De Boon.
FEUILLETON.
HET PRUTTELKIND.
„Ert malrcTi Nan. Elly en Anna het alle
maal goed?"
„Uitstekend, maar Lom nu alsjeblieft-
gau-w mee, Leent je."
De oude gedienstige boog zich voorover
en legde de verschillende pakjes in de
tobbe.
„Zie raaar, hoe ze omlaag gaat door lvet
gewicht", zei zij.
„O, dat was maar even, nu is de tob al
weer in evenwicht", hernam Arnold. „Het
13 werkelijk de eenige manier oro over te
steken."
„Ja, ik wil het wel probeeren", klonk
het langzaam, ,>iiiaar ik ben bang, dat..."
Zij maakte haar zin tv et af, plantte haar
groote paraplu in bet water, leundè er
op en wilde éón voet in de tobbe zetten.
„O, 't gaat nietl" gilde zij, en ze trok
haastig haar voet terug.
,,'fc Gaat bestl" zei Arnold weer, „Je
deedt het juist zoo goed."
„Maar sag je dan niet-, boe da tob wan-
fcekJe?"
„O, dat ia nietsprobeer bet nog maar
eens."
Dn Leentje, die Arnold graag genoegen
wilde dóen en bovendien verlangde het
huis t«3 bereiken, probeerde het opnieuw^
•Zij steunde op haar paraplu en bracht lang
zaam haar rechtervoet naar voren om hem
in de tobbe te zetten.
Deze dreigde onder baar gewicht te kan
telen.
„Ob-oh-o-h- riep zij uit. „Ik verdrink,
'•ArnoldHaastig trok zij haar voet weer
terug. „Ik in een tob! Nee, 't gaat wer
kelijk niet!"
,/t Gaat best!" zei Arnodd weer. „We
kunnen er samen urtstokemd in. Probeer
het nog maar eens voor mijn plezier."
„Ik vind bet be>el aaadig van je, dat. Jé
Ihij helpen wait, Arnoid, maar in dat schorn-
melonde ding krijg j© mij nietl"
„Als je er maar eenmaal in bent, schom-
meit-ie niet. Leende. Kijk maar!" En bij
sprong in de tobbe. Eerst wankelde deze,
maar spoedig kwam ae weer in ©veaiwicht.
„Breng de pakjes maar aan j© zusjes,
Arnold. Dan hébben rij wat. te eten."
„Nee, zonder jou ga ik niet, Leentje",
zei hij GeÜflt, de tdbbe met touw, dat er
aan vastgebonden zat naar rich toe trek
kend.
„Wat zouden Vader en Moeder wel zeg
gen, als se mij in een tob zagen?"
„O, die zouden bet dOcdgewoGm vinden.
Kom nu, Leentje!"
„Nu. goed dan. Als w© omslaan, zal ik
je redden, Arnold.
En weer op haar paraplu leunend stap
te zij nu Werkelijk met den éénen voet na
den anderen in.
,,Praohtu> Prachtig!" juichte Arnold
„Zie je wel, dat we niet omelaan!"
Neen. zij sloegen niet om, maar Arnold
zou weldra tot de ontdekking komen, dnt
7.0 heelemaal niet gingen, want. de tobbe
zat vast aan den grond en moest afgestooten
worden.
Arnold deed dit met zijn pollepels en ver
zocht Leenlje hetzelfde met haar onafschei
delijke paraplu !•"- doen. De maan scheen en
gaf hun voldoende UchL
Na ijverige pogingen kwam de groole.
ronde lobb'? van den grond en dreef zij
eindelijk.
..Hoera!" juichte Arnold. „Nu naar het
Eiland-Huis!"
Maar al deed hij ook nog zoo zijn best, hij
kon het vreemdsoortige vaartuig met Kaar
zwaren last niet in de richting van het huis
krijgen* óf zijn pollepels waren te kort. óf
hij wist ze niet handig genoeg te gebruiken.
Langzaam dreef de stroom hen af.
Toen riep hij Leenlje te hulp, maar de
dikke Leentje verstond de kunst van een
b'oot ie besturen al evenmin als naar de
maan te vliegen. Hun vereende pogingen
boden misschien penigen tegenstand, maar
.zij slaagder. er toch niet in. de tobbe de
goede richting te geven.
„Ik zal Kei nog eens nroKeeren me! hel
fouw". riep Arnold eindelijk. ..Nan, Elly,
'Annal Help eens! Kijk goed uit naar het
touw!"
