VOOR DE JEUGD ÏB-IDSCH DAOB1AD No. 1. Zaterdag 5 Januari. Anno 1924 Bobby en Baby. Kunstje. «■a Oudejaarsverhaal, vrij na verteld door HERMANNA. Bobby en Baby waren tweelingen Ze woonden op no. 11 van een rij kleine hui- ,zen, die zóó op elkaar geleken, dat 't niets bijzonders was, als er op een theevisite de een of ander vroolijk naar binnen kwam 'slappen, ora dan, plotseling, vuurrood van verlegenheid, weer achteruit te deinzen met ;de geprevelde verontschuldiging„Och. neem me niet kwalijk 'k dacht, dat ik hier woonde Baby was de parmantigste van de twee, ^ofschoon zij een meisje was. In lengte ver schilde ze niet met haar broertje, o heden Ineen, ze groeide helaas even sterk. Dit gaf 'Baby vaak een schuldig gevoel, sinds ze Moeder over te korte mouwen en uitge groeide broekspijpen had hooren zuchten en op een avond Vader en Moeder over hun zor gen had hooren praten. Natuurlijk hadden Vader en Moeder samen gesproken in de groot e-menschentaal, waarvan Baby de helft niet begreep. Vader en Moeder dachten, dat 'de andere helft ook zoo onverstaanbaar voor haar was als Latijn, maar Baby's liefheb- ibend hartje was scherpzinnig en voelde wel. wat haar hoofdje nog niet vatte. Een feest was 't voor de tweelingen, als Oom Frans tweemaal per jaar „zoo maar eventjes" uit Amerika overkwam. Sommige Ooms en Tantes verwonderden zich altijd over den eetlust van hun neefjes en nicht* |es. Oom Frans niet I Als hij no. 11 bij rijste brij of Jan in den zak verraste, maakte dit 'geen verschil voor hem. „Komaan, jullie, jonge vogeltjes, lusten wel wat", zei hij, zoo igauw de tafel opgeruimd was „we moeten 'dus maar eens zien, of we hier of daar niet een wormpje kunnen oppikken I" F,n dan stapte hij met Bobby en Baby, ieder aan een arm, recht toe, recht aan naar toover- -land, den deftigen banketbakkerswinkel op de markt, waar de kinderen hun hart aan 'allerlei heerlijks moesten ophalen. Al9 er dan ook nog een doos vol lekkere dingen naar no. 11 werd gezonden, was hun geluk volmaakt. Oom Frans kon ook goochelen, hij goochelde soms zoo maar kwartjes in jo handen of in je zakken. „Daar", zei hij dan, „ga nu maar gauw een mooien vlieger koo- pen 1" Goeie Oom Frans 1 Hij had er geen flauw vermoeden van, hoe hoog die vliegers wel in de lucht hingen, onbereikbaar hoog De kwartjes werden omgezet in nieuwe voorzo len, hieltjes, neusjes of wel voor de variatie in een nieuwe lei, een spons, een zeemleeren lapje. Op zekeren dag, vlak na Kerstmis, kwam Bobby thuis van een boodschap. Baby wachtte hem aan de voordeur met een stra lend snuitje. „Oom Frans is er", zei ze, „en Moeder is zóó blij Ze schreide. Ik geloof, dat Oom Voeger niets wist van Vaders en Moeders zorgen", dit zei ze heel gewichtig fluiste rend - „maar nu weet hii het en wil ons helpen. Denk eens aan. Bob, we hebben elk twee rijksdaalders gekregen I Neen, je mag niet naar binnen we moeten in de gang blïjyen", x- „Nou", sprak Bobby, terwijl hij naai zijn schoenen keek, „mijn teenen zijn er haast door en" „O, o 1" riep Baby uit, terwijl ze in de handen klapte, „domme jongen, die rijks daalders zijn nu eens van ons, we mogen er mee doen, wat we willen heusch waar l Oom Frans zei „O m 't j a a r b 1 ij t e b e- sluit e n". Dat heb ik goed onthouden." „Schei uit", zei Bobby eerst, „wat klets jij 1" Maar toen hij eindelijk begreep, dat 't waar was, niettegenstaande 't onmogelijk waar kon zijn,toen slaakte hij een diepen zucht en zei, na een oogenblik van nadenken „Ik ga er kippen voor koopen en dan verkoop ik later de eieren weer. En jij?" „O, 'k weet 't nog niet't kwam ook zoo onverwacht Misschien een schrijf-cassette en een verfdoos en een broche IMaar zie je, Bob, ik koop die dingen nog niet in éênen, ik wacht tot Oudejaar. Oom Frans zei „O m 't jaar blij te besluit e n". Dat 's ook veel leuker, dan behoef ik mijn geld nog niet dadelijk uit te geven". Ja, dit vond Bob toch eigenlijk ook. „En wat éénig", vervolgde Baby, „dat we nu tot Oudejaar toe winkels kunnen kijken en alles vast uit kunnen zoeken, 't Zal net zoo prettig wezen als 't koopen zelf". In de nu volgende Decemberdagen gingen de tweelingen winkels kijken, maar héél anders dan vroeger I T 0 e n keken ze naar al 't uitgestalde moois met een hongerig, be- geerig gevoel in hun hartjes, dat