5
v<
GDR Dl
1S-IDSCH
zJEUG
DAGBIAD
D
No. 4.
Zaterdag 28 Januari.
2
Vs
Anno 1924
*4~'1 '-f5 4 "4"' ~b' 4*'8 s'4";'4 p4*'1 '4*'4 4'e 4 "-"S"*1 '■4f4
Het Eiiand-Huis.
tb*
r 1
Naar het Engelsch van F. M. HOLMES,
Vrij bewerkt door C. H.
Of
HOOFDSTUK III.
De jengdige Zeeman.
>4,Het eerste, wat wij doen moeten, is
^lobeeren bij bet buis te komen", zei Ar-
lOld. „Ik zal door bet water moeten wa
den, Leentje.
„Ik kan het niet toestaan, Arnold, wer
kelijk, ik kan bet niet!" antwoordde Leem
t^e op beslisten toon.
old wist, bij ondervinding, dat als
>ntj e zóó sprak, zij niet tot andere ge
il te brengen was. Zij trad niet dik
wijls zoo op, maar wanneer zij het deed,
hielp tegenstribbelen niemendal.
„Maar boe moeten we dan bij het buis
j komen vroeg hij. „Waaht, ik weet
I watDat 's een praehtuitvinding 1"
„Kim je mijn pijl en boog krijgen, Kan-
da?" riep bij nu. „En het vliegertouw?"
„Waarvoor?"
I Om bet touw naar ons te schieten",
hiadde het antwoord. „Wind het af, bind
het ééne eind stevig aan den knop van
het raam vast en bet andere aan den pijl.
Als je daarmee klaar bent, schiet je den
pij] naar ons!"
|Pas op, dat je ons niet treft!'2 riep
C«entje verschrikt uit.
De meisjes gingen nu met de kaars van
bet raam wog en Leontje en Arnold wacht
ten in de tobbe op de dingen, die komen
[..Wat teuten zo toch zei Arnold even
,,Ik denk, dat ze de dingen niet
en vinden."
De meisjes bleven echter volstrekt niet
|«eo lang weg, als dit de bemanning der
"ttobbe wel voorkwam. Maar eindelijk
enen Nanda, Elly en Anna toch weer
het raam
„Ha 1 Ze hebben den pijl en boog 1" zei
•ntje met een zucht van verlichting.
Pas op", riep Nanda, „ik zou jullie
niet graag willen treffen
a Arnold en Leentje bedekten nu hun ge
richt met de handen en doken zoo diep mo
gelijk in de tobbe, als deze daartoe gele-
genheid bood Arnold proestte van het
lachen en zed, dat het heelemaal niet noo-
dig was, zulke voorzorgsmaatregelen te
nemen. Maar Leentje was erg zenuwachtig.
„Als de pijl in je oogen kwam. zou ik
het mezelf nooit kunnen vergeven 1" zei ze.
„Maar ik zou zoo graag eens willen zien,
•ïoe Nanda het deed," stribbelde Arnold
[tegen.
In bet volgend oogenblik riep Nanda:
„Nou, ik schiet!"
Zij schoot en de pijl kwam in het water
irecht, midden tusschen het huis en de
emdsoortige boot in.
„Ha I haha I" lachte Arnold hartelijk.
,1 die drukte voor niets!"
aarop riep hij luider:
'„Trek den pijl gauw terug. Nantf.i, en
|c'ud den boog hooger, als je weer schiet."
„En bind nog een stuk touw aan het
ihegertouw, als dat niet lang genoeg is",
|riep Leentje.
Onder veel gelach trokken de meisjes
den pijl nu naar zich toe en waagden zij
een nieuwe poging. Zij waren echter geen
beroepsboogschutters en deden bet opnieuw
verkeerd deden het zelfs nog verschei
den malen verkeerd.
Maar eindelijk kwam de pijl toch vlak
bij de tobbe terecht en riep Arnold zijn
zusje toe, het touw vooTal niet terug te
trekken. Geluikkig dreef de pijl in de rich
ting der tobbe en slaagde Arnold er in hem
met den haak van Leentje's onafscheide
lijke paraplu naar zich toe te halen.
Het touw was meer dan lang genoeg.
Arnold was een groot liefhebber van vlie
gers oplaten en beschikte over een heel
lang stuk touw. Zoodra hij het in zijn han
den hield, was er dus verbinding tussohen
degenen, die vóór hot raam stonden on
die in de tobbe zaten.
„Dat dunne touw zal ons nooit kunnen
houden!" riep Leentje teleurgesteld uit.
„Het zal zeker breken 1"
„Dat hoop ik niet!" zei Arnold opge
wekt'. „We moeten zoo hard mogelijk
roeien, anders beeft het touw te veel te
lijden."
„Nog niet trekken!" riep hij nu in de
richting van het huis. „Niet vóór ik het
zeg, Elly!"
Nu sneed hij het touw door, dat in den
goudenregen zat en de boot was dus vrij.
Daarop zette hij met de paraplu tegen den
boom af en schoot de tobe werkelijk voor
uit. En terwijl zij verder dreef, riep bij
tegen zijn zusjes, het touw langzaam en
voorzichtig in te halen. Zelf gebruikte hij
nu zijn pollepels weer ale roeispanen
Leentje werkte met haar paraplu en al
len deden dus moeite om het zwaar-bela-
den en onhandige vaartuig tegen den
stroom op naar huis te krijgen.