Nu slingerde hij Ket touw in de rïcKting
van, Ket huis, maar Ket kwam op een heel
andere plaats terecKf. Hij zag nu wel. dat
hij er liet raam. waar zijn Keide zusjes en
Anna. hef tweede meisje, vóór stonden, niet
mee bereiken kon.
,/t Geeft allemaal niefs!" zei hij mistroos
tig", terwijl hij weer op den bodem der tobbe
ging zitten. ,.We drijven weg. "We kunnen
Ket Kuis niet bereiken. Wat moeten we
doen?"
(Wordt vervolgd).
door C. H.
Op 6 Januari Driekoningenwas het
de gewoonte, dat Moeder een koek bakte,
een koek met een boon er in! En liet aar
dige hiervan was, dat degene, die de boon
in zijn stuk koek aantrof, dien avond tot
Koning of Koningin gekroond werd en bo
vendien van Vader een galden kreeg, waar
mee tie gelukkige winner of winster geheel
naar eigen g'oedvinden handelen mocht.
Dit jaar viel 6 Januari juist op Zondag.
Kon het mooier Het was de beurt vav
vroeg eten en Annie, Paul, Pietje en Jaap
vonden, dat het eigenlijk om vier uur al
avond werd en bet feest dus kon beginnen.
Nu, Moeder had daar geen bezwaar te»
gen. Reeds den vorigen dag had zij den
Driekoningen-koek gebakken, die prachtig
uitgevallen was en nu op de bovenste plank
der provisie-kast prijkte 'onder streng ver
bod, dat iemand er mocht aankomen of er
zelfs maar naar kijken mocht.
De provisiekast was dan ook op slot en
als Moeder er ia moest, deed zij de deur
maar op een kiertje open om heel vlug het
gewenschte er uit te halen.
Anders wa6 het 's Zondagsmorgens in de
provisiekast altijd zoo rustig, maar vandaag
scheen iedereen er wat uit noodig te heb
ben Jaap een touwtje om zijn „paard-op-
wieletjes" voort te trekken, Fietje wat
rozijnen om er „echt winkeltje" mee te
spelen, Paul een stukje oud brood voor zijn
goudvisschen en Annie wat apenootjes ora
aan het vogelhuisje te hangen. Daar kwam
Rika zelfs om een doosje schoensmeer vra
gen en dat op een Zondagmorgen! Nee
maar, zelfs Vader had wat uit de provisie
kast noodig: inkt!
Moeder zei lachend, dat zij het best be
greep: iedereen was immers nieuwsgierig
naar den geheimzinnigen koek. Doch Moe
der deed telkens weer zóó vlug de deur
achter zich dicht, dat niemand den koek
eigenlijk goed zag. Moeder "was allen te
slim af.
Maar eindelijk was het dan toch vier uur
en zou Moeder den koek bij de thee ver-
deelen.
„Wat een groote!" klonk het bewonde
rend, toen Moeder hem op tafel zette.
„Weet u, waar de boon zit?" vroeg
kleine Jaapje.
Allen lachten. Neen, dat wist Moeder ook
niet. 't Zou voor Moeder net zoo goed een
verrassing zijn als voor de anderen.
Gedienstig gaf Annie Moeder het brood
mes aan en vijf paar oogen waren vol span
ning op den koek gevestigd. Moeder legde
op zes bordjes een stuk, zender dat iemand
er aan mocht komen. Daarna moest Vader
„omstaan" en werden de stukken verdeeld
Jullie kent zeker het spreekwoord wel:
Poesjes, die muizen, mauwen niet. Maar ~]t
zou evengoed kunnen zeggen: Kinderen,
die een stuk Driekoningenkoek met de boon
eten, babbelen niet."
Muisstil was het in de kamer. Niet éón,
die een woord zei; aller aandacht was bij
den koek.
Maar nu moet ik jullie eerst vertellen,
dat de koek zóó groot, was, dat Moeder
nog maar de helft verdeeld had om later
de andere helft in zes stukken te anijdeo.
i door FRANCINE.
..Su2e, doe eens even open", riep jutfrouw
Boorsma van uit de huiskamer tot haar
V dochtertje, die, juist uit school gekomen in
de gang bezig «.as zich van hoed en mantel
te ontdoen.
