afgezaagd esn Leentje aan allen ervan uitgedeeld had, gingen zij naar bed om nog eenige uren te slapen. Een sleelsche blik wierp zij op juffrouw Marks. Die zou haar nu wel de les gaan le zen dacht zij en haar zeggen dat zij lief en vriendelijk moest zijn. Juffrouw Marks keek ook naar haar. 't Was alsof zij begreep wat het meisje dacht en haar oogen, die iemand zoo vrien delijk aanzagen antwoorden daarop en zei den: „Dacht je, dat ik je zou gaan beknor ren, *k denk er niet over hoor." „Kom, Suze," zei juffrouw Marks, „je koffer is hier gisteren al aangekomen, en 't is nog vroeg genoeg, zullen wij hem gaan uit pakken of ben je te moe voor de reis?" En tegelijk was het weer alsof haar oogen lachten en zeiden: „Zoo'n flink meisje is van zoo'n kleine reis toch niet moe? Toe Suus wees flink en vroolijk." Ondanks haar zelf voelde Suze zich door die oogen aangefrokken. Ze stond op en zei: „0, neen. juffrouw, ik ben niet moe, 'k wil graag mijn koffer uitpakken." „Dat is best, Suze," was het antwoord. „Maar één ding wil ik je zeggen (Nu komt het dacht Suze, nu gaat zij mij toch de les lezen). Het woord jufrouw wil ik niet meer van je hooren. !k Ben lang genoeg met je moeder vriendin geweest, en nu jij een poosje in mijn huis komt, sta ik er op dat je mij „tante" noemt, 'k Ben ook niet zoo erg vreemd als jij denkt, want toen jij nog maar een heele kleine peuter waart, heb ik je dik wijls genoeg op mijn schoot gehad, al weet jij daar niets meer van." Suze moest lachen. Zij had niet gedacht Toen zij wat later dan gewoonlijk - weer opstonden, begon het gebrek aan voed sel zich te laten gelden. Zij hadden alleen nog maar een stuk tong en toen zij zagen, dat het huis aan alle kant-en nog door het water omgeven was, scheen de mogelijkheid uitgesloten, dat iemand uit het dorp hun levensmiddelen brengen zou. „Ik moet in de tob naar „land" en daar na naar het dorp loopen. 'k Ben gauw weei terug!" zei Arnold. „Wat?! Weer in dat akelige, scbomme lende ding, Arnold V' riep Leentje ver schrikt uit. „Ja, er zit niets anders op. En met één is het natuurlijk lichter dan met twee. zal een touw meenemem. O, 't zal best gaan En zoo bereikte Arnold over de stoele. weer het keukenraam en de tobbe. Di; maal ging hij met den stroom mee ei zonder veel moeite bereikt© hij dan ook den goudenregen, waarin nog een stuk ton* hing. „Dat moet ik hebben!" mompelde hij ec •nadat hij met het touw, dat hij bij ziet had, de tobbe aan den boom vastgemaakt had, klom hij in den gouden regen. Dit ging echter niet zoo heel gemakkelijk, maar met eenige inspanning slaagde hij er toch in het stuk touw met bet blikje er aan U bemachtigen. Hij liet zich weer zakken, maar zag tot zijn onbeschrijflijke71 schrik, dat zijn vaartuig wegdreef! Hij wendde nog een wanhopige pogina aan, door met het blikje naar de tobh te gooien. Hij miste echter en steeds verde' dreef de boot weg, hem alleen in den gou denregen achterlatend. (Wordt vervolgd). Ingezonden door Marietje de Haas. Veilig. Heer „Zeg, eens kleine Frans, ben ji bang voor het onweer Fransje r „0, wel neen, want mijn vadsj is poliiie-agent." Ingezonden door Betsy Rijnders. Klant„Mijnheer, die kamferballen haV pen niets tegen de motten". Drogist„Hoe zoo Klant„Wel, mijn vrouw en ik zijn dei heelen morgen aan het gooien geweest er, mee, maar we hebben geen een mot kunnen raken". dat zij zóó spoedig in het nieuwe hui lachen zou. Samen met „tante" ging 2j naar boven. Een allerliefst kamertje, da uitzag op den tuin was voor haar ingerieb „Ziezoo, Suze," zei juffrouw Marks, „da' is jouw hokje nu. Maak het maar zoo geze! lig mogelijk en zorg dal je later met genoc gen aan dit kamertje denken kunt. Alles uii de koffer kreeg nu een plaatsje. En toen de leege koffer naar den zolder was gebrach' had Suze menig bekend voorwerp van huü door moeder's trouwe zorg ingepakt, or. zich heen. Toen het avond was zei juffrouw Mark ,,'k Zou vanavond maar vroeg naar bv gaan meiske, want al dat nieuwe en on?; wone maakt je moe. Dus beginnen we mo'j gen met nieuwen moed." Maar lang nog lag Suze wakker. 't Was haar al9 moest moeder nog bir nenkomen om haar dochtertje goedennacl te zeggen. Den volgenden morgen, 't was jui? zeven uur geslagen werd Suze gewe» door een kloppen op haar kamerdeur. „Suze, sta je op?", hoorde zij een sten vragen. Even was het Suze vreemd te moed'' Was dat moeder? Toen wist zij het alte weer. „Ja, juffrouw,.... tante, ik kom." ant woordde zij. CWordt vervolg#

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 16