Dit was echter lang geen gemakkelijke
taak. De jeugdige zeeman zag zich genood
zaakt heel langzaam te werk te gaan en
zijn zusjes bovendien telkens toe te roe
pen toch vooral niet te hard te trekken,
op gevaar van het touw te breken.
Éénmaal brak het touw werkelijk, maar
gelukkig kon Arnold do lijn nog opvisschen
en knoopte Leentje de einden stevig aan
elkaar.
Arnold begon hoe langer hoe handiger
te worden met zijn zoogenaamde roeispa
nen. En het touw, dat maar net strak ge
houden werd, voorkwam, dat de boot af
dreef. Zoo stuurden zij op het huis aan, al
ging het uiterst langzaam tegen den
stroom op.
De maan ging nu onder on het zou nog
wel een uur duren, vóór de nieuwe dag
aanbrak.
Hoe we ooit in het huis komen, is mij
een raadselriep Leentje uit, nadat zij
den voorgevel gedurende eenige oogenblik-
ken nauwkeurig bekeken had. „We kunnen
niet door de dour clan zou het water
naar binnen stroomen en ik zal nooit
door de ramen kunnen klimmen 1"
„O, we zullen er wel op de één of an
dere manier inkomen, Leentje zei Arnold.
„We beginnen onze moeilijkheden al aar
dig te overwinnen."
Maar toen het hun eindelijk gelukt was,
de tobbe onder het raam te krijgen en Ar
nold zijn vreugde te kennen gegeven had
door luid: „Hoera!" te roepen, deed zich
een nieuwe moeilijkheid voor.
,,Hoe kan ik als 't mij ooit lukt doof
het raam te klimmen a-an den anderen
kant op den grond komen?" vroeg Leentj©
ontsteld.
„En de keuken staat nog wel vol wa
ter!" riep Elly uit het bovenvenster.
„Niet vol, Elly!" riep Arnold nu.
„Nee, maar Bet staat er toch vrij hoog,
evenals in do andere benedenkamers",
deelde zijn zusje mee.
„Och, och, hoe krijgen we dien vuilen
boel ooit weer sahoon klonk het als ver
twijfeld van Leentje's lippen.
„Laat mij maar eens kijken. Ik geloof,
dat wij door het keukenraam nog het best
naar binnen komen", zei Arnold nu.
„Voorzichtig, dat je niet in het water
valt!" riep de arme Leentje verschrikt uit,-
terwijl zij hem tegen het kozijn zag opklim
men. Behoedzaam schoof hij het raam op.
Gelukkig ging dit zonder ongelukken. Maar
toen hij eindelijk op bet kozijn zat en hij
zijn beenen naar binnen gewerkt had, zag
ook hij, dat hij niet op den grond kon ko
men. Het was vrij donker in de keuken,
maar toch zag hij het water glimmen.
Eén oogenblik overlegde hij bij zichzelf,
of hij den sprong maar niet wagen zou.
„Houd den kandelaar buiten het raam
Nanda!" riep hij, „dan kan ik beter zien!"
Nanda voldeed aan het verzoek van haar
broertje en boog zich met den kandelaar
in de hand uit het raam. Anna hield haar
daarbij stevig vast, zoodat zij niet in het
water kon vallen.
Arnold kon nu iets beter zien en riep uit:
„O, wat een vieze troep 1 Overal water
en Leentje's theemuts, de matjes, de droog
doeken en allerlei andere dingen drijven
er in rond. Het ziet er vreeselijk uitl"
..Wat moeten we doen?" riep Leentje^
die nog altijd in de tob zat en niet durfde
opstaan uit angst, dat ze kantelen zoiï.
„Och, helpen jullie me toch! Ik moet noo-
dig aan den gang en alles schoonmaken
„Ik weet zelf nog niet, hoe ik naar binnen
moet komen. Leentje!" riep Arnold haar
toe. De tafel staat te ver weg om er op te
kunnen springen en ik geloof, dat het water
erg hoog is.
„Och Arnold, spring toch alsjeblieft niet
in het water!" riep de arme Leentje ml
weer. „Ik kan het. bijna niet meer uithou
den in die schommelende tobKun je er
mij niet uithalen
„Ik zal je er zeker op de een of andere
manier uithalen, Leentje", antwoordde de
jongen. „Nanda, kim je misschien een stoel
en een paar voetkussens voor me neerlaten
om daar op te gaan 6taan
De meisjes bonden nu een stevig touw aan
de leuning van een stoel en lieten hem voor
zichtig langs den muur zakken. Arnold
greep de pooten en zette den stoel in het
water. Daarna kwamen de voetkussens
naar beneden en zette hij ze op elkaar op
den stoel. Zijn oogen begonnen langzamer
hand aan de duisternis te wennen en dit
was maar goed ook, want vóór de stoelen
en kussens neergelaten werdeo, was de
kandelaar weer binnengehaaJd.
Voorzichtig stapte Arnold nu op de kus
sens en vandaar kon hij met een grooten
stap op de tafel komen. Daarna zette hij
den stoel heel behoedzaam en zonder dat
één kussen er afviel, tusschen de tafel en