„Ja, Moeder, meteen", pruttelde het meisje
terwijl zij haar taseh op den grond gooide
en haar hoed aan den kapstok hing, ,,'k Ben
i nog niet een3 goed thuis", voegde zij er
zachtjes aan toe, „of ik moet al weer open
doen".
Weer ging de bel over.
„Suze, ga dan toch", riep moeder, „ik zit
met kleine zus op school, je laat de men-
srhen veel ta lang wachten".
Nu ging Suze dan toch.
Even later kwam zij de huiskamer binnen
en legde verschillende pakjes op tafel neer.
„Het is de kruidenier maar", zeide zij.
„Foei. Suze", sprak juffrouw Boorsma,
..hoe dikwijls heb ik dat al gezegd niet zoo
onaardig over de menschen te spreken. Je
moogt niemand lang buiten laten wachten,
en breng nu dadelijk die pakjes naar de
keuben, ie weet best, dat die niet llier
moeten zijn".
Met een ontevreden gezicht nam Suze de
pakjes weer op en verliet de kamer, zonder
baar kleine zus, die op moeder's schoot zat
te lachen, ook maar één blik waardig te
keuren.
Moeder zuchtte. Hoe moest zij het toch
aanleggen om van haar dochtertje, die altijd
mopperde en altijd pruttelde, een vriende
lijk en hulpvaardig meisje te maken? Suze
was nu al bijna veertien jaar. Over een paar
weken zou zij van school komen, en wat
dan met haar te beginnen? Moeder wist het
waarlijk niet.
Was Suze Hef en hulpvaardig geweest,
dan was het eenvoudig genoeg. Wat zou zij
dan in een huis een heerlijke hulp voor
moeder kunnen zijn, voor moeder, die alles
zelf deed en dus best een beetje hulp kon
gebruiken.
Langer op school blijven en b.v. onder
wijzeres worden wilde het meisje evenmin.
„Neen hoor", had zij gezegd, toen vader en
moeder het haar gevraagd hadden, ,,'k zal
blij zijn als ik van school af ben. niemand
van de meisjes houdt van mij en de juffrouw
is alléén voor mij onvriendelijk".
Hoe dikwijls hadden vader en moeder hel
haar al onder het oog gebracht, dat dit niet
zoo was. maar dat zij door haar eigen on-
vriendeliikheid ieder van zich afstootte.
Terwijl juffrouw Boorsma aan dit alles
dacht, was de bel weer overgegaan. Suze
was nog niet weer binnengekomen, daarom
riep moeder haar toe, dat zij nog eens moest
open doen.
Ditmaal was het Karei, haar broer, die
van het kantoor thuis kwam. Karei was een
leuke, vroolijke jongen van achttien jaar.
Toen 'hu zusje op een keer, om een kleinig
heid eens erg had gemopperd, had hij ge
zegd: „Suus, weet je hoe ik jou voortaan
noemen zal?"
,,'t Kan mij niets schelen", had het meisje
geantwoord.
„Maar 't zal het je toch vertellen", had f
Karei weer gezegd, ,,'k noem jou voortaan
het nruttelkind". en zoo dikwijls als je zoo'n
leelijk gezicht zet, zul je 't van mij hooren.
Thans deed Suze hem open, met zooals
gewoonlijk een ontevreden, onvriendelijk
gezicht.
„Zoo, pruttelldnd", begroette Karei haar,
„is het weer zoo?"
Suze antwoordde niets, maar begaf zich
naar haar kamertje, waar zij aan baar
schoolwerk begon.
Een maand was er verloopen en sinds een
tweetal weken bevond Suze Boorsma zich I
thuis als „moeder's hulp".
Toen zij voor de laatste maal van school
thuis kwam, hadden vader en moeder o zoo S
vriendelijk en toch tegelijk zoo ernstig met
haar gesproken.
„Suze". had vader gezegd, „nu ligt dat
tijdperk van schoolgaan achter je. Nu hoor
je thuis bij moeder. Moeder wil je alles lee-
ren van de huishouding en van naaien,
maar toe Suus doe jij nu je best, om die on-
vriendelijkheid van je af te leggen. Tracht
vroolijk en opgeruimd t» zijn en mopper niet
dadelijk bij iedere kleinigheid. Dan zal jej
moeder waarlijk tot'hulp zijn en kleine zus
zal het dan óók prettig vinden als jij nog
eens roet haar speelt." (Wordt verreisd)