nog sterker werd, naarmate ze er van overtuigd wareu, dat ze 't nooit hun eigendom zouden kunnen noemen. N u bekeken ze alle3 met een zelf bewust air, dat hun grappig genoeg stond. Als ze maar wilden, zie je, dan konden ze den winkel ingaan en dit en dat aanwijzen om voor hen in te pakken geld genoeg, ja zeker 1 Hoor maar. hoe 't rammeldeZe mochten op die tochten ieder twee. kwartjes van hun schat in den zak hebben de rest bewaarden zij op him kamertje in een doosje, 's Avonds in bed ging 't nóg leuker. Dan kochten ze in hun verbeelding hoopen en hoopen dingen, nog véél meer dan over dag voor de winkels staande Bobby deed uitsluitend in beesten kippen, duiven, eek hoorntjes, konijnen, marmotten, witte mui zen, papegaaien, vossen, angorapoesen, ook honden, een beer, een raaf en een gedres seerde kangoeroe. die de buurt met zijn kun sten zou vermaken. Baby echter „kocht" boeken, broches, kettingen van parelen, mooie zakdoekjes, kanten kragen, albums, en ze liet haar portret ten voeten uitmaken, en een hollen tand met goud vullen, o, en nog veel meer illusies maakte ze voor zichzelf tot werkelijkheid. Zoo werd 't 31 December. Moeder vond 't goed, dat ze elk op zichzelf boodschappen gingen doen om „het jaar b 1 ij te ein dige n". 't Was zes uur, toen Baby weer thuis kwam. Bobby, die op den uitkijk had ge staan, deed haar open. „Heb je niets bij je vroeg hij verwon derd naar haar leege handen kijkend. ,,'t Komt", antwoordde zij vroolijk. „Hij woog 10l/a pond en 't pond kostte 50 cent, maar ze hebben dat halve pond maar niet gerekend 't Is een baas, hoor I" „Hè riep Bobby, die er niets van be greep. »Ja", lachte Baby, „toen ik in de winkel straten kwam, gaf ik toch eigenlijk niet zoo veel meer om al die mooie dingen. Daarom heb ik maar wat voor Vader en Moeder ge kocht een kalkoen, om vanavond op te eten". „Heb je ooit", riep Bobby uit, terwijl hij zich op zijn knie sloeg. „Had ik maar gewe ten, dat je niets voor jezelf zoudt koopen, dan zou ik wat beters voor je mee hebben ge bracht. Hier, pak aan 't Heeft 30 cent ge kost". „O", zei Baby en ze gaf hem een zoen „dank je wel ik wou juist zóó graag een broche hebben en dit is een beeldje Ze probeerde dadelijk, hoe de broche op haar jurk zou staan. „En wat heb je nog raser gekocht Kippen „Neen, een een ezel, of eigenlijk maar een stuk er van". En toen Baby hem ver baasd aanstaarde, vervolgde hij hakkelend en v/at verlegen „Doortje's moeder sjouwde zoo met haar waschmand en toen ik haar hielp, vertelde ze me, dat haar ezel pas ge storven was en ze wel een nieuwen wist, maar die f 20 moest kosten en ze had maar f 15.30. Nou, entoen hield ik net nog 30 cent over." „Maar, maar o Bob, dan heb jij nu niets". „Wat zou dat Ik krijg zoo vaak wat", zei haar broertje onverschillig, maar Baby knipte verdacht met de oogen, zij vond 't toch erg sneu. Dien avond, zo waren héél laat opge bleven en hadden 't jaar héél blij geëindigd met Vader en Moeder en Oom Frans stonden Bobby en Baby met stralende ge zichtjes bij hun kastje boven, elk met hun bewuste doosje in de hand, dat nu niet meer leeg was 1" „Ze zijn er weer en en er zijn er nog twee bijgekomen", stamelde Baby. „o Bob, vier rijksdaalders en er ligt een pa-, piertje bij „Om 't jaar blij te beginnen", staat er opBob dan toch 1" „Ja ja bij mij is 't net zoo", hak-» kelde Bobby. „Oom vertelde vanavond van too venaars; zei Baby, „ik geloof er niet aan maar maar.Zou je denken Maar Baby liet hem niet uitspreken. „Stil eens even", riep ze „hoor Oom Frans eens onder aan de trap lachen Wat zal hij ver rast zijn, als we 't hem vertellen Kunstje met een geldstukje. Hiervoor heb je een kwartje noodig, waaraan, je een lang, fijn, liefst blond haar met een kleön beetje was bevestigt. Dit geldstukje leg je op den bodem van een drinkglas, dat jo vóór je op tafel zet. Het haar moet je ongemerkt onder den iand der tafel vasthouden, terwijl je met- de grootste aandacht in het gilas kijkt. Nu vraag je aan het geldstukje, het kei: 11 Wil je ons ©enige vragen beantwoor den 1" Het geldstukje beweegt zich dan lang» zaam tot aan den rand van het glas (na tuurlijk doordat jo zachtjes aan bet haav trekt) en gaat dan weer omlaag. „Dat beteekent „ja", zeg je.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 13